Tweede Kamer.
Burgerlijke Stand.
FEUILLETON.
Een Heldin.
ÏIBNDB AFDJES&J NO.
Algcmeeoe bepalingen»
Art. 62.
Bij het bouwen moeten goede en duurzar
me materialen op behoorlijke wijze worden
'gebruikt; een en ander ter beoordeéling
ycsn Burgemeester en Wethouders.
Wanneer Burgemeester en Wethouders
ten aanzien van cenigen bouw, eonige ver
nieuwing of herstelling van een woning of
yan een ander gebouw, of van welk werk
ook, van oordcel zijn, dat eenigc construc
tie onvoldoende is of muren of andere con-
jstructiedeelen niet de noodige sterkte
■hebben voor het doel, waarvoor zij moeten
'dienen, moeten de dienaangaando door
••Burgemeester en Wethouders gegeven na
dere voorschriftenin acht genomen.
Art, 83.
Op ieder bouwwerk móeten, tenzij daar
van door Burgemeester en Wethouders ont
heffing is verleend, ten behoeve van de
jsverküeden een inrichting tot het ver
schaffen van goed drinkwater en een of
meer goed bruikbare privaten aanwezig
pijn en onderhouden worden, tor plaatse
£ii van zoodanige inrichting als Burge
meester en. Wethoud rs bepalen.
Indien, ter beoordeeling van. Burgemees
ter cn Wethouders, de aard of de omvang
yan liet bouwwerk of de ligging van het
bouwterrein zulks vordert, moet op of na
bij het werk bovendien een naar het oor
deel van Burgemeester en Wethouders vol
doende ruim cn behoorlijk samengesteld en
ingericht schaftlokaal ter beschikking van
$1© werklieden zijn, welk lokaal gedurende
pc schafturen tot geen ander doeleinde
piag worden gebezigd.
Art. 84.
De eigenaar, do vruchtgebruiker of de
beheerder van een terrein, alwaar ge
bouwd of gesloopt wordt, is op schrifto-
Jijken last van Burgemeester en Wethou
ders, verplicht, voor zooverre het bedoeld©
terrein aan den weg grenst, dit daarvan,
'door schuttingen, ter plaats© en ter hoog
te door Burgemeester en Wethouders te
bepalen, af te scheiden.
De schuttingen en de steigers, welke oij
yie te verrichten werkzaamheden gemaakt
gorden, moeten, zoowel als de loodsen,
Jpelke aan de zijde van den weg binnen of
tegen do schuttingen geplaatst worden,
zoodanig gesteld en ingericht zijn en. uit
poocianige materialenbestaan, dat zij
yoor de veiligheid van de werklieden of
yan de voorbijgangers geen gevaar opleve
ren en dat geen bouwstoffen op den weg
kunnen vallen. Zij moeten, op aanzegging
van Burgemeester en Wethouders, van
ponsondergang tot zonsopgang aan de zij
de van den weg behoorlijk worden ver
licht.
Deze schuttingen, steigers en loodsen
jioctea worden opgeruimd binnen don
daarvoor door Burgemeester en Wethou
ders te stollen termijn.
Bij den aanleg van gemeenteriolen zijn
jle eigenaren van gebouwen, die daaracn
polgens het oordeel van Burgemeester en
Wethouders kunnen aangesloten worden,
yerplicht op schriftelijke kennisgeving
yar. Burgemeester en Wethouders bin
den den daarbij aangegeven termijn,
lot die aansluiting, overeenkomstig de voor
schriften van Burgemeester en Wethouders,
^ede te werken.
Art. 86.
Niemand mag van een vergunning, krach
tens deze verordening verleend, gebruik
baken dan roet nakoming van do daaraan
herbonden voorwaarden of bepalingen.
Het niet nakomen van die voorwaarden
fca bepalingen doet de vergunning, onver
hinderd de strafbepalingen van artikel 92,
alle kracht verliezen.
Art. 87
Alle vergunningen, krachtens deze ver
ordening verleend, kunnen to allen tijde
Jvorden ingetrokken.
Art. 88.
Onder „weg' worden verstaan alle we
gen, paden, straten, grachten, pleinen,
ztegen, hofjes, poorten, sloppen, stoepen
en trottoirs, welke, onverschillig of zij al
dan niet voor don openbaren dienst zijn
bestemd, voor het publiek toegankelijk zijn.
Onder „woning" wordt verstaan een ge
bouw of een gedeelte van eeü gebouw, dat
als afzonderlijke woning voor een gezin
gebruikt wordt of daartoe bestemd is.
ELFDE AFDEELINO.
Uitvoering en straffen.
Art. 89.
Ala overtreders van deze verordening
zullen niet alleen beschouwd worden de
eigenaars, de vruchtgebruikers of de be
heerders der gebouwen en erven, maar ook
architecten, bouwmeesters, opzichters, aan
nemers, werkbazen en alle anderen, die iets
in strijd met baar bepalingen hebben ver
richt of doen verrichten, nagelaten of doen
nalaten»
Art. St).
Onverminderd de toepassing der straffen
op de overtreding van de bepalingen dezer
verordening gesteld, kunnen Burgemeester
en Wethouders alles, wat in strijd daar
mede is daargesteld, ondernomen of nage
laten, desnoods op kosten der overtreders,
doen wegnomen, beletten of verrichten,
overeenkomstig art-. 180 der Gemeentewet
of, voor zooveel die bcpalngen zijn vastge
steld krachtens art. 1 der Woningwet, in
gevolge art. 46 dezer wet. Spoedeischendo
gevallen uitgezonderd, geschiedt dit niet
dan nadat de belanghebbende schriftelijk
ij gewaarschuwd.
Art. 91.
Behalve de dienaren der gemeente-politie
zijn de Directeur der Gemeentewerken, de
Opzichters van de Gemeentewerken en de
Inspecteur der Bouwpolitio belast met het
opsporen der overtredingen van de bepalin
gen dezer verordening.
Deze taak rust mode:
a) op den Commandant en den Ondercom
mandant der Brandweer en de Brandmees
ters, voorzoo veel betreft de artikelen 18, 27
sub f, 33, 39, 40 derde en zesde lid, 43, 44,
46, 48, 56, 57 en 58;
b) op do Buurtcommissarissen, voor zoo
veel betreft de artikelen 71 en 72.
Aan ieder dezer ambtenaren wordt, voor
zooveel do naleving van eenig voorschrift
meer bepaald aan hun zorg ia opgedragen,
do last verstrekt om, ter handhaving dier
bepalingen, zoo noodig, de woningen en
andere gebouwen alsmede do erven ook tegen
den wil van don bewoner binnen te treden
mits met inachtneming van de bepalingen
der Wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad
No. 83)de uitvoering van deze., last zal
te allen tijde mogen plaats hebben.
De overtreding van eenige bepaling der
artikelen 5, 6, 11, 12, 13, 14, 15, 29, 38, 41
eersto lid, 43, 46, 47, 56, 58, 62, 63, 84, 65, 67,
71, 72, 80 tweede lid, en S5 wordt gestraft
met een geldboete van ten hoogsto vijf gul
den; die van eenigc bepaling der artikelen
4, 7, 8, 9, 10, 19, 22, 23, 28, 32, 35, 36, 60, 61,
66, 74, 75, 83 en 84 en van een voorschrift,
krachtens art. 32 vijfde of achtste lid gege
ven, met een geldboete van ten hoogste tien
gulden; dio van eenigo bepaling der artike
len 3, vierde, vijfde en laatste lid, 17, 18, 27,
31, 33, 34, 37, 41, tweede, vierde en vijfde
lid, 42, 44, 46, 48, 51, 52, 55, 68 eerste en
vierde lid, 73 eerste lid en 82 met een geld
boete van ten hoogste vijf-en-twintig
guldendie van eenigo bepaling der artike
len 1 eerste lid, 16 tweede lid, 25 tweede
lid, 30, 39, 50 eerste lid en 57 met een geld
boete van ton hoogste vijf-en-twintig gulden
of hechtenis van ten hoogst© zes dagenen
die van do artikelen 20, 21, 24, 25 eerste lid,
26, 40, 53 en 54 mot een geldboete van ten
hoogste veertien dagen.
Overtreding van artikel 2 Laatste lid
wordt, indien zij betreft een tot woning
bestemd gebouw, gestraft met een geldboete
van ten hoogsto honderd gulden of hechtenis
van ten hoogste een maand, en overigens
met een geldboete van ton hoogsto vijf-en-
twintig gulden of hechtenis van ten hoogste
zes dagen.
TWAALFDE AFDEELING.
Slotbepaling.
Art. 93.
De verordening treedt in werking op den
veertienden dag na haar afkondiging.
Tegelijkertijd wordt buiten werking ge
steld de verordening op het bouwen on
sloopen van den llden Juli 1895 (Gemeen
teblad No. 5.)
Vastgesteld door den Gemeenteraad van
Leidon, gelet op het advies der voer deze
gemeente ingestelde Gezondheidscommissie
dd. 5 Mei 1904, No. 63/5, in zdjn openbare
vergadering van den 12den October 1905.
De Burgemeester,
DE RIDDER.
De Secretaris,
VAN HE YET.
Zijnde dezo verordening aan de Gedepu
teerde Staten van Zuid-Holland, volgens
hun bericht van den 23/26 October 1905, B
No. 2554 (2de afdeeling), G. 8. No. 46/1, in
afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied waar
het behoort, den 4den November 1905.
Zijnde deze verordening door de Gode-
puteerde Staten van Zuid.Holland, bij bo-
sluit van den 23/16 October 1905, B No. 25&1
(2de afdecling) G. S. No. 46/1, goedge
keurd.
En is hiervan afkondiging geschied waar
het behoort, den 4den November 1905.
Burgerm ïster en Wethouders voornoemd,
DE RIDDER, Burgemeester.
VAN HEYfT, Secretaris.
Staatsbejrooting voor 1906.
Bij de algemeene beschouwingen in de
afdeelingen der Tw».odo Kamer kwamen
vele leden op tegen do wijzo, waarop do
tegenstanders van het vorige ministerie
den verkiezingsstrijd hebben gevoerd. Zij
betreurden, dat men getracht heeft door
opwekking van kerkelijke hartstocht^ de
kiezers tegen dat ministerie in het harnas
te jagen. Men noemoo het een vervalschmg
van do waarheid te beweren, dat het vori
ge ministerie, en in het bijzonder de vorige
minister Van binnenlandsche zaken, tot
opwekking van die kerkelijke hartstochten
aanleiding zouden hebben gegeven. Dit is
echter wel geschied door do .wijze, waarop
bij de verkiezingen de antithese tusschen
geloof en ongeloof is bestreden. Men heeft
zich vooral tegen den minister van binnen-
landscho zaken gericht en daarmede den
strijd van zakelijk op persoonlijk terrein
overgebracht.
Een der leden verwonderde zich over
het feit, dat van vrijzinnige zijde is opge
treden tegen de R.K. Kerk, welker invloed
toch zeer is bevorderd door maatregelen,
vroeger door de vrijzinnigen genomen. Hij
kwam ook op tegen do afkeuring, welke
het optreden van predikanteh in den ver
kiezingsstrijd van vrijzinnige zijde heeft
gevonden.
Yele andere leden konden zich met deze
beschouwingen niet vereenigen. Hun
inziens viel niot te ontkenneE, dat het
vorige ministerie geloofshaat beeft gewekt
door niet alleen voortdurend het christe
lijk karakter van het Kabinet op den.
voorgrond te stellen, maar het tevens to
doen voorkomen, alsof zij, dio op politiek
gebied met heb Kabinet medegingen, als
voorstanders en zij, dio dat niet deden,
als tegenstanders van Christus zouden zijn
te beschouwen. De verhouding tusschen de
verschillende richtingen heeft dientenge
volge in de laatste vier jaren een scherper
karakter aangenomen. Is het nu billijk
bet feit, dat de oppositie zich vooral richt
te tegen do politiek van den vorigon mi
nister van Binnenlandsche Zaken, daaraan
toe te schrijven, dat men dit een bruikba
re verkiezingsleuze achtte? Men meende,
dat dit veeleer het natuurlijn.© gevolg was
van do omstandigheid, dat de politieko
gedachte van het vorige ministerie vooral
in dien bewindsman belichaamd was en
dat hij zelf zich, zelfs in buitenlandeche
aangelegenheden, telkens op den voor
grond stelde. Niet zonder reden zag mon
dus in hem een .-.irlijk element in de
politiek. Reeds bij do provinciale verkie
zingen van 1904 en nog meer ^-j de ver
kiezingen voor de Kamer in 1905 is geble
ken, dat vooral door do houding van dit
lid van het vorige ministerie in den lande
een onbehaaglijk gevoel was ontstaan. Ve
len vreesden, dat het aanblijven van dat
ministerie het land zou terugvo'oren tob
de kerkelijko geschillen van vroeger© tij
den. Daarbij kwam, dat heb bij de vrijzin
nigen groot© ergernis had gewekt te zien,
boe genoemde minister hun richting als
ten doodo opgeschreven voorefceld© en met
de minderhoden weinig of geen rekening
hield.
Enkele leden meenden, dat men zich hij
de verkiezingen van vrijzinnige zijdo te
zeer beperkt heeft tot een bestrijding van
de meening van het vorig ministerie om
trent het verband tusschen geloof en poli
tiek en dat zij, die dit deden, zich daardoor
ook op het standpunt der antithese heb
ben gesteld, terwijl tot de ware vrijzinnig
heid niet enkel kan bestaan in het schei
den van politiek en godsdienst.
Van verschillende zijden wcaxi geklaagd
over het gebruik vam onwaardige en on
eerlijke middelen in den verkiezingsstrijd.
De formatie van het nieuwe kabinet gaf
tot uitvoerige besprekingen aanleiding.
Terwijl de grooto meerderheid meende,
dat in den uitslag der verkiezingen voor
het kabinet voldoende reden was gelegen
om aanstonds ontslag to vragen, waren
sommigen van gevoelen, dat het had bo-
hooren af te wachten, welko houding do
Kamer in haar nieuwe samenstelling zou
aannemen.
De meeste leden achtten hem dio als for
mateur van het kabinet is opgetreden
voor het ontvangen der opdracht de meest
aangewezen persoon. Betwijfeld werd of
het nieuwe ministerie in staat zal zijn met
de noodigo kracht werkzaam to zijn.
Verscheidene leden hadden do aankondi
ging van de Grondwetsherziening met
verwondering vernomen. Bij de aigemeeno
verkiezingen was herziening der Grondwet
geenszins de inzet. Enkelo anderen had
den voorshands geen bezwaar tegen Grond
wetsherziening, dio formeel strekkende het
overlaten van de regeling van het kies
recht aan den gewonen wetgever, in wer
kelijkheid moet dienon als eerste stap tot
invoering van algemeen stemrecht. Weer
anderen zouden boven c-en blanco-artikel
aan opneming van bepalingen tot invoo-
ring van algemeen stemrecht in do Grond
wet de voorkeur hebben gegeven.
Hoofdstuk V Binnenlandsche Zaken).
Aan het Yoorlooplg Verslag wordt het
volgende ontleend
Sommige loden moenden met het oog op
hot eindcijfer, eeu waarschuwende stem to
moeten doen hooren tegen opdrijving van do
uitgaven. In het bijzonder de uitgaven voor
het hooger onderwijs gaven h. i. wolnig blijk,
dat Inderdaad ernstig naar zuinigheid zou z\Jn
gestreefd.
BU de artikelen werd do regeering aango-
spoord, spoedig do bezwaren weg to nemen,
die nog tegen bet studeeron aan onze univer
siteiten voor Zuid Afrikaansche studenten
bostaan.
Opheldering werd gevraagd naar aanleiding
van het ontbroken van eon post op do begroo
ting voor aanstelling van buitengewone hoog
leeraren.
Ook wilde men oen loerstoel in do phyaischo
therapie en hydrotherapy.
Men vroeg naar do plannen van do regoerlng
inzake een hervorming der theologische
faculteit on of dezo plannen strookten met de
bekende inzichten van de heoren Schokking
en De Visser.
Over de waarde van do studio dor klassieke
letteren werd wederom van gedachten gewis
seld naar aanleiding van den uitgesproken
wenBoh om voor hen, die eindexamen hoogere
burgerschool deden, hot examen in Grieksch
en Lattju, wannoer il) aan do unirereltelt
willen promovoeren, minder zwaar te maken.
De vraag werd gedaan, of do „Vereeniglng
voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden
grondslag" reeds een verzoek om subsidie
deed. Hot had ook do aandacht getrokken,
dat de begrooting nog geon post bevat voor
8ubsidlln aan b(Jzendere gymnasia.
Aanmerking werd gomaakt op de verhoogde
jaarwedde voor den nieuw benoemden hoog
leeraar in het Romeinsch-Holland&ch recht to
Leiden 6000) omdat deze „niet to bewegen
waa" (.volgens do Memorie van Toelichting)
voor minder z\Jn ambt te aanvaarden.
Kr&ohtig werd aangedrongen op een eindelijk
voorzien in den „onhoudbaren toestand" van
het Ethnografisch Musoum.
„Bevreemding en leedwezen" waren gewekt
door de bekende samenstelling van het cura
torium der Technischo Hoogeschool. Mon had
liever leden met technische kennis daarin
gezien, doch andoren aehtton dezon oiech voor
een college Yan curatoren niet to stellen.
De wD»«, waarop de Begeering voornemens
bleek te voorzien ia de opgekomen behoefte
ia i botwe loealiteit voor het m#nbouwkundlg
onderwas, achtto roon buitengewoon kostbaar.
Suppletoirs Ooriogslegi ooting 1906.
Ter beëindiging van den aanmaak en d©
aanschaffing van hot benoodigdo voor do
vcrwapening der bereden artillerie, wordt
voor 1906 een bedrag van 995,000 als
laatst© termijn aangevraagd. Dit moet in
hoofdzaak dienen, behalve tor bestrijding
van do kosten van het nog ontbrekende
aan caissons, buskruit, projectielen, paar-
detuig, enz., tot bot verkrijgen van schil
den en vizieriurichtingen voor hot in den
loop van 1906 door de Kruppsohe -vennoot
schap te leveren g^üchut. Met de voorge
stelde aansohaffingv an werktuigen wordt
beoogd de eigen werkplaatsen met betrek
king tot don aanmaak van munitie tot
nadere aanvulling van het verbruikte uit
don voorraad zooveel mogelijk onafhanke
lijk te maken van bot buitenland. Van hot
thans aangevraagdo zal nagenoeg ƒ700,000
hier te lande besteed worden. Bij vroegoro
wetten word reeda 5,939,900 toegestaan
voor do bewaponing der bereden artillerie
zoodat do goheelo aanvrage voor dit doel
zal beloopen 6,934,900. In 1903 werd daar
voor de som va'n hoogstens 700,000 ge
raamd.
Terrnlachlns van voeding*- ©n
verbraiksortikelen.
Do be ©ren dr. Van Hamel Roos co Har
mens to Amsterdam hebben een adres aan
don minister van binnenlandaaho zaken ont
worpen, waarep zij adhacsio-betuigingen in
wachten. Adressanten geven in dit adres to
kennen
lo- dat zij overtuigd zijn van do dringende
noodzakelijkheid van het tot stand komen
een er wettelijke regeling tot beteugeling dor
vorvalschingen van voedings- en vorbruiks-
artikeien.
2o. dat aan een dergelijke regeling even
wel vooraf behoort to gaan, do samenstel
ling van een Code, waarin do normen voor
komen aan wolko de verschil tend© handels
artikelen behooren to voldoen;
3o. dat do samenstelling van een dorgoLij-
ko Code mogo opgedragen worden aaf2
daartoo door de regeoring to benoemen amb-»
tonaren welko ook nil do bedoelde samou-
stolling, belast zoudon blijven met o-^entueol
noodige herziening, reep aanvulling der be
handelde artikelen.
Redenen waarom znj aandringen op hot zooi
spoedig doenlijk benoemen van bodooldo
ambtenaren, ton einde eon zoowel voor hn.n-
del en industrie, als voor do rechtspleging
in zako vervalschingon onhoudbaren toe
stand te doen ophouden.
0EGSTUEKST. Gehuwd: W. Nagtegaal on
G. RaroDsbergen.
Go boren: Hondrikus, Z. van li. flatland en
O. A. Uding. Johanna Adriana, D. van G.
Vorhart en M. van ötojjn. Johannoa, Z. van
J. Hakkar «n M. van SaDtou. Cornelia Hondrika,
D. von A. Heemskork on G. Star. Uoertruida,
D. van J. iiruoêoe en W. van dor Mej. Cornelia
Huiberdiua, D. van D. Stravora on 0. Book.
Helena Henderica lluberdioa, D. van F. W.
Marqaenio en F. W. H. Wonnekorg. Alida
Jftcoba, D. vun A. van 0a on G. Kweokel.
Andriou Anthonius, Z. van 0. J. Spierenburg on
M. de Koodo. Karei, Z. van J. Markvelu en
L. Poldervaart, te 'a Gravenhaae.
Ovorlodon: Honriotto wiiholmina Alida
Oostveen, 88 j., te Leiden. Gerard de Hom, 8
m. Johanna Jacoba Jansen, 76 j., acht,,, van
Jan Meel. Maria Magdaiona Vrookon, 6 j.
Gerrit van der Giesaen, lm. Petrus Cornell's
Komijn, 53 j,, wodr. van A. van Kgmond, te
Voorhonk Petronella Ne(j«aen, 76 jn echtg.
van H. Waeeenborg. Johannes Hakker, 12 d.
Gerrit JnDgeriub, 71 j., ook tg, van E. van liaafteu.
Jan Chrietuan Theodeor boboffer, 49 j,, echtg,
van L. F. T. Meiboom. Catharina Sengling, 6
j. Kecoko PriuB, 48 j., to Rotterdam. Sara
Johanna JJrontink, 82 j., echtg van S. J. Doutna
to Egmond. Johanna van do Y/otering, 73 j.,
wed. van D. L. Sohuddomat, te Leiden.
CORRESPONDENTIE. Ken paar
gezonden stukken moesten tot ^on volgenit
nummer blijven liggen.
C6)
„Hm, hm." Nog geheel onder den indruk
van zijn teleurstelling, bekeek hij mij zóó
.wantrouwend, dat ik al mijn moed noodig
had om zijn scherpe blikken te doorstaan.
„Hebó gij ervaring V' vroeg hij barsch.
„Neen, maar den besten wil."
„Verscheidene menschen wenschen u te
preken, mr. Thorold," ging Erasmus
>oort. Louter dringende aangelegenhe
den."
„Goed, goed, dan laat ik deze dame aan
,üw zorg over. Zij moet dadebjk ingeënt
(worden en iets to eten krijgen. V-erzoek
mrs. Manuel, haar onder haar hoede te ne
men. GoeJc.-, nacht, miss Eerrars. Ik zal
uw goed dadebjk hier laten heenbrengen."
Met dio woorden nam mr. Thorold zijn
piute af cn snelde weg.
Erasmus bereidde niet alleen de artse
nijen in zijn kleine apotheek, maar hij
hecrschte ook met onbeperkte macht en
ijzeren schepter over do vrouwenafdealing
van het kamp. Hij deelde verordeningen
en bevelen uit, snauwde zijn helpers af
en strafte elke ongehoorzaamheid, elk ver
zuim met onverbiddelijke gestrengheid-
Hij was daarbij een groote, kerngezonde
rian van buitengewone lichaamskracht.
Hij deed dagelijks eenigc malen een rond
ing door de ziekenzalen, voelde den pa
tiënten den pols cn beschouwde de tongen,
^aarbij.^ hij bedreigingen en vermoedens,
A&agevingen cf vermaningen uitdeelde,
en ik ben vast overtuigd, dat menige pa
tiënte alleen uit sidderende vrees voor
Erasmus in het leven is gebleven. Hij
stond immers geen van haar toe zich a-yn
den angst voor den dood over te geven en
reeds de toon van zijn stem wekte ze uit
haar govaarbjke slaapzucht op.
Zijn personeel van verpleegsters, hetwelk
gedeeltelijk tot do mindere klasse behoorde
en vermoeid en overwerkt was, bleek zoo
week als was in zijn Landen te zijn. In do
eerste plaats mrs. Manuel, die toch boven
hem stond, maar over wie hij op schande
lijke wijze den baas speelde en die hij met
do grootste minachting behandelde. Verder
waren er nog vier Indische verpleegsters
van beroep met haar helpsters, doch deze
waren op verre na niet voldoende voor het
groot getal zieken, dat nog dagelijks toe
nam. Het was dus geen wonder, dat de
apotheker zich dadelijk na mr. Thorolds
vertrek met een war® woede van mij mees
ter maakte.
Hij bracht mij dadebjk naar zijn aller
heiligst© en liet mij aan zjjn avondmaal
deelnemen, dat uit sterk gekruide, in
bouillon gekookte rijst en uitstekende koffie
bestond, waarvoor ik hom van harte dank
baar was. Nadat wij ondeT plechtig stilzwij
gen ons maal hadden genuttigd, moest ik
hem haastig naar de operatiekamer volg6n,
waar hij mij met een sohorp, op een stop
naald gelijkend instrument inentte, dat hij
mot bbjkbaar genoegen in hot 'dikst© gedeel
te van mijn arm stiafc. Hierop gaf hij met
luidèr stem in een mij onbekende taal een
bevel en na korten tijd verscheen buiten
adem een vrouwtje in een grijze japon en
onderdanige houding in de opening van d©
deur.
„Mrs. Manuel, hier is voor u een zustor
op proef," verkondigde Erasmus met de
houding van eon heerecher, die een slaaf
^en gunst bewijst.
Mi*s. Manuel had een zeer donker teint.
Zij droeg haar zwart haar glad achterover
uit het voorhoofd gekamd en uit het ver
standige, maar kebjke gelaat fonkelden de
kleine, ronde oogen als twee zwarte soboen-
knoopjes. Zij keek mij een oogenblik vol
verbazing aan ©n beschouwde mijn nieuwcr-
wetschen hoed, mijn zijden stofmantel en
mijn mooie, bruine schoenen; bestanddcokn
van mijn huwabjksuitzet.
„Ja, ja, nietwaar", ging Erasmus voort,
„zij ziet er niot uit als een veelbelovende
ziekenverpleegster. Haar ajah heeft de peet
en mr. Thorold hracht haar zelf vaa
postbungalow hierheen. Morgen kunt gij
miss F omar s in barak vier installeer-en-
Breng haar nu naar haar kamer."
„Jawel, mr. Erasmus. Zeker, mr. Eras
mus. Maar in welk© kamer?" vroeg de doc
tores schuchter.
„Wel, in i-iss Smith's kamer natuurlijk;
een andere is er immers niet. En moeht
haar die niet bêbtLgen," (hij wierp mij een
scherpen blik toe) „dan blijft Laar niets
anders dan do bungalow over. Morjjiu-
vroeg, precies om acht uur, moet gij n hij
mij aanmelden, dan zal ik n met uw plieh
ten bekend mak«Q. Zij heeft haar souper
reeds gehad, m«. Manuel?"
Nog een gebiedende beweging met de>
hand en wij waren beiden ent dagen en
stonden in het volgend® oogenblik buiten
in den zachten, donkeren nacht.
„Heeft u in uw loven ooit zulk een mon
ster gezien?" riep mijn gezellin, terwijl zij
mij tusschen twee rijen lage barakken dcor
leidde-
„Hij is zeker buitengewoon groot."
„Ja, en hij is vet als een gemest varken,
ik bedoel echter zijn Dianieren.''
„Ah zoo; het komt mij voor, dat hij die
in het geheel niet bezit."
„Ja, daar heeft u gelijk aan en uit zijn
optreden zou men opmaken, dat hij do dok
ter is cn ik d« apotheker ben."
„Dat zou ik zeker gedacht hebben."
„En toch ben ik degeno, die gestudeerd
en in Calcutta het doktersexamen afgelegd
hob, terwijl hij de zoon is van een kok m
Chitagoog," zoidc zij, bevend van tooru.
Hij tiranniseert op ongehoorde wijze dit
kamp, ten minste dc vrouwenafdeeling, en
iedereen is bang voor hem. Hij brult en
tiert echter ook als een naaaiidc buffel."
„Maar dat is toch niet alles, vrat hij
d«et."
„Ja zeker, hij ia zeer verstandig en hooft
veol ervaring, dat geef ik toe. Ik bem ech
ter ook bang voor hem on vind nooit den
moed, mijn pOBttio tegenover hem to hand-
hoveou is dus een vrijwillig© zieken-
v er ploeg® ter?"
„Je, en wel eoo zeer onervarene, ik neem
elk onderricht «n elk© aanwijzing ten hoog
ste dankbaar ran u aan."
„Good, goed, dat zal zich wel schikken;
wij hebben dringend hulp noodig. Hier is
uw woning." Met die woorden opende zij
een deur en wij traden binnen. Zult gij u
niet al te angstig maken?"
Het wa« een klein, laag vertrek met
matten op den vloer, waarin ecu net void-
bed, een leuningstoel en een tafel met oen
lamp stonden. Oogenschijnlijk had men het
bed zoo juist pas van schoone lakens en
sloopen voorzien en ook mijn bagage was
binnengobracht cn losgegespt.
„Het is hier immers heel behaaglijk",
merkt© ik op, toen ik bij hot rondkijken at
dezo bijzonderheden opmerkt©.
„Zooale ik zie, heeft mr. Thorold reeds
zijn bevelen gegeven. Zult gij u werkelijk
niet angstig maken?" herhaalde mijn gezel
lin met nadruk. „Ik bedoel om hier zoo
alleen te slapen?"
„Noen, werkelijk niet. Waarvoor zou ik
ook bang zijn?" En ik keek haar moedig
aan.
„Nu, ïjt bedoel, omdat niisa Smith hier
in dit ledikant gestorven iB. Maar gij hebt
zeker goede zenuwen?" Zij zette daarbij
ccn tamelijk twijfolaohtig gezicht.
„O ja, zeker". En daar ik zeer moe waa
en cr onboeehrijflijk naar verlaagd©, mijn
hoofd ergens neer to leggen, zeide ik alleen
nog: „Ik geef er volstrekt nieta om. Ik
mag imuaers toch veronderstellen, dat het
bed ontsaieb is?"
„Maar natuurlijk. Welnu, dus morgen
vroeg om aeven uren zal ik u wekken. Ik
heb van nacht dionet. Slaap wèl."
Ik kleedde mij in allerijl uit en wierp mij
op liet zindelijke, witte bed. Ofschoon
half dood van vermoeidheid, thrip.terde
toch een afschuwelijk® stem in mijn bin
nenste mij toe, dat het wetsn, hotwolk
hier het laatet had gerust, czn Bogeis'-ho
was geweeet, evenals ik zelve ca dat zij in
ditzelfde bed aan de pest, aan die vree&>
lijke ziekte, was gestorven. E&ar levenloos
lichaam had op de&e zalfde matras uitge
strekt gelegen, in ditzelfde kucecn had sij
baar laateten adem uitgeblazen; hier had
zij verstijfd gelegen, totdat uien haar
weggebracht en verbrand had.
(Wardi vervotgd.