Blind en Seeiijk.
N£ 14055. Derde Blad. 16 December 1905
'Jean Ooursel was bijna altijd alleen ge
weest. Door zijn afstootelijk uiterlijk had
hij geen enkelen vriend, en zoodoende gin
gen de dagen voor hem treurig en stil voor-
bij.
Klein, met een groot bovenlichaam en
kleine kromme beenen, zag hij er met zijn
groot hoofd, dat met dicht vuurrood haar
bedekt was, uit als een dwerg, die het
bosch ontvlucht en zich onder de menschen
begeven had.
Reeds op school hielden de onderwijzers
niet van hem en werd hij door zijn kame
raden bespot. Hoewel hij met een gezond
menschenvorstand begaafd was, zag hij
toch in, dat hij tegen dc andere leerlingen,
die gezond en krachtig waren, niet was
opgewassen.
Zijn vader had hij niet gekend; kort oa
zijn geboorte was deze gestorven en zeven
jaren later ook de moeder. Een oude, gie-
rigèTtante had hem tot zich genomen. Moe.
derliefde en teederheid, waarnaar hij toch
steeds had verlangd, had hij nooit mogen
ondervinden.
Menigmaal, wanneer hij alleen in een
hoek van de schoolplaats zat, was bet hem
alsof een zachte vrouwenhand hem liefkoo-
zend langs dc wangen streek.
Dan deed hij zijn oogen toe en droom
de... Hij herinnerde zich zijn moeder nog rxnj
goed. Het was een slanke, knappe verschij.
ning geweest, met lieve, goede oogen. Die
had hem gestreeld en gekust, wanneer hij
weende, hem met haav zachte hand het
haar van het voorhoofd gestreken en met
haar lieve woorden, die hij sedert niet meer
had vernomen, opgebeurd.
Toen hij de school had verlaten, en zijn
studies geëindigd had, was zijn oude ta-nfce
gestorven en had hem zooveel geld achter
gelaten, dat hij geheel onafhankelijk kon
leven.
Op een heuvel, van waar hij zijn kleine
geboortestad kon overzien, had hij zich
een aardig huis laten bouwen, dat door
een grooten tuin omgeven was.
Daar bracht hij zijn dagen door met
tuinarbeid, harkte, spitte en werkte als
een boer en gevoelde zich bijna gelukkig
in zijn eenzaamheid. Maar hoe langer hij
alleen bleef, des te onrustiger werd hij.
Hij wist wel, wat hem ontbrak.
Een jonge, levenslustige vrouw, die dat
stille huis met vroolijk lachen vervulde;
met wie hij kon praten, voor wie hij kon
zorgen.
Hij begon zich te vervelt 1, gaf het
werken in den tuin op en dwaalde uren
lang in de omgeving rond.
Toen dit hem ook niet hielp ora do leeg
te, die hij in zijn binnenste voelde, to over
winnen, begon hij oude bekenden in de
stad op te zoeken, en ging in gezelschap
pen.
Daar trof hij oude menschen aan, die
hem van zijn ouders vertelden, en hoewel
hij zich in dat gezelschap thuis gevoelde,
kwam hij toch gewoonlijk nog treuriger
gestemd dan anders van deze bezoeken
terug.
Want in weerwil van zijn misvormdheid,
droeg hij een warm, verlangend hart in
de borst, èn zeer gaarne wilde hij een van
do jonge dames, die hij in zijn kring van
bekenden aantrof, als levensgezellin in
zijn huis brengen. Maar zij bedankten hem
allen met koele onverschilligheid en maak
ten zich over hom vroolijk. Zelfs in de
schoonste oogen had hij bij zijn verschij
ning een verdachte flikkering opgemerkt!
Eens op een avond, tegen het einde van
het seizoen, had hij in een avondgezelschap
Margareta Bernier leeren kennen. Zij
was hem spoedig opgevallengroot en
slank, met lichtbruin, gladgestreken baar,
zag zij er als een Madonna uit. Toen men
hem vertelde, dat zij blind was, voelde hij
hoe zijn hart plotseling heftig begon te
kloppen, en hoe een onbestemd gevoel
van hoop zich van hem meester gemaakt
had.
Zij praatten langen tijd te zamen en Jean
had haar bij het afscheid nemen moeten
beloven, haar in haar huis, dat zij sedert
den dood harer ouders met een oude dienst
meid alleen bewoonde, te bezoeken.
Wat Jean beloofd had, had hij gedaan,
en het was niet bij één visite gebleven.
Zij verwachtte zijn bezoek steeds ongedul
dig. Hij kortte den langen dag en vroo
lijk te haar op.
Natuurlijk geschiedde, wat vooruit te
zien was. Jean beminde de blinde spoedig
met zijn nog geheel onschuldig hart. En
toch had hij in do zes maanden, waarin
hij haar dagelijks zag, niet den moed ge
had, haar van liefde te spreken.
Hij vreesde, dat haar oogen plotseling
weer goed zouden worden, en zij zich met
afschuw van hem zou wenden. Do doc
toren, die Margareta Bernier behandelden,
hadden haar kwaal wel voor ongeneeslijk
verklaard, tenzij er een wender geschied
de.
Maar de doctoren konden zien vergist
hebben
Wanneer dat wonder gebeurde, wan
neer haar oogen weder herstelden, wanneer
die groote blauwe oogen hem, den leelij-
ken, onnatuurlijken man, wiens stem zij
wel is waar gaarne Hoorde, voor zich den
zouden, wat dan?Dan wist hij wel, wat
er zou gebeuren. Zij zou zich met afschuw
van hem wenden, en de droom zou uitge-
droomd zijn
Onder deze gedachten leed hij verschrik
kelijk en gaf de dagelijksche bezoeken op.
Toen bemerkte hij echter eerst-, welke
plaats zich dat blinde meisje in zijn hart
vereverd had. Het leven scheen hem geen
leven meer zonder haar. Acht dagen hield
hij zich van haar verwijderd, toen kon hij
het niet langer uithouden. Hij had haar
willen vergeten, zijn liefde uit het hart
verbannen, maar het was hem niet gelukt,
's Namiddags ging uij op weg naar het
vriendelijke, oude huis.
Margareta ontving hem vriendelijk, zon
der verwijten, maar zij scheen treuriger
dan gewoonlijk te rijn. Haar wangen wa
ren bleek en om den schoongevormdeo
mond lag een vermoeide trek.
De schemering begon reeds te vallen en
vulde hot groote salon, waarin zij zaten,
met donkere schaduwen. In het eerst spra
ken ze over onverschillige dingen; Spoe
dig echter zaten ze stom tegenover elkaar,
in gedachten verzonken.
Margareta was de eerste, die dat zwij
gen verbrak.
„Waaraan denkt u V' vroeg rij hem.
Hij sidderde bij deze onverwachte vraag,
toen antwoordde hij ter neer geslagen:
,-Aan de enkele gelukkige oogenb-u^en,
die ik in mijn leven héb gehadui hteb ze
hier in tïit salon aan uw zijde doorge
bracht. Dio vervlogen, schoone uren zijn
niet terug te roepen, maar er kunnen an
dere schoone voor ons komen, wanneer
u maar wilt. Mijn toekomst. Egt in uw
hand, Margareta 1
„Wat wil u daarmee zeggen V' mompelde
zij onhoorbaar.
„Wat ik daarmee zeggen wil?" vroeg
hij en zijn stem klonk vol en week. ,,Ik
bemin je, Margareta. Wil je mfjo vrouw
worden?"
Haar bleeke wangen werden vuurrood
Een siddering ging door het jeugdige,
slanke lichaam, de handen sloegen kramp
achtig in elkaar en een zacht steunen
kwam over dé rood'e lippen.
„Wat, je bemint mij?Weet je wel,
wat je zegt.snikte zij bijna.
„Ik bemin je nog meer dan jij wel
denkt. Niets is heerlijker voor een man
vol kracht en mannelijkheid dan zich uit
liefde tot slaaf eener zwakke vrouw tema
ken. Ik wil je als een teer kind door het
leven leiden, zal er voor zorgen, dat je
vc'eti op onzen weg aan geen steen zal stoo
ien, en ben overtuigd, dat wij gelukkiger
zullen, zijn dan menig ander paar."
Hij had haar handen gevat, was voor?
haar op de knieën gezonken en had in rijn
oneindig geluk zijn hoofd in haar schoot
gelegd-
Ook zij trilde van gelnk. Haar witte,,
kleine handen legden zich liefkoozend op/
dat in haar schoot rustend hoofd van der
jongen man.
„Ach, dat ik je niet zien kanDat mijn
oogen jo beminnelijke gestalte niet kun
nen opnemen. Je bemint me werkelijk?...
Jij mij... Jij, voor wien de geheele .wereld
open staat, die zoo jong, krachtig en knap
bent. En jij bent knap, jij meet knap rijn,'
ik weet hel, ik voel het!...
Krachtig en schoon, nietwaar?"
Hij dacht ineen te zakken. Een heflige,
stekende pijn deed zijn hart te zamen
trekken. Alles draaide met hem in uet
rond, hij zag slechts nog als door een roo-
den nevel en moest zijn oogen sluiten.
Een oogenblik bleef alles stil... Door de
ziel van den man, die daar op de knieën
voor rijn geliefde lag, ging een bittere
smart. Moest hij de waarheid zeggen?...
Moest hij haar zeggen, dat hij afstootelijk