Stooui-Schoenenfabriek van GEBRs. HOOGENBOSCH,
Filiaal voor Leiden: MARE 58.
ill!
H. M. SASSE,
Bijnsburgersingel 8a.
Grootste Sorteering j Filialen Den Haag:
Kinder-, Dames- en Heeren-Overschoenen,
ZIE DE ETALAGE!!
Amsterdam:
Rotterdam:
Den Helder:
GRACIEUSE.
Effecten, Coupons, Wissels en Assurantiën.
m «i
zooals Vilten Pantoffels
Prima Jaclit- eu Siieenwschoencii.
KAMER met PENSION,
Scheikundig Laboratorium
Doctor H. 6. S. REMMERS.
Trente Thèmes d'examen
VICHY C2LESTINS - VICEY HOPITAL - VICHY- GRANDE-6RILLE
PASTILLES, ZOUTEN,COMPRIMÉS VIOHY-ÏTAT
Mevrouw J. HEINTZ-Coenen,
G. J. CORNELISSEN, Timmerman,
Haarlemmerstraat 202.
Duitssh.
61 Breestraat (naast het Rijnlandshuis.)
5
in alle mogelijke soorten.
ieder paar gegarandeerd.
Al ons Schoenwerk is geprijsd tegen lage doch vaste prijzen,
beneden alle concurrentie.
Wagenstraat 67.
Prinsestraat ISO.
Boekhorststraat 128a.
Korte Poten 2()a.
Haarlemmerstraat 115.
Binnenweg 130.
Zuidstraat 68.
"Weststraat 68.
- Ut WM 1 I
FEUILLETON.
Zijn Moeder.
Eon Jongmensch vraagt een
liefst In een Chr. gezin. 2890 6
Brievon letter A B, G. F. HUMME-
LEN, Boekhandel, Assen.
Sloom-Ververij en Chern. Wasscherlj.
Terstond gevraagdbekwa
me Kostnnmstrijksters, tegen
hoog salaris en vasten werkkring.
C. H. A. JES8EN, Haarlem.
2362 6
VOOR 1978 14
Urine-Onderzoek,
gevestigd Retlerdara,
OPEN RiJSTUIN 20.
Te consulteeren voor Leiden
en Omstreken Vrijdag en
Zaterdag van 10 tot uur:
JKaiserstraat 36.
Door GEBROEDERS VAD DER ROEK,
te LEIDEN,
is uitgegeven: 2399 14
avec la traduction en regard
et des notes explicatives
par
E. Th. BORLÉ,
Profeaaeur da francais d Rotterdam.
Prijs fit.50. Gebonden fit.90.
EIGENDOM van den FRAN8CHEN STAAT
Goed den Naam aanduiden
Men eische op al deze Produkten het Merk VIGHY-ÉTAT-
BU den Uitgever A. W. SIJT-
HOFF, te Leiden, is verschenen
en bü alle Boekhandelaars verkrijg
baar gesteld:
EET
door
Dr. J. A. DER MOUW.
Prtfs ƒ3.-.
In een woord vooraf zegt de Schrij
ver: ,Ik zal in een reeks van philo-
aoflsche studies, die ook voor nlet-
deskundigen bestemd zijn, verschil
lende vragen behandelen, die Hbgbi/s
herrijzenis aan de orde stelt.
In dit deel bespreek ik I) den
psychologisch gegronden twijfel aan
de intellectualiteit van onze wereld
beschouwing, en II) de hypothese
van het Ding-an-sich.
In mijn opvatting van het begrip
en van de bezwaren tegen de meto-
physlca sluit ik me aan bU Volkelt."
Plantage 20.
Piano-onderricht voor eerst-
beginnenden en meergevorderden.
1792 6
VERHUISD:
van Korte Hare 10 naar
2346 6
Snel, practiftch en grondig.
Van af 15 Sept. geregeld onderricht
Conversatie, Handelscorrespondentie
door geboren Dultscher, voorheen
Leeraar aan Duitsche Staatsscholen.
Prima referentiën. Billijke voorwaar
den. CABIi DIEPEN BROCK,
Groote Houtstraat 611, Haarlem.
2275 10
VERHURING wan Brandkastjes ter bewaring
van Geldswaarden.
2388 20
Wi I M 0; W;
Opening van het Winterseizoen.
t' v-v .kiV-
a
171)
„Goed," antwoordt Teil op schertsenden
itoon èn voor het eerst sedert langen tijd
us weeft een lachje om zijn mondhoeken; „ik
jwil er over uadenkcD, al kan men u niet
{volkomen vertrouwen; men weet nooit, of
gij ernstig zijt of schertst."
Hij blijft staan en reikt zijn vriend do
hand ten afscheid. ,,Hier keer ik om.
Adieu, Völker. Kom spoedig terug, maar
izonder de anderen."
„Goeden nacht, Tell I Gij zult het geheeie
gezelschap ontmoeten."
,,Dat zal ik niet. Ik ga het uit den weg."
Hij gaat heen van den professor, verlaat
•Jden straatweg en volgt een voetpad, dat
op een kleinen oinweg langs het meer naar
VDcben terugleidt.
Terwijl hij achter een groep struiken, tus-
Bchen welker gebladerte enkele bessen in
Jhet maanlicht als bloeddroppels glinsteren,
'iangs den oever voortgaat, hoort hij men-
\bchelijko stemmen van de waterzijde. Hij
blijft staan en kijkt achter een struik naar
het meer. Dicht voor hem dobbert een boot
met Ellen von Brank, haar broeder en den
I heer Tollen; de beido heeren houden juist
J met roeien op; ook Ellen, die aan het roer
zit, heeft dit losgelaten.
Do ritmeeeter von Tollen heeft mot zijn
xvalkenoogen den slechts half verscholen en
tvVc1 door het maanlicht beschenen waame-
iv)cv horkend en roept vroolijk: „Ziedaar
tk justitieraadi Wat voert u daar uit?
Zcekt u kruiden in den maneschijn of wilt
u wormen graven voor het hengelen?"
Daar Teil weet, dat hij herkend is, treedt
hij achter den struik vandaan en neemt
zijn hoed ai.
„Ik zoek noch wormen, noch kruiden,
mijnheer von Tollen, maar zie naar het
weer."
„En wat verkondigt do hemel?" vraagt
Tellen.
„Het schijnt, dat wij storm zullen krij
gen..."
„Zonale altijd in het menschooleven na
zonnige dagen," vult de ritmeester aan
met een komischen zucht.
Ellen zegt niets; zij verwacht, dat de
kluizenaar, de zich nog geen onkoie maal
op Giesdorf heeft laten zien, het eerst het
woord tot haar zal richten. Ditzelfde ver
onderstelt Teil; als do freule geen syllabe
van oen groet voor hem heeft, dan ,wil zij
blijkbaar niets meer van hem weten en
mag hij zijnerzijds het stilzwijgen ook niet
verbreken.
Walther von Brank, de reeds lang uit
Heidelberg teruggekeerde, de thans in hot
ouderlijk huis wonendo majoraate-erfgo-
naam, zwijgt eveneens; alleen, toen Tollen
eer. nieuwe vraag aan den justitieraad wil
doen, fluistert hij, doch zóó, dat Teil het
hooren kan: „Het wor^t waarlijk tijd, dat
wij huiswaarts roeien, mijnheer von Tol
len J"
De heeren in de boot groeten, de ritmees
ter door luiden toeroep en met vrien
delijke handbeweging, Walther von Brank
slechts door een saluut aan zijn jockey-pet;
daarna laten zij de riemen weer in het
water zakken en drijven in het kleine
vaartuig van den oever. af.
Teil vervolgt met gemengde gewaarwor
dingen zijn weg en ziet, hoe de boot na
enkele minuten aan de overzijde landt en
de passagiers uitstappen. Waarom heeft
Ellen hem slechts toegeknikt? Waarom hem
geen vriendelijk woord van begroeting ge
gund?
O, hij weet hot heel goed; hij ia destijds
in het Neue Palais zoo berekenend onhof
felijk jegens haar geweest; maar als hij haar
niet onverschillig iB, kan zij dan niet ver
geven en vergeten? En hoe stijf en afgeme
ten was weer die broer van Ellen tegen
hem geweest I Ziet de verwaande jonker in
hem, den boer, don bewonderaar van zijn
zuster? Ha, ha, ha! Het zou eigenlijk een
fameuze vernedering voor dien praatjesma
ker zijn, als hij hot beleven moest, dat zijn
zuster, de blauwbloedige vrijvrouwe, aan
een boer zonder adelsdiploma de hand
reikte! Maar wat zijn dat voor fantasieën?
Hij heeft immers alle bruggen met Gies
dorf afgebroken; het water, dat tusschon
hem on Ellen stroomt, is veel te diep, en
over diepe wateren komen, zooals het in het
lied heet, zelfs koningskinderen niet bij
een. Al zuchtend keert hij het meer den
rug toe en wendt zich naar zijn huis, dat
intusschen ook door de overige gasten ver
laten is.
XX.
„Het hart zou iemand' breken, als men
bedenkt, dat de hoogo heer zijn laatste
krachten cr aan gewijd heeft om uit het
zonnige Zuiden in dit moorddadig-ijzige
land terug te keeren en den schepter zijcicr
vaderen te aanvaarden."
Teil zegt dit tot den predikant Satfcüer,
die uit Breditz, by Giesdorf, is overgeko
men, om den kluizenaar van Doben tot een
wandeling af te halen. Beiden loopen naast
elkaar Langs het meer, op den in den Maart,
wind stuivende© weg naar Breditz. De do
minee knikt en zegt op emstigen toon:
„Het is een beproeving, zooals God de
Heer die slechts aan het Duitscho volk op
legt."
„Waarom alleen aan dit?"
„Omdat het sterk en geloovig genoeg i9,
om die zonder scbado te dragen; ja, ik
denk, dat ons volk door de hamerslagen
van die bezoekingen steeds meer versterkt
zal worden in het vertrouwen op God en
op zichzelf. Er is geen tweede volk op aar
de, dat in den loop der tijden zulk een
eerwaardig, met glans omgeven Keizer ver
loren heeft, als onze grijze Wilhelm, en
nog nooit is zulk een vurig bemind heer
onder den indruk van dergelijke kwalen op
een troon gestegen, als onze arme Keizer
Frledrich."
„Zog mij niet, dat men zich in do eeuwi
ge barmhartigheid zou kunnen vergissen. U
weet nog niet, wat ik in hem bezit,
wat ik aan hem heb te verliezen,
hij is de ster, waarnaar ik hoopvol
in de duisternis van dit leven had leeren
opzien, en deze ster is nu aan het onder
gaan. Toen ik hem de laatste maal in zijn
zonnigo oogen mocht zien het was te
Berlijn, Unter den Linden, ik had juist
mijn verzoek om ontslag ingediend en was
op het punt naar hier te verhuizen toen
sprak hij mij aan, hij had mij dadelijk her
kend.
„Ik moet u nog mijn erkentelijkheid be
tuigen," zeido de Kroonprins, mij de hand
toestekend, „dat u door uw omzichtigheid
en energie onzen heer von Brank een deel
van zijn eigendom gered hebt."
„Dat hebben de politie en de rechtbank
gedaan, Keizerlijke Hoogheid," antwoord
de ik, „vu:wt medewerking daarbij is slechts
zeer onbeduidend geweest"
„Verklein uw verdienste niet," viel hij mij
vriendelijk in de rede. „U zijt eb padvindor
geweest; zonder uw speurzin zouden de
misdadigers niet gepakt zijn en zou het ge
roofde ook niet in beslag genomen zijn. Ik
heb tot mijn leedwezen vernomen, dat een
der deelnemers aan de inbraak een stier
broeder van u geweest is. Wat moet u bij
de ontdekking daarvan geledeu hebben:
de ongelukkige is vrijwillig in don dood ge
gaan, hij heeft nog zooveel eergevoel be
zeten, dat hij, door dezo schande bevlekt,
niet langer leven wilde. Ik wensch u van
harte toe, dat de waardeering van uw su
perieuren en een snelle bevordering er toe
mogen bijdragen de wonden te heelen, die
uw zwaar en verantwoordelijk ambt u toe
gebracht heeft; de beste pleister is toch
het bewustzijn zonder aanzien van persoon
zijn plicht gedaan te hebben."
Zoo Bprak hij met mij, en mij zwol het
hart, en de tranen kwamen mij in de
oogen. Mijn stem beefde, toon ik antwoord
de: „Ik dank Uwe Keizerlijke Hoogheid
onderdanig voor deze belangstelliug; maar
op bevordering reken ik niet meerik wil
mijn ontslag nemen en kool gaan planten."
Hij sloeg vol verwondering de handen
ineen, boog het bovenlichaam iets voorover
en zag mij onderzoekend aan. u een
kapitalist? Wilt u een riddergo. kno
pen?"
Words eervolgd.)