Een Vossenjacht in Engeland.
Waartoe de Eiffeltoren dient
Succesvolle propaganda.
von schatten lichtgeloovigen dwazen aller
landed jaarlijks duizenden en duizenden
aftroggelden.
Do gewono jacht op vossen bbgint in
November. Doch daarvoor moeten ieder
jaar eonige jonge voshonden getraind
worden. Dit gesohiodt in September en
October. En deze jacht heet ,,oub hun
ting", omdat hij wordt gehouden op jonge
vossen, die zoven of acht maanden oud zijn.
Zij hebben dan nog wel niet de spreek
woordelijke slimheid dor oudo vossen, om
jagers en honden van hun spoor te bren
gen, maar instinctmatig loopen zij, als do
oude, met den wind mee, zoodra zij de
aankomst der honden booron oef ruiken.
Ter wille van het vermaak der jacht, wor
den bij een boschje, waarin de vossen zich
meestal 111 holen verschuilen, de honden
gewoonlijk van den achterwindkont daarin
gejaagd. Dat verzekert den jagers te paard
jgoede en aangenamo „runs", wat het eeni-
ge doel der vossenjacht is.
De honden vinden en volgen door den
reuk het spoor van een vos. En door
kunstmatige tecltkous is een soort van hon
den voor deze jacht verkregen, wier reuk
orgaan buitengewoon ontwikkeld is. Som
mige vossenjacht-autoriteit a beweren ech
ter, dat een vob ii negen van de tien ge-
ivallen geen neuk afgeeft, als hij door hon
den achtervolgd wordt.
Do jacht begint gewoonlijk zeer vroeg:
des morgens om vijf of zes uron. Naar een
jager seide, geschiedt dit bij droog weer,
iOm twee redenen: in de eerste plaat®, om
dat de dauw den grond voor de hoeven der
paarden minder hard maakt, on in de twee
de plaats, omdat do rouk van den vos, die
'immer voor dag en dauw zijn dagelijksch
voedsel zoekt, aan hetJeedauwdo gras blijft
hangen.
Voor een gewone vossenjacht worden des
nachts door een „gamekeeper" alle vossen-
holon toegestopt, zoodat Rcintje, als hij
van zijn fouragetocht terugkeert, tegen wil
en dank boven den grond moet blijven, tot
de jachthonden hem een levensgevaarlijk
.bezoek komen brengen. D earth-stopper"
begint dat wei'., gewoonlijk kort na mid
dernacht. Jiu om te verhoeden, dat een vos,
haas of kat levend wordt begraven, zendt
hij eerst een kleinen jachthond in het hol,
ten einde den bewoner daarvan te Verjar
gen' 1
Do jacht wordt gewoonlijk ondernomen
door een of onderen landheer, die rijk ge
noeg is om een „pack" of een troep jacht
honden en de noodige jachtpaar don te on
derhouden. Dit is een duro liefhebberij.
Want, iedoren dag, waarop gejaagd wordt,
kost hem minstens ongeveer zes duizend
gulden. En dikwijls wordt in de jachtweken
vier of vijf dagen per week gejaagd. Dot
is alleen mogelijk, als een landheer ovr-
een pack van zestig h zeventig koppels
honden beschikt. Voor iedere jacht zijn
ongeveer dertig honden noodig.
Een groote jachtheer heeft tevens een
huntsman, die met de training en verzor
ging der honden is belast en ze op de jacht
door middel van een rechten hoorn en een
eigenaardig geschreeuw leidt. Hij merkt al
gauw, wanneer een of meer honden een
vo® op het spoor zijn. Dan roept hij daar
alle honden met eentonige stooten uit zijn
hoorn te zamen. Als een vos door do hon
den achtervolgd wordt, vestigt hij met
twectonig geschal de aandacht der afge
dwaalde honden daarop.
Behalve een huntsman, wiens taak kleine
landhseren persoonlijk waarnemen, zijn ge
woonlijk nog twee „whippers-in" noodig;
dezen hebben tot taak, om aan den rand van
een boschje te zorgen, dat de honden bij
elkaar blijven en om afdwalers mot de
zweep daarin terug to jagen. Deze drie
personen zijn in den regel in een rood
jachtbuis gekleed. Zij hebben hot voor
recht om desnoods over alle velden en ak
kers te rennen, voor welk voorrecht bun
meesters een zekere belasting aan het Rijk
betalen.
Ongeveer twintig jagende dames en hee-
ren zag schrijver dezes in de verte beaag,
toen hij om nalfzeven ergens bij een boschje
een positie had ingenomen, van waar hij do
jooht met een kijker goed kon overzien-
Hot geblaf der dertig honden en het gc-
toetor en geschreeuw van den huntsman
konden geen enkelen vos met rust Laten. En
dat ccn paar Reintj es zioh in de nabijheid
ophielden, maakte hij op uit een hoopje
liocnderveeren, dicht bij de plaats, waar
hjj post had gevat.
Ongeveer drie kwartier lang zag hij de
rijdende jagers rijden langs en om een
bosch aan de zijde van zijn positie. Opeens
hoorde hij een vervaarlijk blaffen der hon
den. Wat dat bctcekonde, zag hij spoedig,
liet duurde niet lang of zij kwamen met be
bloede tongen op een hoop uit het boschje
to voorschijn. Zij hadden hun eerste ontbijt
ontvangen.
De vossen worden niet geschoten, maar,
ook al ter wille van het jachtvermaak, door
de honden ingehaald cn dood geheten. Het
kan soms lang duren, alvorens een vos
achterhaald wordt. En hoe langer dat
duurt, hoe gr00ter do vrougde der jagers,
die te paard achter de honden aan stormen.
Soms vlucht een vos in een boerenwoning
of schuur. Een veidarbeider vertelde, dat
hij, toen een vos eens in den koestal
kwam, waar hij werkte, zeer getroffen werd
door hot weemoedige gozioht van het opge
jaagde dior. Het scheen als het ware te
smeek en gered of doodgeschoten te worden.
Als hot door do honden ingehaald wordt,
ondergaat het een vreeselijkon dood. Vóór
de huntsman het ontzetten kan, heeft het
reeds do tanden van eenige honden in rijn
lichaam. En als de honden bloed proeven,
worden ze wild, zoodat het dier vreeselijk
kermt. De huntsman maakt daaraan ten
einde door het den kop en den prachtdgen
langen pluimstaart af te snijden, die als
zcgetcckenen van de jacht worden meegeno
men. Heintjes lichaam wordt daarna door
do honden verscheurd cn verorberd, waarna
dc jacht wordt voortgezet.
Spoedig waren do honden in hot boschje,
waar de toeschouwer stond. En eensklaps
kwam een prachtige vos daaruit hem voor
bijsnellen. Den spitsen kop met open bek
on den voetlangcn staart rechtuit, snelde
hij voort, pijlsnel over don akker, een te
genovergesteld bosohje in. En na eenige
oogenblikken kwamen de honden uit net
boschje stormen, dooh zoodra zij daarbuiten
waren, schenen zij hot spoor van Reinüjo
bijster; zij snoven en dwaalden enkele mi
nuten doelloos op dezelfde plek in het
rond.
Eon half dozijn jagers met een whipper-
in zagen dat rustig aan, terwijl zij den vos
hadden zien vluchten. Zij mogen echter de
honden niot drijven. Dat ia uitsluitend de
taak van den huntsman.
Toen deze langs den rand van het bosch
jo met de overige jagers ter plaatse was
gekomen, stiet hij uit zijn hoorn het een
tonige geschal. Onmiddellijk daarop stoven
de honden in een hoop vooruit, wel in de-
zelfdo richting, door Reintje ingeslagen,
maar een heel eind verder rechts. Eenigen
tijd later hoorde men het dubbeltonige ge
schal van den jachthoorn, ten bewijze, dat
„pack' en jagers het gevluchte dier ach
terna zaten. Door een kijker kon men een
oogenblik den wedren tussohen den vo6 en
de honden volgen Zij waren ongeveer hon
derd passen van elkaar verwijderd en ble
ven in die positie, toen zij een boschje in
stormden. Zeer waarschijnlijk ontkwam
ook dat dier niet aan do tanden der hon
den. En terwijl de schrijver terugkeerde
naar het dorpje Cookclarks, waar hij zijn
intrek had genomen, zocht hij in zijn ge
dachten tevergeefs een oplossing van de
vraag: In welk opzicht juist deze prachti
ge sport volgens lord Min to mannen vormt,
die do bloem en do kern eener natie
uitmaken? Hij bekent eerlijk te hebben
gehuiverd, toen hij de honden uit het
boschje zag stormen met- bloeddruipendo
tongen, ©n spoedig daarna een hunner
slachtoffers, in een door angst verdubbelde
snelheid, hem voorbij zag rennen.
liet drijvea tan goud- ou zilverwerken.
Al naar don aard en do gedaante van het
to vervaardigen voorwerp worden verschil
lende werkwijzen toegepast. Toch onder
scheidt men hoofdzakelijk tweeërlei werk
methoden, die reeds ten tijde van den
hoogstberoemdon meester der goudsmee-
kunst Benvenuto OeJlini (16001571) be
kend waren en als „Minuteria" en „Gros-
aeria" omschreven werden. Geruimen tijd
gold Collini als onovertroffen meester op
het gebied van drijfwerk; zelfs meerdere
eeuwen lang werd elk voortreffelijk kunst
werk, waarvan de maker onbekend was,
aan hem toegeschreven. Intusschon hebben
kunstkenners de werkelijke vervaardigers
van vele beroomdo züvtt schatten kunnen
aanwijzen, ons Italiaansche en Duiteche
meesters genoemd, die met Cellini in de
kunst van drijven op één lijn, zelfs boven
hem stonden, ofschooa geen hunner een
oven groote beroemd- of vermaardheid heeft
verkregen. De aangeboren breedsprakig
heid van Cellini en vooral zijn auto-biogra
fie heb bon zeker snel bijgedragen, zijn on
betwist!^ ren roem over de geheele wereld
to verbreiden.
De Minuter ia" is de eenvoudigste dezer
beide werkmethoden. Een uiterst fijn (dun)
zilverblad wordt uitgezocht, over cenig
model gelogd en door drukken en wrijven
met behulp van verschillende gereed
schappen dicht en nauwsluitend tegen
alle oontouren, reliefs, indiepingen en rai-
nures gedreven, zoodat het lenige, buigza
me blad zoo dicht mogelijk het model om
sluit.
Voor deze behandeling dienen bronzen
modellen, die in <le eerste plaats een nauw
keurig aandrijven togen alle scherpe in-
en uitspringende détails toelaten, vervol
gons ondor den druk der forceergereeü-
schappen niot zoo licht beschadigd kunnen
worden. Hot behoeft wel geen bijzondere
vermelding, dat de dikte van het zilver
blad, ook bij de meest accurato bewerking,
niet toelaat alle fineiss&en der modelom-
trekken in de motalen deklaag met gelijke
scherpte over to brengen en groote bedre
venheid bij den kunstworkor gevorderd
wordt, om zoo noodig met behulp van do
graveerstift, do fijnore détails in het lenige
zilver Aan to brengen. Juist dit kunstvaar
dig afwerken tot in de fijnsto bijzonderhe
den, verleent aan hot voorworp het artis
tieke caohet, dat van de individualiteit,
des meesters getuigt.
Nog grootore kunstvaardigheid vereisoht
de als „Grosaeria" omschreven werkmetho
de. Zij neemt in het geheel geen modollen
to hulp, maar werkt het relief op door een
viije behamoring op metalen doornen, op
de hoorns van een oainbceldvormig blok,
alsook door uitdrijven op een plastische,
niet al te weeke onderlaag. Dczo werkwijze
vindt, onder anderen bij voorkeur, toepas
sing op rijk versierde vazen en vaatwerk,
vooral ook bij voortbrengselen met nauwe
halzen, waaruit men het bronzen model
niet zou kunnen verwijderen, zonder den
metalen mantel open te snijden.
Het elastische materiaal, waarmede dan dc
kelk, hot vaatwerk, enz. aanvankelijk wordt
gevuld, moot van dien aard zijn, dat het in
vloeibaren staat kan worden ingegoten,
daarin, onder volkomen vullen van den
primitieven vorm verstijft en, na voltooiing
van den drijfarbeid, weer uit te smelten
is. Allereerst moet echter het vaatwerk in
do hoofdomtrekken on in het ruwe gereed
gemaakt of v oorgew erkt worden; dit
nu heeft met behulp van drijfge-
reedschappen plaats, "dio in hoofd
zaak uit twee stalen hoorns bestaan, waar
van de een steeds inwendig dóór wordt
gezet, waar volgens het voornemen van der»
kunstenaar in- of uitwaarts moet worden
gedreven. Do tweede hoorn wordt op het
vereisoht© overeenkomstige punt tegen tie
metalen plaat gehouden, welke door onaf
gebróken lichte hamerslagen voorzichtig te
gen den inwendige 1 hoorn geklopt wordt.
Het mddellleeren van opgewerkte,
vooruitspringende partijen kan slechte op
die wijze plaats vinden; gedurende deze be
werking kan dus hot vaatwerk niet met de
plastische massa gevuld zijn, welke in den
regel uit niets anders bestaat dan uit pek;
loch worden soms ook loodlegee ringen ge
bezigd. Deze vulmassa's zijn juist weck en
elastisch genoeg, dat zij gemakkelijk mot
den hamer en de drij* tift door den plaat
mantel heep, te vervormen zijn, ma - te
vens zoo wc ótandhouJend, dat bij de ver
dere hamerslagen do reeds verkregen
grondvorm van het vaatwerk niot verloren
gaat.
De kunstenaar lean, alvorens hij met de
drijfstift het metaal begint te bearbeiden,
op liet buitenvak hot ornament in zijn ge
heel voorteekenen. In den regel beperkt hij
zioh alleen tot het aangeven der hoofdlijnen
en verlaat zich verder op zijn zuiveren
kunstsmaak en op de vaardigheid van zijn
bedreven hand. Deze wijze van bewerking
Btaat den artist een onbeperkte vrijheid
toe, elk voorwerp wordt een origineel, is
oorspronkelijk; daarom ook hebben groote
Grosseriawerken, in het algemeen, ccn
hoogere kunstwaarde dan voortbrengselen,
Üie over een model gedreven worden.
Intusschen is de edele techniek van het
'drijfwerk door de rationeel© en goed koop e-
re bewerking van het stampen, helaas meer
en meer verdrongen,toch worden pronk-
kunstwerken, omvangrijke tafelsieraden,
enz., voor tentoonstellingen, zooals zij bijv.
door de Duitsahe afdeeling voor kunstvlijt
voor een paar jaren naar St.-Louis werden
gezonden, steeds in gedreven werk uitge
voerd.
Deze beschrijving is ontleend aan een in
gebonden stuk van den heer J. L. Terne
den in ,,De Opmerker."
De groote attractie van Parijs, het uit
hangbord als hot ware voor de Fransche
hoofdstad, waardoor de fotografieën van
Parijs dadelijk te onderscheiden zijn van
Ue stadsgezichten van andere plaatsen, do
Eiffeltoren, welke allo gTaden van glorie
doorloopen heeft, dreigt in het belachelij
ke te vallen. Men heeft zich van zijn 729
treden bediend, om een wedstrijd te hou
den in het trappenklimmen. Het kampioen
schap van den Eiffcltoren is toegewezen
aan Forestier, een melkboer en amateur-
sportman, die in het idee van „hooger zij
mijn doel" de twee eorste verdiepingen
van den Eiffeltoren is opgestormd, ge
volgd door oen driehonderd concurrenten.
Do vastgestelde hoogte, gelijk aan een huis
van 3ö verdiepingen, werd in ongeveer drie
minuten bereikt. Als een slang, die zich
bliksemsnel opricht, schoof de lange linie
door de hoeken van den toren naar boven,
om hijgend, snuivend met geweldig long-
pompen en gebroken beenspieren op het
tweede platform aan te komen. Een der
mededingers was nog niet tevreden, wilde
meer werken, nam een zak van 50 kilo op
zijn schouders, een kerel, luid toegejuicht
door de zwarte massa beneden.
Men dacht er wél aan gedaan te hebben,
een lift aan te brengen. Voor de vluggers
'is dat niet noodig. Dat blijkt.
Wandelend langs de Avenue du Trocar
jdéro ontwaart mon de twee boven-tc ver
diepingen van dbn Eiffeltoren boven de
huizen uitstekend; hij schijnt langs de da
ken voort te glijden, hetgeen een jongetje
deod opmerken: „Voilé, la tour Eiffel, eJle
se promèno sur les toits." 1) Aan het eind©
.der straat, om den hoek, ziet men den
ïvus in rijn geheel. De solide, met zorg
berekende constructie kan een oogenbl
verbazen, onze belangstelling is spoedig ge
doofd, zegt een particulier correspondent
van „De Telegraaf", aan wiens schrijven
dit is ontleend. Het is de meest onfransche
inspiratie van Frankrijk, een onnut, een
sta-in-den-weg, zonder schoonheid, zonder
ons oog aangenaam te treffen of ons hart
blijde to stemmen; het is een ding, dat
niets zegt, niets doet dan maar dom daar
te staan verzekeren, dat het een wereld
wonder is. Ja, goed voor de kermis, waar
uit hij geboren is, een blijvende herinne-
1) „Dat is do Eiffeltoren; hij wandelt op
'de daken."
ring aan d© tentoonstelling, als symbool
van haar holheid, haar mislukking, uoeh
fraai, noch bruikbaar voor wat ook. Hij
heeft lang opgehouden to verbazen, do
reus.- dio gebouwd werd in eon oogenblik
van Yankee-isme, zoo onpopulair reeds l ij
zijn aanbouw, dat do worldicden na de vol
tooiing der eorste verdieping weigerden'
verder to bouwen en twaalf maal staakten
voor de Eiffeltoren gansch voleindigd was.
Do Eiffel heeft alleen nog reden van be
staan voor de „canards" in do Fransoho
dagbladen. „Men verneemt uit goede br<m,
dat de Eiffeltoren opgeschilderd zal wor
den." Onmiddellijk stegen de prijzen der
verf. Er werd berekend hoeveel kilo kleur
sel er op de lange pooton van den Eiffelto
ren wel te kladden viel. De minister haast
te zich een tegenbericht tc zenden: het liep
storm op het ministerie van aannemers
voor deze karwei.
Eenige degelijke oogenblikken heeft het
monument gekend tijdens do proeven met
de telegrafie zonder draad.
Op een Zondag was hij versierd en ge
strikt met vlaggen en linten, rozetten en
guirlanden en 320 kampioenen renden als
muizen langs rijn ruim zevenhonderd tre
den als slachtoffers van een namiddagpret-
je der gportliovende Parijzenaars-
Toch gaat de Eiffeltoren nog voort, met
to verbazen. Door burgers cn buitenlui
wordt hij beschouwd als eon phencmeen.
Uit do provincie, uit het buitenland
stroomt hftb toe. Men rekent het zich een
plicht den toren te kennen, van het hoofd
tot aan de voeten. Eiffel zien en dan ster
ven 1
Uit het jaarverslag van het jaarlijksohe
perscongres der Fransche katholieken van
dit jaar blijkt, da^ de Parijsche „Croix"
10,000 abonnementen heeft bijgewonnen;
het volksblaadje „Le Pélorin" 30,000, en
„Les Canneries du Dimanche" 7000- Van
een vlugschrift van Pierre l'Ermite: „Lis
?a, Francais," werden 1,165,000 exemplaren
verspreid. Bovendien werden 471 nieuwe
propaganda-clubs gesticht.
In dat verslag, waarin dc abt GailLard re
kenschap geeft van de werkzaamheden van
het per sco mi té van Toulouse gedurende
een jaar, komt het volgende voor:
Toalouso is, voor onze propagandisten,
ongetwijfeld een dor onvruchtbaarste ter
reinen. Want de anti-Katholieke „Dépê
che" heerscht er als almachtige souvereine.
Dat is „do krant." Zóó sterk zelfs, da*
als kinderen, op last hunner ouders, een
nummer van „La Croix" komen, koopen,
ze steeds zeggen: ,,'n Dépêche de la
Croix, Asjeblieft."
Toen wij dan ook aan den pastoor ons
plan kenbaar maakten ter propagandeoring
van „La Croix", antwoordde hij aan
stonds: „Gij gaat een zeker fiasco te ge-
moet."
En toch, in plaats van de 65 abonnemen
ten van hèt vorige jaar, hebben wij er thans
2500!
Geen wonder dan ook, dat één der ver
koopsters van „La Dépêche" één der on
zen, laatst, met opgeheven vuist bedreig
de: „C., gij ruïneert me; vóór jullie druk-
temakerij verkocht ik 600 stuks per week,
tegenwoordig ternauwernood 240." „La Dé
pêche" zelf erkent 1800 abonnementen ver
loren te hebben.
Hoe wij dan toch wel er in geslaagd zijn
onze krant ingang te doen vinden onder
zulk een bevolking?
Op verschillende manieren- Ook doormid
del van sen bakker 1
Luister.
„Ik weet een goed zaakje voor je," zei
een onzer propagandisten tot baas Lacourt:
„een goed zaakje, dat tevens een goed werk
is."
„Laat hooren."
„Zou je misschien één centime korting
willen geven aan de klanten, die voor 75
centimes brood bij je kcopen?"
„Desnoods, ja."
„Goed. Dan geef je voor die ééne cen
time een krant, als toegift, cadeau."
„Een krant?"
„Ja. „La Croix" natuurlijk. Ons betaal
je daarvoor één centime, en jo geeft zo dan
gratis aan je klanten. Je klant verdient
zoodoende een heolen stuiver, want hij be
hoeft nu geen „Dépêche" meer to koopen.
Natuurlijk wordt dat zaakje voortverteld.
Hot aantal van je klanten neemt zeker
toe, en jo beurs wordt gespekt. Je lijdt
dus heelemaal geen schade, en, door mid
del van „La Croix" sticht gij bovendien
veel goeds."
„Begrepen en aangenomen," was het ant
woord.
Weldra verkocht Lacourt 160 kilo brood
méér, pea* dag. Ja, zelfs neemt hot aantal
zijner 'klanten zóó sterk toe, dat hij spoe
dig 400 frs. aan kranten zal betalen, maar
daarvoor 2000 fra. méér zal verdienen.
Natuurlijk hebben andere bakkers dit
voorbeeld govolgd, en, op dit oogenblik,
zijn er 43 bakkers in Toulouse, die, melj
het dagolijksch brood, ook dc betere spijze
eener goede lectuur aan hun klanten ver
koop en.
Een ander middel van propaganda werd
ons aan de hand gedaan door een brave
winkelierster in garen en hand uit een
'dor arbeidersbuurten. Zij plakte vóórhaar
ruiten een met do hand beschreven papier:]
„Kranten voor niets-" Bij het uitgaan derj
ecbool werden kleine jongens ©n meisjes!
opgevangen, en met suikergoed beloond.'
zoo zij een krant naar huis wilden meene
men. Of zij den volgenden dag ook terug
kwamen Na enkele dagen reeds kwamen
niet alleen de kleine kinderen om het sui
kergoed, maar ook menige snor-en-baard.
die het suikergoed versmaadde, maar gre
tig de krant bij zich stak. Na drie weken
Veranderd» het aanplakbiljet: „Eiken dag
can krant, voor één stuiver per week." Nu
verminderde aanstonds het aantal liefheb
bers, maar toch kwamen er nog 120 per
'dag. Als het zóó doorgaat, Gch rijven wij
waarschijnlijk wél dra op de ruiten: „Twee
stuivers por week."
Een dórde middel van propaganda heé
pos te eren van vesrkoopers bij het uitgaan
der fabrieken. Helaas, den eersten keer
verzeilden al onze kranten naar de gracht.
Maar do aanhouder wint. Want nu rijn er
fabrieken, waar wij 10 abonnementen tel
len op 15 werklui, en zelfs 63 op 70-
Ook het goedgezinde gedeelte der bevol
king nebbe» wij niet verwaarloosd.
Twee pastooTB uit de voorsteden hadden
steeds geweigerd onze propaganda te steu
nen. „Het wa® toch onmogelijk." Eindelijk
bezweken rij echter voor ons taai geduld eo
vervelend aanhouden. Op een Zondagmid
dag ga/ven zij een onderrichting over goede
en slechte leofanar, en vertelden, hoe voor
de elig tegenwoordig de voorwaarden van,
abonneermg op goede kranten waren.
Thans worden, in die twee parochiën, 4000
kranten per week verkocht.
Door dit voorbeeld aangemoedigd, zette
ook een andere pastoor zich aan het werk;
binnen één week had, hij bijna 400 abonne
menten gewonnen.
Nog is een ander middel bedacht. Som
mig© geestelijken hebben wij overgehaald,
als belooning voor getrouw oatechismusbe-
zock aan de kinderen een krant medo te
geven voor do ouders. Nu zorgen de ouders
wel, dat de kinderen aanwezig rijn. En ook
de kleinen lijden daarbij geen schade; daar-
vooT zorgt moeder.
STOFGOUD.
Hij, die weet welk goed men kan doen
op één dag, die alleen weet genoeg te wee-
nen over een verkwisten dag.
Lavater.
De waarheden des levens kunnen zich
niet van ons bewustzijn scheiden, maar
volgen liet, waarheen ook, eo zijn van natu
re goddelijk cn onsterfelijk.
T h ac k e ray.
Al wie een degelijk gebruik van het le
ven wensoho te maken, mo:t werken alsof
hij een horgen ouderdom zal bereiken en
zoodanig orde op zijn zaken stellen, dat
hij desnoods morgen kan eterven.
Eraile Littré.