E E N
De goudrijkdom van Zuid-AIrika.
D© rijkdom van het mineraal goud aan
den Rand wordt door Michaut op ongeveer
19 1/5 milliard gulden geraamd. Samassa
noemt dit bedrag, hoe hoog het ook schij
nen moge, nog veel te laag. „Ik heb,"
6chrijft Samassa, „met zeer voorzichtige
vakmannen gesproken, dio tot veel
hoogere ramingen komen, die bijv. meenen,
dat zelfs bij een productie van 480 millioen
golden s jaars de Rand eerst over 100
jaar uitgeput zou zijn." Bovendien denkt
Michaut ten opzichte van de diep gelegen
mijr >n zeer sceptisch, vermoedelijk voor
de eerstvolgende tien of twintig jaren
met recht; hoe de staat van zaken echter
in de toekomst zal zijn, daarvan kan on
mogelijk nu met eenige zekerheid iets ge
zegd worden, daar wij ons thans geen
voorstellingen kunnen vormen van de mo
gelijke vorderingen der techniek, terwijl
ook het vraagstuk van de arbeidskrachten
zich in de eerstvolgende jaren geheel an
ders kan voordoen dan op dit oogenblik
het geval is.
Heeft men aan den Rand gegevens voor
een raming van den goudrijkdom, voor het
overige Transvaal en voor geheel Zuid-
Afrika is dat uitgesloten. Er zijn vakman
nen, die beweren, dat zich in de Zoutpans-
bergon veel meer goud bevindt dan aan den
Rand. De kapitalisten houden echter met
opzet de ontginning van dit gebied tegen,
om het kapitaal niet van den Rand af te
leiden. De plannen van de goudindustrie
aan den Rand komen hierop neer, dat do
kapitalisten vooreerst niet verder willen
gaan dan een productie ter waarde van
600 700 millioen gulden 's jaars. Als men
bedenkt, dat in den laatsten tijd vóór den
oorlog met een getal arbeiders van onge
veer 100.000 negers, voor 222 millioen gul
den goud gewonnen kon worden, dan zal
met de 300,000 arbeiders, dio de Rand-mag-
naten zoggen noodig te hebben en lettende
op de voortdurend op vermindering van de
arbeidskosten bedachte techniek, gemakke
lijk een opbrengst van 700 millioen bereikt
kun non worden.
Wat het arbeidersvraagstuk betreft,
komt Samassa, bij een vergelijking tus-
schen Chineezen en negers, tot een resul
taat, dat wel niet iedereen verwacht zou
hebben.
De invoer van Chineezen zegt hij
heeft aan d'e mijnen ongeveer 40,000 ar
beiders meer bezorgd dan vóór den oorlog.
Of ook het vier- tot zesvoudig aantal, dat
de industrie nog meent te kunnen aanvoe
ren, uit deze bron bereikt zal worden,
schijnt twijfelachtig. De kwaliteit der
Chineezen als arbeiders heeft teleurge
steld. Vooral in den aanvang heeft men
▼oor het meerendeel Chineezen uit het
zuiden van China gekregen, die in li
chaamskracht verre te kort schieten bij de
negers. De noordelijke Chineezen, die men
later aanwierf, zijn groote, krachtige men-
schen. Maar naar een mijnopzichfer na
een ondervinding van eenige maanden ver
zekerde komt de prestatie van den bes
ten Chineeschen arbeider overeen met de
gemiddelde prestatie van een neger. In
éón opzicht heeft echter de Chinees een
voorsprong boven den neger. Do laatste
mist, ook wanneer hij voor den arbeid
bekwaam ia, allo verantwoordelijkheids
gevoel- Bij den Chinees treft men dat wel
aan.
STOFGOUD.
'Die zucht, die neiging, die onweerstaan
bare drang, neen, die levensbehoefte om
sijn natuur te volgen, roept hem naar
buiten, naar zijn speelmakkers. En wordt
die natuur gedwoDgen zich te beteugelen,
Wan wordt het kind knorrig, luimig, on-
pleizierig.
j 'Dr. Ootmar.
Vooroordeelen zijn de voorhoede der be
ginselen; zij maken verkenningen en waar
schuwen het legerkorps.
Gherbulier..
Veel te weten is een groot voorrecht en
een grcot gevaar.
A. (P'i e r son.
Wekeljjksche Kalender.
Zondag.
Afscheid nemen van het geluk gaat dik
wijls gemakkelijker dan de hoop vaarwel
zeggen.
Maandag.
De tijd heelt alle wonden, behalve die,
welke hij zelf toebrengt.
Dinsdag.
Wenschers en wouders
Zijn arme huishouders.
Woensdag.
Zoodra de mode algemeen is geworden,
heeft rij rich overleefd.
Donderdag.
Overleg wat u nog te doen staat, vergeet
wat gij reeds tot stand bracht.
Yrljdag.
Wie begint op zichzelven critiek uit te
oefenen, laat spoedig na, dit op andoren
te doen.
Zaterdag.
Bemind zijn is gemaikkelijk, als het geld
er voor toereikend is.
RECEPT.
Russische omelet.
Vier eieren worden met een grooten eet
lepel suiker geklopt, totdat ze er als bo
ter uitzien. Dan worden er al roerende
bijgevoegd twee theekopjes room en een
glaasje cognac. Dit mengsel wordt in een
met boter besmeerden vuurvasten schotel
gedaan en in den oven gezet, totdat het
gebonden is.
RAADGEVING.
Tegen myt in de kaas.
Hiertegen kan men aanwenden een op
lossing van zwavelkoolstof in spiritus,
waarmeo men door middel van een pen
seel de kaas besmeert. Dit heeft geen
invloed op den smaak of den geur der
kaas. Ook kan men do kaas insmeren met
sterke pekel of spiritus.
Een jongmensch vroeg eens aan Mozart
hoe hij het moest aanleggen om te leeren
componeeren.
Mozart keek hem lachend aan en zei: „Ik
geloof, dat u daar nog veel te jong voor
is, meneer."
„Maar", antwoordde de ander, „u com
poneerde al toen u veel jonger was
„Zeker, zeker!" sprak de geniale man,
„maar ik heb ook niet gevraagd hoe ik het
leeren moest."
Mevrouw: „Kaatje, jij zult mij moe
ten toestemmen, dat ik mijn best gedaan
heb om je van je slordigheid te genezen."
Kaatje: „Dat is zoo, mevrouw! Als
u er niot was, zou ik het slordigste schep
sel van do wereld zijn."
Hoop Man. „Kom eens, vrouw; in
het salon is een heer, die de hand van
een onzer dochters komt vragen... 't is een
wijnkooper."
Vrouw: „Een wijnkooper? Mooi zoo,
dan zal hij wel bet oudste merk kiezen."
Offioieele stijl* Een deurwaar
der legt beslag op het varken van een voor
de tweede maal getrouwde vrouw en
schrijft in zijn proces-verbaal:
„Beslag gelegd op een zwijn uit het eer
ste huwelijk."
Anders. „Heb jij óók zoc/n last
van slapeloosheid
„O ja. Ik slaap soms maar drie uur per
nacht."
„Nu, ik lijd er al ruim twee jaren aan.
Mijn dokter noemt het „neuris insomnia
neurasthenics paralytica."
„O, wij noemen het maar ,,'t kind"."
Filosofie. „Voor het ontbijt ^aJ
men niet werken. Zoo men echter toch
voor het ontbijt werken moet, dan zal men
ten minste eerst wat eten."
Oplossing van de Scbaakopgave ia liet nrig
Zondagsblad
3. P b 4c 6 d 5d 4.
2. D 2g 2 enz.
1... d 6 x e 5.
2. P c 6b 4 eaz.
Opgave der vorige week.
Vier van vijftien is óén- Be
wijs:
Wij leggen op tafel vijftien stokjes, pot-
lcoden, griffels, breinaalden of iets derge
lijks. Aldus:
4
1
8
Nu nemen wij de vier vreg, welke wij
3, 2, 3, 4 nummerden, en er blijft alsdan, in
kapitale drukletters., die wed niet heel
mooi, maar toch duidelijk rijn, over:
DOOLHOF.
w
O
d
i
g
O
T
e
n
r
r
D
i
1
a
r
e
d
00
d
e N
1
e
d
k
e
V,
n
a
r
e
n
B
d
e
g
t
a
t
e
V
0
R
y
k
b
O
g
n
d
e
s
r
a&
P
s
t
s
0
P
Zoek den weg eens in dezen doolhof!
[Den volzin geven wy ln het volgend
Zondagsblad],
Aatwoord Vraag vorig Zondagsblad.
Gedroogde groote boonen wor
den, evenals bruineboonen, één clag vóór
het gebruik flink afgewasschen en daarna
ruim onder water gezet. Men kookt ze den
volgenden dag in dat water, waaraan een
■weinig zout en een scheut melk wordt toe
gevoegd. Dit laatste dient om de. boonen
blank te houden.
Al naar de grootte der boonen moeten
ze langer of korter koken, om gaar te wor
den. Vervolgens stooft men ze in een dim
melksausje met gehakte peterselie en boo-
nenkruid. Boonenkruid kan men gedroogd
koopen en moet ook vooraf gewasschen en
in water geweekt worden. M H.-R
CORRESPONDENTIE. Mej. W. de
G., te EL Uw vers alleen zullen wij op
nemen.
J. S., te O.„Uit het leven van een
brandweerman" kunnen wij niet plaatsen.