Ko. 1405?.
LIÏÜSCH DAGBLAD. ZATERDAG f3 JANUARL - TWEEDE BLAD.
Anno r0C6
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
"Vi:xeai esi llorie.
Over het verlof van den minis
ter van waterstaat wordt heelwat
geschreven.
„D e Nioawe Courant" schrijft:
Op het cerate gezicht maakt do medeciee-
ling, dat een minister, eed halfjaar nadat
nij cio portefeuille aanvaard heeft, een bui-
tenlandsch verlof van vijf maanden ver
zoekt en bekomt om particuliero zaken te
behandelen, een zonderlingen indruk.
Het exceptioneel© vaD het geval, waarin
de tcgenwcordige minister van waterstaat
verkeert, moet dien indruk, naar ons voor
komt, wijzigen. Blijkens zijn aan do Eerste
Kamer gericht schrijven, rustte op prof.
Kraus vóór zijn ministerschap do contrac-
tueelo verplichting zich in het voorjaar van
1806 naar Valparaiso te begeven, ten einde
de Chileenschc regeering te dienen van ad
vies in zako de gunning en ten-uitvoer-leg-
ging der door hem ontworpen havenwerken.
Blijkb r heeft de hoogleeraar de porto-
feuillo aanvaard op voorwaarde, dat hem
vergund zou worden zijn contractueele ver
plichting na te komen, indien de Ckileen-
eche regeering daarop Btonden deze heeft
thans bericht, in een uitstel niet te kun
nen bewilligen.
Neemt men nu in aanmerking, dat het
vei lof verleend wordt met stilstand van
trak ement, dat het Departement van Wa
terstaat, voor zoover bekend, geen onder
werpen in behandeling heeft, welko aes
Ministers aanhoudende tegenwoordigheid
dringend vereischen, en dat do taak, waar
van de heer Kraus zich gaat kwijten, deel
uitmaakt van een vroeger aanvaarde op
dracht, welke de Nedcrlandsche waterbouw
kunde tot hoogo eer strekt, dan bestaat
er re-Jon genoeg om de critiek, welko het
bericht aanvankelijk schijnt te mceten uit
lokken, terug te houden.
Veeleer is er dan aanleiding om Zijne
Excellentie, die zich onder omstandighe
den, even eervol als buKcngewcon, tijdens
zijn ministerschap geruimen tijd buitens
lands begeeft, een goede reis toe te wen-
echen en een behouden terugkeer na vol
brenging zijner belangrijke taak, op<iat hij
zich zoo spoedig mogelijk weder aau de
behartiging van 's lands zaken moge wij
den, welke, in het algemeen gesproken,
vau langdurigo niinisterieele absenties
slechts nadeel kunnen ondervinden.
De,, rnhcmsch© Courant" zegt:
Zoo zal cr nauwelijks tijd overblijven,
ctn, vóór de behandeling der cgrooting
voor het volgende jaar, do vele zaken in
studio te nemen en te overwegen, waarvan
do minister Krans bij de behandeling zijner
begrooting in December zich bereid ver
klaarcie zich op de hoogte te stellen En
dan nog-, do motie over de Stantsexploita
tie dor Spoorwegen en dc positie van het
personeel bij post en telegraaf I Mot vijf
maanden tusschentijdsch verkf dreigt voor
dezen Minister het jaar 1S06 toch wel wat
erg kort te worden.
Dc hoefijzer-correspondent van het „H a n
d o l s b la d" schrijft:
Het Ls waarlijk een mooie geschiedenis.
Een Nedcrlandsch Minister heeft zich in
zulke scheeve verhoudingen gebracht dat
hij tot een der Kamers van de Staten-Ge-
neraal moet zeggen: Het spijt mij wel, dat
ik u moet manen tot wat spooo met het be
handelen van mijn bcgrooting, maar
do Chiloensche Regeering roept mij 1
Nu, do Eerste Kamer heeft die bedekte
aanmaning „voor kennisgeving aangeno
men." Het zonderlinge schrijven luid nog
wel wat koeler en hooger beantwoord kun
nen zijn; dc Eerste Kaïncr had wel in een
enkel zinnetje van bescheid kunnen doen
uitkomen, dat do Staten-Gencraal zien bij
het vaststellen van eenig tijdstip van werk
zaamheid niet storen aan de particuliere
bezigheden van ingenieurs in vreemden
staatsdienst. Maar heb deed er weinig toe,
want do Ecisto Kamer pleegt toch lang
vóór Maart met do Staatsbegrooting ge
reed to zijn.
Doch do verhouding waarin deze Nedcr
landsche Minister gekomen is ten aanzien
21)
„Ik, ik, ik geef vandaag niet veel om
jagen, papa", zeide Violet, terwijl do tra
nen haar eensklaps in do oogcn sprongen.
„Willen wc samen naar huis gaan I Ge zijt
niet vvcl en ik heb geen pleizier. Niemand
heeft ons hier noodig; waarom zouden we
dan blijven
Rorie was ccn weinig achter hen en droog
zorg voor lady Mabel, wier bruin allerlei
caprioles maakte, alsof hij een kunstpaard
In een circus was, en zeer langzaam vor
derde.
„Gekheid, kind 1 Heengaan 1 Dat- zou ik
ïiict kunnen. Als »-r to jagen is, wil men mij
er zien. Wij krijgen in Dingley Bossow
zandgrond, denk ik, en zullen ccn flinke
jacht over de heuvels tot Bcaulimi hebben.'"'
Het kwam juist uit zooa»j de landjonker
voorspeld had, on de drijfjacht duurde wel
vijf kwartier; Roderick was altiid-door ach
teraan, maakte hekken epen en beschermde
zijn nicht tegen moeilijkheden cn gevaren
van allerlei aard. Eindelijk werd do vos op
een heide bij Beaulieu afgemaakt, en onder
do weinigen, dio daarbij tegenwoordig wa
ren, was Vixcn, gloeiend van opgewektheid
cn zegepraal, cn voor het oogenblik al baar
leed vergetende, van verrukking, dal zij een
van de vrouwenzadels had gewonnen. Do
eer van den vossenstaart kwam aan mevrouw
Millingtong, de beroemde jageres uit tien
omtrek, toe.
van het Nederlandsch Parlement, wordt
daardoor niet minder abnormaal en absurd
en wij konden dan nu reeds ook hooren,
dat het geval in parlementaire kringen hier
cn daar ontstemming heeft gewekt.
Bovendien kunnen de gevolgen niet dan
schadelijk zijn voor het belang van het land.
„De Nieuwe Courant"' meeat,
„dab het Departement van Waterstaat
voer zoover bekend, geen onderwerpen ie
behandeling heeft, welko des Ministers aan
houdende tegenwoordigheid dringend ver-
eischen." Onzo collega vergeet, dit schrij
vend, een paar kleinigheden:
lo. is de behandeling van hoofdstuk IX
in de Tweedo Kamer de bespreking van
den toestand van heb spoorwegpersoneel
uitgesteld tot na het Kerstreces;
2o. is hetzelfde geschiet met de bespre
king van den toestand der post- en tele-
£raafbeambten
3o. is het waarschijnlijk de bedoeling
van den voorzitter der Tweedo Kamer (en
althans stellig van de al vaak gedupeerde
voorstellers van de motie-Treub) om do
motie betreffende Staatsexploitatie van
Spoorwegen vóór den zomer to behande
len;
4o. zal een wetsontwerp betreffende hot
Noord-Zeekanaal eerlang door do Tweede
Kamer worden behandeld, waarbij alweer
de Lijdensgeschiedenis van de Velzerpontcn
ter sprake zal komen
5o. wordt in den voorzomer de begrooting
voor het volgende jaar teD departement©
gereed gemaakt en naar den Raad van Sta
te verzonden.
Dit zijn enkelo punten van urgentie, die
ons nu zoo dadelijk te binnen schieten.
Als men nu bedenkt, dat heb verlof wordt
verleend voor „ten hoogste 5 maanden" (en
dat zal dan toch zeker wel niet veel min
der worden) cn op zijn vroegst zal ingaan
op 1 Maart, dan kan men er op rekenen,
dat minister Kraus ongeveer gedurende do
maanden Maart, April, Mei, Juni cn Juli
niet minister in Nederland, maar ingenieur
in Chil' wezen zal, en dat de behandeling van
vermoedelijk al dio vijf belangrijke zaken
buiten hem om zal moeten geschieden."
Geen van de eerste vier genoemde on
derwerpen zal kunnen behandel worden
döor een minister, die er voor staaf, en do
begrooting zal opgemaakt worden buiten
medewerking van den daarbij betrokken
minister.
De schrijver maakt er den minister van
waterstaat een grief van, dat hij zich van
zijn verplichtingen niet heeft losgemaakt
vóór hij minister word, of, zoo dit niet kon,
do portefeuille van waterstaat niet heeft
geweigerd Men kan niet te gelijk minister
zijn in Nederland cn ingenieur in VaJpami
so. Wie twe© hecrcn dienen wil, schaadt
minstens één van beiden
Het „U trechtsch Dagblad"
schrijft om-:
Al staat het traktement des Ministers stil
gedurende zijn verlof en al heeft hij, zooals
aan to nemen is, bij de aanvaarding van zijn
ambt dit verlof bedongen, de ..ovreemding
over dit geval kan er slechts weinig geringer
om worden.
Een ministerschap ia ieta anders dan een
particuliere betrekking, die men bij privaat,
rechtelijk contract aanvaardt; het is een
ambt, ccn publiekrechtelijke functie, die
hooger verplichtingen oplegt.
Aan een Minister is, voor zijn deel, de
zorg opgedragen voor do regeering des
lands. Aan dezo zorg moet men zich alleen
ii govaJ van overmacht kunnen ©n mogen
onttrekken. Of liever, men mag zich daaraan
in het geheel niet onttrekkenmen kan
daaraan alleen worden onttrokken door
omstandigheden, waarover men geen macht
heeft.
En verder:
Er is, beweert men, vooreerst niets t© doen
aan het Ministerio van Waterstaat-
Wij meenen dit to moeten betwijfelen.
Zelfs al ware er niets to doen, er kan elk
oogenblik iets te doen komen, wat niet voor
zien was. Men denke eens aan heb geval,
dat er in Mei of Juni een Europeesche oor
log uitbrak, dio ten onzent ccn mobilisatie
noodig maakte; dan zou toch ook do Minis
ter, onder wiens departement de spoorwo-
„Wat ziet go vermoeid, papa," zeido
Vixeu, terwijl zij bed.uard naar huis réden.
,,lk voel mij wel wat afgemat, lieve, maar
ccn goed diner zal mij weer geheel opknap-
Li. was een flinke jacht, cn je paard
heeft zich uitmuntend gehouden. Ik geloof,
dat ik geen slechte keus voor jo gedaan heb.
Rorie en zijn nicht wareu mijlen ver achter.
Een mooi meisje, en zij zit te paard alsof
zij er op geschilderd is, maar zij kan niet
rijden, rij heeft er geen hand van. Wij zul
len hen misschien nog wel ontmoeten als
zij naar huis gaan."
Een paar mijlen veruer ontmoetten zij Ro
derick alleen. Lady Mabd was met haar
vader meegegaan-
„Het speet mij wel, dat ik dc jacht ge
mist heb," zeido hij, terwijl hij zijn paard
omwendde en naast Vixen reed," maar ik
was verplicht voor lady Mabel to zorgen."
Een der pachters van den landjonker, een
stevige boer op een grooten grijzen knol,
haalde hen in, en Squire Tempest reed naast
hem voort, en hield een landbouwkundig
praatjo over het overvoeren van beesten cn
over veetentoonstellingen, den nieuwsten in
den smaak vallenden vorm van dierenmis
handeling.
Roderick cn Violet bleven alleen achter
en reden langzaam in de toenemende avond
schemering tusschen dicht geboomte, waar
nog onkcle sijsjes lieflijk zongen of bet zeld
zaam gefluit van do lijster nu en dan uit
kreupelboschjes van bcuke- cn hulzeboo-
men klonk.
Een lichte blos kwam op Vixens wang
terug. Zij was^zeer boos op haar speelmak
ker om zijn gemis aan vertrouwen en zijn
onvriendschappelijke terughouding. Dit was
echter het eenige gelukkige oogenblik van
gen en posterijen en telegrafie ressorteeren,
op zijn post moeten zijn.
Bovendiener i s wel iets te doen.
Do begrooting van het departement voor
1907 moet worden opgemaakt. Dat zal nu
moeten geschieden bij afwezigheid des Mi
nisters. Krijgen wij dan voor di tweede
maal een credietwet?
Nog een zeer belangrijke zaak, heb depar
tement van verkeer betreffende, komt aan
cl© orde: de motie-Bos om over to gaan tot
Staatsexploitatie der Spoorwegen; om niet
te gewagen van eveneens aangekondigde
mc ties omtrent de positie van het spoorweg,
personeel en hot personeel bij de posterijen
en telegrafie.
Nu nemen wij aan, dat do Minister ad in
terim, de heer Veegens, deze moties zal be
antwoorden. Eenige vertraging geeft dat
dan natuurlijk aan de zaken van Minister
Veegcn's eigen departement.
Doch stel nu, dat met name de motie-Bos
tot Staatsexploitatie der Spoorwegen wordt
aangenomen, hetgeen waarschijnlijk is.
Wanneer dan door ccn uitspraak van het
Parlement, waaraan allicht de Regeering
haar adhaesio zal hechten, is uitgemaakt,
dat Staatsexploitatie der Spoorwegen is in
het belang des lands, dan volgt daaruit im
mers vanzelf, dat het mede in 's lands be
lang is, zoo spoedig mogelijk tot verwezen
lijking van dien maatregel over te gaan.
Van tweeën een. Of de Minister Veegcns
zal zich dan ook met do voorbereiding der
uitvoering belasten, en dan. zal óf het de
partement van don heer Veegens daaronder
lijden, óf de instelling van een nieuw de
partement is overbodig geweest.
Di wel, de uitvoering zal wachten tot
Minister Kraus is teruggekeerd.
Dan zal dus het Nedcrlandsche volk vijf
maanden later, dan anders het geval ware,
in het genot worden gesteld van een ingrij
penden maatregel, die door volksvertegen
woordiging en Regeering in 's lands belang
wenschelijk werd geoordeeld.
Do „Stichtscho Courant," die
het gebeurde een nog nooit vertoond geval
noemt, zegt, dat het de plicht der Eerste
Kamer is in dezen in te grijpen.
„Een minister, die voor particuliere aan
gelegenheden vijf maaffKien naar het buiten
land moet, kan geen minister blijven.
Hij zal hebben te kiezen tusschen zijn
particulier belang en 'a lands belang.
's Lands belang wordt ernstig geschaad
door de vijf-maandelijkscbe afwozigheid
van den Minister van Waterstaat."
„Hot O entrum" schrijft:
Het zal wel niet dikwijls voorkomen, dat
een minister aldus tijdelijk zijn functie
neerlegt.
Ons althans is geen geval van dien aard
bekend. En hoe vereerend het ook voor
onzen landgenoot moge zijn. Lat men iu
Chili zoo hoogen prijs op zijn voorlichting
stelt, is het toch te hopen, dat een derge
lijke ministericcle absentie zich niet berha
len zal.
Vijf maanden op een jaar is werkelijk
wat kl te veel
En wie zich tot zulk een langdurige reis
verbonden heeft, doet beter geen verpuch
tingen op zich te ncrwn.
Het beheer van een departement is geen
taak, die men zoo maar eventjes onder
breekt, om zich geheel aan andere zaken te
wijden.
Integendeel, wanneer er één waardigheid
is, die den geheolen man vordert, dan is het
zeker wel do ministerieel© waardigheid.
En men vraagt zich ook af, of aan die
waardigheid niet te kort wordt gedaan, door
haar tijdelijk voor een andere werkzaamheid
neer te leggen.
Wij wenschcn hiermede niets onaange
naams te zeggen voor den persoon van deD
minister Kraus, noch in achting voor zijn
kundigheden bij iemand achter te staan.
Maar wij zouden toch wol de hoop willen
uitspreken, dat zijn „verlof" geen precedent
mogo worden voor volgende ministers, cn
dit buitengewone geval een unicum blijven
zal-
Aan „D e T ij d" wordt uit Den Haag
geschreven:
den dag Al het overige was met een gevoel
van eenzaamheid en verlatenheid vermengd
geweest
„Ik hoop, dat de jacht u vermaakt heeft,"
zeide Rorie.
„Ik geloof niet, dab het u veel kan sche
len of 1 j ons vermaakt hebben of niet,"
anlwcorddo Vixen, haar persoonlijkheid in
een onbestemd meervoud kleedendo, „anders
zoudt ge wel bij ons geweest zijn. Sultan"
vervolgde zij, den bruin bedoelende, „moet
zicb wel schrikkelijk vernederd gevoeld heb
ben, dat hij zoo ver achter moest blijven-"
„Als iemand op twee plaatsen tegelijk kon
zijn, zou mijn eene helft, mijn beste helft,
bij jou geweest zijn, Vixen; maar ik moest
voor mijn gast zcTgen. Ik had er op aan
gedrongen, dat zij komen zou."
„Natuurlijk," antwoordde Vixcn, het ho'ofd
een weinig in den nek werpende, „het zou
in het geheel niet goed geweest zijn als zij
niet gekomen was."
Daarop reden zij een poos stilzwijgend
voort. Vixen verlangde te zeggen: „Rorie,
je hebt mij niet mooi behandeld. Je hadt mij
moeten zeggen, dat je trouwen ging." Maar
er was iets, dat haar weerhield. Zij klopte
haar paaxd op den nek, luisterde naar de
sijsjes en zeide geen woord. De landjonker
en zijn pachter waren een honderd passen
vooruit en spraken luid.
Zij kwamen nu aan een punt, waar hun
wegen uiteenliepen, maar Rorie reed nog
naast Vixen voort.
„Is dat niet uw naaste weg?" vroeg Vixen,
met het ivoren handvatsel van haar rijzweep
naar den kruisweg wijzende.
„Ik ga den naasten weg niet. Ik ga met
u mee naar Abbey-House."
„Ik zal zoo lomp niet zijn te zeggen: doe
„De zonderlinge boodschap, waarmedo
do minister Kraus Maandagvand de Eer
ste Kamer verraste, maakt het onderwerp
uit van veler gesprekken cn beschouwin
gen.
Een Nedcrlandsch minister, die vrijheid
vindt tijdens zijn ministerschap, niet voor
eenig publiek Nederlandsch belang, maar
voor een zuiver particulier belang, een
klein half jaar naar het buitenland te ver
trekken, is in onze politieke geschiedenis
iets geheel nieuws In betrekkingen, van
veel minder belang en betcckenis nis het
ministerschap, zou een dergelijke afwezig
heid een onmogelijkheid heeten."
Do schrijver wijst dan er op, dab de
Minister vijf maanden lang vervangen zal
worden door een ambtgenoot, die van wai
ters taatszaken en hetgeen daarmede sameu-
hangt, geen verstand heeft.
Men mag cn kan niet aannemen, dat do
beo. Kraus, toen hij aangezocht werd mi
nister te worden, verzwegen heeft, dat het
contract met de Chilcenseho regeering hem
kon noodzaken voor verscheiden maanden
naar Zuid-Amcrika to vertrekken.
„Mnar wat dan'? Moest dergelijke
mededeeling voor den Kabinetsformateur
geen overwegondo reden zijn geweest, deD
heer Kraus, (die, hoe bekwaam ook, toch
stellig niet tot de onmisbare personen ge
rekend moet worden) niot in liet Kabinet
op te nemen? Door een sterk sprekend
voorbeeld zien wij hier geïllustreerd, hoo
afkeurenswaardig het moet geheeten wor
den, dat do Kabinetsformateur, do heer
Borgesius, do man, van wien in de eerste
plaats in deze zaak opheldering mocht ver
wacht worden, zelf buiten de Regeering is
ge-bleven- Do heer Borgesius is thans on
verantwoordelijk en kan tot het geven vaD
geen onkel antwoord verplicht worden. In-
tusschcn uiag verwacht worden, dat, als
de Eerste Kamer einde dezer maand tot
openbare behandeling dar Staatsbegrooting
weer samenkomt, over dezo zaak nog wel
een hartig woordje zal gesproken worden.
Vijf maanden vormen hier te lande een
zeer belangrijk gcdcelto van con normaal
ministerieel leven. Het verlof is aan den
heer Kraus gegeven met stilstand vaD
traktement (het ontbrak er nog maar aan,
dat het anders ware!), doch is het in den
haak, dat de lange tijd zijner afwezigheid
zal meetellen bij do berekening van het
hooge levenslange te genieten" minLters-
.pensiocn
Over vrouwenarbeid cnvrou-
w e n 1 o o n sprekende, vraagt „De Re
8 i d e n t i e b o d e" aandacht voor het
feit, dat vrouwen over heb algemeen
minder verdienen dan mannen,
ook ab zij hetzelfde werk verrichten, het
geen het blad een greote onbillijkheid
achtr.
Krachtig komt dit uit in ccn rapport
van een Enquête-commissie voor maat
schappelijke pharmaccut-belangen, waaruit
bleek, dat het met de looucn der apothe
kers-bedienden aldus was gesteld: manlijke
assistenten, externe, 450—/ 1200 per jaar;
vrouwelijke assistenten, externe, 100—
900 per jaarmanlijke assistenten,
interne, 120550 per jaar; vrouwe
lijke assistenten, interne, 50—/ 525 per
jaar.
Nieuwsgierig naar het waarom van deze
onbillijkheid, richtte bet blad zich, met
het oog op het vrouwenloon in het alge
meen, tot mej. Marie Jungius, directrice
van het „Nationaal Buroau voor Vrouwen
arbeid", die do vraag aldus beantwoordde:
Do lagere bezoldiging dor vrouw wordt
veroorzaakt:
lo. door de slechte opleiding der vrou
wen in het algemeen en door de heer-
schcnde dwaling, dat de vrouw niet voor
andoren dan zichzelf heeft te zorgen
2o. hierdoor cntstaaie geringschatting
voor allen vrouwenarbeid, ook zelfs
nog nagoode c'ple iding;
3o. de onder tamelijk gegoede vrouwen
zoo vaak voorkomende gewoonte om .wat
„bijverdienste", „kleedgeld", enz. te ver
dienen, waarvoor zij onder de markt wer
ken
4c'. de bij arme vrouwen veel voorkomen-
do nooddwang om „bijverdienste" in het
dat niet, maar Sultan zal wel vermoeid
zijn."
„Sultan zal morgen een vrijen dag heb
ben."
Zij reden een plantsoen van eikenhout
in, waar een breede laan van het eene ein
de tot het andere doorheen liep. Het
bosch had in den laten namiddag een ge
heimzinnig aanzien, toen het onder het
hooge geboomte donkerder werd. Er hecrsch.
te een spookachtige grauwheid als in
een schimmenrijk. Stilzwijgend reden zij
ovsr het dikke, vochtige tapijt van afge
vallen bladeren, on nu cn dan schrikten
do paarden een weiuig van een pas afge-
stroopten boomstam, die dwars over den
weg lag. Zij bewaarden hot stilzwijgen,
want zij hadden op dit oogenblik elkander
werkelijk zeer weinig te zeggen. Vixen gaf
aan haar misnoegdheid toe; Rorie gevoel
de, dat zijn toekomst verward cn duister
was. Hij moest iets worden, misschien do
loopbaan kiezen, waarop zijn moeder zoo
gesteld was. Maar den prikkel der eer,
zucht had hij niet.
Zij waren op omstreeks tweehonderd
passen van het hek aan het einde der laan,
toen Vixen eensklaps een kreet slaakte.
„Stuikeldo papa's paard?" vroeg zij;
„zio hoe hij in den zadel zwaait?"
Nog een oogenblik, on de landjonker viel
voorover op den hals van zijn paard, zoo
plotseling en met zulk een kracht, dat het
paard ook viel; verschrikt sprong het
dier weder overeind, draaide zicb om en
rende Roderick cn Vixen op het glibberigo
pad voorbij.
In een oogwenk was Vixen uit den za
del cn naar haar vader toegesneld. Hij
lag als een blok, met het gelaat beneden-
gezin te brengen, waardoor zij werken voor
wat zij maar -rijgen kunnen.
„De Residentiebode" meent, dat
het sub 3 en 4 genoemdo kan vervallen,
als ook bij mannen voorkomende.
Resten de beide ander© door mej. Jun-
giu* aangegeven oorzaken. Wat do slecht©
oplekiing betreft, die is gelukkig gaande
weg aan het verdwijnen. Maar terecht wijst
mej. J op de heerschendo dwaling, dat
do vrouw niet voor anderen dan zichzelf lo
zorgco heeft. Do en .aête, op onderwijs
gebied in de jaren 1S97 en 'OS gehouden
voor do wclbekcndo „Tentoonstelling van
Vrouwenarbeid" leerde wel anders. Zij
bracht aan het licht, dat van de onder-
w ij z e r e s s c n met een jaarwodde van:
minder dan C00 voor andereu moesten
zorgen 31.2 pCt.600 tot 600 45-6 pCt.
600 tot 1000 55.1 pCt.1000 tot 1200
56.6 pCt.1200 of meer 69 8 pCt.
Maar al had meent „Do Residen
tiebode" geen enkelo werkendo vrouw
in het onderhoud ook van anderen te voor-
zien, <lan nog mocht het vrouwenloon bij
gelijkwaardigen arbeid niet minder zijn
dan cL vao den man. En wel eerstens,
omdat do ongemotiveerde geringschatting,
wanrvan mej. Jungius spreekt, vernederend
is voor de vrouw cn dus zoovec-l doenlijk
dient bedreden. Tweodens, omdat door
haar minder loon do vrouw haars ondanks
een oneerlijke concurrentie is op de arbeids
markt en daardoor het loon ij het algo-
meen tot steeds lagor peil doet zinken.
Daarom eindigt het blad met don vrcnsch,
dat meer en moer gelijk loon voor gelij
ken arbeid worde betaald, eerst na h o n-
q on raus dames wijl wij an n do
vrouw, die voor haar "brood werkt, gaarne
oen even goed salaris wonschen als haar
manlijken collega, twccdens wijl op die ma
nier de sociale verhoudingen zuiverder
worden gehouden, dc struggle for
life minder verscherpt wordt dan noodig
is.
liCn beslissing van «len minister
van Uiuneulandscho Zaken.
De minister van Binncnlandsche Zaken
heeft blijkens het „Weekblid voor gym
nasiaal en middelbaar onderwijs"op oen
desbetreffend adres de volgcmio beslissing
gegeven:
„De verklaring van een leeranr, dio ge
bruik maakt van de bevoegdheid hem ver
leend bij art. 6 der wet van 5 Juni 1905
(Staatsblad No, 151) en dus niet nis bur
gerlijk ambtenaar wcnscht to worden be
schouwd, betreft met alleen do door hem
op 1 Januari 1906 eklccdo betrekking,
doch evenzeer iedere betrekking, welko
ewutuecl tater door hcra mocht worden
bi-kleed aan eenige in dat nm&el genoem
de pomeentclijko instelling.
Wordt hij daarentegen later tot een
11 ijks bet rekking waarin hij do hoe-
danigheid van burgerlijk ambtenaar ver
krijgt, benoemd, dan is er geen sprake van
keuze. Door de aanneming van zoodanig»
be..,eming wordt hij voor de toepassing
der bepalingen omtrent pensioen als bur
gerlijk ambtenaar aangemerkt co komen,
bij eventucclo pensionneering i 1 dio be-;
trekking, de diensten vroeger door hom be
wezen, die voldoen aan dc vereischten in
ait. 9d. der Burgerlijke Pensioenwet go-
steld, voor h :m als diensttijd in aanmer-
kii.g"
(liemecntLdljko Arbehlsbenrs.
Stads timmerwerf, telefoon No. 127.
Geopend van 912 des murgens cn van
25 uren des middags.
Aanvragen vao wer1 zoekenden van 613
Januari 1906.
2 schilders, 1 timmerman, 5 opperlieden,
1 smid-vuurwerker, 2 smid-bankwerkers, I
stoker, 2 scheepmakers (ijzeren bouw), 1
colporteur, 2 boerenknechts, 1 witter, 1
koetsier, 1 huisknecht, 2 schippersknechts,
1 winkelbediende, 1 rijwielhersteller, l si
garenmaker, 10 losse werklieden, 10 loop
knechts.
Geplaatst 3 werkzoekenden.
waarts op de dorro bladeren, vlak voor
bet hek. Do pachter was afgestegen en
stond met den teugel in do hond en in
groot© ontsteltenis over hem heen gebogen.
„O, wat is dat?" ricsp Violet, buiten
ziehzelvc van angst. „Heeft het paard hem
afgeworpen? Bullfinch, zijn lievelings
paard 1 Is hij erg bezeerd? O, help mij hem
optillen. Help mijHelp mij 1"
Roderick was nu hij haar, knielde naast
haar neder, cn beproefde den gevallen
landjonker, die als lood op zijn arm lag,
op to heffen.
„Het paard heeft het niet gedaan, juf
frouw," zeido do pachter. „Ik vrees, dat
het een beroerte is."
„Een beroerte!" riep Vixcn. „O, papa,
papa, lieve papa!"
Zij snikte, klemdo zich aan hem vst, be
vende als een blad, en haar doodsbleek ge
laat naar Roderick tookecrcndc.
„Doe wat om hem t© helpen, doe iets,"
riep zij; „gij wilt hem hier toch niet la-
ton sterven bij gobrok aan hulp? HaaJ
wat brandewijn, geef hem iets," snikte zij,
haar bevendo hand uitstrekkende.
Do pachter was kaar gedachte vóór ge
weest. Hij had zijn flesch uit zijn zadelzak
genomen en knielde naast den Landjonker
neer. Roderic' had het zwaar neerhangen
de hoofd opgelicht én keerde het lijkkleu
rig gelaat naar het afnemende licht. Hij
beproefde een weinig brandewijn tusschen
dc blauwe lippen te brengen, maar te
vergeefs.
(Wordt vervolgd.)