fret is echter niet zoozeer een in vaste oor- jden gevestigd" bevolking, maar het zijn meer nomadenstammen, die duizenden bon- tóen daarmede bezighouden. Met de alom, zelfs wereldvermaarde ta pijten van Sjiraz, Kirman en Ncsched zijn tegenwoordig die uit Sultanabad en Tau- ris op één lijn te stellen. Deze laatste gel den voor een nieuwen factor, die de kwij nende, in verval geraakte industrie tot een hernieuwd ontluiken hielpen en haar ia staat stelden de concurrentie tegen de Europeesche tap ij tonf abr ïkatio te aan vaarden. Uitheemse! kooplieden hebben met groo.-: kapitalen in Perzië belang rijke handelsbuizen en magazijnen opge richt, den omzet der waren ter hand ge nomen, terwijd mj ide vervaardiging aan de bewonderenswaardige bedrevenheid der inboorlingen overlaten. Eigen fabrieken in het land zelf aan te leggen bleek niet Uitvoerbaar te zijn, om dat de Perzen van hun oude gewoonten in do huisindustrie niet wilden afwijken en nog minder aan de gewone discipline, in het moderne fabriekswezen noodzakelijk, zich wilden onderwerpen. Zelfs de vlijtigste Perzische werkman wil van tijd tot tijd zich wat verpoozen, een paar blaadjes uit zijn nargileb rooken, wat thee drinken of aan het zalige niets-doen zich wijden, vooral omdat het klimaat een aanhouden den, aangrijpenden arbeid minder veroor looft. Vooral te Sultanabad, waar twee Euro peesche firma's zich vestigden, die een sterke ontwikkeling in de tapijt-industrie j deden oststaan, kan men de verschillende i wijzen en manieren van het handwerk- bedrijf, hier in elkander overgaande, lee- j ren kennen. Een dezer handelshuizen be- j hoort aan eenige kooplieden uit Manches ter, die, niettegenstaande den verbitter den tegenstand van Engelsche handelaars voor concurrentie vreezende een groot deel der bevolking 'van Sultanabad en de omliggende streken in dienst hebben, gesteld. In deze omgeving bestaan tegen woordig meer clan 3000 afzonderlijke klei ne weverijen, die 's jaarlijks voor een som van bijna 2£ millioen tapijten vervaardi gen. Het Europeesche handelshuis bezit aan de poorten der stad kantoren voor het personeel, magazijn voor berging der af geleverde waren en ververijen, waarin de wol, voor de bewerking in do huisgezinnen, bereid wordt. Geen enkeil werkman mag de wol zelf leveren, om te zorgen, dat zij niet minderwaardig of in een afwijkende kleurnuance geverfd is- Deze kleine bedrijven bestaan gewoon lijk uit het huisgezin en den aankleve daarvan; de huisheer, de principaal, is weer een soort van onder-aannemer en de agent, die met de Europeesche zaak on derhandelt, terwijl alle vrouwen van de familie, in de grootst mogelijke schaar, evenals do jonge meisjes met haar geschik te handen, den moeitevallen arbeid ver richte©. Voor één dergelijk echt knoop ta pijt wordt soms een onafgcuroken, aan houdende werktijd van drie maanden en langer gevorderd. De Engelsche firma levert niet alleen de wol, maar schrijft ook den kleinen onder nemer nauwkeurig maten en teekening van het vloerkleed voor. Tegelijkertijd met de hoeveelheid grondstof wordt hem een mo del voor het tapijt ter hand gesteld, bij aflevering van het nieuwe kleed wordt dit nauwkeurig met het model vergeleken en al naar den aard van de uitvoering een bepaaJlde hoogere premie uitgekeerd of een korting ingehouden. Ook te Tauris houden zich omstreeks twee duizend werklioeon op dezelfde wijze met de vervaardiging van vloerkleeden voor een Europeesch handelshuis bezig. Zijden tapijten, die ook in Perzië wor den vervaardigd, zijn zeer kostbare stuk ken. Een kleed van slechts 1.65 ij 1.25 M. grootte staat hier met een winkelprijs van 850 mark genoteerd. Perzische wollen ta pijten zijn reeds voor een tiend© deel dier som verkrijgbaar. borsten bij bel speL ,,Zulk een spel kan zich alleen de Kei zer veroorloven," plegen de Duitsohers te zeggen, ais er om een grooten inzet wordt gespeeld. Menig speler zet den naam Kofahsch^ld in de plaats van dien des Kei zers, wat beter is, daar do Duitsche Keizer nooit hoog speelt. -Hij speelt nooit hooger dan een pfennig per punt en al is dat ook voor een burgerman she urs veel, toch wordt in burgerkringen vaak om dien prijs ge speeld. Bij zoo'n inzet kan het hoogstens tot een verlies van 20 mark (12 gulden) ko men, maar dan moet ook de verliezer veel pech hebben. Zoo ging het eens den om zijn gevatheid bekenden rechtsgeleerde Hagemann, uit Leipzig, die een paar jaar geleden de eer had, met den Keizer aan de speeltafel te zitten. De Keizer was toen de gast op het jachtgebied van den ambtsraad van Dietze Barby en toen er des avonds geschaakt werd, had de rechtsgeleerdo zooveel pech, dat hij al gauw een twintig mark verloren had. Toen ontglipte hem do gebruikelijke spelersnitdrukking ,,Hier is men waarlijk in roovershanden gevallen." Allen begonnen te lachen, de Keizer niet het minst. Toen de Keizer een jaar later weer bij den ambtsraad ter jacht kwam, vroeg hij den gastheer, of de advocaat weer genoodigd was, en toen hij dezen zag, reikte hij hem met de woorden: ,,Yan de roovers terug," ecu in briljanten gevat 20-M.-stnk over. Na do jacht speelt de Duitsche Keizer gaarne schaak en die liefhebberij hebben andero vorsten met hem gemeen. Wijlen koning Albert van Saksen nam na de jachfe gaarne aan do speeltafel plaats en daar hij meest alleen of in gezelschap van een adjudant jaagde, noodigde hij niet zelden eenvoudige jagers of boschwachters tot een partijtje uit. Evenzoo doet de Keizer van Oostenrijk, maar deze schaakt niet; hij speelt tarok. Eens speelde do keizer van Oostenrijk met een jachtgenoot en een jager een par tij. De jager was den hoogen heer reeds als een kundig tarokspeler van vroeger be kend en de Keizer wist, dat hij met hem even knap en bedaard zou spelen als met zijns gelijken. Hij liet niemand winnen, ook al hing zijn bestaan er van af. Toen de heoren aan het spelen waren, geraakte de jager al meer en meer in vuur. Eens kreeg liij een goede kaart, vroeg ultimo, en hoe wel er maar een kreuzer aan te verspelen viel, dwong zijn eerzucht van speler hem, liever zijn hoofd dan de partij te verliezen. Tot zijn ongeluk was echter zijn tegen partij als tarokspeler niet minder handig clan als jager en snoepte hem de partij af, toen de jager meende, dat de hooge hoeren hem niets meer konden doen. In zijn ver bazing en opwinding hierovér, wist hij niet, wat hij doen zou, om zijn stemming uit te drukken. Eensklaps sloeg hij met de vuist op tafel cn riep: „Maar daar kan niemand voor. Daar had me die kerel nog een tarok Nauwelijks waren deze woorden van zijn lippen, of hij begreep, wat hij gedaan had- Hij werd beurtelings rood cn bleek en wierp zich voor den Keizer op de knieën, om vergiffenis te vragen. De Keizer had zooveel pret om het geval, dat hij van lachen eerst niets zeggen kon. Toen bednid- ~de hij den jager op te staanhij kon gerust zijn, in de hitte van het spel kon een opge wonden speler zoo iets licht overkomen. De jager moest verder spelen, maar zijn ge wone kalmte scheen niet terug to keeren, want hij verloor do eenc partij na de an dere. Leuke moppen van schaakspelers, die in de opwinding van het spel tegen hooge personen uitdrukkingen zich lieten ontval len, die eigenlijk niet gepast waren, wer den er in menigte verteld. Zoo zou eens een Saksische jager, 'die met Koning Albert schaakte, dezen, toen hij zich door den ja ger alle stukken liet ontnemen, toegevoegd hebben: Zwart uilskuiken," waarover de Koning cicu. zeer vermaakte, maar do jager erg in de war raakte- En dat do Koning hem die beleefdheid niet kwalijk nam, bleek hieruit, dat hij hem bij een volgendo gelegenheid tot een partijtje liet uitnoo- digen. Natuurlijk zetten zich hooggeplaatste per sonen zoo maar niet met den eersto den beste aan do speeltafel, ook niet als zo uit jagen zijn. En al spelen ze dan mot eenvoudige jagers, toch moeten dezen als rechtschapen en nette menschen bekend zijn om die eer waardig te worden gekeurd. Een. persoon van koninklijken bloede is eens een jaar of wat geleden op een beken de badplaats een geschiedenis gepasseerd, die bewijst, dat vorstelijke personen voor zichtig moeten zijn. De Prins leerdo in de badplaats een paar heoren kennen,die door bun deftig voorkomen en hun aangenamo manieren ieder voor zich innamen. Ook de Prins had weldra kennis met hen gemaakt en weldra werd i esloteu, oen partij tjo te schaken, waarbij do Prins een kleine som won. Een paar dagen Later verlieten beide hccren do badplaats en do Prins was do ontmoeting al lang vergeten, toen hij op zekeren dag ondervraagd werd over zijn betrekking tot die bdïde mannen. Hij kon alleen verhalen, dat. hij ze op de badplaats ontmoet had en zo toen weer uit zijn oog waren verdwenen. Hij stond er niet weinig van te kijken, toen hij vernam, dat dc bei- do mannen een paar bekende valse he spe lers wanen. Hij verklaarde, dat niet zij, maar hijzelf op eon partij schaak had aan gedrongen en dat hij ook door hen niet wae beetgenomen, integendeel nog iets gewon- nen had. Maar bij dit schijnbaar voor hem voor deelig spel hadden do bedriegers goede za ken gemaakt, want ze hadden, zonder dat de Prins het merkte, een fotografische op- namo van de schaakpartij laten nemen en gebruiken hu do fotografie om reclame voor hun spel te maken. De fotografie opende hun menige dour, die anders voor hen geslo ten gebleven zou zijn. Tijdens hot Ween er Congres bevond zich in de Oostenrijkscho hoofdstad een zekere O Brean, dio toen voor den eersten Bpeler van Europa gold on in de hoogste kringen bekend was. Hij had zijn. goheele loven niet anders gedaan dan gespeeld. Tegenwoordig staan dergelijke personen zoo hoog niet aangeschreven, doch toen wil do ieder met zoo'n beroemdheid wel eens een kans wa gen. Hoe men toon over dezulken dacht, bewijst de volgende geschiedenis, die CfBrean zelf mot zekeren trots vertelde. „Allang", zoo verhaalde hij, ,,had een Engelsche hertog met mij wensehen. te spe len en ik liet mij niot lang bidden, hom de gelegenheid daartoe te geven. Hij speelde piket, 's Avonds om negen uur begonnen we en toen uon volgenden ochtend de zon op ging, had ik meer van hem gewonnen dar. zijn vader als gouverneur-generaal van Indiö verdiend had. Toen zei do hertog tegen mij ,,Ik vrees, dat ik niet alles zal kunnen betalen, wat ik aan u verloren heb. Ik zal u echter mijn intendanten zenden, die met u kunnen afrekenen en u het eigendoms recht over mijn goederen zullen overdra gen." ,,Gij spreekt als een man van eer, her tog", zei ik, „maar men zal van mij niet kunnen zeggen, dat ik den drager van een der klankrijkste namen van Engeland tot den bedelstaf heb gebracht. Daar ik echter niet voor niets den geheelen nacht gespeeld heb, verzoek ik, een notaris cn een geeste lijke te laten komen. Yoor den geestelijke moet gij beloven, dat ge nooit meer een kaart zult aanroeren, en de notaris moet een akte opmaken, waarbij u zich verbindt, mij raijD leven lang een jaarrente van 1000 pond sterling uit te betalen. Deze voorwaarden werden aangenomen en trouw opgevolgd. De hertog heeft geduren de zijn geheele leven niet meer gespeeld en ik krijg trouw mijn jaarrente van 1000 pond."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 9