Tweede Kamer. Burgerlijke Stand. FEUILLETON. Een Heldin. ÏIBNDB AFDJES&J NO. Algcmeeoe bepalingen» Art. 62. Bij het bouwen moeten goede en duurzar me materialen op behoorlijke wijze worden 'gebruikt; een en ander ter beoordeéling ycsn Burgemeester en Wethouders. Wanneer Burgemeester en Wethouders ten aanzien van cenigen bouw, eonige ver nieuwing of herstelling van een woning of yan een ander gebouw, of van welk werk ook, van oordcel zijn, dat eenigc construc tie onvoldoende is of muren of andere con- jstructiedeelen niet de noodige sterkte ■hebben voor het doel, waarvoor zij moeten 'dienen, moeten de dienaangaando door ••Burgemeester en Wethouders gegeven na dere voorschriftenin acht genomen. Art, 83. Op ieder bouwwerk móeten, tenzij daar van door Burgemeester en Wethouders ont heffing is verleend, ten behoeve van de jsverküeden een inrichting tot het ver schaffen van goed drinkwater en een of meer goed bruikbare privaten aanwezig pijn en onderhouden worden, tor plaatse £ii van zoodanige inrichting als Burge meester en. Wethoud rs bepalen. Indien, ter beoordeeling van. Burgemees ter cn Wethouders, de aard of de omvang yan liet bouwwerk of de ligging van het bouwterrein zulks vordert, moet op of na bij het werk bovendien een naar het oor deel van Burgemeester en Wethouders vol doende ruim cn behoorlijk samengesteld en ingericht schaftlokaal ter beschikking van $1© werklieden zijn, welk lokaal gedurende pc schafturen tot geen ander doeleinde piag worden gebezigd. Art. 84. De eigenaar, do vruchtgebruiker of de beheerder van een terrein, alwaar ge bouwd of gesloopt wordt, is op schrifto- Jijken last van Burgemeester en Wethou ders, verplicht, voor zooverre het bedoeld© terrein aan den weg grenst, dit daarvan, 'door schuttingen, ter plaats© en ter hoog te door Burgemeester en Wethouders te bepalen, af te scheiden. De schuttingen en de steigers, welke oij yie te verrichten werkzaamheden gemaakt gorden, moeten, zoowel als de loodsen, Jpelke aan de zijde van den weg binnen of tegen do schuttingen geplaatst worden, zoodanig gesteld en ingericht zijn en. uit poocianige materialenbestaan, dat zij yoor de veiligheid van de werklieden of yan de voorbijgangers geen gevaar opleve ren en dat geen bouwstoffen op den weg kunnen vallen. Zij moeten, op aanzegging van Burgemeester en Wethouders, van ponsondergang tot zonsopgang aan de zij de van den weg behoorlijk worden ver licht. Deze schuttingen, steigers en loodsen jioctea worden opgeruimd binnen don daarvoor door Burgemeester en Wethou ders te stollen termijn. Bij den aanleg van gemeenteriolen zijn jle eigenaren van gebouwen, die daaracn polgens het oordeel van Burgemeester en Wethouders kunnen aangesloten worden, yerplicht op schriftelijke kennisgeving yar. Burgemeester en Wethouders bin den den daarbij aangegeven termijn, lot die aansluiting, overeenkomstig de voor schriften van Burgemeester en Wethouders, ^ede te werken. Art. 86. Niemand mag van een vergunning, krach tens deze verordening verleend, gebruik baken dan roet nakoming van do daaraan herbonden voorwaarden of bepalingen. Het niet nakomen van die voorwaarden fca bepalingen doet de vergunning, onver hinderd de strafbepalingen van artikel 92, alle kracht verliezen. Art. 87 Alle vergunningen, krachtens deze ver ordening verleend, kunnen to allen tijde Jvorden ingetrokken. Art. 88. Onder „weg' worden verstaan alle we gen, paden, straten, grachten, pleinen, ztegen, hofjes, poorten, sloppen, stoepen en trottoirs, welke, onverschillig of zij al dan niet voor don openbaren dienst zijn bestemd, voor het publiek toegankelijk zijn. Onder „woning" wordt verstaan een ge bouw of een gedeelte van eeü gebouw, dat als afzonderlijke woning voor een gezin gebruikt wordt of daartoe bestemd is. ELFDE AFDEELINO. Uitvoering en straffen. Art. 89. Ala overtreders van deze verordening zullen niet alleen beschouwd worden de eigenaars, de vruchtgebruikers of de be heerders der gebouwen en erven, maar ook architecten, bouwmeesters, opzichters, aan nemers, werkbazen en alle anderen, die iets in strijd met baar bepalingen hebben ver richt of doen verrichten, nagelaten of doen nalaten» Art. St). Onverminderd de toepassing der straffen op de overtreding van de bepalingen dezer verordening gesteld, kunnen Burgemeester en Wethouders alles, wat in strijd daar mede is daargesteld, ondernomen of nage laten, desnoods op kosten der overtreders, doen wegnomen, beletten of verrichten, overeenkomstig art-. 180 der Gemeentewet of, voor zooveel die bcpalngen zijn vastge steld krachtens art. 1 der Woningwet, in gevolge art. 46 dezer wet. Spoedeischendo gevallen uitgezonderd, geschiedt dit niet dan nadat de belanghebbende schriftelijk ij gewaarschuwd. Art. 91. Behalve de dienaren der gemeente-politie zijn de Directeur der Gemeentewerken, de Opzichters van de Gemeentewerken en de Inspecteur der Bouwpolitio belast met het opsporen der overtredingen van de bepalin gen dezer verordening. Deze taak rust mode: a) op den Commandant en den Ondercom mandant der Brandweer en de Brandmees ters, voorzoo veel betreft de artikelen 18, 27 sub f, 33, 39, 40 derde en zesde lid, 43, 44, 46, 48, 56, 57 en 58; b) op do Buurtcommissarissen, voor zoo veel betreft de artikelen 71 en 72. Aan ieder dezer ambtenaren wordt, voor zooveel do naleving van eenig voorschrift meer bepaald aan hun zorg ia opgedragen, do last verstrekt om, ter handhaving dier bepalingen, zoo noodig, de woningen en andere gebouwen alsmede do erven ook tegen den wil van don bewoner binnen te treden mits met inachtneming van de bepalingen der Wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad No. 83)de uitvoering van deze., last zal te allen tijde mogen plaats hebben. De overtreding van eenige bepaling der artikelen 5, 6, 11, 12, 13, 14, 15, 29, 38, 41 eersto lid, 43, 46, 47, 56, 58, 62, 63, 84, 65, 67, 71, 72, 80 tweede lid, en S5 wordt gestraft met een geldboete van ten hoogsto vijf gul den; die van eenigc bepaling der artikelen 4, 7, 8, 9, 10, 19, 22, 23, 28, 32, 35, 36, 60, 61, 66, 74, 75, 83 en 84 en van een voorschrift, krachtens art. 32 vijfde of achtste lid gege ven, met een geldboete van ten hoogste tien gulden; dio van eenigo bepaling der artike len 3, vierde, vijfde en laatste lid, 17, 18, 27, 31, 33, 34, 37, 41, tweede, vierde en vijfde lid, 42, 44, 46, 48, 51, 52, 55, 68 eerste en vierde lid, 73 eerste lid en 82 met een geld boete van ten hoogste vijf-en-twintig guldendie van eenigo bepaling der artike len 1 eerste lid, 16 tweede lid, 25 tweede lid, 30, 39, 50 eerste lid en 57 met een geld boete van ton hoogste vijf-en-twintig gulden of hechtenis van ten hoogst© zes dagenen die van do artikelen 20, 21, 24, 25 eerste lid, 26, 40, 53 en 54 mot een geldboete van ten hoogste veertien dagen. Overtreding van artikel 2 Laatste lid wordt, indien zij betreft een tot woning bestemd gebouw, gestraft met een geldboete van ten hoogsto honderd gulden of hechtenis van ten hoogste een maand, en overigens met een geldboete van ton hoogsto vijf-en- twintig gulden of hechtenis van ten hoogste zes dagen. TWAALFDE AFDEELING. Slotbepaling. Art. 93. De verordening treedt in werking op den veertienden dag na haar afkondiging. Tegelijkertijd wordt buiten werking ge steld de verordening op het bouwen on sloopen van den llden Juli 1895 (Gemeen teblad No. 5.) Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leidon, gelet op het advies der voer deze gemeente ingestelde Gezondheidscommissie dd. 5 Mei 1904, No. 63/5, in zdjn openbare vergadering van den 12den October 1905. De Burgemeester, DE RIDDER. De Secretaris, VAN HE YET. Zijnde dezo verordening aan de Gedepu teerde Staten van Zuid-Holland, volgens hun bericht van den 23/26 October 1905, B No. 2554 (2de afdeeling), G. 8. No. 46/1, in afschrift medegedeeld. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 4den November 1905. Zijnde deze verordening door de Gode- puteerde Staten van Zuid.Holland, bij bo- sluit van den 23/16 October 1905, B No. 25&1 (2de afdecling) G. S. No. 46/1, goedge keurd. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 4den November 1905. Burgerm ïster en Wethouders voornoemd, DE RIDDER, Burgemeester. VAN HEYfT, Secretaris. Staatsbejrooting voor 1906. Bij de algemeene beschouwingen in de afdeelingen der Tw».odo Kamer kwamen vele leden op tegen do wijzo, waarop do tegenstanders van het vorige ministerie den verkiezingsstrijd hebben gevoerd. Zij betreurden, dat men getracht heeft door opwekking van kerkelijke hartstocht^ de kiezers tegen dat ministerie in het harnas te jagen. Men noemoo het een vervalschmg van do waarheid te beweren, dat het vori ge ministerie, en in het bijzonder de vorige minister Van binnenlandsche zaken, tot opwekking van die kerkelijke hartstochten aanleiding zouden hebben gegeven. Dit is echter wel geschied door do .wijze, waarop bij de verkiezingen de antithese tusschen geloof en ongeloof is bestreden. Men heeft zich vooral tegen den minister van binnen- landscho zaken gericht en daarmede den strijd van zakelijk op persoonlijk terrein overgebracht. Een der leden verwonderde zich over het feit, dat van vrijzinnige zijde is opge treden tegen de R.K. Kerk, welker invloed toch zeer is bevorderd door maatregelen, vroeger door de vrijzinnigen genomen. Hij kwam ook op tegen do afkeuring, welke het optreden van predikanteh in den ver kiezingsstrijd van vrijzinnige zijde heeft gevonden. Yele andere leden konden zich met deze beschouwingen niet vereenigen. Hun inziens viel niot te ontkenneE, dat het vorige ministerie geloofshaat beeft gewekt door niet alleen voortdurend het christe lijk karakter van het Kabinet op den. voorgrond te stellen, maar het tevens to doen voorkomen, alsof zij, dio op politiek gebied met heb Kabinet medegingen, als voorstanders en zij, dio dat niet deden, als tegenstanders van Christus zouden zijn te beschouwen. De verhouding tusschen de verschillende richtingen heeft dientenge volge in de laatste vier jaren een scherper karakter aangenomen. Is het nu billijk bet feit, dat de oppositie zich vooral richt te tegen do politiek van den vorigon mi nister van Binnenlandsche Zaken, daaraan toe te schrijven, dat men dit een bruikba re verkiezingsleuze achtte? Men meende, dat dit veeleer het natuurlijn.© gevolg was van do omstandigheid, dat de politieko gedachte van het vorige ministerie vooral in dien bewindsman belichaamd was en dat hij zelf zich, zelfs in buitenlandeche aangelegenheden, telkens op den voor grond stelde. Niet zonder reden zag mon dus in hem een .-.irlijk element in de politiek. Reeds bij do provinciale verkie zingen van 1904 en nog meer ^-j de ver kiezingen voor de Kamer in 1905 is geble ken, dat vooral door do houding van dit lid van het vorige ministerie in den lande een onbehaaglijk gevoel was ontstaan. Ve len vreesden, dat het aanblijven van dat ministerie het land zou terugvo'oren tob de kerkelijko geschillen van vroeger© tij den. Daarbij kwam, dat heb bij de vrijzin nigen groot© ergernis had gewekt te zien, boe genoemde minister hun richting als ten doodo opgeschreven voorefceld© en met de minderhoden weinig of geen rekening hield. Enkele leden meenden, dat men zich hij de verkiezingen van vrijzinnige zijdo te zeer beperkt heeft tot een bestrijding van de meening van het vorig ministerie om trent het verband tusschen geloof en poli tiek en dat zij, die dit deden, zich daardoor ook op het standpunt der antithese heb ben gesteld, terwijl tot de ware vrijzinnig heid niet enkel kan bestaan in het schei den van politiek en godsdienst. Van verschillende zijden wcaxi geklaagd over het gebruik vam onwaardige en on eerlijke middelen in den verkiezingsstrijd. De formatie van het nieuwe kabinet gaf tot uitvoerige besprekingen aanleiding. Terwijl de grooto meerderheid meende, dat in den uitslag der verkiezingen voor het kabinet voldoende reden was gelegen om aanstonds ontslag to vragen, waren sommigen van gevoelen, dat het had bo- hooren af te wachten, welko houding do Kamer in haar nieuwe samenstelling zou aannemen. De meeste leden achtten hem dio als for mateur van het kabinet is opgetreden voor het ontvangen der opdracht de meest aangewezen persoon. Betwijfeld werd of het nieuwe ministerie in staat zal zijn met de noodigo kracht werkzaam to zijn. Verscheidene leden hadden do aankondi ging van de Grondwetsherziening met verwondering vernomen. Bij de aigemeeno verkiezingen was herziening der Grondwet geenszins de inzet. Enkelo anderen had den voorshands geen bezwaar tegen Grond wetsherziening, dio formeel strekkende het overlaten van de regeling van het kies recht aan den gewonen wetgever, in wer kelijkheid moet dienon als eerste stap tot invoering van algemeen stemrecht. Weer anderen zouden boven c-en blanco-artikel aan opneming van bepalingen tot invoo- ring van algemeen stemrecht in do Grond wet de voorkeur hebben gegeven. Hoofdstuk V Binnenlandsche Zaken). Aan het Yoorlooplg Verslag wordt het volgende ontleend Sommige loden moenden met het oog op hot eindcijfer, eeu waarschuwende stem to moeten doen hooren tegen opdrijving van do uitgaven. In het bijzonder de uitgaven voor het hooger onderwijs gaven h. i. wolnig blijk, dat Inderdaad ernstig naar zuinigheid zou z\Jn gestreefd. BU de artikelen werd do regeering aango- spoord, spoedig do bezwaren weg to nemen, die nog tegen bet studeeron aan onze univer siteiten voor Zuid Afrikaansche studenten bostaan. Opheldering werd gevraagd naar aanleiding van het ontbroken van eon post op do begroo ting voor aanstelling van buitengewone hoog leeraren. Ook wilde men oen loerstoel in do phyaischo therapie en hydrotherapy. Men vroeg naar do plannen van do regoerlng inzake een hervorming der theologische faculteit on of dezo plannen strookten met de bekende inzichten van de heoren Schokking en De Visser. Over de waarde van do studio dor klassieke letteren werd wederom van gedachten gewis seld naar aanleiding van den uitgesproken wenBoh om voor hen, die eindexamen hoogere burgerschool deden, hot examen in Grieksch en Lattju, wannoer il) aan do unirereltelt willen promovoeren, minder zwaar te maken. De vraag werd gedaan, of do „Vereeniglng voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag" reeds een verzoek om subsidie deed. Hot had ook do aandacht getrokken, dat de begrooting nog geon post bevat voor 8ubsidlln aan b(Jzendere gymnasia. Aanmerking werd gomaakt op de verhoogde jaarwedde voor den nieuw benoemden hoog leeraar in het Romeinsch-Holland&ch recht to Leiden 6000) omdat deze „niet to bewegen waa" (.volgens do Memorie van Toelichting) voor minder z\Jn ambt te aanvaarden. Kr&ohtig werd aangedrongen op een eindelijk voorzien in den „onhoudbaren toestand" van het Ethnografisch Musoum. „Bevreemding en leedwezen" waren gewekt door de bekende samenstelling van het cura torium der Technischo Hoogeschool. Mon had liever leden met technische kennis daarin gezien, doch andoren aehtton dezon oiech voor een college Yan curatoren niet to stellen. De wD»«, waarop de Begeering voornemens bleek te voorzien ia de opgekomen behoefte ia i botwe loealiteit voor het m#nbouwkundlg onderwas, achtto roon buitengewoon kostbaar. Suppletoirs Ooriogslegi ooting 1906. Ter beëindiging van den aanmaak en d© aanschaffing van hot benoodigdo voor do vcrwapening der bereden artillerie, wordt voor 1906 een bedrag van 995,000 als laatst© termijn aangevraagd. Dit moet in hoofdzaak dienen, behalve tor bestrijding van do kosten van het nog ontbrekende aan caissons, buskruit, projectielen, paar- detuig, enz., tot bot verkrijgen van schil den en vizieriurichtingen voor hot in den loop van 1906 door de Kruppsohe -vennoot schap te leveren g^üchut. Met de voorge stelde aansohaffingv an werktuigen wordt beoogd de eigen werkplaatsen met betrek king tot don aanmaak van munitie tot nadere aanvulling van het verbruikte uit don voorraad zooveel mogelijk onafhanke lijk te maken van bot buitenland. Van hot thans aangevraagdo zal nagenoeg ƒ700,000 hier te lande besteed worden. Bij vroegoro wetten word reeda 5,939,900 toegestaan voor do bewaponing der bereden artillerie zoodat do goheelo aanvrage voor dit doel zal beloopen 6,934,900. In 1903 werd daar voor de som va'n hoogstens 700,000 ge raamd. Terrnlachlns van voeding*- ©n verbraiksortikelen. Do be ©ren dr. Van Hamel Roos co Har mens to Amsterdam hebben een adres aan don minister van binnenlandaaho zaken ont worpen, waarep zij adhacsio-betuigingen in wachten. Adressanten geven in dit adres to kennen lo- dat zij overtuigd zijn van do dringende noodzakelijkheid van het tot stand komen een er wettelijke regeling tot beteugeling dor vorvalschingen van voedings- en vorbruiks- artikeien. 2o. dat aan een dergelijke regeling even wel vooraf behoort to gaan, do samenstel ling van een Code, waarin do normen voor komen aan wolko de verschil tend© handels artikelen behooren to voldoen; 3o. dat do samenstelling van een dorgoLij- ko Code mogo opgedragen worden aaf2 daartoo door de regeoring to benoemen amb-» tonaren welko ook nil do bedoelde samou- stolling, belast zoudon blijven met o-^entueol noodige herziening, reep aanvulling der be handelde artikelen. Redenen waarom znj aandringen op hot zooi spoedig doenlijk benoemen van bodooldo ambtenaren, ton einde eon zoowel voor hn.n- del en industrie, als voor do rechtspleging in zako vervalschingon onhoudbaren toe stand te doen ophouden. 0EGSTUEKST. Gehuwd: W. Nagtegaal on G. RaroDsbergen. Go boren: Hondrikus, Z. van li. flatland en O. A. Uding. Johanna Adriana, D. van G. Vorhart en M. van ötojjn. Johannoa, Z. van J. Hakkar «n M. van SaDtou. Cornelia Hondrika, D. von A. Heemskork on G. Star. Uoertruida, D. van J. iiruoêoe en W. van dor Mej. Cornelia Huiberdiua, D. van D. Stravora on 0. Book. Helena Henderica lluberdioa, D. van F. W. Marqaenio en F. W. H. Wonnekorg. Alida Jftcoba, D. vun A. van 0a on G. Kweokel. Andriou Anthonius, Z. van 0. J. Spierenburg on M. de Koodo. Karei, Z. van J. Markvelu en L. Poldervaart, te 'a Gravenhaae. Ovorlodon: Honriotto wiiholmina Alida Oostveen, 88 j., te Leiden. Gerard de Hom, 8 m. Johanna Jacoba Jansen, 76 j., acht,,, van Jan Meel. Maria Magdaiona Vrookon, 6 j. Gerrit van der Giesaen, lm. Petrus Cornell's Komijn, 53 j,, wodr. van A. van Kgmond, te Voorhonk Petronella Ne(j«aen, 76 jn echtg. van H. Waeeenborg. Johannes Hakker, 12 d. Gerrit JnDgeriub, 71 j., ook tg, van E. van liaafteu. Jan Chrietuan Theodeor boboffer, 49 j,, echtg, van L. F. T. Meiboom. Catharina Sengling, 6 j. Kecoko PriuB, 48 j., to Rotterdam. Sara Johanna JJrontink, 82 j., echtg van S. J. Doutna to Egmond. Johanna van do Y/otering, 73 j., wed. van D. L. Sohuddomat, te Leiden. CORRESPONDENTIE. Ken paar gezonden stukken moesten tot ^on volgenit nummer blijven liggen. C6) „Hm, hm." Nog geheel onder den indruk van zijn teleurstelling, bekeek hij mij zóó .wantrouwend, dat ik al mijn moed noodig had om zijn scherpe blikken te doorstaan. „Hebó gij ervaring V' vroeg hij barsch. „Neen, maar den besten wil." „Verscheidene menschen wenschen u te preken, mr. Thorold," ging Erasmus >oort. Louter dringende aangelegenhe den." „Goed, goed, dan laat ik deze dame aan ,üw zorg over. Zij moet dadebjk ingeënt (worden en iets to eten krijgen. V-erzoek mrs. Manuel, haar onder haar hoede te ne men. GoeJc.-, nacht, miss Eerrars. Ik zal uw goed dadebjk hier laten heenbrengen." Met dio woorden nam mr. Thorold zijn piute af cn snelde weg. Erasmus bereidde niet alleen de artse nijen in zijn kleine apotheek, maar hij hecrschte ook met onbeperkte macht en ijzeren schepter over do vrouwenafdealing van het kamp. Hij deelde verordeningen en bevelen uit, snauwde zijn helpers af en strafte elke ongehoorzaamheid, elk ver zuim met onverbiddelijke gestrengheid- Hij was daarbij een groote, kerngezonde rian van buitengewone lichaamskracht. Hij deed dagelijks eenigc malen een rond ing door de ziekenzalen, voelde den pa tiënten den pols cn beschouwde de tongen, ^aarbij.^ hij bedreigingen en vermoedens, A&agevingen cf vermaningen uitdeelde, en ik ben vast overtuigd, dat menige pa tiënte alleen uit sidderende vrees voor Erasmus in het leven is gebleven. Hij stond immers geen van haar toe zich a-yn den angst voor den dood over te geven en reeds de toon van zijn stem wekte ze uit haar govaarbjke slaapzucht op. Zijn personeel van verpleegsters, hetwelk gedeeltelijk tot do mindere klasse behoorde en vermoeid en overwerkt was, bleek zoo week als was in zijn Landen te zijn. In do eerste plaats mrs. Manuel, die toch boven hem stond, maar over wie hij op schande lijke wijze den baas speelde en die hij met do grootste minachting behandelde. Verder waren er nog vier Indische verpleegsters van beroep met haar helpsters, doch deze waren op verre na niet voldoende voor het groot getal zieken, dat nog dagelijks toe nam. Het was dus geen wonder, dat de apotheker zich dadelijk na mr. Thorolds vertrek met een war® woede van mij mees ter maakte. Hij bracht mij dadebjk naar zijn aller heiligst© en liet mij aan zjjn avondmaal deelnemen, dat uit sterk gekruide, in bouillon gekookte rijst en uitstekende koffie bestond, waarvoor ik hom van harte dank baar was. Nadat wij ondeT plechtig stilzwij gen ons maal hadden genuttigd, moest ik hem haastig naar de operatiekamer volg6n, waar hij mij met een sohorp, op een stop naald gelijkend instrument inentte, dat hij mot bbjkbaar genoegen in hot 'dikst© gedeel te van mijn arm stiafc. Hierop gaf hij met luidèr stem in een mij onbekende taal een bevel en na korten tijd verscheen buiten adem een vrouwtje in een grijze japon en onderdanige houding in de opening van d© deur. „Mrs. Manuel, hier is voor u een zustor op proef," verkondigde Erasmus met de houding van eon heerecher, die een slaaf ^en gunst bewijst. Mi*s. Manuel had een zeer donker teint. Zij droeg haar zwart haar glad achterover uit het voorhoofd gekamd en uit het ver standige, maar kebjke gelaat fonkelden de kleine, ronde oogen als twee zwarte soboen- knoopjes. Zij keek mij een oogenblik vol verbazing aan ©n beschouwde mijn nieuwcr- wetschen hoed, mijn zijden stofmantel en mijn mooie, bruine schoenen; bestanddcokn van mijn huwabjksuitzet. „Ja, ja, nietwaar", ging Erasmus voort, „zij ziet er niot uit als een veelbelovende ziekenverpleegster. Haar ajah heeft de peet en mr. Thorold hracht haar zelf vaa postbungalow hierheen. Morgen kunt gij miss F omar s in barak vier installeer-en- Breng haar nu naar haar kamer." „Jawel, mr. Erasmus. Zeker, mr. Eras mus. Maar in welk© kamer?" vroeg de doc tores schuchter. „Wel, in i-iss Smith's kamer natuurlijk; een andere is er immers niet. En moeht haar die niet bêbtLgen," (hij wierp mij een scherpen blik toe) „dan blijft Laar niets anders dan do bungalow over. Morjjiu- vroeg, precies om acht uur, moet gij n hij mij aanmelden, dan zal ik n met uw plieh ten bekend mak«Q. Zij heeft haar souper reeds gehad, m«. Manuel?" Nog een gebiedende beweging met de> hand en wij waren beiden ent dagen en stonden in het volgend® oogenblik buiten in den zachten, donkeren nacht. „Heeft u in uw loven ooit zulk een mon ster gezien?" riep mijn gezellin, terwijl zij mij tusschen twee rijen lage barakken dcor leidde- „Hij is zeker buitengewoon groot." „Ja, en hij is vet als een gemest varken, ik bedoel echter zijn Dianieren.'' „Ah zoo; het komt mij voor, dat hij die in het geheel niet bezit." „Ja, daar heeft u gelijk aan en uit zijn optreden zou men opmaken, dat hij do dok ter is cn ik d« apotheker ben." „Dat zou ik zeker gedacht hebben." „En toch ben ik degeno, die gestudeerd en in Calcutta het doktersexamen afgelegd hob, terwijl hij de zoon is van een kok m Chitagoog," zoidc zij, bevend van tooru. Hij tiranniseert op ongehoorde wijze dit kamp, ten minste dc vrouwenafdeeling, en iedereen is bang voor hem. Hij brult en tiert echter ook als een naaaiidc buffel." „Maar dat is toch niet alles, vrat hij d«et." „Ja zeker, hij ia zeer verstandig en hooft veol ervaring, dat geef ik toe. Ik bem ech ter ook bang voor hem on vind nooit den moed, mijn pOBttio tegenover hem to hand- hoveou is dus een vrijwillig© zieken- v er ploeg® ter?" „Je, en wel eoo zeer onervarene, ik neem elk onderricht «n elk© aanwijzing ten hoog ste dankbaar ran u aan." „Good, goed, dat zal zich wel schikken; wij hebben dringend hulp noodig. Hier is uw woning." Met die woorden opende zij een deur en wij traden binnen. Zult gij u niet al te angstig maken?" Het wa« een klein, laag vertrek met matten op den vloer, waarin ecu net void- bed, een leuningstoel en een tafel met oen lamp stonden. Oogenschijnlijk had men het bed zoo juist pas van schoone lakens en sloopen voorzien en ook mijn bagage was binnengobracht cn losgegespt. „Het is hier immers heel behaaglijk", merkt© ik op, toen ik bij hot rondkijken at dezo bijzonderheden opmerkt©. „Zooale ik zie, heeft mr. Thorold reeds zijn bevelen gegeven. Zult gij u werkelijk niet angstig maken?" herhaalde mijn gezel lin met nadruk. „Ik bedoel om hier zoo alleen te slapen?" „Noen, werkelijk niet. Waarvoor zou ik ook bang zijn?" En ik keek haar moedig aan. „Nu, ïjt bedoel, omdat niisa Smith hier in dit ledikant gestorven iB. Maar gij hebt zeker goede zenuwen?" Zij zette daarbij ccn tamelijk twijfolaohtig gezicht. „O ja, zeker". En daar ik zeer moe waa en cr onboeehrijflijk naar verlaagd©, mijn hoofd ergens neer to leggen, zeide ik alleen nog: „Ik geef er volstrekt nieta om. Ik mag imuaers toch veronderstellen, dat het bed ontsaieb is?" „Maar natuurlijk. Welnu, dus morgen vroeg om aeven uren zal ik u wekken. Ik heb van nacht dionet. Slaap wèl." Ik kleedde mij in allerijl uit en wierp mij op liet zindelijke, witte bed. Ofschoon half dood van vermoeidheid, thrip.terde toch een afschuwelijk® stem in mijn bin nenste mij toe, dat het wetsn, hotwolk hier het laatet had gerust, czn Bogeis'-ho was geweeet, evenals ik zelve ca dat zij in ditzelfde bed aan de pest, aan die vree&> lijke ziekte, was gestorven. E&ar levenloos lichaam had op de&e zalfde matras uitge strekt gelegen, in ditzelfde kucecn had sij baar laateten adem uitgeblazen; hier had zij verstijfd gelegen, totdat uien haar weggebracht en verbrand had. (Wardi vervotgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 7