LETDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 2 DECEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 19Ö5 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Een HeSdin. ifo. iwiy. -.y.TV-Y. (Do A rnhemaohe .0 ouïa t' ■egt: 't Is merkwaardig, hoe sommigo kotho lieko bladen, die na het optreden vaa he>t Ka.'bi a'et De M e es t 6 rl heel anders dan het mcerendeel der anti-revolutionaire pers, een gematigden toon aansloegen, in den laatsten tijd heftiger zijn geworden en zich op eon gezocht© en partijdige cri- tiek schijnen te willen toeleggen- Een voor beeld geeft „Hot Huisgezin" dat zich nog wel den naam verworven heeft van een der meest objectief oordeolende katho- lieko bladen. Daarvan getuigt zeker niet het volgende stukje, onder het opschrift: „G oodkoop w e t g e v e n" „Minister De Meester heeft oudordomó- en invaliditeitsverzekering toegezegd. Hij rekent er vast op, zo tot stand te brengen. Invoeren zal hg zo niet doen. •Want ze wordt niob ingevoerd voordat or geld is. En geld daarvoor zal er onder dit mi nisterie niet komen Des hoeren De Meesters opvolger kan 'dan voor het geld zorgen. En nademaal na dit ministerie best weer een Christelijk kabinet aan het be wind kan komen, is het lang niet onwaar schijnlijk, dat het geld voor do pension- ncering ten slotte toch nog gevonden wordt uit het tarief. Dat ware voor do liberalen scherp ma kers van dezen zomer om uit hun vel to fcpringen. Intusschen blijft hot oen curious verschijn sel, een kostbare hervorming te gaan tot fetand brengen, niet zonder dat men daar voor geen geld heeft, maar zonder dat men ,weet waar het vandaan t© halen. Men heeft Kuyper verweten, dat hij aan het bijzonder onderwijs een paar millioen heeft gegeven, zonder dat de noodige mid delen er waren. Dat verwijt is onbillijk vermits het vo rig Kabinet do belastinghervorming had klaar liggen, dio do onderwijsuitgaven zou dekken. Ware het ministerie aangebleven, Ha.n zou in die uitgaven ook reeds zijn voorzien. Maar do heer De Meester gaat oen hervorming aan, diie misschien tien mil lioen zal vragen, waarvan hg zeker weet, dat hij zo niot zal kunnen vinden. Hij zegt het ronduit: Ik geef da wet; mijn opvolger moet maar zien, dat hij aan do duiten komt. Het is een goedkoop© manior van wet- geven. Solide is ze intusschen niet. En als preoedont is hij zeer gevaarlijk." Deze laffo en onberedeneerde uitval ver oordeelt zichzelf. Tot driemaal toe wordt daarin geïnsinnueerd, dat het den minis- nister de Meestor niet ernst is met zijn plannen tot belastinghervoiming, dat de Minister weet, dat hg do millioenen niet zal vinden, waarnaar hij verklaart te zoeken, en dat hij nog wel zelf r o n d u i t gezegd zou hebben, dat hij het aan zijn opvolger zal overlaten om het noodige geld te vinden I Gesteld de politiek van dr. Kuyper die ^,H o t H u is g ez i n" ophemelt, ware cor rect om de wet, welke „aan hot bijzonder onderwijB een paar millioen heeft gege- yen", af to kondigen en met 1 Januari in werking te doen treden, terwijl hot Kabi- tiet de belastinghervorming wel had klaar liggen, maar zonder cenige zekerheid, dat ze ook tot stand gebracht zou worden, /Wat valt or dan toch in de politiek van hot (Kabinet-De Meester te misprijzen, dat ver klaart: de ouderdoms- ©n invaliditeitsver zekering zal wel in goreedheid gebracht .worden, maar niot ingevoerd, voor aleer de middelen zijn gevond en. Voor wie billijk wezen w i 1 kan het niet twij felachtig zijn, of de politiek-De Meestor wint het in dezen nog van de politiek-Kuy- per, die al vast over do millioenen bo- schikte, hoewel do belasting, waaruit ze komen moest, nog niet was bewilligd, ter wijl het tegenwoordige Kabinet ook met do invoering der wet vrachten wil 'tot het daarvoor noodige geld er is. Op de beschuldiging van partijdig- heid bij do benoemingen der R a- denvan Toezicht op de Nota ris s e o door „D e Maasbode7' uitge sproken, antwoordt „Het Yadjer- lan d": De Minister kon niot kiezen uit vijf millioen Nederlanders waaronder een half millioen anti-revolutionairen, maar hij was in zijn keuze erg geocaden. Gebonden in de eerste plaats door de wet zelf. Do Notariswet bepaalt n.L sinds 80 Dec 1004, dat van de vijf leden en vier plaats vervangende leden, waaruit de „Kamers van Toezigt" bestaan, de Minister benoemt twee leden en twee plaatsvervangende le den, „ondor wie, zoo moge]een lid en een plaatsvervangend lid uit do kanton- regters .wier standplaats gelegen is binnen den kring, waarover de Kamer toezigt houdt, f' Heb is duidelijk, hoe sterk dus reeds de web zelf bijv. den drom van vijfmaal hon derd' duizend anti-revelutionairen inperkt, waaruit, naar do argelooze lezers van „De Maasbode" moeten gelooven, de Minis ter te kust en t© keur had kunnen gaan. Dat mr. Van Kaalte te kiezen had uit slechts weinigen, volgt trouwens niet en kel uit de wet; het ligt ook in den aard der zaak. Voor heb lidmaatschap van een „Kamer van Toezigt" komen behalve de presidenten der arrondissements-rechtbanken, die de wet aanwijst, en de notarissen, die door hun collega's worden benoemd, natuurlijk alleen personen in aanmerking, die van het notarisambt behoorlijk op de hoogte zijn, ctw.z. een hoogst beperkte categorie Neder landers, die men wel in hoofdzaak zal heb ben te zoeken, waar ook de heer Van Kaal te zo haast bij uitsluiting zocht: ender de ontvangers en inspecteurs der regbtratie, die uit kracht van hun boroep met het no tariaat in dagelijksche aanraking komen. Afgezien dus nog van do oppervlakkig heid, waarmee „De Maasbode" al de 85 heeren, die niet roomsch, anti-revolutio nair of christelijk-historisch zijn, indeelt bij do liberalen, zij kunnen zeer wel tot de „kleurlooze middenstof" behooren verliest het orgaan geheel uit het oog, dat do Minister van Justitie niet uit een paar millioen Nederlanders, maar uit een paar honderd potariaats-deskundigen bo kiezen had. Weet „De Maasbode", dat die paar honderd mannen in politiekon zin te splitseD zijn naar dezelfde verhouding als het ge heel© Nederlandsche volk? lm mor 8 neen. Maar dan tempore het blad ook zijn hoogen toon tot do boeoheidenheid, welke hem past, die met zijn scherpste wa pen oen tegenstander «oodolijk to treffen daohb, maar tot vermaak der menigte er onkel ziohzelf op het pijnlijkst mee in de vingers sneed. „Do N ederlander" noemt de kwes tie der benoemingen heb minst verkwikkend dool van deu politiekon strijd, maar het blad meent, dat bij tastbare stelselmatige partijdigheid do publieke opinio ook hier haar woord heeft to spreken. En, waar nu „Do M a b b o de" do overigo organen der rechterzijde heeft gevraagd om instemming te betuigen met haar protest, antwoordt ,,u e Nederlander" die instemming niot te kunnen geven. „Het blijkt uit haar lijst zelf, dat in do Kamers van Toezicht nagenoeg uitsluitend zijn benoomd kantonrechters en ontvangers en inspecteurs dor Tcgistratio, d. w. z. mannen, die door hun ambt als vanzelf aan gewezen waren, en dan ook ten deele door de wet zelf als voor benoeming het eerst in aanmerking komend zijn aangeduid. Het komt oüb voor, dat de Minister hierbij op geen richting gelet heeft. Do kous was sohnial. En lang niet onmogelijk is Bet, dat onder de benoembaren het per centage liberalen even groot of nog grooter was dan ondo.- do bon oomden. Do funo- tio van het lidmaatschap van zulk een Ka mer van Toezicht is trouwens een bij uit stek technische.'' Do schrijver van „Dingen van don Dag" in „Land en Volk" schrijft in een driestarretje: „Sjonge, sjonge 1"- het volgende „De Maasbode" heeft een verras- I fcend'e ontdekking gedaan. De leden der Kamers van Toezicht op het Notarisambt zijn in heel Nederland, op twee provinciën na, uitsluitend on al leen .liberalen. Ongehoord© partijdigheid van den Mi nister van Justitie 1 Liberale ongerechtigheid- Heb blad is bbjkbaar zóó overstuur, dat hebniet meer lezen kan, zelfs niet meer lozen kan in een zoo absolu' t kleurlcoze en saaie kra/nt als de „Staatscou rant". Want hoe zijn nu die Kamers van Toezieht saamgesteld? Eenvoudig uit dco kantonrechter van heb arrondissement, waarin do Kamer is gevestigd, met den inspecteur der registra tie, den ontvanger dier middelen of den hypotheekbewaarder in de hoofdplaats en met twee andere functionarissen van ge lijken rang, mede uit hetzelfde arrondis sement, tot plaatsvervangers. Wie zijn dus benoemd (natuurlijk nadat te voren daartoe hun toestemming was verkregen) Niet de liberale heer 5. to Rotterdam, of de Katholieke heer Y. te 's-Hertogen- bosch maar do kantonrechter, rn.fl.n-T do inBp ecteu r der registra tie niet do personen, do ambtena ren. Van ,/De iM rirfb' o dej" verwachten we geen erkenning van ongelijk. Dat wa re te veel gevordeid, zelfs nu Juni al zoo ver achter ons- ligt. Maar wil „De Residentiebode" bgv., die in soortgelijke kwestie (bijv. de benoeming van een Rijksadvocaat) zoozeer gewaardeerde onpartijdigheid aan don dag logde, haar bevrienden collega eens op het zotte van de zo „ontdekking*' wijzen? „Do Standaard" noemt th Memo- r i o van Antwoord op het V. V. over Hoofdstuk I een staalkaart van zon derlinge redeneeringen en tegenstrijdighe den. „Mat van toon" zegt het blad, „de groo- te» vragen ontwijken, meer negatief aan positief, vol van kleine handigheid jee is dat Regeeringsstuk liet tegendeel van de Memorie van Antwoord uit do laatste periode, toen in dio stukken, frisoh cn kloek van stijl, zonder omwegen en zonder draaierijen, precies word gezegd, waarop het stond, en positief antwoord werd ge geven op hetgeen gevraagd werd. Een zonderlinge redeneering vindt het blad de bewering, dat mr. Goeman Borge- 8ius wel formateur van het Kabinet mocht rijn. maar niet daarin zitting kon neaiea, omdat dit niet bevorderlijk geweest zou zijn aan bet verzoenend streven va.a hot ministerie. De strijd in hot parleme.it, zegt hot, gaat toch tegen beginselen, n'.efe togen personen. En heel do redeneering alsof door het ministerschap van mr. Borgesius aan „do verzoening" afbreuk zou worden gedaan, is een praatje, waaraan allo ernvt en waarheid ontbreekt. D© heer Goeman Borgeeius ia van 1897 tot 1901 ook na een hartstochtelijk gevoerden stembus strijd, waarin hij d e leider van links was, minister geweest, en de Christelijke partijen hebben het heel goed met hem als minister kunnen vinden; natuurlijk afge zien van zijn beginselen. Voortg oritiseert „De Standaard' do rodeneering in do Memorie van Ant woord over de meerderheid; er is naar haar oordeel niet wijs uit tc worden. Verder schrijft het bind: „Bedenkelijk schijnt ons ten slotte do redeneering in do Memorie, dat nu het ministerie de verzoening zoo ver drijft, dat het niet zal tornen aan do Hooger- ©n Lager-Onderwijswet verwacht mag worden, dat de partijen rechte de Regoo- ring zullen steunen in haar voorstellen tot versterking der middelen, die ook door de onderwijswetten van dr. Kuyper nood zakelijk zijn geworden. Het wordt dus op eon ac coord je ge gooid. Wg ministers dor verzoening zullen die onderwgs-wetten ten bate van hst vrije hoogcr onderwijs cn van de bij zondere lager© scholen met rust laten; maar als wederdienst hebt gij nu, christe lijke partijen, ons in onze financieele plan nen te steunen. Zulk een redeneering zal ongetwijfeld op de christelijke partijen niet anders dan een indruk van verbazing gemaakt hebben. Worden zóó de belangen van het land, de belangen ook van de partij, waartoe men behoort, gediend? Indien in dio onderwijs wetten een en ander voorkomt, dat in strijd is mot do beginselen van het minis terie en dat is zóó, blijkens do beruchte frontmakerij 1 verkoopt men dan dio be ginselen voor een schotel linzen, voor ceni ge stommen rechts ten bat© van belasting plannen? Op dio wijze ongeveer zullen dunkt ons, bij het politiek debat de woord voerders van rechts zich uitspreken over dit geschater. Doch bovendien, heel die voorstelling is weer in strijd met wat werkelijkheid is. Hot ministerie kan eenvoudig niet anders dan do onderwgs-wetten ongewijzigd la ten, althans wat betreft die artikelen, waarover de strijd liep en nog loopt. Komt het mot een wijziging, dan ziet het do Eerst© Kamer tegenover zich als ccn muur, dien het bij geen mogelijkheid kan omver werpen. Of het wil of niet, het moet van dio onderwijs-wotten afblijven of anders maakt het oen eind aan zijn bestaan, loopt het zich dood tegen den muur van 31 lo den rechts in do Eersto Kamer. Van eon op-een-akkoordje-gooien kan dus niet eens gesproken worden; en zoo bdhoeft geen onkel lid van rechts te denken: nu het mi nisterie zóó verzoeningsgezind is ton op zicht© van de schoolwetten, mag ik toch ook wel verzoeningsgezind zijn ten aan zien van d© belastingplannen van het mi nisterie." „De Rotterdammer'' zegt: Zooals meermalen is gebleken, zijn de modorne strafrechtleeraars veel meer dan do ouder© geneigd, om spoedig ten aanzien van een misdadiger ontoerekenbaarheid aan to nemen Zulks staat met het uitgangspunt, dat mon kiest, mot bet beginsel, waardoor men beheerscht wordt in zeer nauw verband. Ook de Haagsche moordenaar, een jon geling van 18 jaren, word door het ge rechtehof ontoerekenbaar verklaard. Derhalve wordt hij niet gestraft. Maar, overeenkomstig art. 37 alinea 2 van het Wetboek van Strafrecht, heeft do rechter gelast, dat hij gedurende oen proeftijd, den termijn van één jaar niet te boven gaande, in een krankzinnigenge sticht zaJ worden geplaatst. Alzoo zal de jongeling Brouwers, die oen hem onbekende damo zonder eenige ■anleiding neerstak, geen schuld boeten, maar voor één jaar worden opgozonden. Altoos, indien straks de dokter van hot jjceticht niot spoedig verklaart, dat de jongeling „geon blijken van krankzinnig heid heeft gegeven, of dat hij van zijn krankzinnigheid genoegzaam is her steld." In dat geval zou het bestuur van het gesticht, volgens art. 28 der Krankzinni genwet, hem zelfs binnen het jaar nog ont slaan. Hoe dit zij, zeker na één jaar, zegge één jaar, is hot moglijk, dat Brouwers, zonder dat hem nog straf kan troffen, weer in do vrije maatschappij terugkeert- Wijst zulk een feit niet op een zoor ge vaarlijken misstand De rechter zegt: zoo'n menseh is on toerekenbaar. En do medicus zal wellicht straks moe ten verklaren: hij is althans nu niot meer krankzinnig. Maar dan? Moet dan zoo'n persoon, maar do vrij heid hebben, onverhoeds ©cn tweede slachtoffer zonder eenig nader motief t© vermoorden Een van tweeon, er blijft t© dezen op zicht© en ernstig gebrek in onze wetge ving te bestaan. Ofzou soms de moderne theorie 68) Zij was echter niet het eenige vrouwelij- wezen in dit vertrek. Op eenigen af stand zat, van het hoofd tot do voeten in witte kleeren gehuld, een oudo vrouw, die Teel van een heks had en in eomber stil zwijgen uit een lange, met edelgesteenten bezette huka (Turksche pijp) rookte. Plot- Idling keerde zij haar gelaat naar mij toe. Dat had meer hot voorkomen van een ge- yangen roofvogel, welke iets boosaardigs in het schild voert, dan van een menschelijk wezen. Do nous was sterk gebogen, de mond ingevallen, daarbij had zij pikzwarte wenkbrauwen, terwijl het haar sneeuwwit .was. De huid geleek geel perkamont en de Oogen met hun arglistigen basiliskenblik doden mij tot in het diepst van mijn gemoed huiveren. Deze vreeselijko oude vrouw ver brak het eerst het stilzwijgen, doordien zij ecnigo zachte opmerkingen in een mij on verstaanbare taal maakte, waarna zij grin nikend de lang© slang van haar pijp weer Opnam, juist alsof ik niet aanwezig was. „U is dus de Engelscho gouvernante?" .vroeg do jong© Rani met zachte, lieve stem. „En mr. Thorold, de resident, wenscht, dat gij hot onderricht van Zijne Hoogheid en zijn zusters op u neemt?" „Ja, Uwe Hoogheid." „Hij heeft veel goeds van u gezegd. Gij waart verstandig, van goede familie, jong deugdzaam. Maar het is en blijft toch ■onderling, dat een dame van uw stand en niet uw mooi uiterlijk geheel alleen in dit land staat en or op aangewezen is haar eigen brood te verdienen." Do oude duivelin nam weer de huka uit haar mond en maakte daarop zeker een boosaardige opmerking, want de jonge Rani lachte vroohjk. „Hare Hoogheid de Rani sundaram vraagt, of mr. Thorold uw minnaar is V' Die oude vrouw was dus de gevreesde Rani„Neen, ik kreeg een vuurroode kleur „ik heb geen minnaar. Mr. Tho rold is slechts een kennis van mij." „U moet de oude Rani haar vraag niet euvel duiden; zij meent het niot kwaad. Uw gezicht bevalt haar en mij ook. Zooals ik boor speelt u uitstekend piano, geeft les in hot EngeJsch en Franach, in hot borduren en in hot bespelen der guitaar?" „Ja, Uwe Hoogheid", antwoordde ik kortaf, want dergelijk» vorstelijke aardig heden vielen volstrekt niet in mijn smaak. „U is dus werkelijk twee en twintig jaar on nog niet getrouwd? Hoe opvallend 1" Wat zou zij nog meer verbaasd zijn ge weest als zij mijn verlovings-geschiedonia had gekend 1 „Ik was reeds voor acht jaren getrouwd," ging do Rani Gindia voort en daarop over laadde zij mij met een menigte vragen, terwijl een kamervrouw een reusachtigen waaier van pauwveeren boven haar hoofd bewoog en ik wel een half dozijn oogen nieuwsgierig om het gordijn heen naar binnen zag gluren. „Zoudt gij nu gaarne da kinderen zien?" vroeg zij plotseling. „Ja, met het grootste genoegen." „Ik hoop, dat zo u niet al te veel moeite zullen veroorzaken. Zij hebben reeds een beetje Engelsch geleerd." En nu begon ze over do buitenwereld to praten, waarbij zij een groot© voorliefde voor al het wonderbaarlijke on opwindende aan den dag legde. Welke zonderlinge, on ware beschrijvingen waren haar over het Europeesche leven ter oore gekomen 1 Daarop verschenen de kinderen. Zij had den zachte gezichtjes met een tamelijk lich te teint en het was moeilijk den broeder van do zustore to onderscheiden, daar alle drie dezelfde zijden broekjes en zoowel buisjes met een ceintuur om het middel als mutsen droogen Zij staarden mij nieuwsgierig aan on beschouwd© met bijna aandoenlijke aandaoht mijn hotd en mijn handschoenen. Daarop vladen zij zich, om zoetigheden bedelend, tegen hun moeder aan. Lang zamerhand kwamen nog een heele scharo rijkgekleede dames van het hof binnen, al- Ion oogenschijnlijk door den wensch gedre ven, mij te zien. Plotseling werd hot gezelschap door een kreet: „Purdah! j. urdah I" opgeschrikt, waarop het geheel© troepje babbelend©, grinnikende vrouwen naar haar sluiere greep en door d?n purdah, het gordijn, de vlucht nam. De kleine Rani trok haar sluier ech ter maar half over haar gelaat, terwijl de oude vrouw onbeweeglijk bleef ritten en doorroo- Na eenigo malen ceremonieel te zijn aan gediend, verschenen drie heeren, een oude man, die op val 1- ad geleek op do Rani Sun daram, maar nog magerder, kleiner en z.o rimpelig was, dat men hem voor een mum mie of ook voor een „heksenmeester" zou hebben kunnen houden. Slechts rijn oogen die vonken schenen te schieten, verrieden leven. Hij dro-:g een witten tulband, een lang zwart fluweelan gewaad, dat nauw en zonder vouwen om het lichaam sloot, en een gouden gordel, welke r et slecht gesle pen, vlakke robijnen waa bc .t .De jongere man was groot, knap, rijzig en had een vriendelijk gelaat. Zijn kleeding bestond uit een kort©, purperrood©, mot goud go- borduurde tunica en gelen tulband. Do der de, een nog zeer jong menseh, oogenschijn- lijk een secretaris, volgde als begeleider. De boide ouder© heeren waren do oudoom en de oom van don Rad&cha: de „heksen meester", of liever Durigodana was do broe der van de Rani Sundaram, de rijzige, glimlachende heer, die van de jonge Rani; hij heett© Shumsha-Lal. Beiden waren ge komen om mij in oogen schouw te nemen. „Ah, is u dus miss Forrars?" zeide de jongst© op vriendelijker toon. „De Engel scho dame met de schitterende getuigschrif ten?" Ik boog zwijgend, want de tong waa mij als verlamd. Zij staarden mij ook allen z x> aan I „U zal de betrekking zeker uitstekend waarnemen? Denkt u ook niet?" wendde de slanke heer zich tot zijn metgezel. Durigo dana bromde echter slechts iets onverstaan baars. „Ik hoop, dat u zich hier spoedig be haaglijk zal gevoelen; ik heb de noodige be volen gegeven. Begur is er verantwoordelijk voor, dat hot u aan niets ontbreekt." Hij sprak vlooiend Engelsch en verzeker de mij lachend, dat Thorold een kranige kerel en een eorsto polospoler wasiedereen verheugd© zich over zijn aanwezigheid in de stad. Of de Rani Sundaram en haar broeder die bewering wel zouden bevestigen, als zij abuis kunnen zijn, cn daardoor ook de reoh» tors, dio zich door haar laten leiden? Ia een artikel ovor b urge meesters, beno'emingen laakt „'De Stand aard" het in de liberale Kabinetten, dat deze, behalve in Noord-Brabant op Lim burg, steeds liberale Commissarissen dor Provincie bonc'emden, wat ten gevolge haJ, dat ook de door hen voorgedragen burge meesters en daardoor weer de onder do- zen gestelden, in den regel liberaal wareot zelfs in geheel christelijke gemeenten. Het blad bepleit de benoeming vAn bur gemeesters door do gemeenten; bet plaat sen van den burgemeester in zijn gemeen te door do macht van boveD af acht „De Stand aard" verkeerd. Het blad zegt „Ware het recht tot benoeming van don burgemeester aan do gemeente geblovon of teruggeven, dan spreekt bet vanzelf, dat de benoemde altoos de uitdrukking zou zijn van de geestesrichting der meer derheid in do gemeente. DcOr onder ge schiktheid t© verstaan, dat ook bij Ko ninklijke benoeming aan deze voorwaard© voldaan worde, doet men alzoo niet an ders dan het solfgovernment ccren, terwijl naar do oude liberale practijk de gemeen te gehoond en het centralisatiestelsel op do spits gedreven wordt. Intusschen, het zal aan het nieuwe Ka binet, zoo het ten deze den weg dor bil- lijkhoden durft betreden, heel wat onaan genaamheid berokkenen. Het geroep en geschreeuw tegen wat het vorig Kabinet aandorst, is in de libe rale pers en onder de liberale partijgan gers vorre van molsch geweest. Ze zijn nu eenmaal verwend, onzo liberale drijvers,on z© oischen hun privatief jaohtveld terug. Nu, wo zullen zien, hoe het loopt, en or mee rekenen, dat do Commissarissen in d© Provincie bij deze benoemingen maar al te vaak de rol van den verleider spelen. Slechts dit zal niet kunnen betwist wor den, dat do practijk van het vorige Kabi net een ornBtigc poging was, om voor do rechten on vrijheden der gemeenten op te komen, on dit te dc'en naar een vasten regel. En omgekeerd, dat 'do oude liberale practijk, mocht zo weer ingang vinden, ook op dit punt do vrijheid van het volk niet sterkt, maar brutaalwog aanrandt" In „Patrimouiu m" komt onder hot opschrift „In de kazerne" bet volgen de voor: En zoo staat het ook dagelijks in de ka zerne met het bidden bij don maal tijd. In allo christelijke kringen is dat dc regel. Slechts wie totaal gebroken beeffc met allen godsdienst begint zijn eten zonder gebed. Waarom moet nu in de kazerne de ge woonte der ongcJoovigon zegevieren? Men zal zoggen, elk kan voor cich bid den, ieder, dio hot wenscht, kon bet to vo ren doen, cn al zulke uitvluchten meer. Maar d nar mee komen wo niet verder. Het afzonderlijk, het afgezonderd levon is voor den soldaat in do kazerno onmogelijk. Hij heeft or zelfs niet do gelegenheid too. En daarom vragen wo met aandrang, dat den soldaten vóór en na het eten gelegen heid gegeven zal worden tot het ver richten van hun gebed en dankzegging, op do wijze, zooals hun godsdienstlgo overtuiging zal meebrengen. Eigenlijk vragen wo slechts, dat een oogenblik stilt© gecommandeerd wordt, op dat daardoor voorkomen wond©, wat tan zoo vaak gebourt en godsdienstig© jonge lingen diep bcleedigt, dat do enkelen, dio het wagen, om ook to midden van het ru moer getrouw te blijven, bespot worden. Hierin moet regel komen. Geen will©- keur van garnizoens commandanten in do zen. Een algemeen voorschrift tor eerbie diging van do vrijheid van geweiou ©n uit oefening van godsdienstplichten. Van do zen eïsch mag niet afgezien worden. die hadden verstaan? Nu verschenen versohcideno plechtig aan gediende, rijk gckleede gasten, en dus werd ik onslagen, waarop Begur, mijn leids vrouw, mg voor de tweed© maal door het eindeloos doolhof van gangen on trappen geleidde. Ik was vast overtuigd, dat ik nooit alleen den weg door dit labyrint zou vindon. Toen wij eindelijk do voor mij be stemde vertrekken bereikten, scheen het mij toe, alsof wij wel een mijl hadden goloopcn. Mijn verblijf bestond uit een grooto kamer, waarlangs dicht ondor het dak een galerij liep. Een kamerscherm scheidde die in tweo deelen; d© eeno helft bevatte een punkah (groote waaier), een pianino, tafels, stoe len, lampen, porselein en snuisterijen, de andere eon bed, kasten en een waschtafcL Daarnaast bevond zich dc badkamer. Mijn bediening word mij ook dadelijk voorge steld; zij bestond uit Muna&awny, een tot de laagste klassen bekoorend© Hindoe, cn do Ragoe ajah, die zeker van dezelfde af komst was als do Chinna ajah. Mijn bagage zou dadelijk gebracht wor den, verzekerde Begur mij; ook mocht ik bevolen, wat ik wenschte te eten, en don volgenden morgen om tien uren zouden de vorstelijke kindoren komen om onderricht te ontvangen. Zij was nauwelijks op haar onhoorbar© wijze verdwenen of ik besteld© thee, die dan ook na eenigen tijd verscheen, maar zoodanig onbruikbaar bleek t© zijn, dat ik vol dankbaarheid de spiriLusmachi- ne, mij door mrs. Dalrymple geschonkon, voor den dag haalde en zelvo ccn hoerlijken drank bro;wde, welke werkelijk *-cn naam van tl' rdiende en mij zeer verkwikte. (Wordt vervolgd*)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5