Aardrijkskunde in vroegere eeuwen. ALLEULEL B T OP DE BRESSTRAAT. Toen Lk verleden week Dinsdag op de Noordeindsbrug op mijn horloge keek, zag ik, dat ik nog een halfuurtje over had voor de tram van 3.10 naar Haarlem vertrok en besloot, als getrouw lezer van het „Leidsch Dagblad", dat halve uurtje zoek te bren gen met naar de uitstalling der verschil lende voorwerpen, uitgeloofd als behendig heid sp rij zen, en vooral naar de met erwten gevulde vaas te gaan zien. Nu, ik heb mij dien gang niet beklaagd, ofschoon ik daardoor te laat kwam voor do tram, en deswege een tafelsermoen over Koude spjjzen on droog en hard geworden •rolpens van moeder de vrouw moest aan- hooren. Gelukkig duurde heb niet lang, want toen zij er achter kwam, dat ik voor de prachtige etalage van Gebrs. Heinke mijn tijd had verkeken, verbabbeld en verluis- terd, mojist ik natuurlijk vertellen wat ik gehoord en gezien had, en had ik haar (weer spoedig in een goed humeur en zei rij ten slotte: ,,Man, schrijf dit eens op en zertd het aan het „Leidsch Dagblad" misschien zullen de menschen er schik in tobben." Nu, dit zij zoo. Het was lang niet gemakkelijk er bij to komen, want een groot en zeer gemengd publiek verdrong zich voor de ramen. Ve len namen de zaak hoog ernstig, anderen grappig of wijsgeerig op, zooals uit de gesprekken bleek. Er stond in de krant, dat het groene erwten waren, maar zij zijn bruin, zeker aangebrand. Bo je suf, kerel, dat is de vaas, die is bruinEr zitten zeker wel vier maten in, want 't is een hoogte, zoo'n vaas, zei een klein kereltje, met een pie perig stemmetje. Wat zou we ze nou met die erte doen as oe er mee klaar zijn? Wel, die gaan naar de spijskokerij. Ze zelle ze zeker wel ineen fijne winkel gehaald hebben Zouden ze goed koken? Nou, daar zou ik het op wa gen as ik ze won. "Winnen? Winnen? Ja, ak zou ze ook wel wille winne, maar dan mosten er wat kluifjes en een ferme worst bij, oordeelen een paar oude vrouw tjes. Wat is hier aan 't handje? vroeg iemand, blijkbaar een vreemdeling, en een flinke waschvrouw: Meheer is zeker geen Leie- naar of hier uit de buurt, anders zou die het zeker wel wete, dat er in die vaas al lemaal erte zatte met prijze, en dat is nou van wege de loterij; je mag niet meer lote, maar wel ra-je, en die nou het hoogste raait, die heeft het. Ja, meheer, en dat noeme zo nou behen digheid, verklaart een groen ten vrouw, daar wiste ze in mijn jonge tijd niks van. En do vreemdeling, blijkbaar nog niet voldaan, wendt zich tot een deftig, doch ikanl gekleed heertje, dat er nogal geleerd uitziet, en krijschtnu: Ja, ziet a, mijnheer! dat is nu eigenlijk zoo iets, ziet u, als die beroemde doos van Pandora, tnaa.' z"ef u, er zitten niets clan goede dingen in deze ;doos, ik wil zeggen in deze vaas met erwten, ziet u, en al rollen nu al die erw ten over de Breestraat, dan zou er nog geen onheil van komen zooals mot die an dere doos, en toch zijn de menschen hier ook erg nieuwsgierig wat er in zit. <jt do man door dit antwoord veel wij- eer werd, betwijfel ik. Zeg, Bet, Jaan der vrijer is na Amster dam gegaan om te kijke of ie daar in een glaswinkel niet not zoo 'n va«s kon koo- pen, en hij is overal geweest, zeit-ié; in do Kal verstraat en in de Jodonbroestraat zeit-ie, maar hij zag ze niet. 't Is anders gochem 1 Een prachtige reclame voor hot „Loidseh Dagblad" cn voor Gebrs. Reinke, oreert een hoog geboord jongmensch, en zijn da me is het volmaakt met hem een», en vindt groene erwten en een soeplepel een aller leukste combinatie. Een timmerman van buiten dringt door 'de menschenmassa en maakt, owt bril cn duimstok gewapend, allerlei aanteekenin- gen in zijn zakboekje, en als hij ten slotte met een hoogst ernstig gezicht en een zie zoo, nou weet ik er alles i_n, zich verwij dert, roept een twaalf- of veertienjarige bengel hem na: Baas, heb je de erte ook al gemete, want er zitte groote en kleine in. Een dienstmeisje vertelt, dat meheer nog nooit zooveel erte verkocht heeft als van de week: Er zijn er die drie mate heb- be gehaald om te telle cn ze zegge, dat er wel tienduizend in de vaas zitte, dus tus- schen beide latende of dit erwten of maten In eeo vele malen herdrukt werkje, be vattende „600 gedenkwaardigheden! uit gegeven ter bevordering der geleerdheid, uitgave van 1734, leest men: ,,Het Aardroud wordt in zes deelen ver deeld. Het eerste «deel begrijpt in zich de koude landen naar het Noorden of den Middernacht gelegen, bijv. Groenland Nova-Zembla. Het tweede deel is Europa, het beste van aille: 1. «door de menigte en deftigheid der steden, 2. door de tref- lijke kunsten en geleerdheid der inwoners en 3. door den godsdienst, dia daar ver maard is. Het derde is Asia. Dit is het land, waar het „Paradijs" was, enz. Het vierde werelddeel is Afrika. Hier is Bar barijen en Egypte, daar de kinderen Is raels met slavernij gedrukt wierden. Het vijfde is Amerika of de Nieuwe Wereld, die Columbus ontdekt heeft Hij wandelde dikwijls in Spanje langs het strand der zee, wierd eindelijk gewaar, dat soms sterke en langdurige winden, uib het Westen komende, over zee waaiden, en wel wetende, dat de winden hun eersten oorsprong uit de aarde hadden, geloofde hij voor vast, dat er verderop nog een Land wezen moest. De eilanden Hispaniola, Du- ba en Jamaica zijn, anno .492, door Co lumbus eerst gevonden, in welke eilanden de Spanjaarden acht en veertig honderd duizend menschen vermoord hebben, door welk bloedvergieten de zee eenige mijlen ver met bloed geverfd was. Ferdinand Magellan us is daar ook naar toe gezeild, naar welken hei land Magella nic ft is genoemd. Het zesde en laatste deel is dat groote, onbekende Zuidland, anders Magellanica genaamd, ver over de Zuid pool gelegen. De gelegenheid' van die plaats is ons tot nog toe niet wel bekend. Het heele landschap schijnt bij nacht in vuur en vlam te staan, maar bij dag kan menigeen vuur zien, weshalve het de Span jaarden Tierra del Fuogo, d- i. Vuurland, noemen." Van de Noordzee wordt verhaald: „Daar is een wonderbaarlijke afgrond', welks breedte 13 mijlen in de rondte be schreven wordt. In het midden van dezen poel is een klip, die men voor dezen Mous- ke genoemd heeft. Deze klip verslindt en trekt alle zes uren aan zich al hefcgene, dat haar voorkomt, en dat met zulk een geweld, dat het niet om uit te sprekeD is. Na verloop van zes uren spouwt hij alles weer uit. Velen gelooven, dat dit de oor zaak van eb en vloed is. De haring wordt alleen in de Noordzee gevangen. Zij hebben een koning onder haar gelijk de bijen, die een teeken op het hoofd heeft, roodachtig en een kroon ge lijk, is ook overal van het hoefd tot den staart op de schubben met kronen gesierd Daar is nog nooit een koning geweest, die meer onderdanen heeft dan deze.' An dere koningen moeten met één kroon tevre den wezen, maar deze beeft er wel honderd. Hoe dichter dc haringen bij het land komen, boe magerder dat ze worden, door dat de oever zandachtig en schraler is dan bet diepe der zee." Men kan hiernaar ©enigszins oordeelen over het gehalte van het onderwijs dier dagen, want het was een rector der La- tijnsehe scholen te Nijmegen, dio deze ver beterde uitgave het licht deed zien „ten nutte der leergierige jeugd." Oplossing der Logogriet van de vorige week. Ksrstfeestvlerlng. Wekelijksche Kalender. Zondag. Het terugzien op den weg, dien gij hebt aigelegd, zal u moed geven op den weg, die nog voor u ligt, Jlaandag. Laat ons elkander liefhebben I Dinsdag. Voorspoed verstompt het hart; tegen spoed wekt het op. Woensdag. Die het geld als den hoogsten maatstaf van voortreffelijkheid aanmerkt, kan zeer rijk worden en evenwel een zeer arm schepsel blijven. Donderdag. Het is zoo verschrikkelijk zich te verve* len. Vrijdag. Het is zoo gemakkelijk kwaad te spreken van af wezenden. Zaterdag. Do noodzakelijkste wetenschap voor den mensch is ziobzelven te kennen. Slecht vooruitzicht. Stu dent (tot deurwaarder): „Neem plaats, mijnheer I En dat is dan ook bet eeniget wat hier te nemen valtl" D© opsnijder. In een gezelschap spreekt men over de behendige nabootsing van dierengeluiden. „Dat is allemaal niets," merkte één der aanwezigen op; ,,ik heb een vriend, wan neer die een kraai enden haan nadoet, dan..." „Nu, wat dan?" „Dan gaat de zon op." Verzuchting van een vader bij tdjn schreeuwend kind: „En d&t noemt men nu een „onmondig" kind I" Onbillijkeeisch. „Maar Kaatje, nu heb je toch een héél uur gisteravond aan de deur met den slager staan praten I" „Maar mevrouw, u kunt toch niet verlan gen, dat ik daar een uur lang met mijn mond vol tanden stal" Te Glückstadt is een grappig ingevulde kaart van de volkstelling ontvangen. EeD burger antwoordde op de vraag naar zijn beroep: mandenmaker, en op de nadert naar de „positie in het beroep": Wij zitten bij het werk. Cij fervierkant. 1 2 3 4 6 6 7 8 9 I 10 1 11 12 13 14 15 16 Deze getallen moet ge eens zóó verplaat- een, dat ge bij de optelling, hetzij verticaal of horizontaal, dezelfde som verkrijgt- [Zie volgend Zondagsblad]. REBUS. as aa aa as as as as as as as a» [Opiossiuj in het volgend Zondag tblad]*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 10