N£. 13989 ~6eïSe^ Blatf 30 September 1905. Hygiënisch. Heti was Juli. Sanboeuf, vleeschhouwer té Eainey, be merkte plotseling dat het vleesch onder den invloed van het warme weer begon te bederven. Verdrietig krabde hij zich achter de ooren, wendde ach tot zijn neef, die bij hem in de leer was, een jongmensch, dat voor de toekomst wat beloofde, en zei: „Eusèbe, ik ben er leelijk aan toe; de hersenen beginnen te rtu_:en, de kmgenktro- gen uit, de stukken vleesch worden groen, de beenderen bederven" „Zonder de rolpens te rekenen, die lee lijk stinkt," voegde de neef er aan toe. ,,A1 mijn vleescb zal bederven, als dat zoo doorgaat," hernam de vleeschhouwer; „ga naar Parijs en haal 200 kilo hygiënisch ijs voor mijneem den eersten trein en yerlies geen tijd.'' Tegenwoordig is alles hygiënisch. Wij hebben hygiënisch ijs, hygiënische dranken, hygiënische® brandewijn, hygië nisch bereid bier, dat men krijgt in hygië nische glazen; hygiënische, antiseptische melk, hygiënische kaas, hygiënische gordels of ceintuurs; hygiënische hoeden, kleede ren en flanellen; schoenen met hygiënische zolen. Op de kermis te Neuilly kon men boven de schommeltenteD lezenhygiënische schommels. Waar huist tegenwoordig de hygiëne al nietl Er zijn hygiënische boschpaden, hygië nische schiettenten, hygiënisch© gevange nissen; alles is hygiënisch. Ten slotte heeft men zoo pas den hygiënischer stofreiniger uitgevonden. Alles is hygiënisch en antiseptisch. De kappers bedienen zich van hygiënische scheermessenal hun instrumenten zijn antiseptisch, de scheerkwast, de scharen, ie borstels, de kammen, de banddoeken, de zeep, de poudre de riz. D© lik doorn pleisters zijn antiseptisch. Overal hygiëne. Overal hygiënische opschriften. Het is verboden te hoesten, op de vloe ren, straten of in de goten te spuwen. Eusèbe intusschen steeg in een hygiënï- schen waggon en begaf zich iD alle haast naar een ijsverkooper, die dadelijk naar het oosterstation twee antiseptische zak ken. ieder met 100 E.G. hygiënisch ijs, ver voerde. Eusèbe bleef bij de zending. Op het station plaatste een beambte de zakken op het perron op een plek, die zeer aan de zon was blootgesteld. Eusèbe was niet verzekerd. Hij zocht een anderen beambte op, aan wien hij zijn vrees mededeelde. „Maak u niet ongerust", zeide de be ambte, „daar bestaat geen vrees voor, want binnen bet uur vertrekt er een trein." Het ijs begon te smelten en weldra was het perron overstroomd met hygiënisch water. Eindelijk komt er een trein voor; het hy giënisch ijs wordt op een goederenwagen geplaatst. Eusèbe ging in een hygiënischen waggon en de trein vertrok. iNa een halfuur houdt de trein stil; Eusèbe was zeer verwonderd, daar hij niet te Eainey gearriveerd was., Hij was te Aulnay. De beambte, die met het laden van het 5js belast was, had zich in. den trein vergist. „Wafc nu te doen Wat nn te doen riep Eusèbe, geheel ontmoedigd, art; „en oom wacht op zijn ijs I" „Gij moet naar Parijs terugkeer en," zeide hem do stationschef„gij neemt de lijn van Eainey; vertrek met den eersten trein." Het 5js werd weder oL> het perron ge plaatst, blootgesteld aan do stralen der zon. Het ijs begon nog erger te smelten. Eusè be, op gevaar af door een zonnesteek te worden getroffen, plaatste zich voor het groote hemellichaam, om zoodoende de kost bare vracht met zijn schaduw te bescher men. Nuttelooze zelfopoffering I Het ijs smolt steeds verder. Een trein, die voor Parijs bestemd was, kwam aan, het ijs werd in een goederenwagen geplaatst; Eusèbe steeg in een waggon derde klasse en kwam weder te Parijs aan. Het hygiënische ijs, waarvan de grootte aanmerkelijk vermin derd was, werd wederom op het perron ge plaatst. Een nieuwe poel ontstond. Eusèbe geraakte bijna buiten zichzelf van kwaad heid en ging zich beklagen bij de beambten. „Wat kan ik er aan doen, dat uw ijs smelt?" zeide een beambte. „Ik heb niet de macht, de zon stil te laten staan." „Ik zeg, dat ze hot ijs niet aan de zon moeten blootstellen", zeide Eusèbe; „het is allerdwaast." „Ik kan de temperatuur niet lager ma ken," zeide de beambte; „ga naar den chef." Eusèbe ging naar het bureau van den chef en herhaalde zijn klachten. „Welnu", zeide de stationschef; „de Maatschappij heeft geen kelders, nog min der ijskelders." „Men kan het ijs toch wel in de schaduw zetten," hernam Eusèbe. „Plaats het buiten de zon," hernam de chef; „maar denk er om, dan moet ge het in het bagage-bureau zetten, daarvoor hebt ge een uur noodig en de trein vertrekt bin nen een kwartier." „Als dat zoo doorgaat, is er niets meer van het ijs over, als ik aankom. En mijn oom heeft het noodig om zijn vleesch te bewarenzoo ik niets meebreng, is al zijn vleesch bedorven." „De Maatschappij kan niet verhinderen, dat het ijs sme't", herhaalde de stations chef „zij is niet aansprakelijk in een geval, veroorzaakt door force majeure." Het ijs smolt zichtbaar en veranderde het perron in een meertje. Eindelijk vertrok de trein en nam zoowel het ijs als Emile mede. Een halfuur later 6topte de trein te Eainey. Eusèbe liep den goederen wagen helaas 1 er was niets meer van het ijs over. Hij bracht anders niets mee dan twee 'doornatte zakken. Sanboeuf slaakte een kreet van wanhoop. „Wat heb je met het» ijs gedaan?" riep hij op een toon, waa»6 Augustus zijn legioenon aan Varus terug vroeg. De ander ertelde zijn tegenspoed. „Tweehonderd kilo hygiënisch ijs verlo ren," hernam do vleeschhouwer, „en mijn vleesch is beschimmeld. Hij rukte 'drie ha ren uit zijn hoofd. Eeu geniale inval ver lichtte zijn hersenen. Hij sloeg zich voor het voomoo|d. j ,,Ik heb een ideel" riep hij uit; „ik zal bet vanzelf verkoop en." Hij nam en groot wit bord, waarop hij met groote letters de volgende aanbieding schreef: Hygiënisch Vleesch. O, tooverachtige macht dier woorden I de klanten ontrukten het elkaar en er ging J geen stuk verforen. In Limburgs Zuiden. vi (Sta). Wie op het uitgestrekte arbeidsveld van de maatschappij een grooteren of kleineren akker te bewerken heeft gekregen en daar aan zijn beste krachten wijdt, heeft behoefte er eens tusschen uit te gaan. Dit is een waarheid zoo groot als een koe en het wekt alleen maar verwondering, dat zij nog niet eens algemeen wordt ingezien. Doch als je er eens tusschen uit bent, heerlijk vrij als een vogel in de lucht, dwingt tijd of geld en soms allebei je wel weer naar je zooveel beperk toren werkkring terug te keeren, soms nog veel te vroeg. Zoo ging het ook ons, die, tusschen Dim- 1 Burgs heuvelen en dalen in het vriendèhjkQ. Geuldai uit alle deelen des lands samenge komen, aansluiting hadden gevonden. De tijd van heengaan en dus ook van scheiden brak aan. Wij hadden veel gezien op onze zwerftochten en nu hadden we nog eendge dagen ter bezin king van al de opgedane indrukken moeten neerhurken aan een klaterende bron, uitstrekken in malsche wei, wegschuilen onder schaduwend gebla derte inzalig niets-doen. 't Mocht too niet zijp Des drijvers geweldige roede dreef bné uit elkaar; laten wij hopen, dat de slageni niet al te hard hebben getroffen en wij,, gedrevenen, niet al te onwillig blijken Vódr ge Zuid-Limburg verlaat moet ge toch nog een bezoek brengen aan het moederhuis Loreto, te Simpelveld, werd ons gezegd. Wij hebben het gedaan en iwij raden een ieder aan, dio ooit in Zuid- Limburg komt, met een bezoek aan dit klooster zijn reis te besluiten. Men zal er zeer veel bezienswaardigs vinden, men zal er veel, wat vooral ons Hollandsche protes tanten in bet kloosterleven onsympathiek toeschijnt, leeren waardeeren en bovenal, men zal, indien men, zooals het ons te beurt viel, rondgeleid door de oude yrien-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 11