Een Vossenjacht in Engeland. Waartoe de Eiffeltoren dient Succesvolle propaganda. von schatten lichtgeloovigen dwazen aller landed jaarlijks duizenden en duizenden aftroggelden. Do gewono jacht op vossen bbgint in November. Doch daarvoor moeten ieder jaar eonige jonge voshonden getraind worden. Dit gesohiodt in September en October. En deze jacht heet ,,oub hun ting", omdat hij wordt gehouden op jonge vossen, die zoven of acht maanden oud zijn. Zij hebben dan nog wel niet de spreek woordelijke slimheid dor oudo vossen, om jagers en honden van hun spoor te bren gen, maar instinctmatig loopen zij, als do oude, met den wind mee, zoodra zij de aankomst der honden booron oef ruiken. Ter wille van het vermaak der jacht, wor den bij een boschje, waarin de vossen zich meestal 111 holen verschuilen, de honden gewoonlijk van den achterwindkont daarin gejaagd. Dat verzekert den jagers te paard jgoede en aangenamo „runs", wat het eeni- ge doel der vossenjacht is. De honden vinden en volgen door den reuk het spoor van een vos. En door kunstmatige tecltkous is een soort van hon den voor deze jacht verkregen, wier reuk orgaan buitengewoon ontwikkeld is. Som mige vossenjacht-autoriteit a beweren ech ter, dat een vob ii negen van de tien ge- ivallen geen neuk afgeeft, als hij door hon den achtervolgd wordt. Do jacht begint gewoonlijk zeer vroeg: des morgens om vijf of zes uron. Naar een jager seide, geschiedt dit bij droog weer, iOm twee redenen: in de eerste plaat®, om dat de dauw den grond voor de hoeven der paarden minder hard maakt, on in de twee de plaats, omdat do rouk van den vos, die 'immer voor dag en dauw zijn dagelijksch voedsel zoekt, aan hetJeedauwdo gras blijft hangen. Voor een gewone vossenjacht worden des nachts door een „gamekeeper" alle vossen- holon toegestopt, zoodat Rcintje, als hij van zijn fouragetocht terugkeert, tegen wil en dank boven den grond moet blijven, tot de jachthonden hem een levensgevaarlijk .bezoek komen brengen. D earth-stopper" begint dat wei'., gewoonlijk kort na mid dernacht. Jiu om te verhoeden, dat een vos, haas of kat levend wordt begraven, zendt hij eerst een kleinen jachthond in het hol, ten einde den bewoner daarvan te Verjar gen' 1 Do jacht wordt gewoonlijk ondernomen door een of onderen landheer, die rijk ge noeg is om een „pack" of een troep jacht honden en de noodige jachtpaar don te on derhouden. Dit is een duro liefhebberij. Want, iedoren dag, waarop gejaagd wordt, kost hem minstens ongeveer zes duizend gulden. En dikwijls wordt in de jachtweken vier of vijf dagen per week gejaagd. Dot is alleen mogelijk, als een landheer ovr- een pack van zestig h zeventig koppels honden beschikt. Voor iedere jacht zijn ongeveer dertig honden noodig. Een groote jachtheer heeft tevens een huntsman, die met de training en verzor ging der honden is belast en ze op de jacht door middel van een rechten hoorn en een eigenaardig geschreeuw leidt. Hij merkt al gauw, wanneer een of meer honden een vo® op het spoor zijn. Dan roept hij daar alle honden met eentonige stooten uit zijn hoorn te zamen. Als een vos door do hon den achtervolgd wordt, vestigt hij met twectonig geschal de aandacht der afge dwaalde honden daarop. Behalve een huntsman, wiens taak kleine landhseren persoonlijk waarnemen, zijn ge woonlijk nog twee „whippers-in" noodig; dezen hebben tot taak, om aan den rand van een boschje te zorgen, dat de honden bij elkaar blijven en om afdwalers mot de zweep daarin terug to jagen. Deze drie personen zijn in den regel in een rood jachtbuis gekleed. Zij hebben hot voor recht om desnoods over alle velden en ak kers te rennen, voor welk voorrecht bun meesters een zekere belasting aan het Rijk betalen. Ongeveer twintig jagende dames en hee- ren zag schrijver dezes in de verte beaag, toen hij om nalfzeven ergens bij een boschje een positie had ingenomen, van waar hij do jooht met een kijker goed kon overzien- Hot geblaf der dertig honden en het gc- toetor en geschreeuw van den huntsman konden geen enkelen vos met rust Laten. En dat ccn paar Reintj es zioh in de nabijheid ophielden, maakte hij op uit een hoopje liocnderveeren, dicht bij de plaats, waar hjj post had gevat. Ongeveer drie kwartier lang zag hij de rijdende jagers rijden langs en om een bosch aan de zijde van zijn positie. Opeens hoorde hij een vervaarlijk blaffen der hon den. Wat dat bctcekonde, zag hij spoedig, liet duurde niet lang of zij kwamen met be bloede tongen op een hoop uit het boschje to voorschijn. Zij hadden hun eerste ontbijt ontvangen. De vossen worden niet geschoten, maar, ook al ter wille van het jachtvermaak, door de honden ingehaald cn dood geheten. Het kan soms lang duren, alvorens een vos achterhaald wordt. En hoe langer dat duurt, hoe gr00ter do vrougde der jagers, die te paard achter de honden aan stormen. Soms vlucht een vos in een boerenwoning of schuur. Een veidarbeider vertelde, dat hij, toen een vos eens in den koestal kwam, waar hij werkte, zeer getroffen werd door hot weemoedige gozioht van het opge jaagde dior. Het scheen als het ware te smeek en gered of doodgeschoten te worden. Als hot door do honden ingehaald wordt, ondergaat het een vreeselijkon dood. Vóór de huntsman het ontzetten kan, heeft het reeds do tanden van eenige honden in rijn lichaam. En als de honden bloed proeven, worden ze wild, zoodat het dier vreeselijk kermt. De huntsman maakt daaraan ten einde door het den kop en den prachtdgen langen pluimstaart af te snijden, die als zcgetcckenen van de jacht worden meegeno men. Heintjes lichaam wordt daarna door do honden verscheurd cn verorberd, waarna dc jacht wordt voortgezet. Spoedig waren do honden in hot boschje, waar de toeschouwer stond. En eensklaps kwam een prachtige vos daaruit hem voor bijsnellen. Den spitsen kop met open bek on den voetlangcn staart rechtuit, snelde hij voort, pijlsnel over don akker, een te genovergesteld bosohje in. En na eenige oogenblikken kwamen de honden uit net boschje stormen, dooh zoodra zij daarbuiten waren, schenen zij hot spoor van Reinüjo bijster; zij snoven en dwaalden enkele mi nuten doelloos op dezelfde plek in het rond. Eon half dozijn jagers met een whipper- in zagen dat rustig aan, terwijl zij den vos hadden zien vluchten. Zij mogen echter de honden niot drijven. Dat ia uitsluitend de taak van den huntsman. Toen deze langs den rand van het bosch jo met de overige jagers ter plaatse was gekomen, stiet hij uit zijn hoorn het een tonige geschal. Onmiddellijk daarop stoven de honden in een hoop vooruit, wel in de- zelfdo richting, door Reintje ingeslagen, maar een heel eind verder rechts. Eenigen tijd later hoorde men het dubbeltonige ge schal van den jachthoorn, ten bewijze, dat „pack' en jagers het gevluchte dier ach terna zaten. Door een kijker kon men een oogenblik den wedren tussohen den vo6 en de honden volgen Zij waren ongeveer hon derd passen van elkaar verwijderd en ble ven in die positie, toen zij een boschje in stormden. Zeer waarschijnlijk ontkwam ook dat dier niet aan do tanden der hon den. En terwijl de schrijver terugkeerde naar het dorpje Cookclarks, waar hij zijn intrek had genomen, zocht hij in zijn ge dachten tevergeefs een oplossing van de vraag: In welk opzicht juist deze prachti ge sport volgens lord Min to mannen vormt, die do bloem en do kern eener natie uitmaken? Hij bekent eerlijk te hebben gehuiverd, toen hij de honden uit het boschje zag stormen met- bloeddruipendo tongen, ©n spoedig daarna een hunner slachtoffers, in een door angst verdubbelde snelheid, hem voorbij zag rennen. liet drijvea tan goud- ou zilverwerken. Al naar don aard en do gedaante van het to vervaardigen voorwerp worden verschil lende werkwijzen toegepast. Toch onder scheidt men hoofdzakelijk tweeërlei werk methoden, die reeds ten tijde van den hoogstberoemdon meester der goudsmee- kunst Benvenuto OeJlini (16001571) be kend waren en als „Minuteria" en „Gros- aeria" omschreven werden. Geruimen tijd gold Collini als onovertroffen meester op het gebied van drijfwerk; zelfs meerdere eeuwen lang werd elk voortreffelijk kunst werk, waarvan de maker onbekend was, aan hem toegeschreven. Intusschon hebben kunstkenners de werkelijke vervaardigers van vele beroomdo züvtt schatten kunnen aanwijzen, ons Italiaansche en Duiteche meesters genoemd, die met Cellini in de kunst van drijven op één lijn, zelfs boven hem stonden, ofschooa geen hunner een oven groote beroemd- of vermaardheid heeft verkregen. De aangeboren breedsprakig heid van Cellini en vooral zijn auto-biogra fie heb bon zeker snel bijgedragen, zijn on betwist!^ ren roem over de geheele wereld to verbreiden. De Minuter ia" is de eenvoudigste dezer beide werkmethoden. Een uiterst fijn (dun) zilverblad wordt uitgezocht, over cenig model gelogd en door drukken en wrijven met behulp van verschillende gereed schappen dicht en nauwsluitend tegen alle oontouren, reliefs, indiepingen en rai- nures gedreven, zoodat het lenige, buigza me blad zoo dicht mogelijk het model om sluit. Voor deze behandeling dienen bronzen modellen, die in <le eerste plaats een nauw keurig aandrijven togen alle scherpe in- en uitspringende détails toelaten, vervol gons ondor den druk der forceergereeü- schappen niot zoo licht beschadigd kunnen worden. Hot behoeft wel geen bijzondere vermelding, dat de dikte van het zilver blad, ook bij de meest accurato bewerking, niet toelaat alle fineiss&en der modelom- trekken in de motalen deklaag met gelijke scherpte over to brengen en groote bedre venheid bij den kunstworkor gevorderd wordt, om zoo noodig met behulp van do graveerstift, do fijnore détails in het lenige zilver Aan to brengen. Juist dit kunstvaar dig afwerken tot in de fijnsto bijzonderhe den, verleent aan hot voorworp het artis tieke caohet, dat van de individualiteit, des meesters getuigt. Nog grootore kunstvaardigheid vereisoht de als „Grosaeria" omschreven werkmetho de. Zij neemt in het geheel geen modollen to hulp, maar werkt het relief op door een viije behamoring op metalen doornen, op de hoorns van een oainbceldvormig blok, alsook door uitdrijven op een plastische, niet al te weeke onderlaag. Dczo werkwijze vindt, onder anderen bij voorkeur, toepas sing op rijk versierde vazen en vaatwerk, vooral ook bij voortbrengselen met nauwe halzen, waaruit men het bronzen model niet zou kunnen verwijderen, zonder den metalen mantel open te snijden. Het elastische materiaal, waarmede dan dc kelk, hot vaatwerk, enz. aanvankelijk wordt gevuld, moot van dien aard zijn, dat het in vloeibaren staat kan worden ingegoten, daarin, onder volkomen vullen van den primitieven vorm verstijft en, na voltooiing van den drijfarbeid, weer uit te smelten is. Allereerst moet echter het vaatwerk in do hoofdomtrekken on in het ruwe gereed gemaakt of v oorgew erkt worden; dit nu heeft met behulp van drijfge- reedschappen plaats, "dio in hoofd zaak uit twee stalen hoorns bestaan, waar van de een steeds inwendig dóór wordt gezet, waar volgens het voornemen van der» kunstenaar in- of uitwaarts moet worden gedreven. Do tweede hoorn wordt op het vereisoht© overeenkomstige punt tegen tie metalen plaat gehouden, welke door onaf gebróken lichte hamerslagen voorzichtig te gen den inwendige 1 hoorn geklopt wordt. Het mddellleeren van opgewerkte, vooruitspringende partijen kan slechte op die wijze plaats vinden; gedurende deze be werking kan dus hot vaatwerk niet met de plastische massa gevuld zijn, welke in den regel uit niets anders bestaat dan uit pek; loch worden soms ook loodlegee ringen ge bezigd. Deze vulmassa's zijn juist weck en elastisch genoeg, dat zij gemakkelijk mot den hamer en de drij* tift door den plaat mantel heep, te vervormen zijn, ma - te vens zoo wc ótandhouJend, dat bij de ver dere hamerslagen do reeds verkregen grondvorm van het vaatwerk niot verloren gaat. De kunstenaar lean, alvorens hij met de drijfstift het metaal begint te bearbeiden, op liet buitenvak hot ornament in zijn ge heel voorteekenen. In den regel beperkt hij zioh alleen tot het aangeven der hoofdlijnen en verlaat zich verder op zijn zuiveren kunstsmaak en op de vaardigheid van zijn bedreven hand. Deze wijze van bewerking Btaat den artist een onbeperkte vrijheid toe, elk voorwerp wordt een origineel, is oorspronkelijk; daarom ook hebben groote Grosseriawerken, in het algemeen, ccn hoogere kunstwaarde dan voortbrengselen, Üie over een model gedreven worden. Intusschen is de edele techniek van het 'drijfwerk door de rationeel© en goed koop e- re bewerking van het stampen, helaas meer en meer verdrongen,toch worden pronk- kunstwerken, omvangrijke tafelsieraden, enz., voor tentoonstellingen, zooals zij bijv. door de Duitsahe afdeeling voor kunstvlijt voor een paar jaren naar St.-Louis werden gezonden, steeds in gedreven werk uitge voerd. Deze beschrijving is ontleend aan een in gebonden stuk van den heer J. L. Terne den in ,,De Opmerker." De groote attractie van Parijs, het uit hangbord als hot ware voor de Fransche hoofdstad, waardoor de fotografieën van Parijs dadelijk te onderscheiden zijn van Ue stadsgezichten van andere plaatsen, do Eiffeltoren, welke allo gTaden van glorie doorloopen heeft, dreigt in het belachelij ke te vallen. Men heeft zich van zijn 729 treden bediend, om een wedstrijd te hou den in het trappenklimmen. Het kampioen schap van den Eiffcltoren is toegewezen aan Forestier, een melkboer en amateur- sportman, die in het idee van „hooger zij mijn doel" de twee eorste verdiepingen van den Eiffeltoren is opgestormd, ge volgd door oen driehonderd concurrenten. Do vastgestelde hoogte, gelijk aan een huis van 3ö verdiepingen, werd in ongeveer drie minuten bereikt. Als een slang, die zich bliksemsnel opricht, schoof de lange linie door de hoeken van den toren naar boven, om hijgend, snuivend met geweldig long- pompen en gebroken beenspieren op het tweede platform aan te komen. Een der mededingers was nog niet tevreden, wilde meer werken, nam een zak van 50 kilo op zijn schouders, een kerel, luid toegejuicht door de zwarte massa beneden. Men dacht er wél aan gedaan te hebben, een lift aan te brengen. Voor de vluggers 'is dat niet noodig. Dat blijkt. Wandelend langs de Avenue du Trocar jdéro ontwaart mon de twee boven-tc ver diepingen van dbn Eiffeltoren boven de huizen uitstekend; hij schijnt langs de da ken voort te glijden, hetgeen een jongetje deod opmerken: „Voilé, la tour Eiffel, eJle se promèno sur les toits." 1) Aan het eind© .der straat, om den hoek, ziet men den ïvus in rijn geheel. De solide, met zorg berekende constructie kan een oogenbl verbazen, onze belangstelling is spoedig ge doofd, zegt een particulier correspondent van „De Telegraaf", aan wiens schrijven dit is ontleend. Het is de meest onfransche inspiratie van Frankrijk, een onnut, een sta-in-den-weg, zonder schoonheid, zonder ons oog aangenaam te treffen of ons hart blijde to stemmen; het is een ding, dat niets zegt, niets doet dan maar dom daar te staan verzekeren, dat het een wereld wonder is. Ja, goed voor de kermis, waar uit hij geboren is, een blijvende herinne- 1) „Dat is do Eiffeltoren; hij wandelt op 'de daken." ring aan d© tentoonstelling, als symbool van haar holheid, haar mislukking, uoeh fraai, noch bruikbaar voor wat ook. Hij heeft lang opgehouden to verbazen, do reus.- dio gebouwd werd in eon oogenblik van Yankee-isme, zoo onpopulair reeds l ij zijn aanbouw, dat do worldicden na de vol tooiing der eorste verdieping weigerden' verder to bouwen en twaalf maal staakten voor de Eiffeltoren gansch voleindigd was. Do Eiffel heeft alleen nog reden van be staan voor de „canards" in do Fransoho dagbladen. „Men verneemt uit goede br<m, dat de Eiffeltoren opgeschilderd zal wor den." Onmiddellijk stegen de prijzen der verf. Er werd berekend hoeveel kilo kleur sel er op de lange pooton van den Eiffelto ren wel te kladden viel. De minister haast te zich een tegenbericht tc zenden: het liep storm op het ministerie van aannemers voor deze karwei. Eenige degelijke oogenblikken heeft het monument gekend tijdens do proeven met de telegrafie zonder draad. Op een Zondag was hij versierd en ge strikt met vlaggen en linten, rozetten en guirlanden en 320 kampioenen renden als muizen langs rijn ruim zevenhonderd tre den als slachtoffers van een namiddagpret- je der gportliovende Parijzenaars- Toch gaat de Eiffeltoren nog voort, met to verbazen. Door burgers cn buitenlui wordt hij beschouwd als eon phencmeen. Uit do provincie, uit het buitenland stroomt hftb toe. Men rekent het zich een plicht den toren te kennen, van het hoofd tot aan de voeten. Eiffel zien en dan ster ven 1 Uit het jaarverslag van het jaarlijksohe perscongres der Fransche katholieken van dit jaar blijkt, da^ de Parijsche „Croix" 10,000 abonnementen heeft bijgewonnen; het volksblaadje „Le Pélorin" 30,000, en „Les Canneries du Dimanche" 7000- Van een vlugschrift van Pierre l'Ermite: „Lis ?a, Francais," werden 1,165,000 exemplaren verspreid. Bovendien werden 471 nieuwe propaganda-clubs gesticht. In dat verslag, waarin dc abt GailLard re kenschap geeft van de werkzaamheden van het per sco mi té van Toulouse gedurende een jaar, komt het volgende voor: Toalouso is, voor onze propagandisten, ongetwijfeld een dor onvruchtbaarste ter reinen. Want de anti-Katholieke „Dépê che" heerscht er als almachtige souvereine. Dat is „do krant." Zóó sterk zelfs, da* als kinderen, op last hunner ouders, een nummer van „La Croix" komen, koopen, ze steeds zeggen: ,,'n Dépêche de la Croix, Asjeblieft." Toen wij dan ook aan den pastoor ons plan kenbaar maakten ter propagandeoring van „La Croix", antwoordde hij aan stonds: „Gij gaat een zeker fiasco te ge- moet." En toch, in plaats van de 65 abonnemen ten van hèt vorige jaar, hebben wij er thans 2500! Geen wonder dan ook, dat één der ver koopsters van „La Dépêche" één der on zen, laatst, met opgeheven vuist bedreig de: „C., gij ruïneert me; vóór jullie druk- temakerij verkocht ik 600 stuks per week, tegenwoordig ternauwernood 240." „La Dé pêche" zelf erkent 1800 abonnementen ver loren te hebben. Hoe wij dan toch wel er in geslaagd zijn onze krant ingang te doen vinden onder zulk een bevolking? Op verschillende manieren- Ook doormid del van sen bakker 1 Luister. „Ik weet een goed zaakje voor je," zei een onzer propagandisten tot baas Lacourt: „een goed zaakje, dat tevens een goed werk is." „Laat hooren." „Zou je misschien één centime korting willen geven aan de klanten, die voor 75 centimes brood bij je kcopen?" „Desnoods, ja." „Goed. Dan geef je voor die ééne cen time een krant, als toegift, cadeau." „Een krant?" „Ja. „La Croix" natuurlijk. Ons betaal je daarvoor één centime, en jo geeft zo dan gratis aan je klanten. Je klant verdient zoodoende een heolen stuiver, want hij be hoeft nu geen „Dépêche" meer to koopen. Natuurlijk wordt dat zaakje voortverteld. Hot aantal van je klanten neemt zeker toe, en jo beurs wordt gespekt. Je lijdt dus heelemaal geen schade, en, door mid del van „La Croix" sticht gij bovendien veel goeds." „Begrepen en aangenomen," was het ant woord. Weldra verkocht Lacourt 160 kilo brood méér, pea* dag. Ja, zelfs neemt hot aantal zijner 'klanten zóó sterk toe, dat hij spoe dig 400 frs. aan kranten zal betalen, maar daarvoor 2000 fra. méér zal verdienen. Natuurlijk hebben andere bakkers dit voorbeeld govolgd, en, op dit oogenblik, zijn er 43 bakkers in Toulouse, die, melj het dagolijksch brood, ook dc betere spijze eener goede lectuur aan hun klanten ver koop en. Een ander middel van propaganda werd ons aan de hand gedaan door een brave winkelierster in garen en hand uit een 'dor arbeidersbuurten. Zij plakte vóórhaar ruiten een met do hand beschreven papier:] „Kranten voor niets-" Bij het uitgaan derj ecbool werden kleine jongens ©n meisjes! opgevangen, en met suikergoed beloond.' zoo zij een krant naar huis wilden meene men. Of zij den volgenden dag ook terug kwamen Na enkele dagen reeds kwamen niet alleen de kleine kinderen om het sui kergoed, maar ook menige snor-en-baard. die het suikergoed versmaadde, maar gre tig de krant bij zich stak. Na drie weken Veranderd» het aanplakbiljet: „Eiken dag can krant, voor één stuiver per week." Nu verminderde aanstonds het aantal liefheb bers, maar toch kwamen er nog 120 per 'dag. Als het zóó doorgaat, Gch rijven wij waarschijnlijk wél dra op de ruiten: „Twee stuivers por week." Een dórde middel van propaganda heé pos te eren van vesrkoopers bij het uitgaan der fabrieken. Helaas, den eersten keer verzeilden al onze kranten naar de gracht. Maar do aanhouder wint. Want nu rijn er fabrieken, waar wij 10 abonnementen tel len op 15 werklui, en zelfs 63 op 70- Ook het goedgezinde gedeelte der bevol king nebbe» wij niet verwaarloosd. Twee pastooTB uit de voorsteden hadden steeds geweigerd onze propaganda te steu nen. „Het wa® toch onmogelijk." Eindelijk bezweken rij echter voor ons taai geduld eo vervelend aanhouden. Op een Zondagmid dag ga/ven zij een onderrichting over goede en slechte leofanar, en vertelden, hoe voor de elig tegenwoordig de voorwaarden van, abonneermg op goede kranten waren. Thans worden, in die twee parochiën, 4000 kranten per week verkocht. Door dit voorbeeld aangemoedigd, zette ook een andere pastoor zich aan het werk; binnen één week had, hij bijna 400 abonne menten gewonnen. Nog is een ander middel bedacht. Som mig© geestelijken hebben wij overgehaald, als belooning voor getrouw oatechismusbe- zock aan de kinderen een krant medo te geven voor do ouders. Nu zorgen de ouders wel, dat de kinderen aanwezig rijn. En ook de kleinen lijden daarbij geen schade; daar- vooT zorgt moeder. STOFGOUD. Hij, die weet welk goed men kan doen op één dag, die alleen weet genoeg te wee- nen over een verkwisten dag. Lavater. De waarheden des levens kunnen zich niet van ons bewustzijn scheiden, maar volgen liet, waarheen ook, eo zijn van natu re goddelijk cn onsterfelijk. T h ac k e ray. Al wie een degelijk gebruik van het le ven wensoho te maken, mo:t werken alsof hij een horgen ouderdom zal bereiken en zoodanig orde op zijn zaken stellen, dat hij desnoods morgen kan eterven. Eraile Littré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 10