Ko. 1405?. LIÏÜSCH DAGBLAD. ZATERDAG f3 JANUARL - TWEEDE BLAD. Anno r0C6 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. "Vi:xeai esi llorie. Over het verlof van den minis ter van waterstaat wordt heelwat geschreven. „D e Nioawe Courant" schrijft: Op het cerate gezicht maakt do medeciee- ling, dat een minister, eed halfjaar nadat nij cio portefeuille aanvaard heeft, een bui- tenlandsch verlof van vijf maanden ver zoekt en bekomt om particuliero zaken te behandelen, een zonderlingen indruk. Het exceptioneel© vaD het geval, waarin de tcgenwcordige minister van waterstaat verkeert, moet dien indruk, naar ons voor komt, wijzigen. Blijkens zijn aan do Eerste Kamer gericht schrijven, rustte op prof. Kraus vóór zijn ministerschap do contrac- tueelo verplichting zich in het voorjaar van 1806 naar Valparaiso te begeven, ten einde de Chileenschc regeering te dienen van ad vies in zako de gunning en ten-uitvoer-leg- ging der door hem ontworpen havenwerken. Blijkb r heeft de hoogleeraar de porto- feuillo aanvaard op voorwaarde, dat hem vergund zou worden zijn contractueele ver plichting na te komen, indien de Ckileen- eche regeering daarop Btonden deze heeft thans bericht, in een uitstel niet te kun nen bewilligen. Neemt men nu in aanmerking, dat het vei lof verleend wordt met stilstand van trak ement, dat het Departement van Wa terstaat, voor zoover bekend, geen onder werpen in behandeling heeft, welko aes Ministers aanhoudende tegenwoordigheid dringend vereischen, en dat do taak, waar van de heer Kraus zich gaat kwijten, deel uitmaakt van een vroeger aanvaarde op dracht, welke de Nedcrlandsche waterbouw kunde tot hoogo eer strekt, dan bestaat er re-Jon genoeg om de critiek, welko het bericht aanvankelijk schijnt te mceten uit lokken, terug te houden. Veeleer is er dan aanleiding om Zijne Excellentie, die zich onder omstandighe den, even eervol als buKcngewcon, tijdens zijn ministerschap geruimen tijd buitens lands begeeft, een goede reis toe te wen- echen en een behouden terugkeer na vol brenging zijner belangrijke taak, op<iat hij zich zoo spoedig mogelijk weder aau de behartiging van 's lands zaken moge wij den, welke, in het algemeen gesproken, vau langdurigo niinisterieele absenties slechts nadeel kunnen ondervinden. De,, rnhcmsch© Courant" zegt: Zoo zal cr nauwelijks tijd overblijven, ctn, vóór de behandeling der cgrooting voor het volgende jaar, do vele zaken in studio te nemen en te overwegen, waarvan do minister Krans bij de behandeling zijner begrooting in December zich bereid ver klaarcie zich op de hoogte te stellen En dan nog-, do motie over de Stantsexploita tie dor Spoorwegen en dc positie van het personeel bij post en telegraaf I Mot vijf maanden tusschentijdsch verkf dreigt voor dezen Minister het jaar 1S06 toch wel wat erg kort te worden. Dc hoefijzer-correspondent van het „H a n d o l s b la d" schrijft: Het Ls waarlijk een mooie geschiedenis. Een Nedcrlandsch Minister heeft zich in zulke scheeve verhoudingen gebracht dat hij tot een der Kamers van de Staten-Ge- neraal moet zeggen: Het spijt mij wel, dat ik u moet manen tot wat spooo met het be handelen van mijn bcgrooting, maar do Chiloensche Regeering roept mij 1 Nu, do Eerste Kamer heeft die bedekte aanmaning „voor kennisgeving aangeno men." Het zonderlinge schrijven luid nog wel wat koeler en hooger beantwoord kun nen zijn; dc Eerste Kaïncr had wel in een enkel zinnetje van bescheid kunnen doen uitkomen, dat do Staten-Gencraal zien bij het vaststellen van eenig tijdstip van werk zaamheid niet storen aan de particuliere bezigheden van ingenieurs in vreemden staatsdienst. Maar heb deed er weinig toe, want do Ecisto Kamer pleegt toch lang vóór Maart met do Staatsbegrooting ge reed to zijn. Doch do verhouding waarin deze Nedcr landsche Minister gekomen is ten aanzien 21) „Ik, ik, ik geef vandaag niet veel om jagen, papa", zeide Violet, terwijl do tra nen haar eensklaps in do oogcn sprongen. „Willen wc samen naar huis gaan I Ge zijt niet vvcl en ik heb geen pleizier. Niemand heeft ons hier noodig; waarom zouden we dan blijven Rorie was ccn weinig achter hen en droog zorg voor lady Mabel, wier bruin allerlei caprioles maakte, alsof hij een kunstpaard In een circus was, en zeer langzaam vor derde. „Gekheid, kind 1 Heengaan 1 Dat- zou ik ïiict kunnen. Als »-r to jagen is, wil men mij er zien. Wij krijgen in Dingley Bossow zandgrond, denk ik, en zullen ccn flinke jacht over de heuvels tot Bcaulimi hebben.'"' Het kwam juist uit zooa»j de landjonker voorspeld had, on de drijfjacht duurde wel vijf kwartier; Roderick was altiid-door ach teraan, maakte hekken epen en beschermde zijn nicht tegen moeilijkheden cn gevaren van allerlei aard. Eindelijk werd do vos op een heide bij Beaulieu afgemaakt, en onder do weinigen, dio daarbij tegenwoordig wa ren, was Vixcn, gloeiend van opgewektheid cn zegepraal, cn voor het oogenblik al baar leed vergetende, van verrukking, dal zij een van de vrouwenzadels had gewonnen. Do eer van den vossenstaart kwam aan mevrouw Millingtong, de beroemde jageres uit tien omtrek, toe. van het Nederlandsch Parlement, wordt daardoor niet minder abnormaal en absurd en wij konden dan nu reeds ook hooren, dat het geval in parlementaire kringen hier cn daar ontstemming heeft gewekt. Bovendien kunnen de gevolgen niet dan schadelijk zijn voor het belang van het land. „De Nieuwe Courant"' meeat, „dab het Departement van Waterstaat voer zoover bekend, geen onderwerpen ie behandeling heeft, welko des Ministers aan houdende tegenwoordigheid dringend ver- eischen." Onzo collega vergeet, dit schrij vend, een paar kleinigheden: lo. is de behandeling van hoofdstuk IX in de Tweedo Kamer de bespreking van den toestand van heb spoorwegpersoneel uitgesteld tot na het Kerstreces; 2o. is hetzelfde geschiet met de bespre king van den toestand der post- en tele- £raafbeambten 3o. is het waarschijnlijk de bedoeling van den voorzitter der Tweedo Kamer (en althans stellig van de al vaak gedupeerde voorstellers van de motie-Treub) om do motie betreffende Staatsexploitatie van Spoorwegen vóór den zomer to behande len; 4o. zal een wetsontwerp betreffende hot Noord-Zeekanaal eerlang door do Tweede Kamer worden behandeld, waarbij alweer de Lijdensgeschiedenis van de Velzerpontcn ter sprake zal komen 5o. wordt in den voorzomer de begrooting voor het volgende jaar teD departement© gereed gemaakt en naar den Raad van Sta te verzonden. Dit zijn enkelo punten van urgentie, die ons nu zoo dadelijk te binnen schieten. Als men nu bedenkt, dat heb verlof wordt verleend voor „ten hoogste 5 maanden" (en dat zal dan toch zeker wel niet veel min der worden) cn op zijn vroegst zal ingaan op 1 Maart, dan kan men er op rekenen, dat minister Kraus ongeveer gedurende do maanden Maart, April, Mei, Juni cn Juli niet minister in Nederland, maar ingenieur in Chil' wezen zal, en dat de behandeling van vermoedelijk al dio vijf belangrijke zaken buiten hem om zal moeten geschieden." Geen van de eerste vier genoemde on derwerpen zal kunnen behandel worden döor een minister, die er voor staaf, en do begrooting zal opgemaakt worden buiten medewerking van den daarbij betrokken minister. De schrijver maakt er den minister van waterstaat een grief van, dat hij zich van zijn verplichtingen niet heeft losgemaakt vóór hij minister word, of, zoo dit niet kon, do portefeuille van waterstaat niet heeft geweigerd Men kan niet te gelijk minister zijn in Nederland cn ingenieur in VaJpami so. Wie twe© hecrcn dienen wil, schaadt minstens één van beiden Het „U trechtsch Dagblad" schrijft om-: Al staat het traktement des Ministers stil gedurende zijn verlof en al heeft hij, zooals aan to nemen is, bij de aanvaarding van zijn ambt dit verlof bedongen, de ..ovreemding over dit geval kan er slechts weinig geringer om worden. Een ministerschap ia ieta anders dan een particuliere betrekking, die men bij privaat, rechtelijk contract aanvaardt; het is een ambt, ccn publiekrechtelijke functie, die hooger verplichtingen oplegt. Aan een Minister is, voor zijn deel, de zorg opgedragen voor do regeering des lands. Aan dezo zorg moet men zich alleen ii govaJ van overmacht kunnen ©n mogen onttrekken. Of liever, men mag zich daaraan in het geheel niet onttrekkenmen kan daaraan alleen worden onttrokken door omstandigheden, waarover men geen macht heeft. En verder: Er is, beweert men, vooreerst niets t© doen aan het Ministerio van Waterstaat- Wij meenen dit to moeten betwijfelen. Zelfs al ware er niets to doen, er kan elk oogenblik iets te doen komen, wat niet voor zien was. Men denke eens aan heb geval, dat er in Mei of Juni een Europeesche oor log uitbrak, dio ten onzent ccn mobilisatie noodig maakte; dan zou toch ook do Minis ter, onder wiens departement de spoorwo- „Wat ziet go vermoeid, papa," zeido Vixeu, terwijl zij bed.uard naar huis réden. ,,lk voel mij wel wat afgemat, lieve, maar ccn goed diner zal mij weer geheel opknap- Li. was een flinke jacht, cn je paard heeft zich uitmuntend gehouden. Ik geloof, dat ik geen slechte keus voor jo gedaan heb. Rorie en zijn nicht wareu mijlen ver achter. Een mooi meisje, en zij zit te paard alsof zij er op geschilderd is, maar zij kan niet rijden, rij heeft er geen hand van. Wij zul len hen misschien nog wel ontmoeten als zij naar huis gaan." Een paar mijlen veruer ontmoetten zij Ro derick alleen. Lady Mabd was met haar vader meegegaan- „Het speet mij wel, dat ik dc jacht ge mist heb," zeido hij, terwijl hij zijn paard omwendde en naast Vixen reed," maar ik was verplicht voor lady Mabel to zorgen." Een der pachters van den landjonker, een stevige boer op een grooten grijzen knol, haalde hen in, en Squire Tempest reed naast hem voort, en hield een landbouwkundig praatjo over het overvoeren van beesten cn over veetentoonstellingen, den nieuwsten in den smaak vallenden vorm van dierenmis handeling. Roderick cn Violet bleven alleen achter en reden langzaam in de toenemende avond schemering tusschen dicht geboomte, waar nog onkcle sijsjes lieflijk zongen of bet zeld zaam gefluit van do lijster nu en dan uit kreupelboschjes van bcuke- cn hulzeboo- men klonk. Een lichte blos kwam op Vixens wang terug. Zij was^zeer boos op haar speelmak ker om zijn gemis aan vertrouwen en zijn onvriendschappelijke terughouding. Dit was echter het eenige gelukkige oogenblik van gen en posterijen en telegrafie ressorteeren, op zijn post moeten zijn. Bovendiener i s wel iets te doen. Do begrooting van het departement voor 1907 moet worden opgemaakt. Dat zal nu moeten geschieden bij afwezigheid des Mi nisters. Krijgen wij dan voor di tweede maal een credietwet? Nog een zeer belangrijke zaak, heb depar tement van verkeer betreffende, komt aan cl© orde: de motie-Bos om over to gaan tot Staatsexploitatie der Spoorwegen; om niet te gewagen van eveneens aangekondigde mc ties omtrent de positie van het spoorweg, personeel en hot personeel bij de posterijen en telegrafie. Nu nemen wij aan, dat do Minister ad in terim, de heer Veegens, deze moties zal be antwoorden. Eenige vertraging geeft dat dan natuurlijk aan de zaken van Minister Veegcn's eigen departement. Doch stel nu, dat met name de motie-Bos tot Staatsexploitatie der Spoorwegen wordt aangenomen, hetgeen waarschijnlijk is. Wanneer dan door ccn uitspraak van het Parlement, waaraan allicht de Regeering haar adhaesio zal hechten, is uitgemaakt, dat Staatsexploitatie der Spoorwegen is in het belang des lands, dan volgt daaruit im mers vanzelf, dat het mede in 's lands be lang is, zoo spoedig mogelijk tot verwezen lijking van dien maatregel over te gaan. Van tweeën een. Of de Minister Veegcns zal zich dan ook met do voorbereiding der uitvoering belasten, en dan. zal óf het de partement van don heer Veegens daaronder lijden, óf de instelling van een nieuw de partement is overbodig geweest. Di wel, de uitvoering zal wachten tot Minister Kraus is teruggekeerd. Dan zal dus het Nedcrlandsche volk vijf maanden later, dan anders het geval ware, in het genot worden gesteld van een ingrij penden maatregel, die door volksvertegen woordiging en Regeering in 's lands belang wenschelijk werd geoordeeld. Do „Stichtscho Courant," die het gebeurde een nog nooit vertoond geval noemt, zegt, dat het de plicht der Eerste Kamer is in dezen in te grijpen. „Een minister, die voor particuliere aan gelegenheden vijf maaffKien naar het buiten land moet, kan geen minister blijven. Hij zal hebben te kiezen tusschen zijn particulier belang en 'a lands belang. 's Lands belang wordt ernstig geschaad door de vijf-maandelijkscbe afwozigheid van den Minister van Waterstaat." „Hot O entrum" schrijft: Het zal wel niet dikwijls voorkomen, dat een minister aldus tijdelijk zijn functie neerlegt. Ons althans is geen geval van dien aard bekend. En hoe vereerend het ook voor onzen landgenoot moge zijn. Lat men iu Chili zoo hoogen prijs op zijn voorlichting stelt, is het toch te hopen, dat een derge lijke ministericcle absentie zich niet berha len zal. Vijf maanden op een jaar is werkelijk wat kl te veel En wie zich tot zulk een langdurige reis verbonden heeft, doet beter geen verpuch tingen op zich te ncrwn. Het beheer van een departement is geen taak, die men zoo maar eventjes onder breekt, om zich geheel aan andere zaken te wijden. Integendeel, wanneer er één waardigheid is, die den geheolen man vordert, dan is het zeker wel do ministerieel© waardigheid. En men vraagt zich ook af, of aan die waardigheid niet te kort wordt gedaan, door haar tijdelijk voor een andere werkzaamheid neer te leggen. Wij wenschcn hiermede niets onaange naams te zeggen voor den persoon van deD minister Kraus, noch in achting voor zijn kundigheden bij iemand achter te staan. Maar wij zouden toch wol de hoop willen uitspreken, dat zijn „verlof" geen precedent mogo worden voor volgende ministers, cn dit buitengewone geval een unicum blijven zal- Aan „D e T ij d" wordt uit Den Haag geschreven: den dag Al het overige was met een gevoel van eenzaamheid en verlatenheid vermengd geweest „Ik hoop, dat de jacht u vermaakt heeft," zeide Rorie. „Ik geloof niet, dab het u veel kan sche len of 1 j ons vermaakt hebben of niet," anlwcorddo Vixen, haar persoonlijkheid in een onbestemd meervoud kleedendo, „anders zoudt ge wel bij ons geweest zijn. Sultan" vervolgde zij, den bruin bedoelende, „moet zicb wel schrikkelijk vernederd gevoeld heb ben, dat hij zoo ver achter moest blijven-" „Als iemand op twee plaatsen tegelijk kon zijn, zou mijn eene helft, mijn beste helft, bij jou geweest zijn, Vixen; maar ik moest voor mijn gast zcTgen. Ik had er op aan gedrongen, dat zij komen zou." „Natuurlijk," antwoordde Vixcn, het ho'ofd een weinig in den nek werpende, „het zou in het geheel niet goed geweest zijn als zij niet gekomen was." Daarop reden zij een poos stilzwijgend voort. Vixen verlangde te zeggen: „Rorie, je hebt mij niet mooi behandeld. Je hadt mij moeten zeggen, dat je trouwen ging." Maar er was iets, dat haar weerhield. Zij klopte haar paaxd op den nek, luisterde naar de sijsjes en zeide geen woord. De landjonker en zijn pachter waren een honderd passen vooruit en spraken luid. Zij kwamen nu aan een punt, waar hun wegen uiteenliepen, maar Rorie reed nog naast Vixen voort. „Is dat niet uw naaste weg?" vroeg Vixen, met het ivoren handvatsel van haar rijzweep naar den kruisweg wijzende. „Ik ga den naasten weg niet. Ik ga met u mee naar Abbey-House." „Ik zal zoo lomp niet zijn te zeggen: doe „De zonderlinge boodschap, waarmedo do minister Kraus Maandagvand de Eer ste Kamer verraste, maakt het onderwerp uit van veler gesprekken cn beschouwin gen. Een Nedcrlandsch minister, die vrijheid vindt tijdens zijn ministerschap, niet voor eenig publiek Nederlandsch belang, maar voor een zuiver particulier belang, een klein half jaar naar het buitenland te ver trekken, is in onze politieke geschiedenis iets geheel nieuws In betrekkingen, van veel minder belang en betcckenis nis het ministerschap, zou een dergelijke afwezig heid een onmogelijkheid heeten." Do schrijver wijst dan er op, dab de Minister vijf maanden lang vervangen zal worden door een ambtgenoot, die van wai ters taatszaken en hetgeen daarmede sameu- hangt, geen verstand heeft. Men mag cn kan niet aannemen, dat do beo. Kraus, toen hij aangezocht werd mi nister te worden, verzwegen heeft, dat het contract met de Chilcenseho regeering hem kon noodzaken voor verscheiden maanden naar Zuid-Amcrika to vertrekken. „Mnar wat dan'? Moest dergelijke mededeeling voor den Kabinetsformateur geen overwegondo reden zijn geweest, deD heer Kraus, (die, hoe bekwaam ook, toch stellig niet tot de onmisbare personen ge rekend moet worden) niot in liet Kabinet op te nemen? Door een sterk sprekend voorbeeld zien wij hier geïllustreerd, hoo afkeurenswaardig het moet geheeten wor den, dat do Kabinetsformateur, do heer Borgesius, do man, van wien in de eerste plaats in deze zaak opheldering mocht ver wacht worden, zelf buiten de Regeering is ge-bleven- Do heer Borgesius is thans on verantwoordelijk en kan tot het geven vaD geen onkel antwoord verplicht worden. In- tusschcn uiag verwacht worden, dat, als de Eerste Kamer einde dezer maand tot openbare behandeling dar Staatsbegrooting weer samenkomt, over dezo zaak nog wel een hartig woordje zal gesproken worden. Vijf maanden vormen hier te lande een zeer belangrijk gcdcelto van con normaal ministerieel leven. Het verlof is aan den heer Kraus gegeven met stilstand vaD traktement (het ontbrak er nog maar aan, dat het anders ware!), doch is het in den haak, dat de lange tijd zijner afwezigheid zal meetellen bij do berekening van het hooge levenslange te genieten" minLters- .pensiocn Over vrouwenarbeid cnvrou- w e n 1 o o n sprekende, vraagt „De Re 8 i d e n t i e b o d e" aandacht voor het feit, dat vrouwen over heb algemeen minder verdienen dan mannen, ook ab zij hetzelfde werk verrichten, het geen het blad een greote onbillijkheid achtr. Krachtig komt dit uit in ccn rapport van een Enquête-commissie voor maat schappelijke pharmaccut-belangen, waaruit bleek, dat het met de looucn der apothe kers-bedienden aldus was gesteld: manlijke assistenten, externe, 450—/ 1200 per jaar; vrouwelijke assistenten, externe, 100— 900 per jaarmanlijke assistenten, interne, 120550 per jaar; vrouwe lijke assistenten, interne, 50—/ 525 per jaar. Nieuwsgierig naar het waarom van deze onbillijkheid, richtte bet blad zich, met het oog op het vrouwenloon in het alge meen, tot mej. Marie Jungius, directrice van het „Nationaal Buroau voor Vrouwen arbeid", die do vraag aldus beantwoordde: Do lagere bezoldiging dor vrouw wordt veroorzaakt: lo. door de slechte opleiding der vrou wen in het algemeen en door de heer- schcnde dwaling, dat de vrouw niet voor andoren dan zichzelf heeft te zorgen 2o. hierdoor cntstaaie geringschatting voor allen vrouwenarbeid, ook zelfs nog nagoode c'ple iding; 3o. de onder tamelijk gegoede vrouwen zoo vaak voorkomende gewoonte om .wat „bijverdienste", „kleedgeld", enz. te ver dienen, waarvoor zij onder de markt wer ken 4c'. de bij arme vrouwen veel voorkomen- do nooddwang om „bijverdienste" in het dat niet, maar Sultan zal wel vermoeid zijn." „Sultan zal morgen een vrijen dag heb ben." Zij reden een plantsoen van eikenhout in, waar een breede laan van het eene ein de tot het andere doorheen liep. Het bosch had in den laten namiddag een ge heimzinnig aanzien, toen het onder het hooge geboomte donkerder werd. Er hecrsch. te een spookachtige grauwheid als in een schimmenrijk. Stilzwijgend reden zij ovsr het dikke, vochtige tapijt van afge vallen bladeren, on nu cn dan schrikten do paarden een weiuig van een pas afge- stroopten boomstam, die dwars over den weg lag. Zij bewaarden hot stilzwijgen, want zij hadden op dit oogenblik elkander werkelijk zeer weinig te zeggen. Vixen gaf aan haar misnoegdheid toe; Rorie gevoel de, dat zijn toekomst verward cn duister was. Hij moest iets worden, misschien do loopbaan kiezen, waarop zijn moeder zoo gesteld was. Maar den prikkel der eer, zucht had hij niet. Zij waren op omstreeks tweehonderd passen van het hek aan het einde der laan, toen Vixen eensklaps een kreet slaakte. „Stuikeldo papa's paard?" vroeg zij; „zio hoe hij in den zadel zwaait?" Nog een oogenblik, on de landjonker viel voorover op den hals van zijn paard, zoo plotseling en met zulk een kracht, dat het paard ook viel; verschrikt sprong het dier weder overeind, draaide zicb om en rende Roderick cn Vixen op het glibberigo pad voorbij. In een oogwenk was Vixen uit den za del cn naar haar vader toegesneld. Hij lag als een blok, met het gelaat beneden- gezin te brengen, waardoor zij werken voor wat zij maar -rijgen kunnen. „De Residentiebode" meent, dat het sub 3 en 4 genoemdo kan vervallen, als ook bij mannen voorkomende. Resten de beide ander© door mej. Jun- giu* aangegeven oorzaken. Wat do slecht© oplekiing betreft, die is gelukkig gaande weg aan het verdwijnen. Maar terecht wijst mej. J op de heerschendo dwaling, dat do vrouw niet voor anderen dan zichzelf lo zorgco heeft. Do en .aête, op onderwijs gebied in de jaren 1S97 en 'OS gehouden voor do wclbekcndo „Tentoonstelling van Vrouwenarbeid" leerde wel anders. Zij bracht aan het licht, dat van de onder- w ij z e r e s s c n met een jaarwodde van: minder dan C00 voor andereu moesten zorgen 31.2 pCt.600 tot 600 45-6 pCt. 600 tot 1000 55.1 pCt.1000 tot 1200 56.6 pCt.1200 of meer 69 8 pCt. Maar al had meent „Do Residen tiebode" geen enkelo werkendo vrouw in het onderhoud ook van anderen te voor- zien, <lan nog mocht het vrouwenloon bij gelijkwaardigen arbeid niet minder zijn dan cL vao den man. En wel eerstens, omdat do ongemotiveerde geringschatting, wanrvan mej. Jungius spreekt, vernederend is voor de vrouw cn dus zoovec-l doenlijk dient bedreden. Tweodens, omdat door haar minder loon do vrouw haars ondanks een oneerlijke concurrentie is op de arbeids markt en daardoor het loon ij het algo- meen tot steeds lagor peil doet zinken. Daarom eindigt het blad met don vrcnsch, dat meer en moer gelijk loon voor gelij ken arbeid worde betaald, eerst na h o n- q on raus dames wijl wij an n do vrouw, die voor haar "brood werkt, gaarne oen even goed salaris wonschen als haar manlijken collega, twccdens wijl op die ma nier de sociale verhoudingen zuiverder worden gehouden, dc struggle for life minder verscherpt wordt dan noodig is. liCn beslissing van «len minister van Uiuneulandscho Zaken. De minister van Binncnlandsche Zaken heeft blijkens het „Weekblid voor gym nasiaal en middelbaar onderwijs"op oen desbetreffend adres de volgcmio beslissing gegeven: „De verklaring van een leeranr, dio ge bruik maakt van de bevoegdheid hem ver leend bij art. 6 der wet van 5 Juni 1905 (Staatsblad No, 151) en dus niet nis bur gerlijk ambtenaar wcnscht to worden be schouwd, betreft met alleen do door hem op 1 Januari 1906 eklccdo betrekking, doch evenzeer iedere betrekking, welko ewutuecl tater door hcra mocht worden bi-kleed aan eenige in dat nm&el genoem de pomeentclijko instelling. Wordt hij daarentegen later tot een 11 ijks bet rekking waarin hij do hoe- danigheid van burgerlijk ambtenaar ver krijgt, benoemd, dan is er geen sprake van keuze. Door de aanneming van zoodanig» be..,eming wordt hij voor de toepassing der bepalingen omtrent pensioen als bur gerlijk ambtenaar aangemerkt co komen, bij eventucclo pensionneering i 1 dio be-; trekking, de diensten vroeger door hom be wezen, die voldoen aan dc vereischten in ait. 9d. der Burgerlijke Pensioenwet go- steld, voor h :m als diensttijd in aanmer- kii.g" (liemecntLdljko Arbehlsbenrs. Stads timmerwerf, telefoon No. 127. Geopend van 912 des murgens cn van 25 uren des middags. Aanvragen vao wer1 zoekenden van 613 Januari 1906. 2 schilders, 1 timmerman, 5 opperlieden, 1 smid-vuurwerker, 2 smid-bankwerkers, I stoker, 2 scheepmakers (ijzeren bouw), 1 colporteur, 2 boerenknechts, 1 witter, 1 koetsier, 1 huisknecht, 2 schippersknechts, 1 winkelbediende, 1 rijwielhersteller, l si garenmaker, 10 losse werklieden, 10 loop knechts. Geplaatst 3 werkzoekenden. waarts op de dorro bladeren, vlak voor bet hek. Do pachter was afgestegen en stond met den teugel in do hond en in groot© ontsteltenis over hem heen gebogen. „O, wat is dat?" ricsp Violet, buiten ziehzelvc van angst. „Heeft het paard hem afgeworpen? Bullfinch, zijn lievelings paard 1 Is hij erg bezeerd? O, help mij hem optillen. Help mijHelp mij 1" Roderick was nu hij haar, knielde naast haar neder, cn beproefde den gevallen landjonker, die als lood op zijn arm lag, op to heffen. „Het paard heeft het niet gedaan, juf frouw," zeido do pachter. „Ik vrees, dat het een beroerte is." „Een beroerte!" riep Vixcn. „O, papa, papa, lieve papa!" Zij snikte, klemdo zich aan hem vst, be vende als een blad, en haar doodsbleek ge laat naar Roderick tookecrcndc. „Doe wat om hem t© helpen, doe iets," riep zij; „gij wilt hem hier toch niet la- ton sterven bij gobrok aan hulp? HaaJ wat brandewijn, geef hem iets," snikte zij, haar bevendo hand uitstrekkende. Do pachter was kaar gedachte vóór ge weest. Hij had zijn flesch uit zijn zadelzak genomen en knielde naast den Landjonker neer. Roderic' had het zwaar neerhangen de hoofd opgelicht én keerde het lijkkleu rig gelaat naar het afnemende licht. Hij beproefde een weinig brandewijn tusschen dc blauwe lippen te brengen, maar te vergeefs. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5