ITo. 1*053. öe nisuwe Leidsche verordening op liet Bonwen en Sloopen. FEUILLETON, ££<331 Üfa.feia PERSOVERZICHT. II. Wanneer men de verordening op het Bouwen en Sloopen van 1905 legt naaatdie van 1695, dan blijkt al dadelijk do meerdere aitgebreidheid. Telde dc oude verordening SO artikelen, do nieuwe heeft er 92, dus een derde meer. Men mag aannemen, dat dor dier artikelen een nieuwe bepaling houdt, zoodat reeds hieruit blijkt, dat de naleving van de daarbij betrokkenen hooger Jeischen stelt. Ware het anders, do Woning wet zou in dit opzieht voor Leiden niet gemaakt zijn on zoo ideaal is de locstand op dit gebied hior toch nog niet. In de tweede plaats treft ons de meer systematisch© indeelfng van do nieuwe verordening- In do oudo volgen de artike- lei elkander op van een tot zestig zonder nadere aanwijzing. Nu heeft men do arti kelen groepsgewijze vereenigd onder ver schillende hoofden. Daardoor heeft do verordening aan bruikbaarheid gewonnen. Iedereen wordt welgeacht de wet in casu de verorde ning te kennen, maar kent haar daarom nog niet. Nu do artikelen in twaalf afdoe ningen ondergebracht zijn, heeft do belang hebbende bij het raadplegen, slechts de af- deeling op to zoeken, waartoe het geval, Waarover hij meer weten wil behoort. Dit betreft echter nog altijd het uiter lijk. "Van meer beteekenis is de inhoud. 'Deze zullen we nu eens nagaan om, voor zoover or aanleiding toe bestaat dezen te vergelijken met do ove"reenkom&nde bepa lingen in do oude verordening. De eerste afdeeling handelt over: „het aanleggen van en het bouwen aan wegen" on bevat slechts drio artikelen, die niet veel verschillen met hetgeen hierover werd bepaald in do oude verordening. Bij aanvrage van' Straatlaanleg moest vroeger een plan van de ontworpen straat gevoegd worden, mits niet kleiner dan 1 op 500, than8 moet zulk een plan in dubbel inko men op een schaal niet kleiner dan 1 op 1000 zijn. Dorgelijke kleine verschillen, die aan het wezen der verordening niet veel af en toe doen, zijn cr natuurlijk heel wat. Wij geven dit eeno als voorbeeld. Het zou ons veel te uitvoerig doen zijn, indien wij ze alle gingen vermelden. We zullen ons moe ten bepalen tot do meer ingrijpende ver anderingen en aanvullingen. Nieuw is artikel 3, waarin is bepaald, 'dal van gebouwen op hoekon van wegen "de gevels zóódanig gesteld moeten worden, dat- zij door een schuine of een gebogen lijn van ten minste 1.50 M. de rooilijn der boide wegen, waaraan zij staan, verbinden. Wordt daarvoor een schuine lijn gekozen, dan moet zij do rooilijn der boide wegen onder gelijk© hoeken ontmoeten. Van deze bepalingen kunnen B. en Ws. echter af wijkingen toestaan. Do tweede afdeeling is getiteld: „Van werken en inrichtingen aan of ia den open baren weg" on loopt van art 4 tot 15. Er komen verbodsbepalingen in voor, die moeten worden in ach (genomen bij li©t ma ken of hebben van inrichtingen aan den openbaren weg en liet openbaar water, welke bepalingen men in hoofdzaak terug vindt in de oude verordening o. a. in artfc. 39, 40, 41, 42 enz. Belangrijk is de derde afdeeling: „Van het bouwen en vernieuwen van gebouwen." Nieuw is daarin allereerst art. 17: Het is verboden een hofje to bouwen of in een bestaand hofje het aantal gebouwen te ver meerderen, tenzij met vergunning van den Gemeenteraad, waarbij onder hofje wordt verstaan de niet aan den weg gelegen, maar van den weg d^v>r een overdekte gang, toegang hebbende open ruimte, waarop belendende gebouwen in- en uitgang heb ben. Dit artikel dient er voor, om te voorko men, dat waar aan den oenen kant g. ijvcrd wordt do kleine, ongezonde woningen in poorten en sloppen te doen verdwijnen, aan den andoren kant do mogelijkheid niet te laten bestaan, dat opnieuw zulk soort wo ningen on staat. Er kunnen zich natuurlijk omstandig]ie- 73) Bij mijn nadering richtte hij zich over eind on schreeuwde heftig in het Hin- doescli: „Maak, dat gij wegkomt!" En toen hij nu ook Muna-saurny m het oog kreeg, voegde hij er op nog luider toon b.j „Runga, waarom hebt gij dit zwijn niet be neden gehouden? Wat hebt gij beiden hier te zoeken V' ,Wij komen van het padeis", zeiao Mu- nasawmy met slaafsche onderdanigheid, terwijl hij diep boog. „En deze hier?" vroeg Ibrahim, met oen .verachtelijk geb r naar mij. „Komt ook uit het paleis", antwoordde ik, den sluier achterover slaand. „Wat? Miss Fcrrarsriep hij, omhoog- rijzend, op schriilen toon. „Hoe kwaamt gij uit het paleis? Dat is een gevaarlijk spel. Wat voert u bierheen?" „Zorg en angst." Ik gaf Munasawmy een teeken zich te verwijderen, een bevel, hetwelk hij echter mot blijkbaren tegenzin en slechts iu zoo ver nakwam, dat hij zich tot aan do bo venste trede der trap terugtrok. „Mr. Thorold is vergiftigd en heeft, zoo- als men mij zeide, slechts nog enkele uren te leven, als gij hem niet redt." „Dus daarom hebt gij dit waagstuk on dernomen V' En zijn blik gleed haastig over mijn Indisch gewaad en over mijn geverfde handen en armen. „Wat wenscht ge, dat ik daarbij doen zal?" „Hem een tegengif geven en zijn leven den voordoen, dat de ruimte zoo groot is, dat het bouwen van een hofjo voor de go- zondheid der toekomstige bewoners geen bezwaar oplevert en in dat geval kan do Gemeenteraad daartoe .vergunning veiv leenea. Nu deze laatste bepaling aan het arti kel is toegevoegd, zal ieder, dio het ernstig meent met de verbetering der Woningtoe standen, hier ter stede, er geen bezwaren tegen kunnen hebben. Het zijn voornamelijk deze woningen, die aan enz© stad indertijd zulk een treu rige vermaardheid hebben gegjeven. In de laatste jaren zijn er heel wat van deze poortwoningen door onbswoonbaarverkla- ring verdwenen en het is goed', dat de mogelijkheid uitgesloten zij er van 'dit soort weer te doen verrijzen. Nieuw is ook art. 20, bepalende, dat de ruimte tusschen twee woningen gelegen, minstens 1 meter meet bedragen. Een bepaling, die toejuiching verdient. Ruim ten, zoo nauw, dat zij geen toegang ver- leenen, geraken licht verontreinigd en worden alzoo verzamelplaatsen van voor de gezondheid nndeelige beatarid'deelen, wat nu kan worden voorkomen, daar con trólo mogelijk is. Bedraagt de~ afstand minder dan 2 me ter, dan mogen ib deze muren geen ven sters werden aangebracht, don met ver gunning van B. en Ws. Nu volgt een ander geheel nieuw arti kel. luidende: „Bij elk tot woning bestemd gebouw moet aan de zijde, welke niet aan of langs den weg is gelegen, een aan den eigenaar van het gebouw toebehoorendo daaraan grenzende! plaats, tuin, erf of andere open ruimte zijn, waarvan de oppervlakte ten minste een derde gedeelte van liie van het gebouw moet bedragen en waarvan de aan het gebouw grenzende zijde ten minste de lengte van den aanlig- genden muur van het gebouw moet heb ben". Het mag terecht verwondering wekken, dat deze bepaling, die vc'or huiseigenaars cn bouwers in de toekomst do meest ge wichtige zal blijken en die bij de eerste editie dezer verordening, welke den lldon Juli 18Ö4 werd vastgesteld, er al in voor kwam, tijdens do langdurige behandeling onaangevochten is gebleven. Wel was do bepaling, zooals deze voorkwam in de con cept-verordening op 11 Juli 1901, wat een voudiger; er werd enkel gesproken van een erf of andere open ruimte. Lag toe vallig achter een woning eon erf of tuin, aan een ander tc'ebekoorcnde, dan werd daarmedo ook aan dit artikel voldaan. Bij dc laatste lezing werd bepaald, dat dit 1/3 gedeelte eigendom zal moeten zijn van den oigenaar van heb gebouw zelf. Wij willen gaarne toegeven, dat een open ruimte, een erf of tuin zeer is aan be be- velon en inderdaad bevorderlijk voor de gezondheid mag worden geacht, voor nieu wen bouw op nieuwe terreinen is het al leozins aanbevelenswaardig en ook in dc oude stad zou fiet niet als oen al te gr co- te weelde behoeven beschouwd te worden, maar het zal daar in de practijk tot groo- te moeilijkheden aanleiding geven en krachtig verzet uitlokken, vreezen wij. Beschouwen wij do bepaling eerst in verband met art. 23, waarin wordt be paald, dat elko woniDg, behoudens door B. en Ws. in zeer bijzondere ge vallen to verleenen ontheffing, een totale oppervlakte van ten minste 29 vierk. mo. ter meet beslaan. Iemand is eigenaar van een woning, die mot of zonder open plaats een opper vlakte van 36 vierk. métcr beslaat. De wo. ning wordt bouwvallig; hij zou haar wil len afbreken, en eon doelmoetiger moor aan de cischen der gezondheid voldoende woning er voor in do plaats willen stellcD. Hij zal het niet kun nen en liever aan het oplappen blijven, want hij zal bij vernieuwing voor een open plaats 12 vlek. meter moeten reserveeren en deehts 24 vierk. meter vc'or de woning zelf overhouden. Hij zal niet weer mogen bouwen tenzij B. en Ws. het zeer bijzondo- ro geval aanwezig achten, waardoor ont heffing van art. 23 mogelijk is. En hoeveel redden." „Wat is mij aan zijn leven gelegen?" zci- dc hij, de schouders ophalend. „Wij moe- teD alion eenmaal sterven." „Ja, maar niet op deze wijze... niet vóór den tijddoor dc willekeur van een an der mensckstiet ik, naar adem halend, uit. „Bedenk, welk een edel man mr. Tho rold is, hoo onbaatzuchtig hij zich. liet lot der ai-men aantrekt, de zwakken en onder drukten beschermt..." „Dat allee wil ik gaarne gelooven", viel mr. Ibrahim mij met eon ongeduldige be weging in do rede. „Ik weet, dat hij miss Fcrrars' gunst geniet en dat de pers zijn heldendaden zal ophemelen, zoodra hij het tijdelijke met het eeuwige heeft verwis seld." „Maar hij zal niet sterven, als gij hom een tegenmiddel geeft," drong ik onstui mig bij hem aan. „En wat zou mijn loon zijn, als ik aan uw smeekbede gevolg gaf?" Ibrahims ste kende oogen doorboorden mij bijna. „Ik zal er u op mijn knieën voor dan kenriep ik hartstochtelijk. „Ik ben overtuigd, dat gij gaarno uw macht en uw kennis uit een oogpunt van menschlievend- heid... ter wille van Gods liefde z ilfc willen aanwenden. „Neen, en ook niet ter wille van mr. Thorold," antwoordde hij met een scham peren lach. „Dat is niet de manier, waarop ik zaken behandel. Gevoelsgekwezel mag voor vrouwen passen, maar ik stel mijn prijs ovenals alle mannen." Dus wilde deze ellendige schacheraar zelfs partij trekken van deze treurige aan gelegenheid! Een ijskoud® rilling voer mij door de leden. woningen met of zonder erf «niet alleen in de volksbuurten zijo er, maar zelfs aan de voornaamste straten van 36 vierk. Meter of minder oppervlakte. En hoe wil men handelen als zulk een perceel eeos af brandt? Zal men, wanneer zelfs met grof geld en goede woorden, geen terrein er bij te verkrijgen is, die plok openlaten of het •doen inrichten voor magazijn of pakhuis! Naar wij vernemen is een aanvrage tot verbouw in de Janvossensteeg met het oog op deze verordening reeds weder inge trokken. En het zijn waarlijk niot de kleine perceelcn alleen, die van deze bepaling last zullen ondervinden. Van woningen in winkelstraten, waar men moet woekeren met de ruimte, zal bij herbouw bezwaarlijk een derde gedeelte voor tuin of open plaats kunnen worden gemist. Nemen wij eon winkelhuis, dat een oppervlakte van 90 vierk. meter besluit, en dat bij herbouw slechts 60 vierk. meter voor het geböüw zelf kan gobruiken. Wat zou dat een onge rief en Vast veroorzaken, aangenomen, dat hetzelfde bedrijf of dezelfde nering er in bestaan kon blijven. Ons werd dan ook medegedeeld, dat iemand in de Maarsmans- Steeg voor eenigen tijd een rijdelingschcn wenk van autoriteiten ontving, om spc'edig dc vergunning tob verbouwing aan te vra gen, opdat deze vergunning nog kon worden gegoven vóór do in-werking-treding van de nieuwe verordening. Dgzo uitweg ia echter thans niet meer mogelijk en wij twijfelen niet of de moei lijkheden zullen zich wel spoedig voordoen. Ware er neg ontheffing mogelijk, ieder geval zou door autoriteiten op zichzelf kun nen beschouwd en uitzonderingen zouden kunnen toegelaten worden. Maar in de ge- heelo verordening hebben wij niet éón be paling dienaangaande gevonden. Hoo in do verschillende Raadsvergade ringen geen der Raadsleden dezo bezwaren heeft gevoeld of er stilzwijgend over kon heenstappen, is eins niet duidelijk, evenmin als wij begrijpen hoo B. en Ws. cn do ver schillende com missies de moeilijkheden met hebben gevoeld. Vermoedelijk heeft men de gevolgen der bepaling in vollen omvang niet overzien. Gelukkig echter, dat men u onzet tajd en ook in den Leidschen Raad geea wet ten meer maakt als do Meden en Perzen, die bestemd waren om eeuwig te duren. (IVordt vcivo'-Qd.) De Groninger! vereeniging „Eendracht maakt Macht" is voornemens vo&rlezirgea te Oiganiseorcn over ons belas tang- stelsel. Da „Provinciale Gro ninger Courant" vindt dit een uit nemend plan. Het blad wijst -*r n.l. op 'heb de Rijksfinanciën niet alken den mi- nibter van financiën zorgen daron en het denkt dan aan do gem^nten, „dio, cf- schoon zij vooreerst tisn jaren door het Rijk uit den nood zi/n gered, toch reeds weder mot haar geldmiddelen in dco brand zijn geraakt; aan de gemeenten, we-^er financiën, zooafc do heer Heemskerk in do Kamer zeidc, „angBtig cn verlegen" staan aan den disch en voor wio do heer Druckor oogenblikkelijk soulans heeft ge vraagd. De ponurio moge hier niet zóó schreeuwend zijn als zij voor een paai jaren in de Eerste Kamer werd gc-teekend, toen daar werd gezegd: „Amsterdam is rifyn de armenandere plaatsen staan op do nominatie" zij is toch roedi weder zóó, dat de minister Kuyper, die aanvan kelijk den ernst van het geval ontkende, na onderzoek eindigde met van een „nood- stand" te spreken, vooral in de grootste gemeenten, en dat die bewindsman een Staat-scctnmifsie heeft benoemd om het geneesmiddel aan do hand te doen; een commissie, waarvan men, nadat zij meer dan twoe jaren aan den arbeid is geweest, nog niet veel anders weet, dan dat zij op dit oogen'olik zonder voorzitter en zon der secretaris zit en op den koop toe één harer leden verloren heeft, maar dat dc Regeoring zich in stout acht dezo verliezen door aanwinuing van geschikte, niouwo krachten good to maken. Onder deze om- rrnr.Ti --vgr.-g.- - -■ 7junnjrm „Wat verlangt gij er voor? Noem den prijs..." riep ik met vliegenden aderu. „Gijzevlvol Gij moest hot toch weten, dat mijn prijs geen andere kan zijn dan Pame la Ferrars." Ik had plotseling een gevoel alsof ik in den grond zonk, er kwam een filoers voor mijn oogen, een duizeling hoving oiij» e<n om niet neer te vallen, steunde ik mijn hand zoo zwaar op cta lage tafel naast mij, dat die wankelde. Ik beefde van het hoofd tot do voeten cn staarde den man aan, dio be weerde mij lief te hebben en dien Max als een bedrieger en zwendelaar had gebrand merkt. Ik dacht daarbij aan Max" wegkwij nend leven, aan zijn edel streven, zijn rechtschapen, vlekkeloos karakter. Ik stel de mij voor, voor hoevele menschen zijn dood een onherstelbaar verlies zou zijn en beredeneerde bij mij zelve, dat ik gaarne mijn leven voor liet zijne zou geven- Nu moest ik echter in de eerste plaats vastberaden en koelbloedig zijn, al mijn verstand cn al mijn krachten inspannen om togon den staat van zaken opgewassen te blijven. Want Max of ikIk las do bedreiging duidelijk in Ibrahims oogen. Een oogenblik dacht ik aai-n dokter Flem- ming, van wieo Ma^: had beweerd, dat hij verstand had van de vergiffen der in boorlingen. Maar had de Hindoo niet ver klaard, dat de dokter de ziekte niet kendo? Ik dacht na- „Ik stem toe, als er geen andere uitweg is", verklaarde ik bedachtzaam en* ver wonderde mij daarbij over den toon van mijn eigen stem: zij klonk als die van een vreemde. „Er is geen andere uitweg. Gy wordt mijn vrouw, onder do voorwaarde, dat ik 3tcndigheden zien wij, evenmi.i als do hoer Drucker, het recept van deze Staats commissie heel spoedig neergeschreven Bovendien: zonder «dat óf de gemeenten nog meer vrijheid krijgen m het uitschrij ven van belaE(ingen dan haar het laatst in 1897 is gegeven, óf het Rijk de uitkee- ringen, die het krachtens deze wet aan dc gemeenten doet, de verheoging doet on dergaan, waar too do verandert! e gegevens, die nu, nu tien jaren, ter beschikking staan, den maatstaf zullen moeten bie den, zal in geen geval dit kan ieder op de vingers narekenen de oplossing van het vraagstuk van den gemeentenood mo gelijk zijn, zoodat ook hier dc einduitkomst weder zal wordenbclai?tingverhooging. Zoo is dus thans wel meer dan ooit in het Rijk en in zijn ondordoelen het belas tingstelsel do bracdende vraag bij uitne mendheid. die, waarop dó aandacht dor kiezers het meest zieh moot vestigenten aanzien waarvan zij hun afgevaardigde, ook in verband met het gestadig en ern stig streven naar zuinigheid, terdege aan don tand zullen moeten voelen. Zonder goe de financiën is goede politiek niet te voe ren. Daarom is het uitmuntend gezien dc konnis van dit vraagstuk algomeener te maken en do rijpheid van het oordeel er over, docr heldere uiteenzetting cn deskun dige critici:, in do hand t© werken. De door „Eendracht" georganiseerde lezingen ko men op heb juiste oogenblik. Wij uiten de besto wenuchon voor haar welslagen. Belas tingen verwcn6chen; kippevcl krijgen als do toegezonden belastingbiljetten ieder jaar een hoogi-r cijfer aanwijzen is meneche- b'jk, is verklaarbaar. Maar een oordeel, op kennis, van de zaak gegrond, is het oenige, dat recht tot spreken geeft zij het in inatemmenden geest of lot het oefenon van oritiek." De olndiach o Gids" voor Decem ber brengt eon studio van den hoofdre dacteur, J. E. do Meijier, over „Zout als middel vaa b oil as ting". Tot dusver, schrijft hij, is het een vrij algimeen vorbreide meening, dat in het bijzonder voor Nederlandsch-Indiö hot zoutmonopo lie een bij uitstek geschikt middel is om do schatkist to stijven. Maar stemmen gaan op, zoowel in Britsch. als in Nederlandsch-Indiö on in Nederland, om den druk van do bcstnnndo zoutmonopoliën te verminderen, en zoo dcfet schrijver een poging om de bezwaren, „welke aan heb monopolie-stelsel zijn ver bonden, in het licht to stellen, en het kwaad, door de belasting gesticht, ocni- garmato te peilen". Tevens brengt hij Piersons woord in herinnering, dat iedere belasting kwaad sticht, maar het 6lechts do vraag is, welke dit bot minst doet. Na een algemeen overzicht van het ge bruik, dat in den loop dor wcreldgcscuio- denis on thans nog iü sommige landen van zoutmonopolies is cn wordt gemaakt, ver gelijkt ao schrijver het zoutgebruik per hcofd in de voornaamste Staten der we reld. Hierbij treft in het bijzonder hoe klein hot zout'vorbruik per hoofd op Java cn Madoera is (2.58 K.G. im 1900 cn 2.34 K.G. in 1903 tegen bijv. 9 K.G. in Nc- dorland), terwijl do betrekkelijk© daling van het zoutvorbruik aldaar tevens zeer in het oog valt. Naspeurlijko redenen voor dit laatste verschijusol worden aangewe zen, n.l. de mindere betrouwbaarheid van bevolkingsstatistieken, do reusachtige in voer van sterk gezouten Siameesche visch. In hoevor verminderde economische draag kracht hierbij ook een rel speelt-, wordt in het midden gelaten. Medegedeeld wordt, hoe volgens deskun digen het gebruik van zout als noodig voor do gezondheid moet worden be schouwd, terwijl enkelen zoo ver gaan, sommige ziekten^ zooals pest, cholera, me- laatschheid, aan het niet genoegzaam tot- zich-ucmen van zout tec te schrijven. Te>u slotte b-Hiandelt dc heor Do Moijier do vraag van vrijdom of prijsverlaging in het 1 eg dor industrie, welke thans, nu de ou- ikkeling dor zeevischvangst in do Indische wateren aan do orde b, van ge wicht mag worden geacht. Het verkoopen Thorold red. Is de zaak beklonken?" Ik knikte zonder mijn oogen van den grond op te slaan. „Ik heb van het geval gehoord. Maar wilt gij niet plaats nemen?" zeide hij, een stoel naar mij toeschuivend, waarop ik dan ook dadelijk neerviel, want de voeten weigerden mij den dienst. Mr. TlioroLd heeft een doodulijk vergift binnengekregen," begon hij op koelen, za ke Lij ken toon. „De uitworldng van dit ver gif is verzwakking, algeheeie verslapping, verlies van slaap, geheugen, eetlust; kort om sluipkoortsendo man verhongert bij levenden lijve. De een of ander, dio oen wrok jegens hem heeft, moet hem het vergift toegediend hebben en zulke men- soben zijn er zeker g.:nocg, want hij is een streng ambtenaar. Ik heb eens een kok ge- kond, die zijn heer een zoogenaamden lief desdrank ingaf, om zich diens gunst tc ver worven, maar natuurlijk doodde hij hem daarmee. Deze inboorlingen geven zich maar al te gaarne met gif tra en gerijen af," voegde hij er lachend bij. „TT wist dus, dat hij zou sterven?" „Ja, ik wist, dat hij ziek was. Gij zult toch zeker niet van mjj hebben verwacht, dat ik had moeten ingrijpen om het leven van mijn medeminnaar te redden? Ik heb bovendien een afkeer van den man en ik zou mij verbeugen, als hij stierf. Nu zal hij evenwel niet sterven, nu gij den prijs voor zijn leven wilt betalen. Maar ook ik betaal een prijs. Ik heb echter nooit tegen do kosten opgezien, als er een juweel ge kocht moest worden. Heb ik u niet gezegd, dat ik u nog eens voor mij zou veroveren? Voelt gij mijn voet nu op uw nek?" „Ja," fluisterde ik, nauw hoorbaar. van zout tegen lageren prijs voor uet doen herleven dier visscherij, noemt schrijver een stap in de goede richting cc:, mocht er op den duur een groot gebruik van ge- maakt worden, dan zou, zco besluit hij, „de aldus verkregen winst wellicht kun nen leiden tot prijsverlaging van al het godebiteorde zout-, een desideratum, waar, bij den fcegenwoordigen sta id der geldmiddelen, nog wol niet aan kan wor den gedacht, doch dat, in verband met de opgesomde bezwaren, tcch steeds voor oogen gehouden moet worden". „Dat N e d e r la n d met zijn haven's bij een oorlog tusschen Engeland en DuitscbI'.nd groot gevaar lean loopen vc'or schending van zijn neutraliteit, mag men wel als vaststaand aannemen. Do vraag, hoe Nederland zal varen bij een oorlog tusschen nabure word, naar o.nzo vaste overtuiging eerst .u dc tweede plaats beheerscht door den toestand vau leger cn marine. Hot eerste woord is daarbij aan do diplomatic; zij moet naar voelhorens zoodanig heboon uitgebreid, dab eventueel droigende conflicten tijdig worden onderkend en aan de Regcering worden gemeld. De Regeering moet dan voortvarend genoeg zijn om niet tc lang te ikken en te wogen, maar bijtijds de mobilisatie van ouzo weermacht gelasten om do bedreigde punten aan alle zijden tc bezetten". Bovenstaande tirade vinden wc in een artikel in het- „H andolsblad" over „do handhaving onzer neutraliteit", zegt „De T oio gr a af". Het eerste woord moet zijn aan onze diplom.atio. Volkomen juist. Waarvoor aijn anders diplomaten Wanneer men echter weet, dab in Mei van dit jaar, toen hot in Europa kraakte en een oorlog tusschen Duitscmand cn Frankrijk con kwestio van enkele uren scheen, geen enzer diplomaten van don toestand op do hoogte was on hot ten slotte do schrik niot, lezer I Duitscho gceant in Den Haag was, die onze Regee ring waarschuwde, dan vraagt men zich af wat wij aan onze duurbetaaldo diplo maten eigenlijk hobben. Gesteld eens, dab in de laatste dagen van Mei langs allo telegraaflijnen van Duitschland het „Kricg mobil" geslagon ware, dan zouden vermoed.lijk do bravo Arnhemmers in den vroegen uiorgon van den volgenden dag Duitscho troepen do Rijnstraat hebben zion doortrokken cn tegen don tijd, dat onze ministers goed cn wel aan het vergaderen waren, zouden do Engclsche schepen Cnze havens geblok keerd hebben Misschien, dat dan wel tegen "den rr:rl- dag telegrammen van onze gezant Bcriijn, Parijs cn Londen waren b gekomen, meldende, dat er iets aai - knikker was 1 Dan moeten onzo diplomaten beter wor den zal men zeggen. "Uitstekend. Maar zoolang men in ons aUèrburgcrli'kst© landje voortgaat met de dwaasheid zo tc rccruteeren uit den adel, vrcezen wij in bango vroeze. De jongste gebeurtenissen in do o n d o r- w ij s w o r o 1 d govon „H et Nieuws van Ion Dag" aanleiding tot een vcr- manonu woord. Do school is or voor heb kind. Het kind zij uitgangspunt bij nl' j overwegingen over schoolzaken; deze ten geregeld naar do natuur van hot kind Eu wat do plaats van den onderwijzer be treft in do maatschappij: „Dio plaats is krachtens do traditie, ja krachtens do Ncdorlondscho taal, voor naam. Hot Nedcrlandsch gewaagt niet van hot onderwijzers-beroep, hot onder wijzers-bedrijf, do ond'rwijzersbetrokkmg, het Nedcrlandsch gewaagt van het onder- wijzens-a m b t. En terecht. Want in des onderwijzers handen 6tellcn wij wat ons het naast is aan ons hart, ons kind. Wanneer dan nu do rook cn do wrJm van dezo woken zullen zijn noergcsbi.g u en het koolo donken zijn stillen arbeid hor- neemt, dan mogen do problemen, dio tea opzichte van liet lager onderwijs aan de or- do zijn, worden tor hand genomen met l.-ct kind als uitgangspunt. „Ik zal tien duizend pond missen, het oommissicloon voor do parolen, want .o- rold zal, zoolang hij ademt, nooit den (koop toestaan Bovendien zal ik i/n dc Rani Sundaram een goede klont en be- sohermster verliezen. Zij zal woedender zijn dan oon tijgerin, dio men haar welp n ont nomen heeft. Dit alles verlies ik maar daarvoor win ik u." Hij keek mij triomfecrcnd aan; een dik ke, gezwollen ader lag op zijn voorhoofd de gedachte maakte zich van mij meester, dat deze poging van do oude Ranie, om Thorold te vergiftigen, zeker niet de eerste was en dat dio vorige aanval van malaria ook zeker aan vergif moest toegeschreven worden. Had Ibrahim ook daarvan afge weten? Een huivering overviel mij, als ik aan do juist gemaakte afspraak dacht. En toch zog ik geen anderen uitweg. Ibrahim liet mij geen tijd tot nadenken. „Als ik echter mijn belofte heb vervuld, wie staat er mij dan voor in, dat g'j ook d> uwo houdt?" vroeg hij. „Ik iieb u mijn woord van eer gegeven." „Ba, het woord van eer eener vrouw! Neen, ik wil con onderpand hebben. Geef mij zijn ring. Ja, ja, gij werdt gadegesla gen, toen gij don ring van hem ontvingt. Ik moet dien ring hebben, anders is a!le« voorbij. DB wil zeggen, clan is het md hen godn n." 'Word! vtrvolffd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5