K». rïöss.
LEIDSCH'DAGBLAD, ZATERDAG 20 JANUARI. - TWEEDE BLAD.
Anno 1900
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Vixeu en Korie.
Do „Amhomschc Courant" zegt-,
dat do motio, door mr. Van der Vlugb den
?3sten December in do Tweede Kamer inge
diend: „De Kamer, van oordeel, dat de Ro-
geering 200 spoedig mogelijk behoort ge
bruik te maken van de openstaande gele
genheid om Nederland te doen toetreden
tot de Kernen Conventie, gaat
over tot do orde van den dag," blijkbaar
steun vindt in nagenoeg allo partijen. Toch
is liet naar haar inzien nog steeds een
open vraag, of voor Nederland toetre
ding wcnschelijk is fco achten, welko zij
alunog geneigd is ontkennend tte» beant
woorden.
Met het hoofdbeginsel der Conventie,
zooals d?„t in den considerans is uitgedrukt
bescherming van de rechten van auteurs
op hun letterkundige en artistiek© werken,
kan het bflad zich ton volle vereenigen,
maar dat dit doel bereikt wordt door de
Berner Conventie en in haar bepalingen
voldoende rekening gehouden wordt met
Nedcrlaiidsche belangen, kan zij niet toe
geven.
„In het algemeen betwijfelen wij zeer,"
7.00 schrijft het blad, ,,of het vooropgestel-
do doel door wettelijke regeling zelfs wel
to bereiken is. Het is hiermodo in zeke
ren zin als met do octrooien van uitvin
ding, waartegen principieel nauwelijks
iemand gekant kan zijn, maar welker be
scherming langs wettelijken weg op grooto
bezwaren afstuit en in de practijk tot al
lerlei moeilijkheden cn zelfs onbillijkheden
aanleiding geeft. Feitelijk toch beschermt
de Bemer Conventie niet, en evenmin
onze auteurswet trouwens, den schepper
der gedachte zeiven, wel echter den uitgo-
vcr van het werk van den auteur tegen
andero uitgevers; niet de intellectueel©
eigendom in strikten zin wordt beschermd,
maar het mercantiele belang van l.-n, die
den eigendom verkregen hebben van de
vrucht van anderer intellectueelen arbeid,
en tob welken prijs vaak die eigendom ver
kregen wordt, 13 bekend uit de lijdensge
schiedenis van tal van letterkundigen en
componisten, die later tot groote beroemd
heid gekomen, in den aanvang hunner car
rière, door den honger gedwongen, vaak de
vernederendste voorwaarden hebben moeten
aannemen om voor hun werk de onmisbare
publiciteit te verwerven. In weerwil van
do schijnbar» overeenstemming tusschen de
bescherming van den letterkundigen en ar-
tistieken arbeid en van den handenarbeid
van den werkman door arbeidswet cu door
wettelijke bepalingen omtrent het arbeids
contract, staat in beide gevallen de zaak
inderdaad geheel verschillend. Arbeidswet
en wettelijke regeling van het arbeidscon
tract beschermen den arbeider tegen uit
buiting door werkgever of exploitant, de
auteurswet en do Berner Conventie bescher
men den exploitant tegen de concurrentie
van andero exploitanten, en nu is zeer stel
lig waar, dat daardoor die exploitant (do
uitgever) in staat gesteld wordt den gees
telijken werkman een kooger loon to betalen
dan hij onbeschermd zou kunnen toestaan,
hij wordt daartoe niet gedwongen en zoo be
let de zoogenaamde bescherming van
den intellectueelen eigendom niet, dat de
geestelijke werkman, als do oeconomisch
zwakkere, nagenoeg rechteloos staat tegen
over zijn werknemer."
Toch zou, meent de „Amli emschc
C o u ran t", ter wille van de bescherming
der reproductie van de vruchten van intel
lectueelen en artistieken arbeid, ccn in eer
nationale overeenkomst reeds aanbevelens
waardig wezen, mits daarbij zorgvuldig
worde rekening gehouden met de zeer uit
een loopende belangen der oontracte?rende
partijen.
„Dit nu" zegt het blad, „is bij de Con-
Vionti© van Bern niet in acht genomen, ten
opzichte van Nederland speciaal op één
punt, reeds van genoeg beteekenis alleen
om Nederlands weigering tot toetreding tot
die Conventie to rechtvaardigen.
Do Berner Conventie berust op recipro
citeit: in alle landen, die tot Waar toege
treden zijn, zijn den auteurs, of juister hun
rechtverkrijgenden, wederkeerig geheel de
zelfde rechten gewaarborgd, en evenzoo
rusten wederzijds op hen gelijfc© plichten.
Deze formeelo gelijkheid schept evenwel 'n
feitelijke ongelijkheid, vooral voor een
klein land als Nederland, met een beperkt
taalgebied, zooals helderder ©n overtuigen
der dan door ons zou kunnen geschieden,
is aangetoond door mr. J". E. Vecgens, on
zen tegenw00rdigen minister van landbouw,
enz. (In 1895 in een advies, uitgebracht
aan en uitgegeven door do Vereeniging ter
bevordering van de belangen des Boekhan
dels, en in 1896 in een artikel in
Gids" in de September-aflevering van dat
Gids" in do September-aflevering van
dat jaar-)"
Na een resumé te hebben gegeven van het
betoog van mr. Veegens, die daarin een
uiteenzetting geeft van zijn meening, dat
bet prijsgeven der vrijheid van vertaling
noodzakelijk tot gevolg zou hebben, dat de
verspreiding van kennis onder talrijke
klassen der bevolking belemmerd werd,
schrijft heb blad:
„Do opheffing van de vrijheid van verta
len van vreemde werken is liet groote, zoo
niet zelfs hot eenigo bezwaar tegen toe
treding tot de Berner Conventie, omdat
dit wezen zou in volstrekten strijd met heb
nationaal belang, zonder dat daartegenover
voor Nederland eenige compensatie staat.
Ware het mogelijk liet offer dezer vrijheid
te ontgaan, ook wij zouden, ondanks andere
bezwaren van geringer beteekenis, trou
wens bij elke overeenkomst geeft men on
vermijdelijk een deel zijner vrijheid prijs 1
van ganscher harto ons voegen bij hen,
die op aansluiting aandringen, want we-
derzijdsche bescherming tegen nadruk, te
gen de reproductie of de uitvoering van
kunstwerken achten ook wij wenschelijk,
zelfs een eiseh van billijkheid en recht.
Maar daaraan staat nu juist do Berner
Conventie, helaa-sin den weg, omdat zij
het sluiten van afzonderlijke tractaten be
let, waarbij billijkerwijze rekening gehou
den kan worden met do uiteenloopend© be
langen van partijen. Zelfs is zij een onover
komelijke hinderpaal voor een noodzakelijke
aanvulling en verbetering der letterkundige
conventies, door Nederland gesloten met
België, Frankrijk en Spanje vóórdat de
„Association littéraire et artistique interna
tionale", gedreven door de grootore Staten
met gansch andero belangen dan de kleine,
d> voor do meeste dezer laatste nadeelige
Berner Conventie in het leven riep. Voor
Nederland daarom is zij naar twee kanten
een kwaad."
„De Nieuw© Courant" bespreekt
het artikel van do „Arnhem sche
v-/0 u r a n t."
Het blad merkt op, dat ook naar laatst
gemeld blad het bezwaar tegen toetreding
van Nederland tot de Berner Conventie
uitsluitend gelegen is in art 5. dezer Con
ventie, regelende het vertalingsrecht.
„Een gevolg van de Conventie, dab de
„Arnh. Ct." zelfs heelemaal niet noemt,
is, dat do auteur in den regel in staat zal
zijn zijn medezeggenschap te oefenen in en
toezicht te houden op de vertaling van zijn
arbeid. Dit is een overwegend artistiek cn
literair belang, dat voor zeer velo auteurs
tegen het materieel© opweegt. Thans kan
iedere vreemdeling gelijk gij het zijne
uw werk verknoeien en verminken naar
hartelust en gij staat op het titelblad als
do schuldige!
De „A r n b. C t." beweert, dat bet niet
om do vraag gaat of Nederland ten aan
zien van den letterkundigen en artistieken
eigendom den vreemdeling zou willen wei
geren wat hot den landgenoot waarborgt.
Daar gaat het echter wel degelijk om, niet
uitsluitend, maar voor een groot deel.
Want wat hebben wij aan do edelmoedige
bereidwilligheid onzer hardnekkig© tegen
standers der Berner Conventio, om door
middel van special© tractaten aan auteurs
van bepaalde landen dezelfde rechten te
vorleenen als de onzen genieten indien
wij zien, dat dergelijke tractaten eenvou
dig niet gesloten worden, dat onze Regee
ring er geen vinger voor uitsteekt en te
recht, wijl zij van den vreemden Btaafc
hoogstwaarschijnlijk ten antwoord zou kr«j-
gen: Er bestaat een Berner Conventie;
sluit u daarbij aan 1 Zoo blijven de vreem
de auteurs to onzent reohtloos enonze
auteurs in den vreemde eveneens.
Het is zonderling waar te nemen, welk
een geringschatting dit belang ondervindt
van den kant der tegenstanders van do
Conventie. Daar durft waarlijk de „A rn h.
C t."' nu nog aankomen, als argument, met
de tien jaar oudo „G i d s"-bewering van
mr. Veegens, dat „de vertaling van een
Nederlandsch werk in een vreemdo taal
zulk een betrekkelijke zeldzaamhoid is,
dat er min of meer als een phenomeen in
do pers melding van pleegt te worden ge
maakt." Is het baar dan geheel onbekend
hoe mot name in Duitschland bet aantal
vertalingen uit het Nederlandsch van jaar
tot jaar toeneemt en dit ondanks het feit,
dat geen wet zo beschermt en de Duitsche
uitgevers dus huiverig zijn ze to onder
nemen
Het hoofdbezwaar van de „Arnh. C t."
is, naar ons voorkomt, hierin gelegen, dat
de toetreding tot de Berner Conventie
voor Nederland wel foi'meele gelijkheid,
maar feitelijke ongelijkheid zou schoppen,
wegens do beperktheid van ons taalge
bied, Heeft men dan ooit vernomen, dat
de Skandinavische landen, dio onder dit
opzicht geheel in dezelfde omstandigheden
verkeeren als ons land en waarvan Noor
wegen reeds meer dan tien jaren geleden
is toegetreden, hiervan nadeelige gevolgen
ondervinden
Ook voor het overige bepaalt het blad
©r zich toe de oudo argumenten van mr.
Veegens opnieuw te resumeeren, waaron
der gelijk men zich misschien herin
nert „de volksovertuiging hier to landn"
en „het algemeen belang van do vrijheid
der uitgevers" een voorname plaats beklco-
den. Dit alles is zoo herhaaldelijk weerspro
ken cn naar wij mèenen ook weerlegd, dat
wij er hier het zwijgen toe kunnen doen.*'
Ten slotte verwijst „De N ie uwe Cf."
naar hot pleidooi van den heer Herman
Robbers voor do aansluiting van Neder
land bij do Berner Conventie ïd „Pro en
Contra".
Volledigheidshalve volgen hier alsnog
de meemingen van ,,D e Residentie
bod o" cn „De Nederlander" over
hot door minister Kraus gevraagd©
verlof.
„D e Residentiebode»" vindt het
geval heusch zoo erg niet.
„Of de moties een halfjaar eerder aan
genomen of verworpen worden, doet wei
nig ter zake. In liet laatste geval heele
maal niets. In hot eerste geval moet men
niet meenen, dat bij, den staat van, ons
financieel evenwicht, al is ee»n motie aan
genomen, het lot van het telegraaf- en
spoorwegpersoneel daarmede aanstonds
verbeter is of onze treinia voor rekening
van den Staat geëxploiteerd worden.
Daartoe- is wezenlijk, Meer noodig clan
een motie. Bovendien hangt heb Departe
ment van Waterstaat zoo eng samen met
het nieuw ingestelde» Ministerie door ver
bintenis van jarenlang her, dat het be
stuur gevoeglijk ©enigen tijd door den Mi
nister vam Landbouw, enz., kan gevoerd
worden, die, blijkens zijn presidentschap
der Spoorwogenquébe, waarlijk geen kind
ijj in spoorwegaangelegenheden.
Indion dus minister Kraus wezenlijk
zoo'n bekwaam ©n practisch man is als
van hem beweerd wordt, dan vinden wij
het zoo org niet, dat hem verlof gegeven
weid, om een vóór zijn optreden
bestaande overeenkomst met een vreemdo
mogendheid af to wikkelen.
Ware het een nieuwe verbintenis, aange
gaan t ij dons zijn ministerschap
clan zou het natuurlijk boel wat anders we
zen.
Vreemd vinden wij alleen in dit geval,
dat men blijkbaar met de zaak niet voor
don dag dorst te komen, toen de Tweede Ka.
mer nog bijoen was cn dit snuifje het eerst
aan de overzijde van het Binnenhof pre
senteerde."
Ten Elotto uit dit Katholieke blad de on
derstelling, dab wanneer dr. Kuyper of een
zijner ambtgenooten indertijd zich een der
gelijke „snoodheid" had durven veroorlo
ven, de kalrno afkeuring van thans voor
„wilden krijgszang" zou hebben plaats ge
maakt.
Ook „De Nederlander'1 is van
meening, dat men zich hier voor overdrij
ving behoort te hoeden.
„Do voorstelling, die sommige bladen
geven alsof er iets vernederends voor 011s
land in het geval zou liggen, omdat een
minister tijdelijk in dienst van een vreemae
Regeoring troedt, schijnt ons niet juist.
Do heer Kraus is de maanden, dat hij
in Chili verkeert, non-actief als minister.
Als particular voltooit hij een taak, die
hij als particulier begonnen is.
Men mag aannemen, dot het onvoltooid-
zijn dier taak op het oogénblik, dat hem
een portefeuille wend aangeboden, een oor
zaak van ernstige aarzeling heeft uitge
maakts doch' dab hem ia geantwoord: in
het uiterste geval (zoo uw mede-contrac
tant u niet loslaat)' vraagt ge eenige maan
den verlof cn treedt tijdelijk de toestand
wedor in, die reeds zoo lang bestaan heeft:
combinatie van Waterstaat, Landbouw,
Handel on Nijverheid,
Aldus stellen wij het ons voor, terwijl wij
ons daarbij do mogelijkheid denken, dat do
kano op het intreden va,n dit uiterst© geval
niet groot werd geacht.
In hoever een dusdanige houding van do
zijde van den Kabinetsformateur verde
digbaar is, hangt mede af van de vraag,
in hoever do beer Kraus boven allo be
schikbaren bij uitstek voortreffelijk word
geacht voor do portefeuille van Waterstaat.
Deze minister mag, van verlof terugge
keerd, wel e'en van de bovenste plank blij
ken, wil do houding van den heer Borg©
sius ecnigszins rechtvaardiging vindon.
Practisch zal het verlof de minste schade
doen, wanneer er tusschen de ministers
Kraus en Veegens cp do voornaamst© aan
hangige waterstaatspunten en homogeni
teit bestaat, zoodat de laatst© met
gezag kan spreken en handelen, zonder
vrees, d-b straks de continuïteit zal wor
den verstoord. Wanneer dit het geval ia,
zal do voorbereiding van sommige zaken
niet onder heb verlof behoeven tc lijden,
al blijft natuurlijk voor andero onderwer
pen het nadeel, dat de heer Kraus eeni
go kostelijko maanden verliest om or zich
in to werken, waaruit vanzelf ongcwenscli-
t© vertraging moet ontstaan. Dit klemt
te meer, waar deze minister tijdens het
jongste begrootingadebat bijzonder mild
was met vage toezeggingen van „on
derzoek"- en „overweging," toezeggingen,
die hij nu waarschijnlijk in do aanstaande
December maand' op menig punt zal moe
ten herhalen.
Dc nadoelen van deze vijfmaandscho
afwezigheid zijn natuurlijk nog meerdere.
Het groob?t© nadeel zou ons wel toe
schijnen het gestald© antecedent."
In beschouwingen van ee.n burger over
onze landsverdediging in „Hot
Vaderland" zegt hij o. 111.
Mocht eens Duitschland neiging
gevoelen om langs de Maasvallei door Bel
gië Frankrijk aan tc vallen, dan kunnen
wij wel een kooge borst opzetten, maar
het zal ons niets geven tegenover den
veel sterkeren vijand, terwijl het land cn
do bevolking er oneindig veel beter aan
toe zullen zijn, als cr niet gevochten
wordt, dan wel.
Heb komt ons voor, dat daarenboven do
gevolgen voor ons land veel gevaarlijaer
zullen zijn bij een cenigszina krachtige,
hoewel nuttelóoze poging om do Duitschers
tegen to houden, don j een welwillende
onthouding onzerzijds, al mochten wij dan
ook al liet misnoegen onzer Zuidelijke bu
ren em Frankrijk ons op den lials Ralen.
Ook hier de vraag: Zouden wij nu niet
het stuifzand voorgoed uit de oogen wrij
ven on mot open oogen de»n werkolijken
toestand aanschouwen
Mdar wat dan? Moet dan alles overge
laten worden aaaa den vijauc.-, behalve dc
stelling Amsterdam, waarvan de Mi
nister van Oorlog zegt, dat tlo schatten
van ons land liggen: onze vrijheiu, onaf-
han rijkheid cn souvereinitcit?
Neen, zeker niet, want voor den buiten-
landsclien vijand ligt er m ous Jand een
nog veel grootcr schat: cicn sleutel van
den Rijn, Rotterdam.
Voor Duitschland cn inct dit land
hebben wij in de eerste plaats rekening to
houden heeft Rotterdam oneindig meer
waande dan do hoogstad. Wij zijn over
tuigd, dat, als het ooit met rht land tot
een conflict komt cn o. i zal dit vrc»»g
of laat gebeuren, zoolang de ouitenlana-
scho politiek wordt gedreven door econo
misch© belangen het o; 1 den mond van
don Rijn, do haven van Rotterdam, zal
gaan 1
Daarom zal onze verdediging zich niet
alleen mogen bepalen tot clo hoofdstad des
Rijks, maar evenzeer do tweede koopstad
moeten omvatten. Alles wijst er op nan
gindscho zijdo onzer grenzen, dat men
mee r wil worden van dion gchcclcn
grooten verkeersader, den Rijn, thans nog
langs vredelieven-den weg, door aanleg van
kanalen, maar, als straks dit werk onvol
doende zal blijken, dan zal het begeerigo
Duitsche oog naar het Westen geslapen
worden on hoe weinig is er dan maar noo
dig, om cn aanleiding te hebben voor
„gewapende tusschonkomst". Men kon on
langs lezca hoc Antwerpen gegermaniseerd
w'orüE; KjST duizenden koopmansbelangeu
daar in Duitsche handen zijnwij weten
ook, dat Rotterdam eon grooto Duitsche
i.olouio van bekwame handelslieden heeft;
dit alles wijst cr op hoe thans rcecis op
vredelievende wijze de Duitsche invloed
sfeer zich uitbreidt naar het Westen. Weo,
Nederland, als het vredelievend miet naar
vvensch gaat 1
In Antwerpen, waar dc Duitsche invloed
wel is waar reeds veel grooter ri, voelt
men dien dan ook geducht. Men steekt
dit miet onder stoelen of banken, al staat
men er vrij machteloos tegenover. Tegen
gewapende annexatie is men evenwel op
krachtige tegenweer beducht, getuige den
strijd bij de voorgestel-do uitbreiding aan
do haven. Do voorzitter der Antwerpscho
Kamer van Koophandel heeft cr voor eeni
ge dagen nog het woord over gevoerd 11
wcnschb achteruitschuiving der forten, cr-
keudo dus de noodzakelijkheid cener
urariitige militair© verdediging van dezo
haven, die hij wil zien groeien tot do eerst©
zeehaven der wereld.
Is do buitengewone voorspoed van di©
haven niet voor ons land eon aanwijzing?
Antwerpen, dat met zooveel grootcr©
moeilijkheden te kampen heeft-, gaat trots
dit alles met reuzenschreden vooruit; het
geheele land beschouwt dit als een natio
naal belang, cn hoe is het hier, wat Rot
tendam, de Rijnhaven, betreft?.
Krachtige verdediging vam Rotterdam
in do eerst© plaats I dat moet heb wacht
woord zijn.
En in het Holhmdschc waterland zal
dio verdedigingen heel wat gemakk -! iker
gaan dan bijv. op de Drontsch© liei, dooi
het eenvoudige feit, dat cr ontplooiing
van groot-ere troepenmachten zeer be
zwaarlijk gaat. Aan de zeezijde alleen zul
len forten, drijvende mijnen en wat dies
meer zij, torpedobooten en versperringen
gocdo dienste 1 moeten doen, geen schepen,
dio groot willen doen, doch naast hun bui-
tenlandsehe collega's als klcino broertjes
lijken, waarmee men kersen gaat eten, en
ze in den hoek zet, als ze to gulzig zijn.
Yoor Iodic zijn onzo scheepjes misschien
uitstekend, voor vlagvertoon misschien
niet minder, maar voor 's lands verdedi
ging
Zonder nader© uiteenzetting meoncn
wij in deze beschouwing ook aangetoond te
hebben, dat het wcnschelijk is om do lei
ding dier verdediging cn haar vorrberei-
«ding te brengen in éón hand en af te zier»
van de weelde van twee militair© departe
menten: één minister van landsverdedi
ging neme do taak op zich om dat deel
van ons land, dus do beido provinciën
Holland in verdedigbaren staat to brengen
do soldaten vertrouwd te doen maken mot
die verdediging. Wij betreuren het, dat
bij do oprichting van heb Departement
van Landbouw niet tevens tob samensmel
ting der beide militair© Departementen
is besldten, maar mogelijk is daar thans
82)
Langzaam reed zij op het huis aan, sprong
vlug uit het zadel en leiddo haar paard
naar den stal, evenals zij in haar gelukki
ge kinderjaren haar pony gedaan had. Hot
bruin© raspaard hield zooveel van haar
alsof heb een hond was en was even mak.
Zij stond het bij zijn krib te liefkoozen ter
wijl het zijn haver at, en gevoelde zich hier
in den warmen, naar gras riekenden stal
voilig voor het gezelschap van kapitein
Win Stanley.
Een halfuur bracht zij op die wijze door,
eer zij naar huis terugging en zich naar
haar kleedkamer begaf.
„Ais mama mij laat roepen, zal ik laten
zoggen, dat ik niet beneden kan komen."
dacht zij. „Hij zal toch wel niet langer
dan een uur blijven. O, gruwelhij is een
theedrinker; mama zal hem - overreden om
tob vijf uren to blijven."
Violet verluierde evenveel tijd aan haar
kloeding ais zij in den stal verbeuzeld had.
Nooit had haar kamenier zooveel zorg aan
het haar van liaa-r meesteres moeten beste
den.
„Maak het geheel los, Phoebe," zeide zij;
„ik heb geen haast."
„Maar, waarlijk, juffrouw, het zit nog
zoo netjes."
„Gekheid, dat kan niet, na een rit in
den wind; wees niet lui, Phoebe. Gij moet
het maar eens goed schuieren terwijl ik
lea#
Op dat ogenblik werd er aan do deur ge
klopt en Phoebo ging opendoen.
„Mevrouw Tempest verzoekt miss Tem
pest terstond in do gezelschapskamer te
_komen," zeido een stem in den corridor.
„Daar hebben wij het al, juffrouw," riep
Phoebo, „hoo gelukkig dat ik uw haar niet
heb losgemaakt. Het kon niet netter zijn."
Violet trok haar zwart kleed aan. Me
vrouw Tempest mocht haar kleeding met
zooveel zachte kleuren afzetten als zij wil
de, maar Violet load sedert haar vaders
dood nog niets dan zwart gedragen. Haar
eenig sieraad bestond in eon paar zwarte
oorringen en een groot zwart geëmailleerd,
medaillon, met een grooten diamant, dio
in het midden daarvan als een oog glinster
de. In dat medaillon was het portret van.
den landjonker, en zijn dochter drceg het
altijd.
Do klok op do trap sloeg vijf uren toen
Violet naar beneden ging.
„Hij blijft natuurlijk theedrinken," dacht
zij, mot een ongeduldig schouderophalen.
„Hij behoort tot die boosaardige kwaad
sprekers, dio zeggen: Ik zal van niemand
kwaadspreken, maar het is toch het best
van iedereen het ergste to denken."
Ja, bet theedrinken was in volle glorie.
Mevrouw Scobol was uit baar pastorie
overgekomen om een halfuurtje te praten
en zat het haar gastvrouw tegenover het
vuur, terwijl kapitein Win Stanley met zijn
rug tegen den schoorsteenmantel leundo en
vriendelijk op de dames nodorzag. Do wa
terketel zong vroolijk op zijn spiritusLamp-
je, do geur van de pekko-thee was over
heerlijk, de blokken vlamden lustig in den
lagen haard met zijn blinkende koperen
.lz&ardiizera». Het. was voorzeker geen af stoor
tend tooncel; en toch naderde Vixen dio
gezellige groep met con gezioht als een
onweerswolk-
Kapitein Winstanley trad haar dadelijk
to gemost.
„Ho© vaart ge?" zeide zij, zoo stijf ala
een kind, dat, met pas gekamd haar en
d© best© jurk aan, in de gezelschapskamer
wordt gebracht; en zich tot haar moeder
wendende, vroeg zij kortaf: „Gij hebt mij
laten roepen, mama; wat is er van uw
dienst?"
„Kapitein Winstanley ver Langde u to
zien, lieve. Wilt gij een kopje thee?"
„Dank u," antwoordde Vixen, terwijl zij
in een hoek tusschen mevrouw Scobel en
clen 6oho or s been man tel ging zitten om over
do soholcn t© spreken.
Kapitein Winstanley wierp, onder zijn
donkere wenkbrauwen uit, een zonderlin
gen blik op haar, en zette daarna zijn
gesprek mot haar moeder voort. Hij scheen
.door haar onbeleefdheid volstrekt uiot uit
het veld geslagen te zijn.
„Ja, ik kan u verzekeren, als ik mijn
troost niet in do jacht had kunno.i zoe
ken, zou Brighton, na uw vertrek, onver
draaglijk geweest zijn," zeide hij. „Zoodra
d© vorst inviel, ben ik naar Parijs gegaan.
Maar het verwondert mij niet, dat gij ver
langend waart naar zulk een mooio oudo
plaats als dozo terug te gaan."
„Ik p.chtte het mijn plicht hier terug te
komen," sprak mevrouw Tempest. „Maar
in den beginne was het wel treurig. Ik
heb mij nooit in mijn leven zoo neerslach
tig gevoeld. Ik word er nu meo verzoend.
De tijd verzacht alle leed."
„Ja," zeide de kapitein, op luider toon
dan te voren. „_Dq tijd is een goed paard.
Hij springt ovor alle hindernissen heen,
als men hem maar weet to berijden."
„Nog een kopjo thee?" vroeg mevrouw
Tempest, wier aandacht getrokken werd
door don zilveren ketel, dio een geweld
maakto als do gemeenslo keukenkctel.
„Dat kan ik nooit weerstaan. En mis
schien wilt gij, na do thee, wel zoo goed
zijn mij liet genoegen t© doen, dat gij mij
beloofd hebt."
„U heb huis laten zien, b:doelt gij
zeide mevrouw Tempest. „Denkt gij, dat
hot daar nog licht genoeg voor zal zijn?"
„Overvloedig. Zulk ccn huis ziet men op
heb \oordeeligsb in schemerlicht. V indt gij
dat ook niet, mevrouw Scobel?"
„O, ja," riep mevrouw Scobel uit, met
een plotselinge herinnering uit haar ge
denkboek. „Wie Meiros© góed willen zien,
moeten het zien" ik geloof, dat Walter
Scott het zegt „bij maanlicht."
„Ja, dat geldt voor een oudo Gothisch©.
Abdij; maar hot schemerlicht is beter voor
een gebouw in den Tndorschen stijl. Zou
het u niet t© veel vermoeien?" vroeg de
kapitein, op een bezorgden toon, toen
mevrouw Tempest met een zekere luste
loosheid opstond.
„Neen; het zal mij zeer aangenaam zijn
u do geliefde oudo plaats te laten zien.
Zij i3, natuurlijk, vol weemoedige herinne
ringen, doch daar wil ik mij niet te veel in
verdiepen."
„Gaat gij mee, Violet?" vroeg haar moe
der, vriendelijk.
„Neen, dank u, mama. Ik ben vermoeid
na mijn rit. Mevrouw Soobel 7.al u wel
helpen om voor gids te spelen."
Kapitein Winstanley ging de kamer uit
zonder zelfs een blik op_ Violet to slaan.
Evenwel had haar ontvangst hem meer
verbitterd aan eenig kruis dat hot lot hein
in den laatsten tijd had opgelegd. Hij had
gemeend, dat dc tijd haar zachter jegens
bcm gestemd zou hebben; 'dab landehjko
afzondering en een bocrschc omgeving hou
in een voordeelig licht zouden doen uitko
men dab zij in zijn persoon do aangename
beschaafdheid van het stadsleven begroet
zou hebben. Hij had van het tijdsverloop
sedert hun laatste ontmoeting veel ge
hoopt. Maar die gemelijke ontvangst, dat
stilzwijgend Le-kennen-gevcn van afkcor,
zeiden hem, dat Violet's tegenzin ccn diep
gewortelde plant was.
„Dit pantser is door Sir Gilbert Tem
pest to Acro gedragen," zeide do weduwe.
„Dat harnas behoorde aan Cir Percy, dio
to Barnet sneuveld©. Beiden werden tob
ridder geslagen vóórdat zij vijf cn twin
tig jaar waren, wegens hun betoonde dap
perheid op het slagveld."
„Die daar, met z.ijn kanten das cd zijrt
stalen borstkuras, was een admiraal uib
den tijd van Karei den Tweeden, cn werd
tot baronet verheven, omdat hij zich zoo
dapper had gedragen toen de NöHandsch©
vloot 1. j Chat luim was
Kapitein Winstanley zag de groote, met
eikenhout beschoten zaal droomcrig rond,
en hoorde zeer weinig van al mevrouw
Tempests verward gepraat over do voor.
zaten van haar echtgenoot,
Wat ia dat een mooie plaats» dacht hij.
Een huis, dat iemand gewicht in heb lan<^
zou geven, als het gesteund werd door een
bezitting, dio tusschen do vijf en zes dui
zend pond 's jaars opbrengt.
(Wordt vervolgd.)