LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG 17 JANUARI. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. Broeken aan musea tn monumenien. FEUILLETON. Vixesi cis. Dhèoi'ie. No. 14080. Anno 1906 Over het aan minister Kraus ver leend verlof schrijft „D o Stan daard": „Een Minister, een dienaar der Kroon, die in landsbetrekking gaat bij een ander gouver ne men t. Want de beer Kraus heeft verlof; ci» blijft dus Minister. Denk. u in, dat minister Staal met verlof gaat om do politie in Marokko te regelen; minister Do Meester om doorwrochte advie zen te geven over de Russische finaueiën; ec zoo onze ministers eens meer van die inte ressante bijbetrekkingen gaan vervullen in heb buitenland. Zou daardoor het aanzien van onze Regee- ring in bet buitenland niet in ernstige mate worden geschaad Of het traktement van den heer Kraus gedurende zijn verlof stilstaat, doet or niets toe; de vraag is of Nederlandsche mi nisfcers ook maar tijdelijk loondiensten mo gen verrichten voor buitenlandsche gouver nementen. Do heer Kraus had zich of van zijn con tract met Chili moeten losmaken, of geen minister moeten worden. Wat nu gebeurt wekt terecht in wijden kring ergernis- We zullen daarover in de Kamer, hopen we, meer vernemen." e Rotterdammer" schrijft: „Nota bene, nauwe! ij te is cr een nieuw Kabinet, of er gaat één der ministers maar ©ventje» voor vijf maanden op reis. Naar Chili, om de Regeering van dat land voor eca poosje te dienen. Hoc zulk een minister het over zich heeft kunnen verkrijgen een ministerieele porte feuille te aanvaarden, is een groot raadsel. Ten minste voor iedereen, die zich wijdt Ban normale politiek. Want eigenlijk past zoo'n uitstapje van vijf maanden volledig bij dit ministerie. Dit ministerie is immers volkomen ab normaal. Abnormaal was het in zijn geboorte, ab normaal is het in zijn leven, missehien straks ook wel abnormaal in zijn sterven. Heb is het ),blanco,l-Kabinet. Het ministerie vanwc weten niet wat we er aan hebben, maar „we zitten nu eenmaal met de raouschen", zooals de heer Kolkman zei de- Daarorn,, als de heer Kraus nu op reis gaat, dan gaat hij naar Chili als „blanco"- niioister. Dan staat in dien tijd de gang van zaken aan zijn departement ongeveer stil- Past dat niet prachtig bij liet „blanco" Maar zulk een stilstand in de wetgeving had eens moeten plaats grijpen onder het K abinet-Kuyper Och, och, wat zouden do vrijzinnigen ge bulderd hebben. Nu laten de meesten hunner liet maar „blauw, blauw". Behoort dat ook bij-hot „blanco"? „Do V r ij z i n n i g-D emocraa t" kan niet verhelen, dat het bericht van do reis van minister Kraus naar Chili haar een onaangename verrassing is- Vijf maan den verlof, ingaande met Maart, lean, zegt zij, ui total be teek en en voor veel langer, uitstal van behandeling juist van die on derwerpen, dio in ons oog van groot be lang zijn: vooral do Staats-exploitatie van Spoorwegen en do toestand van het spoor wegpersoneel en van het personeel van post en telegrafie. „Het Volk" vindt, dat het ministerie zioli niet geneert. Het blad vraagt., waar om juist de heer Veegens don minister Kraus vorvangc-n moet, en meent, dat men cerstgenoemden minister in do corste plaats aan zijn eigen werk moest laten, als men aan dit Kabinet nog eens kans wil do geven op eenige kracht en reputatie. De interpellatie over do Staats-cxploitatio van do spoorwegen zullen de hoeren Veegens en De Meester wel kunnen afdoen. Maar in het voorjaar moet nog een debat plauts hebben over het personeel dor spoorwegen en dat van do posterijen cn telegrafie. Moet do heer Veegens dat afdoen Zoo ja, dan rooft men dezen den tijd voor zijn eigen werk, wat schadelijk zou zijn. De heer Kraus heeft toegezegd, aan tal van brug gen, wegen on dijken zijn volle aandacht te wijden, en 6ommige daarvan eischen per soonlijk bezoek. Maar de kcor Kraus pakt zijn koffer en gaat naar Chili en in het najaar komt hij hier met een begrooting voor den dag, dio hij niet zelf gemaakt beeft en kan dan weer aan do vragers toezeggen hun redo nauwkeurig te zullen nalezen. Een jaar van stilstand of bijna zoo, voor het ceportament van waterstaat. En dat bij de velo plaatselijke belangen van gewicht, dio het to behartigen heeft. Dit ministerie vertrouwt veol op do kracht zijner zwakheid. Het permitteert zich het ongelooflijkste: nu ja, jullio kuüt tocb een poos niet buiten ons. Maar er is aan allea een grens, ook aan de vrijmoedig heid der impotentie. En het minst, wat men vergen mag, is, dat althans de belangen der beide genoem de pcrsoneelen er niet onder zullen lijden. Als do Regeering den heer Kraus op reis laat gaan, moet zij gereed zijn to handelen alsof er geen heor Kraus was." „De Telegraaf' zegt, dat met do kwestio van liet verlof van den minister Kraus eea beginsel gemoeid is. Een van Hr. Ma. raadslieden gaat als onbezoldigd minister in ondergeschikten dienst bij een vieemde Regeering en laat zjjh werk aan het departement in den steek. Bovendien zal zijn plaatsvervanger mr. Veegens in zijn. werk sterk worden belemmerd on de sociale wetgeving daardoor in haar voort gang belemmerd worden. Hot is zoo goed alc zeker, dat, als de kwestio in het par lement wordt besproken, zij yoor den mi nister Kraus niet gunstig zal eindigen. En wat zal dezo Minister, zelfs al wordt do zaak niet in een der Kamers ter sprako gebracht, na.het bijna volkomen eenstem mig ongunstig oordeel der pers doen? Naar de meening van „Do Telegraaf moet, als de ingenieur Kraus op 1 Maart zijn valies naar Chili pakt, ook do minister Kraus zijn valies pakken en zijn departement verlaten, opdat daar een nieuwe functionaris zijn taak over- ncme. Do „Nieuwe Arnkemsoke Cou rant", wijzende op hetgeen door het „Handelsblad" over deze zaak is gezegd, vervolgt dan: „Wij zouden nog op andere punten kun nen wijzen. Doch niet op het aantal meer of minder urgente punten komt het aan, maar wel op het feit, dat een nieuwe mi nister, zelfs de meest bekwame, tijd be hoeft, niet om zich in te werken in de rou tine van zijn betrekking, maar om zich naar cisch te kunnen kwijten van do ver plichtingen, welke daaruit voortvloeien. Tot die verplichtingen rekenen wij, dat hij iets anders en meer zal zijn dan een administrateur. Do minister-administrateur kan zonder grooto schado vervangen wor den door een Lijdelijkcn plaatsvervanger; maar een hoofd van hot departement, van wien initiatief cn leiding bohooren uit te gaan, niet Niet op de onderworpen, vrelko in behandeling zijn, komt het hier aan, maar op die, welko aan de orde behoorden te worden gesteld en nu moeten blijven rusten, omdat de Ministerin dienst staat van een vreemde Regeering Waarlijk, do leden van dit met zooveel moeit© ter wereld gekomen Kabinet doen wel hun best eigen levensvatbaarheid te ondermijnen. Eerst do verrassing, door mi nister Staal bereid, nu do verrassing, wel ko minister Kraus aanbiedt Begrijpt men dan niet. hoe men bezig is eigen positie te verzwakken en der tegenpartij wapenen te verschaffenvoelt men dan niets voor de kiezers, dio in 1905 met do uiterste inspanning hunner krach- ton streden en nu voor de tweedo maal zoo diep worden teleurgesteld?" In „Het V aderl and" wijdt de oud- kooglceraar Van Geer aan de met 1 Jnu in werking getreden Ponsioenwetten een artikel, waarin hij er op wijst, dat direct al een nieuwe moeilijkheid is ver rezen. Zij wordt veroorzaakt door de bepaling, dat zij niet toopassclijk zijn op de be staande onderwijzers, wanneer zij het ver langen daartoo binnen drie maanden na den dag, waarop de wetten in werking treden, schriftelijk aan den minister van binnenlandsche zaken kenbaar maken. Bij do behandeling van dit artikel (dat met door fraaie redactie uitmunt), bleek, dat noch do Minister, nooh do leden, die hier over het woprd voerden, zijn beteekenis goed hebben gevat. Om haar in het ware licht to plaatsen, moeten wij de geschiede- Dis der zaak iets hooger ophalen. Aanvankelijk was voorgeschreven, dau allo onderwijzers tot deelneming in het pen sioenfonds werden verplicht, terwijl dc pen- sionnccring der openbare ouderwijzers reeds van Rijkswege geschiedde. Öqt On derwijzersgenootschap maakte hiertegen bezwaar, omdat velo onderwijzers zich voor do deelneming in zijn levensverzeke ringsmaatschappij reeds grooto opofferin gen hadden getroost. Om hieraan tegemoet te komen, word toen bepaald, dat zij, dio konden aantoonen, dat zij reeds voor hun na to laten betrekkingen voldoende hadden gezorgd, vrij werden gesteld van deolneming in het Rijksfonds. Opnieuw rees tegen deze bepaling bezwaar, want hoe kan dit worden aangetoond? Immers, een polis kan worden beleend, afgekocht, wegens wanbetaling der premie geroyeerd. Zoo werd ook door dezo bepaling een streep gehaald, en werd zij vervangen door do thans geldende, die boven is aangehaald. Nu is zij zoo ruim, dat allo «nieuwe deol- gerechtigden do vrije keus omtrent al of niet deelneming hebben. Deze is do oor zaak van de botsing met de gemeentebe sturen, dio voor hun ambtenaren een pen sioen verordening met of zonder pensioen fonds hebben ingesteld. De gemeentebesturen zijn niet zoo ver standig geweest hun vorordeninge naar hot model van dc regeling voor de Rijks ambtenaren in te richten. Do verordenin gen komen nu geheel niet met elkaar overeen. Leeraren en onderwijzers beijveren zich thans om na te gaan wat voor hen voor- cleêliger is: te blijven onder do regeling der gemeente, of over te gaan naar het Rijk. Sommige gemeentebesturen moedigen dit aan door te - ggen: „Nu hot Rijk hierin vrijheid Laat, doe ik het ook"zij geven aan leeraren en onderwijzers do keus, zonder te beseffen, welke zware las ten hieraan, voor de gemeentekas zijn ver bonden; of liever van welk een zwaren last zij kan bevrijd worden door de pensionnee- ring van het onderwijzend personeel naar het Rijk over te brengen. Do gemeente besturen, die in do verordening hebben vastgesteld, dat zij niet van toepassing is op hen, voor wie do gelegenheid open staat om naar het Rijk over te.gaan, zijn cr hot best aan toe. Zij hobbcn slechts to overwegen, of do billijkheid vordert, eenige tegemoetkoming te verlecnen. Doch do verplichting hiertoe bestaat niet; zij, dio weigeren naar hot Rijk over te gaan, verliezen elke aanspraak op pen sioen, zoowel bij het Rijk als bij do ge meente. Doch do gemeentebesturen, die ver zuimd hebben zulk een bepaling op to ne men, kunnen zoo niet handelen. Hoog stens kunnoa zij bepalen, dat zij, dio naar beo Rijk overgaan, niet van gemeentewege pensioen ontvangendoch zij kunnen zich niet ontslaan van de verpliohting tot pen- sionneering van hen, dio zich aan do Rijks regeling hebben onttrokken. Met een zoet lijntje, door tegemoetkoming en het beta len der gevorderde bijdragen, moeten zij dezen bewegen naar liet Rijk over to gaan. Onredelijk is in dit opzicht do eisch der leeraren en onderwijzers, dat het gemeen tebestuur meer of minder verplicht is voor hen de bijdragen to betalen. Immers, do Rijksambtenaren hebben al len hun bijdragen gestort en doen dit door de afloopendo korting voor eigen pensioen; over vier jaren verdeeld de helft voortdurend. Do zwaarste druk ontstaat van de bezoldiging en van elke verhooging. Niet meer wordt verlangd van do nieuw toetredenden, doch dezo zijn door het ge meentebestuur verwend, omdat zij óf in hot geheel niet óf in geringer mate voor eigen pensioen behoefden bij te dragen. De zaak is van niet weinig belang ook mot het oog op de toekomst. Want do peusion- neoring van alle gemeente-ambtenaren van Rijksweg© ligt in het verschiet; reeds is de voorbereiding van het onderzoek aange vangen. Dan komt bet bezwaar met ver dubbeld gewioht aan de orde; van den weg, die thans wordt ingeslagen, zal af hangen, hoo zwaar de List voor do ge meente alsdan zal wegen. Dit mogen ao besturen waarlijk wel in het oog houden bij do regeling, dio zij thans voor leeraren cn onderwijzers willen volgen. Het is hier niet do geschikte gelegen heid, deze zaak in bijzonderheden na te gaan; in elke gemeente hangt de rege ling samen mo; de bestaande pensioen- vorordeningen. Doch ik wil niet besluiten zonder bij allo hierin betrokkenen er op aan to dringen, dat zij van de gelegenheid, die thans wordt opengesteld, gebruik ma ken om zich voor hunzelvcn en voor hun na be laten betrekkingen van Rijksweg© pensioen to vorzakeron. Een afwijzing is onherroepelijk berouw zou te laat komen en even bitter zijn als bij hen, die vroeger in de gelegenheid waren deel te nemen, doch haar roekeloos lieten voorbij gaan I „De Nederlander" somt hot velo werk op, dat gereed ligt voor openbare be handeling cn voor behandeling in do afdee- lingen dor Tweede Kamer. Maar nu zijn er zogt het blad ijverige Kamerleden, die aan al clat werk nog niet genoeg bob ben en do Kamer nog voor eenigo andere vraagstukken 6tellcn in den vorm van m o- t i e s. Thans zijn er 7 aanhangig; G daarvan betreffen hoogst gewichtige, mecrendeols hoogst moeilijke onderwerpen van wetgo- ving, dio door dc Regeering niot in haar program zijn opgenomen cn uiet aan do orde zijn of eerstdaags zullen komen, cn waarover waarschijnlijk wekenlang zal wor den gedebatteerd, in welken tijd dc Minis- 'ters van hun arbeid worden afgetrokken en oveneens den Kamerleden belet zal wor den te onderzoeken, voor te bereiden cn to beoordcelen wat dc ltegeering ter tafol bracht. En liet resultaat van dat alles zal zijn: niets Dc Kamer verandert op dio wijzo 6teeds meer in oen debatingclub. ,,Er is nog een ander kwaad aan die mo tie-manie vereenden. Door dat doon behan delen van moties tracht men do eigenlijko leiding van 's lands zaken over to brengen op de Kamer. Wat do Rogcering voorstelt laat men liggen of behandelt men langzamer dan noodig is, om in de plaats daarvan te behandelen wat een of enkelen der 100 Ka merleden van meer belang toeschijnt. Yoor. al leden van partijen, die in de minderheid zijn, verschaffen zich daardoor een invloed op den gang van zaken, die, naar goede constitutioneel© beginselen, hun niet toe komt- En eindelijkhet voorbeeld werkt aanste kelijk. Waarom zou, als A. en B- en O. voorgaan, X., Y. of niet kunnen volgen? Het toont toch altijd grooten ijver 1 En do kiezers, die meerendoels ook over do moeilijkste kwesties hun oordoel al klaar hebben, als zij een paar artikelen in het blad hunner partij hebben gelezen, vm- gen al spoedig aan hun „mandataris": Waarom hebt ook gij niet maar eens oen motio ingediend? Een motie over zoo'n or— dorwerp, dat ons heel wat meer Interesseert dan tal van do Regeerings-ontworpen, die ons niet aangaan? Ons schijnt dezo gang van zaken hoogst bedenkelijk- Uit het oogpunt van partij-politiek zouden wij ons cr uiet anders dan over kunnen verheugen. Hoo meer gepraat, hoe minder ,,in het „Staatsblad" komt", cn met hoe meer scliijn van roclit dan ook, thans onzerzijds, bij de verkiezingen der Regeering het ver wijt kan worden gedaan: Gij bracht niets tot standMet zulko eerlijke leuzen wordt menig Kabinet om hals gebracht. Maar cr is een hooger belang dan partij politiek. Ons gaat een goeae toepassing van do constitutioneel© beginselou moer dan iets an ders ter harte, en liever dan telkens do Grond wot to herzien, zouden wij gelijk eertijds do minister Modderman, cn on langs, in een ander verband, zeker Leidsch professor deed, ons do vraag willen stel len, of wij niet beter deden mot ook eens onszelven te herzien. Dominoos en de politiek. Zooals men weet zijn cr in de Hervormde Kerk van versohillende kanten stemmen opgegaan tegen bet politieke drijven dor predikanten en heeft do Synode dezer Kerk met 17 tegen 2 stemmen hot Kamerlid maatschap onvereonigbaar verklaard met het predikambt. Thans zijn er ook uit den kring van Gereformeerde predikanten krachtige stemmen opgegaan om hot be drijf der „politieke dominees" te laken. Het was in een dezer dagen gokoudcu ver gadering van predikanten in Noord- en Zuid-Holland, dat zij hun afkeuroua woord tegen dat bedrijf lieten hooren, dio in religieuzen zin de geestverwanten van do politieke geestdrijvers zijn, van wie het uitgaat. Do „Nieuwe Rotterdam- sclio Courant" meent, dat het go- wensoht ware, dat in do conferentie van Gereformeerde predikanten niet enkel het kwaad zelf waro aangewezen, maar ook do oorzaak van dit kwaad. Dit kwaad, waar over in genoemde conferentie geklaagd werd als moetende leiden tot het verderf in Kerk cn Staat, vindt volgons liet blad zijn oorzaak in het stelsel, door dr. Kuy per al do jaren, clat hij zich in do politiek beweegt, gevolgd. Do tSls.-Ct," No. 9 bovat onderstaande opgaaf van het aantal bezowkors dor musoa ou monumenten geduroudo het 4do kwart. jaar 1005 1005 Het Ryks museum te Am sterdam 49,571 227,576 Hot Koninklijk Kabinet van Schilderden to 's-Gravon- hage5,995 f9,200 Het Museum Meormanno Westreentanum to s-Gra- 60 235 Het Koninklijk Penning kabinet to 'ö-Gravonhage 64 442 Het Museum-Mosdag to 's Gravonhago 1,024 7,560 Hol Rijks Museum van Oud heden te Leiden 1,323 6,986 Het KUks-ISlhnographisch Museum te Loidon 247 1,676 Hot Rijksmuseum van Na tuurlijke Historie to Loidon 933 6,193 Hel ItL'ks kabinet van Pion ten to Leiden (goeloton) 117 De Gevangenpoort te 'e Gra- veniiago 2,519 25,424 De historische zaal van het Prinsenhof to Dellt 927 9,768 197 6,066 Ituïno van Brederodo 784 19,035 Hoi Monument teHoillgorlee 244 6,762 JDir. KwyperH caudidatnni' voor do ÏOerate Kuuier. In de Vrijdag gehouden vergadering van hot Prov. Comité van antirevolutionaire kiesvereenigingen in Gelderland kwam o- m. bovengenoemde candidatuur ter sprake. Volgens do „Standaard" ontstond hierover een belangrijke discussie. Na opheldering van de bestuurstafel vcr- eenigde do vergadering zich met de houding cn gevolgde taktiek der n. r. Statenleden. P. W. JTnnNMcn te Amsterdam. Het „Hbld." verneemt, dat do hulde aan wijlen den heer 'F. W. Janssen, dio moe zijn geld zooveel wel deed cn belangrijke instellingen hier te Lando steunde, zal be staan in een eenvoudig monument met fon tein, te plaatsen op het BclLamy-plein. Eon voordracht van B. en We. aan den Raad om dit huldeblijk to aanvaarden cn het Bellamy-plein alsdan to herdoopen in „P. W. Jansson-plein" schijnt niet lang meer te zullen uitblijven. 27) „Gij licht den volzin voor mij geëindigd." „Dat is hard voor mijneen, Violet, gij weet niet hoo hard het voor mij is. Waarom hebt gij een afkeer van mij? Ik heb niets gedaan, wat u kan belcedigen. Ik ben met opdringend geweest. Ik heb u op een af stand vereerd......" „Ik ben niet waard, dat gij u zooveel aan mijn genegenheid of mijn tegenzin gelegen laat liggen!" riep Violet uit. „Donk, als het u belioftj aan mij als aan een onervaren, eenvoudig meisje Twee jaar geleden was ik een bedorven kind. Gij weet niet hoo mijn vader mij bedorven heeft. Het is geen wonder, dat ik wat lomp ben Bedenk dit, en vergeef mij, als ik te oprecht ben." „Do Octoberlucht is wel wat verrader lijk," ging Vixen voort, haar mantel dichter orn zich heen trekkende- „Ik geloof, dat wij beter doen naar de balzaal terug te gaan." Zij huiverde een weinig van ontroering, in weerwil van den toon van onvcroohil- ligheid, waaronder zij dio verborg. Dit was do eerste man, dio haar openlijk hot hof had gemaakt en van liefde gespro ken. Do kapitein gaf haar zijn arm, cn zij kwamen in de warmte en het licht der balzaal terug. Er was wodcr eon „qua drille des Lanciors" in vollen gang, maar mevrouw Tempest zat onder de matronen in een hoek bij het open venster. „Zouden wy eindelijk niet naar huis gaan, mama?" vroeg Vixen. „Lievo Violet, ik heb al zoo Lang op u gewacht." „Waarom zoudb gij zoo vroeg gaan?" riep kapitein Winstanley uit- „Er zijn nog wel zes dansen, en ik geloof, dat gij voor allo geëngageerd zijt, miss Tempest." „Dan zal ik mijn cavaliers verder© ver moeienissen besparen door heen te gaan," zcide Violet „Duren allo bals zoo lang? Het is mij alsof wij hier reeds een halven leeftijd geweest zijn; ik verwacht, dat mijn haar morgenochtend grij3 zal zijn." „Ik geloof werkelijk, dat wij maar moes ten heengaan," sprak mevrouw Tempest, op haar gewonen weifelenden toon. Zij was iemand, die nooit dadelijk to! iets Insluiten kon, maar elk© vraag voor zichtig woog en een ander d© schaal voor haar liet overslaan, haar kamenior, haar dochter of de gouvernante zij beproefde altijd haar eigen zin te volgen, maar wist nooit recht wat haar eigen zin was ofschoon zij toch wel zorg droeg, dat an deren hun zin niot kregen „Als gij er dan volstrekt too besloten hebt, zal ik u naar uw rijtuig brengen, en dan is het bal voor mij gedaan," zeide do kapitein galant. Hij bood mevrouw Tempest zijn arm nan en zij' kwamen Id de vestibule, waar de kapitein do dames eenige oogonblikkri verliet, terwijl hij naar do portiek ging om dc komst van het rijtuig te bespoedi gen. „Waar zijt gij en kapitein Winstanley al dien tijd geweest, Violet?" vroeg me vrouw Tempest. „In den tuin." „Hoo onvoorzichtig 1" „Och, het was niet koud, mama". „Maar gij zijt zoo Lang weggebleven. Waar hebt gij al dien tijd over gespro ken?" „Wij hobbcn al dien tijd niet gesproken, alleen maar van do frissche lucht geno ten." „Het rijtuig van mevrouw Tempest," riep do portier, op een toon, alsof het zijn ncdrijf was, uat do brougham zoo spoedig voorkwam. Kapitein Winstanley hielp de dames in het rijtuig stappen. „Komt' gij morgenavond een kop thee drinken, om wat over het bal te spreken?" zeido do weduwe. „Met het grootste genoegen." „Wilt gij tot aan uw huis meerijden?" „Duizendmaal dank, mijn kamers zijn hier dichtbij, ik loop naar huis." Hij ging terug om zijn overjas te ha len en drentelde heen, zonder nog een blik te sLaan in de vollo balzaal of in de cor ridors, waar de dames, dio op haar rij tuigen waohtten, zich den tijd kortten met coquctteerenHij had zijn kamers op do Old Steine, kort in de nabijheid, klaar hij ging niet dadelijk naar huis. Er zijn in het mcnscheüjk leven oogenblikken, dat vier muren te eng zijn om den omvang van iemands gedachten te bevatten. Kapitein Winstanley liep dc Marine-Parade een halfuur of daaromstreeks op cn neder, voordat hij naar huis ging. „Wat is dat meisje allerliefst!" zeide hij bij zichzelven„zij is de eerste vrouw, van wie ik ooit verachtelijke blikken en sma delijke woorden heb gohad- En toch, mis schien juist daarom De donkere wenkbrauwen fronsten zich boven do scherpe oogen, dio dieper dan gewoonlijk ter wederzijde van den ha viksneus schenen te liggen. „Wacht maar, liero prinses I" zeide hij, terwijl hij do als zilver glinsterende zee en dep maneschijn dcD rug keerde. „Gij zijt hard tegen mij geweest, cn ik zal hard be gon u zijn. Leer om lee>r." XII. Naar Abbey-House terug. Dat viel zwaar. Plet reet al de oude wonden weer open. Violet Tempest gevoelde zich te moede alsof haar hart zou broken, alsof dio nieuwe droefheid nog smarlcl jker dan do eerste was, toen hot rijtuig in do sche mering van een Decembaravond het wel bekend© hek inreed, cn langs het kronke lend rijpad tusschsn het kreupelhout, tot voor den ouden Tudorschen hoofdingang, waar de leeuw der Tempests met opgehe ven poot en achterwaarts zienden kop bo ven het steen en schild stond. Do roode gloed van het vuur in de voorzaal scheen door de breede deur. De oude haard zag er even vroolijk uit als eertijds. En daar stond de ledige steel er naast. Dat was Vixens wensch geweest. „Laat niets veranderd worden, lieve ma ma," had zij dikwijls gezegd, als haar stiefmoeder haar bevelen aan de huis houdster schreef. „Verzoek hun alJcs zoj to laten als liet in papa's tijd was." „Maar, kind, dafc^zal uw droefheid slechts vermeerderen." „Ja; maar ik wil liever bedroefd over hem zijn dan hem vergeten. Ik ben uiet bang hem te veel te betreuren, maar liet denkbeeld van hom te vergoten is ver schrikkelijk," zeido Vixen. En terwijl zij, van do reis komend, bij den haard stond, in haar zwart-bonton mantel gewikkeld, en een kleinen zwarten hoecl met bonten rand op haar kastanje bruine vlechten, zag zij in baar verbeelding dien ledigen stoel bezet. Ja, daar kon zij zich haar vader neg zoo levendig voorstel len in zijn jachtklccding, met zijn rijzweep tusschen do knieën. De oude speurhond, de lieveling van den landjonker, kwam jankend aan haar voe ten liggen. Wat v/as hij oud geworden 1 Oud cn vervallen, als van verdriet. „Arme Nip! Arme Nip!" zeido zij, hem streelende. „De vreugde van uw leven is met papa heengegaan, nietwaar? Wat zijn honden toch trouw 1 Het lieve dier treurt werkelijk." Er echcnen inderdaad tranon te staan in die oude, goedige oogen, terwijl de hond zijn kop op Vixens schoot legde; alsof haar beeld het verleden to levendiger voo& dat trouwe hondenhart terugriep. „Het is zeer treurig," zeide mevrouw Tempest. „Pauline, geef ons een kop thee." zij zonk in een leuningstoel tegenover den haard nederniet in den ouden, ge beeldhouwd eikenhouten cn met leder be- kleedcn leuningstoel van den landjonker. Die moest voortaan als heilig beschouwd worden als een herinnering aan den overledene naast den haard staan, in cero gehouden, evsnals het beeld van een vereerd voorvader in het gezin van een Komeinsch burger. (Wordi vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5