Afbraak.
ZILVEREN INKTKOKERS.
Stoomtram HAARLEM-LEIDEN.
LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 4 JANUARI. - TWEEDE BLAD.
Rubriek voor de Jeufld.
De oude straatmuzikant.
"V ereenigcl.
Van den dood gerei
J.
HtNRI BERKELJON.
Lange Mare 40 LEIDEN.
flinke DIENSTBODE,
«IINTERLEZINCEN
in het Nut.
Handel in tseSge Steen.
villa „Cornelia", Hooge Rijndijk bij Leiden.
RHalaga, Spaansche Wijn, enz.
m Een HUMBER-RBJWgEL m
100 hulden. 5186 20
L Agent GERARD M. DEE,
Leidsche RiashandeL
De yracleuse, Friis per kwartaal Ü71/*
8om, Bennehroek, Heemstede en
laarlsm om 7 u. 22 en II u. 15 v.m.
en 3 M. 10 en 7. U. C4 n m. Amsterd tijd.
5To. 1406&
Anno 1SOC»
'k Heb toch zoo'n raron man gezien,
moeder, met een lange, zwarte jas aan,
die overal stuk was, en een ouden, witten
hoed op met con zwarten band er om; de
jongens hebben hem voor den gek gehouden
cd nageroepen, en één jongen gaf hem een
knoop in plaats van een cent en hij stak hem
in den zak en zei: Dank je well" En Klaas
Jansen, de zoon van een arme waschvrouw,
moest nog eens lachen toen hij aan dien
man dacht.
Vrouw Jansen was veel to druk in de weer
om goed te verstaan wat hij zeide.
Je hebt bet waschgoed toch goed be
zorgd, nietwaar Klaas gaf zij ten ank
woord; en heb je gevraagd hoe het vandaag
met den jongenheer Putte ging?
't Is veel erger met hem geworden,
moeder, viel Saartje, de oudere zuster van
Klaas, in; hij is zóó onrustig, niemand kan
hem tot kalmte brengen.
Och ja, rijke menschen hebben evengoed
zorgen als arme, zuchtte vrouw Jansen. Wat
vertelde je daareven van een armen, ouden
man, Klaas? Je hebt toch niet meegedaan
met andere jongens om hem to plagen?
Klaas voelde zijn geweten op dat punt
niet volkomen zuiver en zweeg daarom
maar, terwijl Saartje voortging.
„Het is die straatmuzikant, moeder, die
op den hoek van de straat woont; de jon
gens zeggen, dat hij suf is, maar ik heb eens
met hem gepraat en hij maakte me haast
aan het schreien. Hij vertelde, dat zijn
vrouw eu kinderen allen dood waren en nu
heeft hij niemand meer _om. voor-, hem te
zorgen; hij maakt muziek op.söaa^öm een
stukje brood to verdienen, mtttr-v-È# men
schen houden daar niet van ren-spreken hem
ruw aan, en dan zegt een politie-agent, dat
hij weg moet gaan. 't Was beter voor hem,
dat God hem maar had laten sterven, te
gelijk met zijn vrouw en kinderon; hij zou
dan heel wat gelukkiger zijn," zeide Saartje,
terwijl haar de tranen in de oogen schoten
Saartje stond bij do buren bekend als een
oud vrouwtje, omdat zij meer dacht over
het lijden en do zorgen van ande
ren, dan meisjes van haar leeftijd gewoon
lijk doen.
Vrouw Jansen hield niet van huilen over
dingen, die toch niet te verhelpen zijn; zij
zeide niets dan:
„Hadt je wat bij je, om hem to geven?"
„Ja moeder," zeide Saartje, terwijl zij
bloosde, want dien morgen was zij voorne
mens geweest, haar linkerhand niet te laten
weten, wat haar rechter deed.
Nu kind, huil dan niet, doe jo best eu
laat God voor het overige zorgen. Och,
och, wat zou ik blij zijn, als de jongeheer
Putte beter was, of dat hij zijn moeder ten
minste bij zich had. Ieder is even bereid
vaardig om te helpen, hoor ik, maar er
gaat toch niets boven eigen.
En zij zeggen, dat hij steeds om haar
roept, zei Klaas,eu zij moot in den vreem
de zijn al geruimcu tijd, zoodot men niet
weet, wanneer zij de brieven kan hebbsn.
Klaas dacht een heelen tijd over de ziek
te van den jongenheer na; zijn moeder
waschto voor de school, en hij kende den
zieken knaap van aangezicht; en was er op
de een of andere wijze achter gekomen,
dat hij juist van zijn leeftijd was.
Terwijl Klaas naar bed ging, denkende
aan den zieken jongenheer, was Saartje
benieuwd, of de oude muzikant in den
elaap zijn leed zou vergeten zijn. „Hij zei,
dat hij voor niets deugde op de wereld,"
mompelde het meisje, „maar hij 6peeldc
toch aardige deuntjeg. Ik zal Klaas ver
bieden, dien man om zijn kleeren uit te
lachenhet mocht hem eens verdriet
doen."
Saartje ging den anderen morgen al
vroeg hooren, hoe de zieko knaap het
maakte. Hij was al weer erger, en niets
kon den armen kranken knaap verliohting
geven. Als er geen keer in de ziekte kwam,
zou hij zekor sterven.
Den avond van dion dag was de oude
straatmuzikant bezig, zijn mooiste liedje te
spelet Vriendelijk woonoord van mijn
vrinden, Waar mijn levensloop begon,"
zoo klonk het In de stille, nauwe straat,
toon een dienstmeisje haastig op hem toe
kwam loop en, en vroeg of hij dadelijk wil
de komen voor het huis No. 13 en voort
wilde gaan hetzelfde liedje te spelen.
De zieke Jacob Putte had het gehoord
en was in zijn bed opgesprongen; hij
daoht, dat zijn moeder dat lied voor hem
speelde, want dat waB altijd een van moe
ders liefste liedjes geweest.
De dokter zag, dat hot gelaat van den
zieken knaap kalmer werd, naarmate de
muzikant naderde; de dokter was het ook,
die verlangd had, dat de muzikant zou
komen. Al duidelijker klonken de tonen;
steeds helderder en klaarder werd het
beeld van het ouderlijke huis in het brein
van den koortsigen knaaphet was of zijn
moeder bij hem stond. Een zoete, kalme
tevredenheid kwam op zijn gelaat, zijn
ademhaling werd zachter en regelmatiger.
Ja, hij viel eindelijk in elaap; nu was er
hoop op herstel.
Den anderen dag kwamen Klaas en
Saartje het hiuis van moeder binnenhollen
vol belangrijk nieuwB.
„Hij is veel beter, moeder, de zioko jon
genheer; de ziekte heeft een gunstigen keer
genomen; en, o, moeder, dat heeft die
oude muzikant gedaan do dokter zegt
het; en Mevrouw Putte is gekomen en zij
was zóó blij, dat ze hom een tientje heet,
gegeven en zij heeft gezegd, dat hij nooit
meer gebrek zal lijden, zoolang zij leeft;
en nu is hij zoo Hij.
Do vertelling was een beetje verward,
maar vrouw Jansen begreep alles spoedig.
„Ja," zei moeder droogjes, „het was be
ter voor hem, dat God hem maar had laten
sterven, tegelijk met zijn vrouw en kinde
ren."
Klaas keek verwonderd op. „Nu hou je
mij voor den gek, moeder," zei Saartje.
„Beter dan een armen ouden man voor
den gek te houden," zei vrouw Jansen.
Nu werd Klaas rood. „Ik dacht vol
strekt niet, dat zoo'n man nog ergens goed
voor was," mompelde hij; anders zon ik
hem niet voor den gek gehouden hebben."
„Jo bent beide dwaze kinderen," zeide
vrouw Jansen; „ik weet haast niet, wie
van u de dwaaste is: Klaas, die Gods
armen bespot, of Saartje, die meent, dat
ze beter weet wat goed voor iemand is
dan God. Saartje denkt te veel en Klaas
te weinig. Kom, ga nu maar gauw naar
school; het is hoog tijd, en zorg maar,
dat gij door uw verlangen, om mij nog
gauw het goede nieuws te vertellen, in
school niet tot straf moet nablijven voor
te laat komen.
Het was in November van het jaar 1976.
Een ontzettende orkaan woedde in het
Engelsche l^anaaJ en duidelijk bemerkte
men aan do kust van Jersey het noodsein
van een vaartuig, dat door do bruisende
golven tegen do rotsen gedreven werd.
De poging, om door do vreeselijke
branding heen den ongelukkigen te hulp
te komen, zou waanzinnig geweest zijn en
een vruchteloos offer van eigen leven.
Zoo stonden dan ook de visschers, dio
het alarmsein gehoord hadden, machteloos
aan den oever, en zagen met smart het
ontzettend schouwspel aan.
Eindelijk heeft een van hen een moedig
besluit genomen.
Het is een oud man, met grijze haren,
maar met spieren van staaL Hij laat een
boot in zee om aan het woedend clement
één of moer offers te ontrukken.
Maar hij kan het reddingswerk niet al
leen ondernemen en roept dus een vrijwil
liger op, om met hem te gaan.
Daar treedt, uit de schare van mannen,
een jongeling te voorschijn, do zoon van
een visscher, ©n van zijn jeugd af met
wind en golven bekend.
Hij biedt zich den ouden aan als hulp,
maar eer hij in de boot springt, omhelst
hij een vrouw, in rouwkleed, die bij hem
staat, en smeekt met vaste stem:
„Moeder, laat mij gaan
De arme vrouw was sedert zes maanden
weduwe.
Haar echtgenoot-, een wakker visscher,
was op een morgen uitgevaren om zijn
netten uit te werpen. Toen hij afvoer, was
do zee kalm en glad als een spiegel, maar
plotseling verhief zich een storm en den
volgenden dag vonden de visschers zijn
verbrijzelde schuit. Yan hemzelven ont
dekte men geen spoor; niet eens was het
lijk aan land gespoeld.
Door de golven geslingerd, werd de boot
snel van de kust af gebracht. Moedig
kampten do jbeide zeelieden tegen den
storm.
Maar de arme moeder zag dit niet meer
zij was flauw govallen, en medelijdende bu
ren droegen kaar naar haar hut-
Weldra werd een ontzettend gekraak ge
hoord.
Het flinke vaartuig wis op een rif te
rechtgekomen en barstte middendoor. Men
zag het wegzinken naar de diepte; nog een
tijdlang werden ongelukkigen gezien, die
aan het touwwerk boven het wate> zweef
den; toen zag men alleen nog de ra's,
waaraan eengo matrozen zich vastgeklemd
hadden, om den onvermijdelijken dood af
te wachten.
Toen de dag aanbrak, was de storm tot
bedaren gekomen; de zee was weder kalm.
En zie 1 Tot groote verbazing van allen
zag men do reddingsboot met de twee moe
dige mannen, die haar bestuurden, de
kleine Baai van Lecq binnc-nloopen. Den
ganschen nacht hadden zij tegen de stroo
ming geworsteld, en het was een wonder,
dat het hun gelukt was in de duisternis
de klippen te ontwijken. Zij hadden hun
plicht gedaan en de belooning daarvoor
gevondenwant naast hen in de boot
ton twee mannen, door hen aan een wissod?
dood ontrukt.
Maar waarom gaat de jonge visschory
nadat zij geland zijn, niet snel naar de
woning zijne.* moeder om haar te oinheJ-
zen? Waarom vreest hij, de dapperste der
dapperen, het wederzien, dat hem wac-ht
Aan zijn rijde gaat een vreemdeling, een
groote, krachtige gestalte, wiens leven hij
aan de oproerige zee ontrukt hoeft en
wiens oogen daarvoor met innige dank
baarheid op den jongeling gevestigd zijn.
Als zij den wal bereikt hebben, komen
hun do visschers te gemoet, om hun ka
meraden de eeltige hand te drukken, maar
bij het zien van den geredden vreemdeling
staan zij eerst verbaasd, om hem daarha
mot blijdschap te verwelkomen.
Zij kennen hem allen.
„Maar wie," zeggen zij, zal hkkr de tij
ding brengen? Men zegt, dat ook de hl
schap, als zij te plotseling komt, menig
maal den dood brengt."
„Wie anders dan haar zoon?" zeide do
visscher, terwijl hij rijn hand op liet
hoofd van den jongeling legde.
Nog cenige minuten, en do zoon ligt aan
het hart der mooder.
„Moeder," fluisterde hij, toon dc eerste
verwondering cn vreugde voorbij waren.
„Ik wil u nu vertellen wat dezen nacht
gebeurd is.
Tweo der schipbreukelingen hobbon wij
met Gods hulp gered, ©n een van hen is
een vissoher van Lecq. Voor eenige maan
den werd hij door een storm op zee over
vallen zijn boot strandde, maar hij werd
gered. Eon voorbijvarend vreemd schip
nam hem op, en de visscher moest tegen
zijn zin met dat sohip naar vreemde lan
den varen, ver van zijn huis, zijn vrouw
en kind. Allen meenden, dat hij dood was;
zijn vrouw en zoon beweenden hem. Toen
het scoip do haven binnen geloop en was,
verliet hij dat vaartuig, om met een ander
schip, waarop hij als matroos dienst nam,
naar het geboorteland terug t© keeren.
Gisteren kwam hij in Engeland aan, 1
was nabij zijn huis en de zijnen, toen we
derom een vreeselijke storm hem nabij den
dood bracht. Maar God heeft hem genadig
ge.Bpaaitd.*'
Hij kniolde voor haar en nam haar kou
de handen tussohen de zijne.
„Lieve mooder, hoor de gansche waar
heid Toen gij mij dezen nacht naar do
noodlijdenden op het strandende schip ter
hulp hebt laten gaan, dacht gij er niet
aan, dat gij mij uitzondt om mijn dierba
ren vader het leven te redden 1"
Een vreugdekreet werd door de vrouw
geslaakt; zij zonk van haar zitplaats en
werd in de armen van haar zoon opgevan
gen.
Hjj knielde naast haar, en zij hief de
gevouwen handen in een stil, vurig dank
gebed omboog. Voor de deur werden stap
pen gehoordhaar echtgenoot verscheen
op den dorpel der hut; zij vloog in zijn
armen en omhelsde hem, alsof zij hem
nooio meer los zou willen laten, en een
stroom van tranen gaf lucht aan haar
overstelpt gemoed.
In het jaar 1552 belegerden de troepen
van keizer xwarel V de vesting Metz, welke
hij aan de Franschen, die Lotharingen in
bezit hadden genomeD, weer wilde ontruk
ken. In November kwam hijzelf in het
kamp voor Metz aan, om de belegering met
allo kracht te leiden.
Ongelukkigerwijze leed hij zeer aan zenuw
pijnen, welke boosaardige ziekte hom soms
zóó kwelde, dat hij het uitschreeuwde cn
zich niet op de been kon houden, zelfs niet
met behulp van krukken.
Op zekeren dag werd een Fransch spion,
Pierre Bouchain, in het Duitscho kamp ge
bracht, op heeterdaad betrapt, torwijl hij
do bewegingen der Duitsche troepen be
spiedde. Naar het strenge krijgsrecht van
die dagen, werd hij veroordeeld, om opge
hangen te worden. Bouchain was echter oen
slimme knaap, cn zoo viel het hem in, om
van de ongesteldheid des Keizers gebruik te
maken voer een poging, zijn hoofd uit den
strop te halen. Zijn oude grootvader had
o.l. ook eens erg aan zenuwpijnen geleden
en daarvoor een zeer eenvoudig middel ge
bezigd, dat wel weinig of niets had geholpon,
maar in elk geval ook geen schade deed.
De gevangen spion verklaarde dus, dat hij,
in geval men hem leven cn vrijheid wilde
schenken, bereid was, den Keizer een heo)
gewichtigen dienst te bewijzen.
„Kun jo hem misschien dc vesting Metz
in handen spelen?" werd hom gevraagd.
„Dat niet," antwoordde hij. „Maar ik kan
hem van zijn ziekte genezen."
„Hoe dan?"
„Dat is mijn geheim."
„Bent u guneeshccr?"
„Neen."
„Wie heeft u dan het middel geleerd
Bouchain hield het niet voor geraden, om
zijD ouden grootvader t>e noemen. Hij wi3t
wel een beteren naam en moedig loog tiij
er op los:
„Ik heb het geheim van den lijfarts des
konings van Frankrijk, Paré in wiens dienst
ik langen tijd grweest ben."
Dat klonk volstrekt niet onwaarschijnlijk,
want Ambroise Paré was een zeer beroemd
geneesheer en heelmeester, aan wien vooral
vele verbeteringen met betrekking tot een
doelmatiger behandeling van schiet-, houw
en steekwonden te danken waren, en hij be
vond zich tocvullig inderdaad to Metz. Op 't
dringend verzoek van den hertog van Guise,
den commandant der vesting, had koning
Henri II hem ijlings daarheen gezonden,
voordat do stad geheel was ingesloten. Dat
wist men ook in het kamp van keizer Ka-
rel Y.
Dezo beroemde naam miste niet, grooten
indruk te maken en i_en meldde den Keizer
terstond de zaak, elke voor hem immers
van groot belang zijn moest.
Op zijn bevel werd Bouchain onverwijld
in zijn tegenwoordighcd gebracht.
Karei V zag er zeer ellendig uit ten gevol
ge van de pijnen, die hij ïeed Hij lag op
een gemakkelijk rustbed, en zijn voeten, dik
met flanel omwikkeld, deden hem buiten
gewoon zeer, vooral de groote teencn.
„Je weet, zooals je zogt, ecm genees- of
althans een verzachtingsmiddel voor lijders
aan zenuwziekten?" vroeg hij, met een door
dringenden blik den spion aankijkend
„Jawel, Majesteit," antwoordde Bouchain
op vermctelen toon
„Dat wil ik, ais mij in ruil daarvoor het
leven en do vrijheid worden geschonken."
„Dat - j zoo en honderd gouden dukaten
zal ik u bovendien laten geven, als uw mid-
del helpt. Helpt het echter niet, dan zal je
worden opgehangen, zooals je verdiend
Spreek nu."
Bouchain moest dus nu voor den dag ko
men met het huismiddeltje van rijn groot
vader, dat sedert ook al menigmaal waa
aanbevolen door den ouden eerlijken barbier
in zijn geboortedorp.
„Kattevcllon zijn het beste middel, Majes
teit", zeide hij op een toon van overtui
ging. „Men omwikkelt daarmee'do Hoote
voeten en spoedig volgt verzachting van
pijn, daarop een groote beter -hap on ein
delijk een volkomen genezing van de ziekte."
„Flanel is bepaald beter," zei dc lijfarts
van keizer Karei, die er bij tegenwoordig
was, terwijl hij afkeurend het hoofd schudde-
„Waaixm juist kattcvellcn? Elke andcro
dierenhuid zou oven goed zijn."
Maar iemand, die door pijn gefolterd
wordt klemt zich vast aan een stroohalm,
aan elke geringe hoop, dio hem verzacht' tg
en genezing belooft. Zoo ook Karei V. Er
word Ik-loten, dat het middel zou wordon
beproefd. Daarop werd Pierro Bouchain
weer naar de gevangenis teruggebracht.
Eenigo ongelukkige katten werden spoedig
gepakt; men doodde zo *n stroopte haar do
vellen af, dezo werdon schoongemaakt- on
de voeten des Keizers er zorgvuldig in g«y-
wikkeld nadat men dio eerst had ontdaan
van de flanellen lappen.
Pierro Bouchain had geluk. Zijn middel
hielp werkelijk, ten minste voor conigc da
gen. Misschien kwam het, omdat het weor
beter was geworden.
Zoo ging het nu met Karei Y- Hij voelde
zich zoo monter, als hij in jaren niet was
geweest, cn meende, dat zijn genezing v.n
blijvenden aard zou zijn. Ann Pierr© Bou
chain, den gewaanden helper, schonk hij met
genoegen de vrijheid en do honderd dukaton
bovendien. Daarop ging do sluwe knaap zoo
gauw mogelijk weg.
Tot zijn geluk, want vier dagen later was
het met dc beterschap van Korcl V gedaan;
zijn pijnen keerden met vordubbeldo woodo
terug.
En dio kwaal verliet hem ni Waar
schijnlijk droeg zij er toe bij, dr.t hij den
20sten November plotseling het beleg op
hief.
Uit de dierenwereld.
Over het eigenlijk leven, de behoeften on
de levenswijs, zelfs van do dieren, die ons
het meest bekend zijn, weten wij heel wei
nig, ondanks allo ondorzoc-kingeu op zoö
logisch gebied, zoowel van icizigers als
van do wetenschappelijke inrichtingen. In
den laatsten tijd begint men dezo leemte
in het onderzoek eemgszins aan te vullen
en hebben verscheidene geleerde onderzoe
kers het leven cn streven der dieren in do
vrije natuur nagegaan. Evenwel zal het
nog geruimen tijd duren, eer men nauw
keurig de vcrschiiloiuio levensomstandig
heden van de meest interessante dieren
kent.
Nemen wo bijv. don olifant. Wie meent,
dat wo van dit dier dat reeds duizendeo
jaren in de nabijheid der monschen leef^,
reeds alles weten, vergist zich zeer. On
telbaar zijn de olifanten, dio door de men-
'Bchen zijn opgevoed, zoovscl voor do nutti
ge aanwending hunner arbeidskracht io
Iodic, als voor een kijkgrage menigte in
menagerieën, en nog niemand weet mot
zekerheid, hoe ouu een olifant gowoonlijk
wordt.
Bij cenige opmerkzaamheid had men in
Indië den levensduur van den olifant wel
kunnen vaststeken, wijl hij daar als huis
dier is afgericht, doch tot nu toe heeft
niemand er zich de moeite voor gegeven.
Do Engelschnan Nutail, die sedert jaren
aan het hoofd der commissie van toezicht
op het krijgsolifanteowozon staat, ver
klaart do gewone opgave van honderd vijf
tig jaar voor onwaar. Do opgave der .a-
dische oppassers zijn niet bijzonder te ver
trouwen, daar zij de gewoonte hebben aan
verscheidene dieren denzclfdon naam te
geven, li een dezer kudden droogen alle
dieren den naam van Pobun, wat zooveel
als wind beteekent; men noemt de olifan
ten verder Pobun I, Pobun II cn zoo ver
volgens. Als nu Pobun I stierf, dan trad
V. RGSSUM DU CHATTEL,
JUWELIER. Uila
Leeraar voor Piano.
3625 5
Mevrouw VBEEDE, teAlfen,
Emmnlaiin 48, vraagt een eenvoudige,
kunnende koken en helder werken;
P. G. Loon 100.— met opslag,
behalve verval on vrije wasch. 56 7
De lezing van Dg. G. HULS
MAN zal plaats hebben op Vrfjclag
5 Januari, 's av. te 8 uren, niet
in liet Nut, maar In het Wijk-
gebouw „Puiël", MMdelstegracht.
Onderwerp „Migdaad en boete",
van L08T0JEWSKY
Namens het Comité,
109 11 J. B. MEIJNEN.
GROOTE !S0R1EEKI.\G Raam- en Deurkozijnen,
voor alle doeleinden, zware Binten (eiken en sienen)
groote partijen Marmer en Hardsteen, waaronder
prachtige Tegels, Gootsteenen, enz., enz.
Voorts: Ramen, Peuien, Planken, Trappen, Palen,
steen en Pannen.
ALLES TEGEN COXCLRKEERENDE PRIJZEN.
AdresI. H. SUNüEüÉËIjëft,
w-11 n m Aasiuemer van Sloopwerken.
Keur van Ziekenwijnen, als-
Voorradig bij- - -
Firma H. KLUST. 5886b 20
Opgericht A°. 1825. Langeforug 4, LEIDEN.
met freewheel en twee velgrenimen voor
Het oudate en beste merk in de geheele wereld.
Breestraat 28. S0
SPIEGEL-, VENSTER- EN BRQEIfiLflS. GLAS IN LOOG EN RECLAMEPLATEN
CONCURREERENDE PRIJZEN I
Bakkersteeg 27, b/d. Haarlemmerstraat. Noordeiudc 43.
Intercomm. Telsfoonn. 646. 5624 20
AchtendF. J. BLEUS,
voorheen Firma GERNER Co.
Wegens de ongekend lage prijzen is het
vervoer van Bestel- en Vrachtgoederen
per Stoomtram het voordeeligst. 3749 u
Goederen worden vervoerd naar Oegst-
geest, Sassenheim, Lisse, HiSJe-
Inlichtingen worden verstrekt aan het be-
stelkantoor Clarasteeg No. 2 nabij de Mare.
ïidsch f
De Administratie van het „Leidsch
Dagblad" belast zich met het plaatsen
van Advertenliën in alle Bladen.