LETDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 2 DECEMBER. - TWEEDE BLAD.
Anno 19Ö5
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Een HeSdin.
ifo. iwiy.
-.y.TV-Y.
(Do A rnhemaohe .0 ouïa t'
■egt:
't Is merkwaardig, hoe sommigo kotho
lieko bladen, die na het optreden vaa he>t
Ka.'bi a'et De M e es t 6 rl heel anders
dan het mcerendeel der anti-revolutionaire
pers, een gematigden toon aansloegen,
in den laatsten tijd heftiger zijn geworden
en zich op eon gezocht© en partijdige cri-
tiek schijnen te willen toeleggen- Een voor
beeld geeft „Hot Huisgezin" dat
zich nog wel den naam verworven heeft van
een der meest objectief oordeolende katho-
lieko bladen. Daarvan getuigt zeker niet het
volgende stukje, onder het opschrift:
„G oodkoop w e t g e v e n"
„Minister De Meester heeft oudordomó-
en invaliditeitsverzekering toegezegd.
Hij rekent er vast op, zo tot stand te
brengen.
Invoeren zal hg zo niet doen.
•Want ze wordt niob ingevoerd voordat or
geld is.
En geld daarvoor zal er onder dit mi
nisterie niet komen
Des hoeren De Meesters opvolger kan
'dan voor het geld zorgen.
En nademaal na dit ministerie best
weer een Christelijk kabinet aan het be
wind kan komen, is het lang niet onwaar
schijnlijk, dat het geld voor do pension-
ncering ten slotte toch nog gevonden wordt
uit het tarief.
Dat ware voor do liberalen scherp ma
kers van dezen zomer om uit hun vel to
fcpringen.
Intusschen blijft hot oen curious verschijn
sel, een kostbare hervorming te gaan tot
fetand brengen, niet zonder dat men daar
voor geen geld heeft, maar zonder dat men
,weet waar het vandaan t© halen.
Men heeft Kuyper verweten, dat hij aan
het bijzonder onderwijs een paar millioen
heeft gegeven, zonder dat de noodige mid
delen er waren.
Dat verwijt is onbillijk vermits het vo
rig Kabinet do belastinghervorming had
klaar liggen, dio do onderwijsuitgaven
zou dekken.
Ware het ministerie aangebleven, Ha.n
zou in die uitgaven ook reeds zijn voorzien.
Maar do heer De Meester gaat oen
hervorming aan, diie misschien tien mil
lioen zal vragen, waarvan hg zeker weet,
dat hij zo niot zal kunnen vinden.
Hij zegt het ronduit: Ik geef da wet;
mijn opvolger moet maar zien, dat hij aan
do duiten komt.
Het is een goedkoop© manior van wet-
geven.
Solide is ze intusschen niet.
En als preoedont is hij zeer gevaarlijk."
Deze laffo en onberedeneerde uitval ver
oordeelt zichzelf. Tot driemaal toe wordt
daarin geïnsinnueerd, dat het den minis-
nister de Meestor niet ernst is met zijn
plannen tot belastinghervoiming, dat de
Minister weet, dat hg do millioenen niet
zal vinden, waarnaar hij verklaart te
zoeken, en dat hij nog wel zelf r o n d u i t
gezegd zou hebben, dat hij het aan zijn
opvolger zal overlaten om het noodige geld
te vinden I
Gesteld de politiek van dr. Kuyper die
^,H o t H u is g ez i n" ophemelt, ware cor
rect om de wet, welke „aan hot bijzonder
onderwijB een paar millioen heeft gege-
yen", af to kondigen en met 1 Januari in
werking te doen treden, terwijl hot Kabi-
tiet de belastinghervorming wel had klaar
liggen, maar zonder cenige zekerheid, dat
ze ook tot stand gebracht zou worden,
/Wat valt or dan toch in de politiek van hot
(Kabinet-De Meester te misprijzen, dat ver
klaart: de ouderdoms- ©n invaliditeitsver
zekering zal wel in goreedheid gebracht
.worden, maar niot ingevoerd, voor
aleer de middelen zijn gevond en. Voor
wie billijk wezen w i 1 kan het niet twij
felachtig zijn, of de politiek-De Meestor
wint het in dezen nog van de politiek-Kuy-
per, die al vast over do millioenen bo-
schikte, hoewel do belasting, waaruit ze
komen moest, nog niet was bewilligd, ter
wijl het tegenwoordige Kabinet ook met
do invoering der wet vrachten wil
'tot het daarvoor noodige geld er is.
Op de beschuldiging van partijdig-
heid bij do benoemingen der R a-
denvan Toezicht op de Nota
ris s e o door „D e Maasbode7' uitge
sproken, antwoordt „Het Yadjer-
lan d":
De Minister kon niot kiezen uit vijf
millioen Nederlanders waaronder een half
millioen anti-revolutionairen, maar hij was
in zijn keuze erg geocaden. Gebonden in de
eerste plaats door de wet zelf.
Do Notariswet bepaalt n.L sinds 80 Dec
1004, dat van de vijf leden en vier plaats
vervangende leden, waaruit de „Kamers
van Toezigt" bestaan, de Minister benoemt
twee leden en twee plaatsvervangende le
den, „ondor wie, zoo moge]een lid en
een plaatsvervangend lid uit do kanton-
regters .wier standplaats gelegen is binnen
den kring, waarover de Kamer toezigt
houdt, f'
Heb is duidelijk, hoe sterk dus reeds de
web zelf bijv. den drom van vijfmaal hon
derd' duizend anti-revelutionairen inperkt,
waaruit, naar do argelooze lezers van „De
Maasbode" moeten gelooven, de Minis
ter te kust en t© keur had kunnen gaan.
Dat mr. Van Kaalte te kiezen had uit
slechts weinigen, volgt trouwens niet en
kel uit de wet; het ligt ook in den aard
der zaak.
Voor heb lidmaatschap van een „Kamer
van Toezigt" komen behalve de presidenten
der arrondissements-rechtbanken, die de
wet aanwijst, en de notarissen, die door
hun collega's worden benoemd, natuurlijk
alleen personen in aanmerking, die van het
notarisambt behoorlijk op de hoogte zijn,
ctw.z. een hoogst beperkte categorie Neder
landers, die men wel in hoofdzaak zal heb
ben te zoeken, waar ook de heer Van Kaal
te zo haast bij uitsluiting zocht: ender de
ontvangers en inspecteurs der regbtratie,
die uit kracht van hun boroep met het no
tariaat in dagelijksche aanraking komen.
Afgezien dus nog van do oppervlakkig
heid, waarmee „De Maasbode" al de
85 heeren, die niet roomsch, anti-revolutio
nair of christelijk-historisch zijn, indeelt
bij do liberalen, zij kunnen zeer wel tot
de „kleurlooze middenstof" behooren
verliest het orgaan geheel uit het oog, dat
do Minister van Justitie niet uit een paar
millioen Nederlanders, maar uit een paar
honderd potariaats-deskundigen bo kiezen
had.
Weet „De Maasbode", dat die paar
honderd mannen in politiekon zin te splitseD
zijn naar dezelfde verhouding als het ge
heel© Nederlandsche volk?
lm mor 8 neen. Maar dan tempore het blad
ook zijn hoogen toon tot do boeoheidenheid,
welke hem past, die met zijn scherpste wa
pen oen tegenstander «oodolijk to treffen
daohb, maar tot vermaak der menigte er
onkel ziohzelf op het pijnlijkst mee in de
vingers sneed.
„Do N ederlander" noemt de kwes
tie der benoemingen heb minst verkwikkend
dool van deu politiekon strijd, maar het
blad meent, dat bij tastbare stelselmatige
partijdigheid do publieke opinio ook hier
haar woord heeft to spreken. En, waar nu
„Do M a b b o de" do overigo organen der
rechterzijde heeft gevraagd om instemming
te betuigen met haar protest, antwoordt
,,u e Nederlander" die instemming
niot te kunnen geven.
„Het blijkt uit haar lijst zelf, dat in do
Kamers van Toezicht nagenoeg uitsluitend
zijn benoomd kantonrechters en ontvangers
en inspecteurs dor Tcgistratio, d. w. z.
mannen, die door hun ambt als vanzelf aan
gewezen waren, en dan ook ten deele door
de wet zelf als voor benoeming het eerst
in aanmerking komend zijn aangeduid. Het
komt oüb voor, dat de Minister hierbij op
geen richting gelet heeft. Do kous was
sohnial. En lang niet onmogelijk is Bet,
dat onder de benoembaren het per
centage liberalen even groot of nog grooter
was dan ondo.- do bon oomden. Do funo-
tio van het lidmaatschap van zulk een Ka
mer van Toezicht is trouwens een bij uit
stek technische.''
Do schrijver van „Dingen van don
Dag" in „Land en Volk" schrijft in
een driestarretje: „Sjonge, sjonge 1"- het
volgende
„De Maasbode" heeft een verras-
I fcend'e ontdekking gedaan.
De leden der Kamers van Toezicht op
het Notarisambt zijn in heel Nederland,
op twee provinciën na, uitsluitend on al
leen .liberalen.
Ongehoord© partijdigheid van den Mi
nister van Justitie 1
Liberale ongerechtigheid-
Heb blad is bbjkbaar zóó overstuur, dat
hebniet meer lezen kan, zelfs niet meer
lozen kan in een zoo absolu' t kleurlcoze
en saaie kra/nt als de „Staatscou
rant".
Want hoe zijn nu die Kamers van
Toezieht saamgesteld?
Eenvoudig uit dco kantonrechter van
heb arrondissement, waarin do Kamer is
gevestigd, met den inspecteur der registra
tie, den ontvanger dier middelen of den
hypotheekbewaarder in de hoofdplaats en
met twee andere functionarissen van ge
lijken rang, mede uit hetzelfde arrondis
sement, tot plaatsvervangers.
Wie zijn dus benoemd (natuurlijk nadat
te voren daartoe hun toestemming was
verkregen)
Niet de liberale heer 5. to Rotterdam,
of de Katholieke heer Y. te 's-Hertogen-
bosch maar do kantonrechter,
rn.fl.n-T do inBp ecteu r der registra
tie niet do personen, do ambtena
ren.
Van ,/De iM rirfb' o dej" verwachten
we geen erkenning van ongelijk. Dat wa
re te veel gevordeid, zelfs nu Juni al zoo
ver achter ons- ligt.
Maar wil „De Residentiebode"
bgv., die in soortgelijke kwestie (bijv. de
benoeming van een Rijksadvocaat) zoozeer
gewaardeerde onpartijdigheid aan don dag
logde, haar bevrienden collega eens op
het zotte van de zo „ontdekking*' wijzen?
„Do Standaard" noemt th Memo-
r i o van Antwoord op het V. V.
over Hoofdstuk I een staalkaart van zon
derlinge redeneeringen en tegenstrijdighe
den.
„Mat van toon" zegt het blad, „de groo-
te» vragen ontwijken, meer negatief aan
positief, vol van kleine handigheid jee
is dat Regeeringsstuk liet tegendeel van
de Memorie van Antwoord uit do laatste
periode, toen in dio stukken, frisoh cn
kloek van stijl, zonder omwegen en zonder
draaierijen, precies word gezegd, waarop
het stond, en positief antwoord werd ge
geven op hetgeen gevraagd werd.
Een zonderlinge redeneering vindt het
blad de bewering, dat mr. Goeman Borge-
8ius wel formateur van het Kabinet mocht
rijn. maar niet daarin zitting kon neaiea,
omdat dit niet bevorderlijk geweest zou
zijn aan bet verzoenend streven va.a hot
ministerie. De strijd in hot parleme.it, zegt
hot, gaat toch tegen beginselen, n'.efe togen
personen. En heel do redeneering alsof
door het ministerschap van mr. Borgesius
aan „do verzoening" afbreuk zou worden
gedaan, is een praatje, waaraan allo ernvt
en waarheid ontbreekt. D© heer Goeman
Borgeeius ia van 1897 tot 1901 ook na
een hartstochtelijk gevoerden stembus
strijd, waarin hij d e leider van links was,
minister geweest, en de Christelijke
partijen hebben het heel goed met hem als
minister kunnen vinden; natuurlijk afge
zien van zijn beginselen.
Voortg oritiseert „De Standaard'
do rodeneering in do Memorie van Ant
woord over de meerderheid; er is naar
haar oordeel niet wijs uit tc worden.
Verder schrijft het bind:
„Bedenkelijk schijnt ons ten slotte do
redeneering in do Memorie, dat nu het
ministerie de verzoening zoo ver drijft,
dat het niet zal tornen aan do Hooger-
©n Lager-Onderwijswet verwacht mag
worden, dat de partijen rechte de Regoo-
ring zullen steunen in haar voorstellen
tot versterking der middelen, die ook door
de onderwijswetten van dr. Kuyper nood
zakelijk zijn geworden.
Het wordt dus op eon ac coord je ge
gooid. Wg ministers dor verzoening
zullen die onderwgs-wetten ten bate van
hst vrije hoogcr onderwijs cn van de bij
zondere lager© scholen met rust laten;
maar als wederdienst hebt gij nu, christe
lijke partijen, ons in onze financieele plan
nen te steunen.
Zulk een redeneering zal ongetwijfeld op
de christelijke partijen niet anders dan
een indruk van verbazing gemaakt hebben.
Worden zóó de belangen van het land, de
belangen ook van de partij, waartoe men
behoort, gediend? Indien in dio onderwijs
wetten een en ander voorkomt, dat in
strijd is mot do beginselen van het minis
terie en dat is zóó, blijkens do beruchte
frontmakerij 1 verkoopt men dan dio be
ginselen voor een schotel linzen, voor ceni
ge stommen rechts ten bat© van belasting
plannen? Op dio wijze ongeveer zullen
dunkt ons, bij het politiek debat de woord
voerders van rechts zich uitspreken over
dit geschater.
Doch bovendien, heel die voorstelling is
weer in strijd met wat werkelijkheid is.
Hot ministerie kan eenvoudig niet anders
dan do onderwgs-wetten ongewijzigd la
ten, althans wat betreft die artikelen,
waarover de strijd liep en nog loopt. Komt
het mot een wijziging, dan ziet het do
Eerst© Kamer tegenover zich als ccn muur,
dien het bij geen mogelijkheid kan omver
werpen. Of het wil of niet, het moet van
dio onderwijs-wotten afblijven of anders
maakt het oen eind aan zijn bestaan, loopt
het zich dood tegen den muur van 31 lo
den rechts in do Eersto Kamer. Van eon
op-een-akkoordje-gooien kan dus niet eens
gesproken worden; en zoo bdhoeft geen
onkel lid van rechts te denken: nu het mi
nisterie zóó verzoeningsgezind is ton op
zicht© van de schoolwetten, mag ik toch
ook wel verzoeningsgezind zijn ten aan
zien van d© belastingplannen van het mi
nisterie."
„De Rotterdammer'' zegt:
Zooals meermalen is gebleken, zijn de
modorne strafrechtleeraars veel meer dan
do ouder© geneigd, om spoedig ten aanzien
van een misdadiger ontoerekenbaarheid
aan to nemen
Zulks staat met het uitgangspunt, dat
mon kiest, mot bet beginsel, waardoor men
beheerscht wordt in zeer nauw verband.
Ook de Haagsche moordenaar, een jon
geling van 18 jaren, word door het ge
rechtehof ontoerekenbaar verklaard.
Derhalve wordt hij niet gestraft.
Maar, overeenkomstig art. 37 alinea 2
van het Wetboek van Strafrecht, heeft do
rechter gelast, dat hij gedurende oen
proeftijd, den termijn van één jaar niet
te boven gaande, in een krankzinnigenge
sticht zaJ worden geplaatst.
Alzoo zal de jongeling Brouwers,
die oen hem onbekende damo zonder eenige
■anleiding neerstak, geen schuld boeten,
maar voor één jaar worden opgozonden.
Altoos, indien straks de dokter van hot
jjceticht niot spoedig verklaart, dat de
jongeling „geon blijken van krankzinnig
heid heeft gegeven, of dat hij van zijn
krankzinnigheid genoegzaam is her
steld."
In dat geval zou het bestuur van het
gesticht, volgens art. 28 der Krankzinni
genwet, hem zelfs binnen het jaar nog ont
slaan.
Hoe dit zij, zeker na één jaar, zegge
één jaar, is hot moglijk, dat Brouwers,
zonder dat hem nog straf kan troffen,
weer in do vrije maatschappij terugkeert-
Wijst zulk een feit niet op een zoor ge
vaarlijken misstand
De rechter zegt: zoo'n menseh is on
toerekenbaar.
En do medicus zal wellicht straks moe
ten verklaren: hij is althans nu niot meer
krankzinnig.
Maar dan?
Moet dan zoo'n persoon, maar do vrij
heid hebben, onverhoeds ©cn tweede
slachtoffer zonder eenig nader motief t©
vermoorden
Een van tweeon, er blijft t© dezen op
zicht© en ernstig gebrek in onze wetge
ving te bestaan.
Ofzou soms de moderne theorie
68)
Zij was echter niet het eenige vrouwelij-
wezen in dit vertrek. Op eenigen af
stand zat, van het hoofd tot do voeten in
witte kleeren gehuld, een oudo vrouw, die
Teel van een heks had en in eomber stil
zwijgen uit een lange, met edelgesteenten
bezette huka (Turksche pijp) rookte. Plot-
Idling keerde zij haar gelaat naar mij toe.
Dat had meer hot voorkomen van een ge-
yangen roofvogel, welke iets boosaardigs in
het schild voert, dan van een menschelijk
wezen. Do nous was sterk gebogen, de
mond ingevallen, daarbij had zij pikzwarte
wenkbrauwen, terwijl het haar sneeuwwit
.was. De huid geleek geel perkamont en de
Oogen met hun arglistigen basiliskenblik
doden mij tot in het diepst van mijn gemoed
huiveren. Deze vreeselijko oude vrouw ver
brak het eerst het stilzwijgen, doordien zij
ecnigo zachte opmerkingen in een mij on
verstaanbare taal maakte, waarna zij grin
nikend de lang© slang van haar pijp weer
Opnam, juist alsof ik niet aanwezig was.
„U is dus de Engelscho gouvernante?"
.vroeg do jong© Rani met zachte, lieve stem.
„En mr. Thorold, de resident, wenscht, dat
gij hot onderricht van Zijne Hoogheid en
zijn zusters op u neemt?"
„Ja, Uwe Hoogheid."
„Hij heeft veel goeds van u gezegd. Gij
waart verstandig, van goede familie, jong
deugdzaam. Maar het is en blijft toch
■onderling, dat een dame van uw stand en
niet uw mooi uiterlijk geheel alleen in dit
land staat en or op aangewezen is haar
eigen brood te verdienen."
Do oude duivelin nam weer de huka uit
haar mond en maakte daarop zeker een
boosaardige opmerking, want de jonge Rani
lachte vroohjk.
„Hare Hoogheid de Rani sundaram
vraagt, of mr. Thorold uw minnaar is V'
Die oude vrouw was dus de gevreesde
Rani„Neen, ik kreeg een vuurroode
kleur „ik heb geen minnaar. Mr. Tho
rold is slechts een kennis van mij."
„U moet de oude Rani haar vraag niet
euvel duiden; zij meent het niot kwaad. Uw
gezicht bevalt haar en mij ook. Zooals ik
boor speelt u uitstekend piano, geeft les in
hot EngeJsch en Franach, in hot borduren
en in hot bespelen der guitaar?"
„Ja, Uwe Hoogheid", antwoordde ik
kortaf, want dergelijk» vorstelijke aardig
heden vielen volstrekt niet in mijn smaak.
„U is dus werkelijk twee en twintig jaar
on nog niet getrouwd? Hoe opvallend 1"
Wat zou zij nog meer verbaasd zijn ge
weest als zij mijn verlovings-geschiedonia
had gekend 1
„Ik was reeds voor acht jaren getrouwd,"
ging do Rani Gindia voort en daarop over
laadde zij mij met een menigte vragen,
terwijl een kamervrouw een reusachtigen
waaier van pauwveeren boven haar hoofd
bewoog en ik wel een half dozijn oogen
nieuwsgierig om het gordijn heen naar
binnen zag gluren.
„Zoudt gij nu gaarne da kinderen zien?"
vroeg zij plotseling.
„Ja, met het grootste genoegen."
„Ik hoop, dat zo u niet al te veel moeite
zullen veroorzaken. Zij hebben reeds een
beetje Engelsch geleerd."
En nu begon ze over do buitenwereld to
praten, waarbij zij een groot© voorliefde
voor al het wonderbaarlijke on opwindende
aan den dag legde. Welke zonderlinge, on
ware beschrijvingen waren haar over het
Europeesche leven ter oore gekomen 1
Daarop verschenen de kinderen. Zij had
den zachte gezichtjes met een tamelijk lich
te teint en het was moeilijk den broeder van
do zustore to onderscheiden, daar alle drie
dezelfde zijden broekjes en zoowel buisjes
met een ceintuur om het middel als mutsen
droogen Zij staarden mij nieuwsgierig aan
on beschouwd© met bijna aandoenlijke
aandaoht mijn hotd en mijn handschoenen.
Daarop vladen zij zich, om zoetigheden
bedelend, tegen hun moeder aan. Lang
zamerhand kwamen nog een heele scharo
rijkgekleede dames van het hof binnen, al-
Ion oogenschijnlijk door den wensch gedre
ven, mij te zien.
Plotseling werd hot gezelschap door een
kreet: „Purdah! j. urdah I" opgeschrikt,
waarop het geheel© troepje babbelend©,
grinnikende vrouwen naar haar sluiere greep
en door d?n purdah, het gordijn, de vlucht
nam. De kleine Rani trok haar sluier ech
ter maar half over haar gelaat, terwijl de
oude vrouw onbeweeglijk bleef ritten en
doorroo-
Na eenigo malen ceremonieel te zijn aan
gediend, verschenen drie heeren, een oude
man, die op val 1- ad geleek op do Rani Sun
daram, maar nog magerder, kleiner en z.o
rimpelig was, dat men hem voor een mum
mie of ook voor een „heksenmeester" zou
hebben kunnen houden. Slechts rijn oogen
die vonken schenen te schieten, verrieden
leven. Hij dro-:g een witten tulband, een
lang zwart fluweelan gewaad, dat nauw en
zonder vouwen om het lichaam sloot, en
een gouden gordel, welke r et slecht gesle
pen, vlakke robijnen waa bc .t .De jongere
man was groot, knap, rijzig en had een
vriendelijk gelaat. Zijn kleeding bestond
uit een kort©, purperrood©, mot goud go-
borduurde tunica en gelen tulband. Do der
de, een nog zeer jong menseh, oogenschijn-
lijk een secretaris, volgde als begeleider.
De boide ouder© heeren waren do oudoom
en de oom van don Rad&cha: de „heksen
meester", of liever Durigodana was do broe
der van de Rani Sundaram, de rijzige,
glimlachende heer, die van de jonge Rani;
hij heett© Shumsha-Lal. Beiden waren ge
komen om mij in oogen schouw te nemen.
„Ah, is u dus miss Forrars?" zeide de
jongst© op vriendelijker toon. „De Engel
scho dame met de schitterende getuigschrif
ten?"
Ik boog zwijgend, want de tong waa mij
als verlamd. Zij staarden mij ook allen z x>
aan I
„U zal de betrekking zeker uitstekend
waarnemen? Denkt u ook niet?" wendde de
slanke heer zich tot zijn metgezel. Durigo
dana bromde echter slechts iets onverstaan
baars.
„Ik hoop, dat u zich hier spoedig be
haaglijk zal gevoelen; ik heb de noodige be
volen gegeven. Begur is er verantwoordelijk
voor, dat hot u aan niets ontbreekt."
Hij sprak vlooiend Engelsch en verzeker
de mij lachend, dat Thorold een kranige
kerel en een eorsto polospoler wasiedereen
verheugd© zich over zijn aanwezigheid in
de stad.
Of de Rani Sundaram en haar broeder
die bewering wel zouden bevestigen, als zij
abuis kunnen zijn, cn daardoor ook de reoh»
tors, dio zich door haar laten leiden?
Ia een artikel ovor b urge meesters,
beno'emingen laakt „'De Stand
aard" het in de liberale Kabinetten, dat
deze, behalve in Noord-Brabant op Lim
burg, steeds liberale Commissarissen dor
Provincie bonc'emden, wat ten gevolge haJ,
dat ook de door hen voorgedragen burge
meesters en daardoor weer de onder do-
zen gestelden, in den regel liberaal wareot
zelfs in geheel christelijke gemeenten.
Het blad bepleit de benoeming vAn bur
gemeesters door do gemeenten; bet plaat
sen van den burgemeester in zijn gemeen
te door do macht van boveD af acht „De
Stand aard" verkeerd.
Het blad zegt
„Ware het recht tot benoeming van don
burgemeester aan do gemeente geblovon
of teruggeven, dan spreekt bet vanzelf,
dat de benoemde altoos de uitdrukking zou
zijn van de geestesrichting der meer
derheid in do gemeente. DcOr onder ge
schiktheid t© verstaan, dat ook bij Ko
ninklijke benoeming aan deze voorwaard©
voldaan worde, doet men alzoo niet an
ders dan het solfgovernment ccren, terwijl
naar do oude liberale practijk de gemeen
te gehoond en het centralisatiestelsel op
do spits gedreven wordt.
Intusschen, het zal aan het nieuwe Ka
binet, zoo het ten deze den weg dor bil-
lijkhoden durft betreden, heel wat onaan
genaamheid berokkenen.
Het geroep en geschreeuw tegen wat
het vorig Kabinet aandorst, is in de libe
rale pers en onder de liberale partijgan
gers vorre van molsch geweest. Ze zijn nu
eenmaal verwend, onzo liberale drijvers,on
z© oischen hun privatief jaohtveld terug.
Nu, wo zullen zien, hoe het loopt, en or
mee rekenen, dat do Commissarissen in d©
Provincie bij deze benoemingen maar al
te vaak de rol van den verleider spelen.
Slechts dit zal niet kunnen betwist wor
den, dat do practijk van het vorige Kabi
net een ornBtigc poging was, om voor do
rechten on vrijheden der gemeenten op te
komen, on dit te dc'en naar een vasten
regel.
En omgekeerd, dat 'do oude liberale
practijk, mocht zo weer ingang vinden, ook
op dit punt do vrijheid van het volk niet
sterkt, maar brutaalwog aanrandt"
In „Patrimouiu m" komt onder hot
opschrift „In de kazerne" bet volgen
de voor:
En zoo staat het ook dagelijks in de ka
zerne met het bidden bij don maal
tijd. In allo christelijke kringen is dat dc
regel. Slechts wie totaal gebroken beeffc
met allen godsdienst begint zijn eten
zonder gebed.
Waarom moet nu in de kazerne de ge
woonte der ongcJoovigon zegevieren?
Men zal zoggen, elk kan voor cich bid
den, ieder, dio hot wenscht, kon bet to vo
ren doen, cn al zulke uitvluchten meer.
Maar d nar mee komen wo niet verder.
Het afzonderlijk, het afgezonderd levon is
voor den soldaat in do kazerno onmogelijk.
Hij heeft or zelfs niet do gelegenheid too.
En daarom vragen wo met aandrang, dat
den soldaten vóór en na het eten gelegen
heid gegeven zal worden tot het ver
richten van hun gebed en dankzegging,
op do wijze, zooals hun godsdienstlgo
overtuiging zal meebrengen.
Eigenlijk vragen wo slechts, dat een
oogenblik stilt© gecommandeerd wordt, op
dat daardoor voorkomen wond©, wat tan
zoo vaak gebourt en godsdienstig© jonge
lingen diep bcleedigt, dat do enkelen, dio
het wagen, om ook to midden van het ru
moer getrouw te blijven, bespot worden.
Hierin moet regel komen. Geen will©-
keur van garnizoens commandanten in do
zen. Een algemeen voorschrift tor eerbie
diging van do vrijheid van geweiou ©n uit
oefening van godsdienstplichten. Van do
zen eïsch mag niet afgezien worden.
die hadden verstaan?
Nu verschenen versohcideno plechtig aan
gediende, rijk gckleede gasten, en dus werd
ik onslagen, waarop Begur, mijn leids
vrouw, mg voor de tweed© maal door het
eindeloos doolhof van gangen on trappen
geleidde. Ik was vast overtuigd, dat ik
nooit alleen den weg door dit labyrint zou
vindon. Toen wij eindelijk do voor mij be
stemde vertrekken bereikten, scheen het mij
toe, alsof wij wel een mijl hadden goloopcn.
Mijn verblijf bestond uit een grooto kamer,
waarlangs dicht ondor het dak een galerij
liep. Een kamerscherm scheidde die in tweo
deelen; d© eeno helft bevatte een punkah
(groote waaier), een pianino, tafels, stoe
len, lampen, porselein en snuisterijen, de
andere eon bed, kasten en een waschtafcL
Daarnaast bevond zich dc badkamer. Mijn
bediening word mij ook dadelijk voorge
steld; zij bestond uit Muna&awny, een tot
de laagste klassen bekoorend© Hindoe, cn
do Ragoe ajah, die zeker van dezelfde af
komst was als do Chinna ajah.
Mijn bagage zou dadelijk gebracht wor
den, verzekerde Begur mij; ook mocht ik
bevolen, wat ik wenschte te eten, en don
volgenden morgen om tien uren zouden de
vorstelijke kindoren komen om onderricht
te ontvangen. Zij was nauwelijks op haar
onhoorbar© wijze verdwenen of ik besteld©
thee, die dan ook na eenigen tijd verscheen,
maar zoodanig onbruikbaar bleek t© zijn,
dat ik vol dankbaarheid de spiriLusmachi-
ne, mij door mrs. Dalrymple geschonkon,
voor den dag haalde en zelvo ccn hoerlijken
drank bro;wde, welke werkelijk *-cn naam
van tl' rdiende en mij zeer verkwikte.
(Wordt vervolgd*)