ALLÏËËm OPGAVE. N2 14043. Derde Blad. 2 December 1905 St.-NÊcoSaas-avond. gedeeld. Op de Maleische eilanden, waar mon op bepaalde tijden het vleesch van don oerang oetang nuttigt, is bet gewoonte het dier eenige weken voordat het geslacht wordt, met meekrap bo voederen Dit heeft ten gevolge, dat de beenderen zioh donker rood kleuren. De beroemde zoöloog Bür- meister was in het bezit van zulk een rood gekleurd skelet. Bürmeister had een skelet besteld aan een NederLandschen missionnaris, die te Sewarak op Borneo werkzaam was cn bij het ontvangen was hij eerst weinig gesticht over die onnatuur- lijko kleur. Hieruit blijkt, dat de wilde volken reeds lang bekend zijn met het kunstmatig ver- ?cn van dieren. Wekelijksche Kalender. Zondag. Smart is de ploeg, die de ziel ontvanke lijk maakt voor de groote waarheden ran ons bestaan. Maandag. Niet org is 't, als do tijd met sneeuw uw haren tooit, Wèl is 'fc dat, als hij de sneeuw u in 'fc harte strooit. Dinsdag. Het loven moet opgewekt zijn on eon ge not. Was dit het geval niet, wij zouden do dooden benijden. Woensdag. Wie zijn kas in even «riofat wil houden, moet óf de tering naar de nering, óf do nering naar de tering zetten. V Donderdag. Veel meer dan wij gewoonlijk bedenken zijn ons lot en ons leven wat wijzelf zo doen zijn. V Vrijdag. Men is dikwijls hot geestigst, wanneer men dit niet toont, en vooral, wanneer men doet alsof men niet merkt, dat anderen geen geest bezitteo. Zaterdag. Datgene, wat ons baj joon verbitterd mensch het meest hindert, is, dat wij als beul beeohouwd worden daar, waar wij •oma het slachtoffer zijn. STOFGOUD. Gemakkelijk bij een groot leed gereed te zijn met de onderwerping aan de almach tige hand des Heeren, doet menigmaal de vraag bij mij rijzen, of hot leed inderdaad wel diep gevoeld is. Ik mag dat greoto woord niet hooren uitspreken dan door menschon met bleeke Kppen, ingevallen wangen on rood beween do oogen. I m m erm&on. Gelijk het loven sterft vóór bot ontleed mes er aan toekwam, en de liefde ver dwijnt zoodra gij haar verklaren wilt, zoo ook is bet schoon bestemd om gaaf en on gedeeld genoten te worden, co wie het zoo niet genieten kan, goniet het nooit. 'D r. A. K u j p r, Ara is hij, 'die begeert rijk to wotóen en die, naarmate hij meer bezit, te bran- dceder verlangt naar een nog meer. max soa. RAADGEVING. Schoonmaken van paarlemoer en echte parolen. Om paarlemoer en echte parelen schoon te maken, kookt men 100 gram tarwezeme len en 200 gram fijngewreven geroosterd brood in water? en legt de voorwerpen een oogenblik in dit mengsel. RECEPT. Tomaten-omelet. Een groote tomaat wordt aan kleine stukjes gesneden en met een gehakt sjalot je vermengd, daarna oven in de pan met boter gebraden tot het geheel bruin is. Men bakt de omelet op de gewone manier en plaatst dit mengsel in het middien, vouwt haar dicht en doet de tomatensaus er omheen op den schotel. STORM. Vriend'lijk bruisend kust het golfje» 't Lenzoam uitgestrekte strand, En brengt van monig zeeman Een groet naar 't Vaderland. Lieflijk, murm'icnd plast het water' Tegen 't rustend scheepsboord aan Van do schuiten, die op 't droge Op den vloed te wachten staan. Vonken stralend zendt de zonne Haren lichtgloed op het nat, Dat in schuim, zoo blank als hagelr Dart'lend uit elkander spat. Kooltjes zendend, spoelt het windje Met de helm plant op dc kruin Van den schutsheer onzer kusten, Van het blinkend, rulle duin. Maar dat bruisen en dat raurra'len En dat stralen van de zon, Weet ge 't niet, of 't ook do voorbod Van een stormwind wezen kon? Zie, Loc angstig blikt die visscber Over 't spieg'lend effen meer, En ho© spoedig zoekt dat schuitje Ginds, de vlakke stranden weer. Hoor, hoe raJ&ch klinkt in de stilte 't Schor en akelig geschreeuw Door de lago duinvalleien Van de schuwe mantelmoeuw. Zie, hoe taant do glans der zonne Aohter donker wolkgevaart, Dat, zioh spieglend in het water, Duisternis ter middag baart. 't Wordt steeds stiller in het ronde, HocVbaar wordt bet zwakst geluicL 'Als ee\ doodskleed spreidt de hemel Zijn© \lonkre vleuglco uit. 'Angst staat in het oog der vrouwe, Di« den horizon bespiedt, Of ze daar, den oever nadrend, 't Hulk jen van haar man ook ziet. Wagglend daalt eon oud gediende Vaxi bet hooge duin torneer, En hij prevelt nauwlijlca hoorbaar, Tot rijn buurman: ,,'fc Wordt booi weer."1 „Ja," zegt deze, en even zuchtend Wijl hij in del verte ziet, Bildt hij: „Heer, bewaar deo leeman, Want wij, mottschen, kunnen 'fc niotl" En nauw ia bet woord gesproken, En het stil gebed geboord, Of het oog ziet 'fc lioht dee bliksems, Dat juiet door de wolken boort; Of het tor hoort de geluiden Van don verren donder aaa, 'Eu hij hoort olree de golven Brullend uit elkander slaag. Verlaten zijn de duinen Verlaten is bet strand En woedend slaat de branding Al wiedend in hot' zand. De storm is opgestoken Hij geesclt veld en plas; Hij slaat zelf» d' eikenstammen En breekt ze door als glas; Hij voert het vlak dor waf ren Ten zwarten hemd heen En over zee en landen Klinkt zijne stem alleen. Zoo daalt reeds de avond neder; Zoo naakt de bange nacht, En wordt bet lioht des morgens In tranen afgewacht. Hij komt. De Gouden Zonne Rijst aaD den Oostertrans, E-n voert, vol speelsche minne, De golvekens ten dans. De stormwind ia geweken. 'De branding is bedaard, En voor den blauwen hemel Verdween hot wolkgevaart. 't Verkondigt alles leven I Natuur is slechts één liedl Maar ach, de dooden hooren Die leven8klankeD oiefc. Eu menig viaicbervrouwe Hoort in het dof gegrom Der zee do droeve mare: „Uw man komt nooit w erom, In 't hevigst van de buien Verging de zwakke schuit, Toen blies do woe9te stormwind - Zijn levensiampjen uit." Als vrouw vol hoop gekomen Keert zij aJs wed uw' weer Eo zegt haar kroost al snikkend: „Gij hebt geen vador meer I" Sergeant (voorlezend) „De volgens bevel van Zaterdag laatstleden van Maan dag op Donderdag gebrachte Woensdags- inspectie, heeft van af heden Vrijdags en op feestdagen Dinsdags plaats I" Een onderwijzer wilde een jongeD, die het hem zeer lastig maakte, bijzonder iD rijn eergevoel straffen; daarom zeide hij: „Je bent niot waardig, deugniet, dat je langer onder je mede-scholieren zit; voortaan zit je hier bij mij." Zachte wenk. K e I 1 n e r (tot gast): „Goeden dag, professor.'' Gast: „Professor? Waarom noem jij mo professor?" Keil oer: „O, omdat u in aw ver strooidheid niot aan een fooi gedocht hebt/' Dame (tot haar onbandigen tafelbuur, die haar al de saus over haar kleed gego ten heeft:) „Troost u, mijnbeer; in elk ge val hebt u van avond een onuitwiaoh baren indruk op mij gemaakt 1" Een exemplaar ran waarde» Zondagsjager (verschrikt tot de keukenmeid)„Wkt, heb je dat haas laten aanbranden?... Ongelukkig schepsel, wist je dan niet, dat ik daar drie jaar over ge schoten heb?'' Antwoord Opgave vorige week. Wij moesten een kruis door middel ran vier knippen in een Vierkant zien te ver anderen. Onderstaande teekening laat zien in wel ke richting deze knippen gegeven mooteD worden. Do vier driehoekjes, die or bij afvallen, passen juist in de hoeken en maken van het kruis een vierkant. Hoe kunt gij van negen lucifers acht maken zonder er één lucifer af te nemen of bij te voegen (Volgende week mededeeling van de wij ze, waarop dit kan geschieden.] In den gouden lichtschijn, die breed-uit, van onder de oranjo met roode vlammen gekl irde lampekap de tafel overstroomde, stond het zilveren theegerei gezellig te glanzen, met allemaal stil flonkerende lichtvlekken en streepjes, en de mal-bolle weerspiegeling, klein, van de dingeD rond om. Het breed-bollige van den bouilloir, dien Joantjc net had binnengebracht, kaat st© den óók spiegelenden theepot, het sui kervaasje, de lepels in bet kristallen stand aardje, de vreemd-verhoekte krant terug, 'en io het glimmen van den theepot flik kerde verkleind, een levende lichtstip, het Bpiritu8vlammetje onder den waterketel. Het gas suisde. Langzaam tiktakte de pendulo op den marmeren schoorsteen, die den van koper-smeedwerk glanzenden haard overhuifde. De donkerrood© pelu- chen overgordijnen breedden neor tot op den grond, en in zijn kooi daarvoor tukte Lorre wijsgeerig op het midden van zijn stok; Boms kwamen de wijze, donkere oog jes even open, om dan weer weg te schuilen aohter het wibgrijzigo, fluweelig-aanziende ooglidje, en t.ns hoorde je hem, toen hij door een beweging van mevrouw Blanke wakker schrok, zijn guitig-geïntoneerd Lekker hier hè?" kraakpraten. Dao was het weer heel stil in de kamor, een intieme gezel ligheidsj lust. Mevrouw Blanke, een grijsharige vijftigjarige, voelde de rust als een vriendelijke innigheid, vaax- in de dingen rond haar, do donker-mahonie meubelen, de portretfcoD en sohi.uerijen aan de wanden, als goede vrienden waren, met lachende oogenals vrienden, die haar ver telden van dingen, die voorbij, van blijde en droeve uren, die beengevloden waxen. Haar boek, open vóór haar, had zdj nu ter zij geschoven, en met etil bewegen, als vreesde zij verstoring der zoete rust, die de •kamer boweldadigde, goot zij het kokende water op de thee Kleine stoom wolkjes doften op tegen het fclle lamplicht, dat even verschemerde. Dan zette ze de cosy ovor het trekpotje en ging zitten. De pendulo tingdc negen heldere slagjes, metaalklank van rondende helderheid, even natrillend in dc kamer-stilte. Mevrouw Blanke keek opja, zij had goed geteld, negen uur..., negen uur En nóg bleef Em my weg.. I De kalme rust in de trekken van haar gelaat vervlood door de peinzende aaam trek king van het voorhoofd, onrustig dwaalde de blik der blauwe oogen nog eens naar de pendule. Zij poogde weer te lesen, maar het ging niet Het boek schoof zo weg, peinzend leunde ze achterover in haar gemakkelijken stoel. Langzaam gingen de oogen toe. Maar zij sliep niet. Met gesloten oogen zag ze alles weer gebeuren, zag zij de beelden opkomoD van lang, Lang geleden, bijna twintig jaar. Toen ook St.-Nioolaasavond. De'avond, die verrassingen brengt. Zij wiBt Let nog heel goed. Hij en zij. samen hadden ze er zich op verhougd, weken lang, hot gaf een blijde gezelligheid in huis, het samen-weten van het geheim, dat verrassing brongen zou aan kleine Emmy, driejarig zonne schijntje in bun jonge huishouding O, pop pen had Emmy bij de vleet gehad, meisjeB en jongetjes, en boerinnetjes, en eeD ma troos, nk den harlekijn en den elastieken paJjas, maar hot gróót verlangeü van haar klein kinderzieltje was naar „heele groote poppie" g^weeot. En toen hadden zij samen, hij en zdj, in de winkels gezocht, tot ze een poppokop vonden, die mooi genoeg was voor buD kleine, mooie Emmy, en van haar eigen haar bad zoj afgesneden om een echt pruik je te laten maken voor de pop van Emmy, omdat zij vreemd haar toch altijd nes vond voor haar kind. En samen, daarna, hadden ze een loeren romp gaan koopen, en sanen goed voor een „mooie jurk" eD bont voor eeD poppe* wintermantel eD een poppemuts, en 'aavond3, als kleine Emmy haar dagtaak en haar speelgot i i-i den slaap vergat of er van droomde, dan zat zij, met een innerlijke verheuging te naaien aan het kleine knud dige poppegoedje, een verheuging, niet ge ringer bijnas dan toen zij avond aan avond te knutselen zat aaD kinderbemdjes en -flanelletjes voor haar serste, die haar éénige gebleven was. Zij wist bet nog zoo goed, hoe zij samen gepraat hadden: „Zeg, zal jo mo die groo te oogen van d'r zien, als ze zóó'n pop krijgt." En hij: ,,En dan met echt baar, dat ze kammen kan. En die oogen, die slaap- oogen." Zij herinnerde zioh haar vrees nog: ,,dafc die oogen het missohien wat ondeugdelijk maakten"; maar ook, dat zij tocb geen an dere gewild had, omdat slaap-oogen bet genot, het leven waren van een pop, die voor eeD kind een kind is. De St.-Nicolaasdag was gekomen. Een vochtige dag, met een egaaJ-grijze lucht, of het regenen wou. En een vroeg invallende avond Een dag van saaiheid alom in huis. En naar de straat kwam zij Diet, om Emmy. Dit weer was niet goed voor haar DeD heclen dag was haar man weg geweest; de patiënten, velen, in dit jaargetij hielden hem vaat. Tegen den avond, vlak na het eten, was hij uitge roepen, ergens in een buitenbuurt Hij had den koetsier niet willen.laten komen, die zou met zijn jongens ook St.-Nicolaaa- avond hebben I In het avond-denker was een di'kke, in het lantaarn-lioht breed-weg-wolkend e mist komen dalen, die als een benauwende walm op de stad hing. D<j trams kwamen, mot haar sobvfcfcerlicbten, de rijtuigen met hun lampen, ais groote, vuur-oogige beesten in eens naar voren uit den dikken mist, de diohtbijë lantaarns waren aU uitbrandende nachtlichtjes, met geen schijn rondom. De menscben, met hun pakjes beladen, lispen laDgzaam langs de huizenkanten, bang voor botsingen, en voor de grachten Tolkens had zaj staan uitkijken, of Henri niet kwam. Het duurde lang, heel laog En onverklaarbare angst groeide in haar, naast kinderlijk verhingen om Emmy dü te vorrassen. Het kindje begon een beetje te jengelen, werd slaperig. Zou ze? Neen, hij had er zoo op gevlast, op het vei baasde kindergezichtje. Neen, niet naar bed brem gen nog I Do pop was netjes ingepakt, mert de, mooie nieuwe kleeren in eeD groote doos, en bezorgd bij de Dienstverrichting, die om acht ureD aanbellen zou. Toen was bet rijtuig gekomen. Zij hor- innerdo het zioh, heel duidelijk. Zij had gedacht: Heeft bij nu tóch nog een rijtuig, genomen Alleen om JaD den koetsier niet zijn eigen. Maar al ba dcnkeD was incenB weggeslagen in bet vreeselijke, dat ihaar illusies vernietigen kwam. Hot huis was op eenmaal een doodenhuis geworden. De mist, de ontzettende mist, die jo alle uitzicht benam. Vaag herinner de zij zich nog, dat de woorden, vorklar rend hoe het geschied was, als in een droom tot haar waren gekomen- Tranen had zij niet, in 't eerBt. Zwijgend had zij neergelegen voor het bed, waarop hij lag, in zijn natte kleeren, zóó &ls ze hem uit het water gehaald, naar ze dachten g e- red hadden. En van hot schreien van Emmy had zij geen besef, nooh er van, dat Jaantje sussend haar meenam naar de keuken. Fel stond ineens weer de ontroering voor haar van dat moment, toen Emmy, ontsnapt uit de keuken, met blijde ver rukking ineens de kamer binnen-jubelen kwam: ,,0 moeke, moeke, kijk, heele groote pop I" Hoo zij toen met 'n schreeuw als van razernij, bet kind de pop ontrukt en de ze ver, vèr-weggesmoten had. En toen moest zij wel buiten zinneD neergestort, zijn, want wat er toen gebeurd was, wist ze niet meer, niets. Jaar aan jaar, als de heilige-avond na derde, had zij de kast ontsloten, om do pop, zijn pop, aan Emmy te geven. Maar zij bad niet gekund Ze lag nóg in de kast. Mevrouw Blanks stond op cn ont sloot haar secretaire Daar lag de pop, in de nu al ouderwetsche kleertjes. Met be vende handeD nam ze haar, legde haar op do tafel, keek naar het strakke poppe- gozicht, met do gesloten slaap oogen- En langzaam drupte traan na traan langs de wangen „Dag, maatje; dag mamal Een beetje laat. hè? Ja bijna bah i n. Het was bij de Greuzers ook zoo dol-gezellig Hebt ut ook een Sint-Niklaae-cadeau gekregen 1" Dag, Em; .blij <Lat je er ben. I'k maaikte( me aJ ongerust. Die mist. Het is aJfcijdj gevaarlijk I Ja, die pop. Dat is een Sfc.-Ni- klaas-cadeau." „En u doet cr niet aan, zegt u alle( jaren- Ik begrijp het niet. Als u eens wist boe heerlijk het is." „Ik wéét het wel", aarzelde mevrouw Blanke. „Kir ik heb het altijd wel ge weten Maar hierom deed ik het niet. Jou kon ik niet anders geven dan zijn gceohenV-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 13