Stofgoud. RECEPT. N?.. 14013 Dëixle Blad! 28 October 1905. IN ZIJN DERDE KWALITEIT. i gTooto ellonde te Kolnaar, vergeten on vor- -- J5- Marie Têto do Bois had" zeventien vel'J toollten medegemaakt Zij huwde eon gre- nadaor. Haar zoon was op tien jarigen leeftijd trommelslager; toen hij 15 jaar oud was, kreeg hij van den eersten consul een prachtige buks present en vijf jareo later kreeg hij zijn brevet ale subaltern-officier. Nadat Mario getuige geweest waa van ^cn dood van haar man bij Montmirail, liep zij aan hot einde van den veldtocht een ge vaarlijke wond op, die zij bekomen bad, toon zij onder de muroo van Parijs hot lijk vod haar zoon wilde redden. Toen zij van haar wwd genoccn was en hoorde, dat Na poleon naar Frankrijk teruggekeerd was, begaf zij zioh in April van het jaar 1815 wodor naar haar post. Bij Waterloo kreeg rij, boo verhaalt men, de wond. die haar hot leven kostte, on vallend riep zij uit: „Levo Frankrijk", en nog eenige minuten later: „Leve do Keizer". Wekelijksclie Kalender. Zondag. Ware adel is als zuiver goud, hetwelk niet door roest wordt verteerd. Koandag. Bij den ijvor oan de waarheid to vind*3 moet de ijver komen om ..aar ten bate der mouschheid to gebruiken. Dinsdag. Aan bet graf dor moeder wondt ieder nog eens kind, Woensdag. Do ware geleerde is bescheiden, omdat veel kennis hem nog ontbreekt, hem belet ijdel te zijn op die, welke hij reeds bezit. Donderdag. In het water kunt ge uw aangezicht zien, in den wijn het hart van anderen. Vrijdag. Laat geen gras groeien op den weg der vriendschap. Zaterdag. Kijk om u met het oog van den dichter, maar in u met dat van een rechter. Altijd en Overal. Zoowel in voor- als tegenspoeden, In zorgen, zwakheid of in strijd; Op borgen of langs beek on vloeden, In zomer- of in wintertijd; In donk'ren nacht, bij starrenlichten, In eenzaamheid, bij fecstgedruisoh t Kunt gij tot God uw blikken richten En opzien naar Uw hemelsch huis. F. G e rd e 8. De menschen zijn in den regel evon on redelijk in hun haat als in hun liefde. Vvat is kwotsender voor ons: to gevoelen, dat men een afkeer van ons heeft, dan wel dat men ens li©fl»?eft zouder dat wij het verdienen t Thackeray. Uit hot paradijs dor jeugd wordt menige volwassene verdreven, als de strijd dos levens komt. Maar, wat ons ook ontnomeD worde, de berinnering blijft ons bij- Gelukkig hij, die in de herinnering aan een zonnige jeugd een ster beat in 's le rens duister. Berth old Auerbach. Merg; ^oegdheid. 'r -WWjSeu dv/L mgjr do. t En geen dwazo wenschen voedt, Wi® niet zoekt in ïjd'le droomen 't Geen hij took niet kan bekomen, Die smaakt vreê in 't stil gemoed. Wangunst stoort zijn vrede niet. Als hij op zijn buurman ziet, Dio niet veel heeft, uit to voeren En zich toom'lijk goed kan roeren, Baart 't hen kommer noch verdriet, Hoort hij 't goede van c»a vrind, Of van ©en, hem kwaad gezind, Of wordt lastertaal vorcprcid, Hij heeft mot zijn oordeel tijd En draait niet met icd'ren wind. Tot don arbeid heeft hij lust En al is hij zich bewust, Dat er wel eens wat blijft steken En cr vecJ a*in blijft ontbreken, Toch geniet hij van do rust. Wie hetgeen Gods gunst bom biedt* Mei een dankbaar hart geniot, Toont elk, die hem gadeslaat, Steeds ccn vergenoegd gelaat, Predikt, ook nl spreekt hij niet., Vergenoegd door 't leven gaan, ©er, dut trekt ieder non, Dooh doeri kunst ïcrn hij slechts loeren, Die het kleine kan waardeer en. Er Gods liefd' in leert verstaan. Haché met ryst en kerrysaus. Vloesckrcstea wordeu klein gesneden. Men fruit twee lepels boter mot een lepel bloem en een paar lopcls fijngesneden uienmen voegt er bij overgobleveu jus of bouillon, men laat dit tion minuten ko ken, dan wordt het gesneden vlcescb er bij gevoegd, mot ecu paar theelepeltjes kerry- poeder (Java-kerry), wat zout, een paar laurierbladen en een thookopje molk. Moo laat alles te zamen oen halfuur koken. Men kookt de rijst langzaam gaar, uïot to week. met een weinig zout, doet zc in een mnd en stort dien op 'n grooton ronden eohotoL De haché wordtin bot midden van den rijstrand opgedaan- ALLERLEI. Onder de pa ntoffcJL Mijn- boor Joohems, vóór hij in' bed stapt, tot rijn ega: „Ik heb de voordeur goed gesloten, mot den ketting er op, en den sleutel half in het slot laten zitten. De hond is binneu en. de kleine katjes zijn butteu gebracht. De keukenmeid heeft het tafelzilver mee naar bed genomen. Ik heb de achterdeur goed voorzien en de ramen van de badkamer ook. De kachcJ in de zitkamer is uit. Ik heb de beschuittrommel weer in do kast ge zet en niet al do melk opgedronken. Hot zal niet gaan regenen. Niemand heeft mij een boodschap voor je gegeven. Je brieven heb ik terstoucf op de po6t gedaan. Je moe der is niet bij mij op het kantoor geweest. Niemand, dien wij kennen, is overleden. Ik heb van geen enkel huwelijk of engage ment geboord. Ik heb het boel druk gahod op het kantoor met rekeningen. Ik heb mijn klecren over den stool gehangen en nu zal ik het licht uitdraaien." Meid: „Do kachel is ook uit, mijn heer." Professor (verdiept in rijn studie): „Zoo, waarheen?" Nobel. Parvenu tot rijn zoon: „Als je niet goed oppast, moet jo vanavond naar de komedie, waar een voorstelling ge geven wordt tegen verminderde prijzen." Enfant terrible. Zoontje (van een restaurateur, de volle eetzaal binnen stormend): „Pa! onze kat beeft zes jonge haasjes gekregen!" Kunst. Hij: „Wat zet jo me daar nu woor voor? Dat is nooit met natuurbo ter klaargemaakt. Daar zit kunstboter in." Zij: „Doe nu niet of jo zoo'n kunstken ner bent." H a t o 1 ij k. Professor (tot vriend) „Aardig; mijn grootvader waa dokter; mijn vader was ecu knap dokter, en ik ben professor." Vriend: ,,Dus wordt nu uw zoon een knap professor!" 01 die straatjonge n s. Een gids leidt een oude, afgrijselijk leolijko dame door een vestingstad en staat voor oen marktplein stil. „Waarvoor werd dit plein iti do middel eeuwen gebruikt?" „Hior werden boksen verbrand." „En tegenwoordig?" (Een straatjongen, die het gesprek hoeft afgeluisterd): „Laat men ze or rusug ovor- foopen l". Onder hakvischjes. Marie: „En waar woon je?" Anna: ,,In de P. P.-straafc." Marie: „Dat 'e hedemaal geen stand." Anna: „Goen stand? En er woont nog wel een generaal benedon ons." Marie: ,,Een generaal? Onmogelijk! Hoe beet dio dan?" Anna (triomfantelijk): „Generaal Agen tuur." Te Nordhausen, in hot regeeringsdistrict Erfurt (Pruisen), is sedert 14 April 1905 do volgende politieverordening van kracht: Art. 1. Om schade aan do gezondheid en last voor onderen, ontstaande tem gevolgo van stofontwikkeling, te voorkomen, is het verboden op (sommige mot name genoem de) wandelwegen japonnen of rokken te la ten slepen. Art. 2. Overtredingen worden gestraft mot boete tot 18 of bij onvermogen hech tenis naar verhouding. Ook in verschillende Oosten rij kaclie ste den is sedert eenigon tijd een verbod tot het dragen van aiopen uitgevaardigd, welk voorbeeld thans door het gemeentebestuur van Noubau, een voorstad van Weenen, is gevolgd. Do reden van het verbod is do schadelijke invloed van het stof, dat de sleep bij het gaan opjaagt. Gevangenbewaarder, in de ooi bij een gevangene komende: „Weet ge niet, dat gij moet opstaan, als ik binnenkom?" Gevangene: „Ik dacht, dat ik tot zitten veroordeeld was." CORRESPONDENTIE. De heer H. Wiedouw, die zooals onze leesrs weten, wel eens in dichtmaat adverteert in de kleine advertentiën, onder den naam van „Drie en een kleintje." schrijft ons dat hij ten einde raad is, omdat hij geen versjes meer weet! Maar, zoo vraagt hij ons, zoudt U ook in uw Zondagsblad aan uw lezers willen vragen, wie hunner eenige versjes, betrokking hebben do op mijn zaak, wil ver vaardigen. De versjes, die ik kan gebruiken, zullen de vervaardigers in bet Dagblad go sdvorteerd zien, terwijl ik aan iedaren dichter of dichteres, waarvan ik bet versje gebruik, gaarne een flink prentenboek wil vereeren. Wij brengen het verzoek gaarne over; men kan de gedichten aan ons Bu reau bezorgen. Antwoord Vraag. Iemand te Rotterdam geeft don volgen den raad ter verwijdering van bet ingeprikkelde ankertje, waar van in de Vraag in ons vorig Zondagsblad sprake was: Leg i ede ren avond vóór bet naar-bed- gaan eon doek met karnemelk op de plek, waar bet ankertje op do huid staat en ge zult het gaandeweg zien verbleeken, totdat het ten slotte geheel verdwenen is. In plaats van to sfcudeeren on zicli to gaan voorbereiden voor rijn rechterlijke loopbaan, bracht G-iarJ van Linden zijn tijd t» Rome door en oowoadordo de boeldonde kunst. Op zekeren dag word de jonge man uiet weinig verrast door een brief van zijn vader, wiens cemg kind hij was, waarin deze hem kort en bondig meedeelde, dat hij weer ging trou- w-en. Gerard zat juist aan hot ontbijt met eon sohilder, 'dien hij to Parijs had loeren kennen, toen hij het vaderlijk besluit las. „Dat ia een onaangename geschiedenis, Van Lingen," zcido deze, „maar er zal je wel niets anders overbleven dan naar de bruiloft to gaan." „Jammer, maar daar ik nu eenmaal do noon van mijn vader ben, durf ik op den dng van zijn huwelijk niet ontbreken," ant- woord de GerarJ. .Morgen vertrek ik. Maar kom mi, Pracelli wil ons zijn beeld laten zien; ouders wordt liet te laak" Hot beeld cn het gesprek, waartoe het aan leiding gaf, waren zoo interessant, dat hij don ganschen dag niet meer aan den brief terugdacht- Eerst togen den avond herid* nordo hij zich het schrijven van zijn vader. Toen zag hij, dat de brief hem vóór drie weken reeds was oagerooden eo dat de bruiloft crus al plaats gehad moeet hebben. Maar hij vertrok toch en op een somberen, regennchtigen middag in Januari kwam hij onverwacht op het Landgoed van zijn vader aan. Een oude huisknecht epende de deur on zonder iets to vragen, liep de jonge man hem voorbij naar de huiskamer. De lamp was nog niet aangestoken en op het eerste oogenblik hield hij 'de kamer voor ledig, moor bij Let licht van den haard zag hij een domo met de handen op den rug voor het venster staan cn naar de noerdrup pelende regendroppels staren. Hij was tamelijk zacht binnengetreden, zoodat zij hem eerèt bemerkte, toen hij begon to spreken. Hij zocht zijn vader, ontdekte dien nergens on moest dus door den nood gedrongen zichzelf voorste'len. „Pardon, ik meende papa hier te zullen vinden", begon hij. „O," riep zij uit, keerde zich om en stak hem vriendelijk co haod toe. Wolk een verraadng. Zij kon naowolijks twintig jaar zijnzij was even schoon als jong. Hij, die uit Rome gexomen was om rijn moeder to verwelkomen, staarde haar verward aan. „Ga ritten," zeide zij hartelijk, ,,ik zal direct licht laten aanstek.j ©n u een ver- frissching laten brengen Wat wilt u ge bruiken? Hoe grappig, dat ik u juist ver welkomen moest. Het treft bijzonder, dat ik thuis bon." Een nerveuze rilling ging door zijn le den. „U is zeer goed. Ik hoop, dat u ook over mij altijd tevreden zult zijn; ik zal mijn best doen. Maar... ik weet werkelijk niet hoe ik u noemen zal; ik moet beken nen, u hebt mo werkelijk verrast; ik kan tooh onmogelijk „moeder" tcgon u zeg gen." Eon oogenblflc zag zij hem verbaasd aan en toen begon zij hartelijk te lachon. „Na tuurlijk niet, do menschen zouden er mco spotten. Noem mij gewoonweg KKthe." „Er ia geen keuze eu gij vindt heb bcel goed, dan heel graag Katho." „Ik hoop oek con bectjo in uw smaak te vallen," zei ze eenigszina ondeugend. „Dat moet u wol gemerkt hebben; ik vind u heel aardig." „Met andea© woorden, gij boudt mij voor een juweeltje eu uw vader voor een zeer gelukkig mensch 1" riep zo vroolijk uit. „Besto Gerard, je bent een voortreffelijke stiefzoon." „Waar ij papa? Wanneer komt hij thuis?" vroeg hij. „Hij is voor zaken op reis en zal nog wel veertien dagen wegblijven," antwoord de zij met een lichte verwondering. Als ia een droom ging Gerard naar ajn kamer. Daar las hij voor do dorde maal don brief van zijn vader on vroeg zich vorbaaod af, of can van hen allen ab normaal was gewordeD. Waakte of droom de hij? l£aar het vaderlijk schrijven bevatte niets, dat op verwardheid geleek; het luid de kort on bondig: „Beste Zoon. Ik verzoek jo vriendelijk je manie voor de kunst een paar dagen op rij te zetten om op mijn bruiloft te komen. Ja, mijn jongen, ik ga wear trouwen. Die dame ia wol niet zoo oud als ik, maar wanneer die verwen echte jicht me weer to pakken krijgt, kan zij mij de kussens schudden. In ernst: hot is mijn vaste ovortiflging, dat ze in jouw smaak zal vallen cn dat jo het goed met haar vinden kunt. Met groote zekerheid durf Ik zog{p?o, dat zij ons een gezellig huis zal maken. Het huwelijk beeft over veertien dagen plaate; dus haast jo wat. Jo je liefhebbende Vader." „Wel verdraaid", mompeklc do joogo man. „Wel, wel!" Machinaal kleedde hij zich voor het di ner en ging naar beneden. Zijn stiefmoeder was reeds in de eetkamer en Weber, de oude huisknecht, was ook al aanwezig om te be dien eo. „Ik heb u toch niet laten wachten?" „In het geheel niet", lachte zij. „Wat zie je er keurig ait. Gerard, je zult het nog tot iets brengen; alleen ontbreekt je nog een rooo in het knoopsgat." En met groote zorgvuldigheid nam zij een rozeknopje en stak dat in zijn jas. Toen de maaltijd af gel oo pen was, stelde rij bem voor naar de huiskamer te gaan, dan zou ze hem iets voorzingen. Zij ging voor de piano zitten on vroeg hem naar zijn Hovolingsverzeo, maar toen zo geen antwoord kreeg, fronste ze het voorhoofd. ,.Je zult iets anders hooren." Reeds na bet eerste stuk sprong ze van den muriekstoel op en zong eenige couplet ten zoo der begeleiding. weken later. Hot wa3 avond* KKthe ging aan tafel zitten en hm een brief. Zij zag er bleek en ietwat boos uit en om zicb oen houding te geven, keek de jonge man onafgewend naar de naast hom liggende poet. „Tooh geen alcohte berichten, hoop ik?" „Neen", antwoordde zij opgewonden, „neen I" Zij verzonk in gedachten en bloosde, toen haar oogen de zijne ontmoetten. „Nog oen kopje koffie?" „Ja, heel graag." Langzaam roerde hij in zijn kopje eo een lang zwijgen volgde; toen plotseling vingen zo te gelijk aan: „Qerard I" „KHiho „Jij eerst." „Noen, u." „Neon, na jou," „Ik wou jo zeggen," Duisterde bij met eenige inspanning, „dat ik voor onbcpaal- den tijd weguns dringeudo zaken nan© de stad moet." „Nu, op het oogenfolik?" „Ja, dadelijk." „Zult gij tijdig genoeg terug zijn, om uw vader te begroeten „Zoodra mij rijn aankomst bekend is, kom ik terug, op denzelfden dag." „Ik zou je zoo graag iota zeggen," sta melde zo eindelijk, „ik weet niet hoe, maar het moet gebeuren, ik schaam mo zoo I" „Het is een bekentenis," ging z<> verder. „In 's hemels naam niet verder, Küfcho; moeder, doe niets, wat u later berouwen zou, bid ik u." „Ach", zei ze smartelijk, „aoh". En toen, nog vóór hij begreep wat ze eigenlijk be doelde, had ze haar geriebt met bei do ban den bodokt en meld» do kamer uit. D© buisknecht, die bezig was do tafel op te ruimen, kwam binnen. Vlug ging Gerard weer ritten en wenkte hem heen te gaan. Toen viel zijn oog op een nog onge- openden brief en hij zag, dat hot do hand van zijn vader waa. Werktuiglijk maakte hij dien open cn bogen te lezen. Hij waa uit Algiers en bevatte vele verwijtingen, om dat zijn zoon niet bij het trouwen tegen woordig was geweest. Den inhoud nauwe lijks begrijpend, las hij verder. Dear viel zijn oog op het postscriptum, dat hem deed opspringen Het Luidde: „Als je na onze terugkomst thuis mocht komen, behoef je niet bang te zijn, dat jij jo zult vervelen. Ik weet niet of ik in mijn vorigen brief schreef, dat de weduwe, waarmee ik getrouwd boo, con dochter heeft, die nu natuurlijk bij ons woont. Zij is een eerst© wildzang, maar goed ©n lief." Katho was weer in de kamer toruggoko- men. Hij keek haar aan, „Mag ik vragen of uw brief van straks uit Algiers komt?" „Ja", antwoordde zij toonloos. „En mijn vader deelt u zijn terugkomst mee?" „Hij komt morgen", stotterde zij. „Cat was d© oorzaak van uw bekent©-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5