Nó. 13974.
LEIDSGH DAGBLAD. WOENSDAG 13 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Ziju Moeder.
Anno 1905.
„De Standaard" betoogt in een
hoofdartikel, 'dat er geen sprake van kan
2ijn, dat de schoolwo t-k u y p c r finan
cieel do openbare schoo 1 zou hebben
benadoeld, of drukkend zou zijn
voor de gemeenten.
•Het blad schrijft:
Wat bepaalt nu de schoolwet-Kuyper ten
ftanzien van de onderwijs-uitkeering aan do
gemeenten? De bedoeling dier wet was,
evenals die v a Mackay, om niet het open
baar onderwijs, maar het bijzonder onder-
,wijs ter wille te zijn. In dit opzicht waren
idus, wat ook van de overzijde beweerd mo
ge worden, Maekay en Kuyper volkomen
homogeen, is er dus in het minst geen strijd
tusschen beider wetten. Overtuigd, dat
waar de uitgaven voor het openbaar onder
wijs uit de publieke kassen, dus door de ge
zamenlijke belastingplichtigen, worden bo
etreden, het alleszins billijk en redelijk
mocht worden geacht om aan een anderen
ifcak van ons volksonderwijs ook steun uit
Ido publieke kas, in casu do schatkist, te
ycrleenen, voerde Mackay het subsidiestel
sel voor de bijzondere scholen in cn deed
Kuyper op dien weg een schrede verder,
toen gcblel i was, dat bij den toenemenden
vooruitgang van het bijzonder onderwijs er
alleszins aanleiding was om het subsidie
to verhoQgen.
De sohoolwet^Mackay gaf een gelijk be-
'drag aan subsidie per onderwijzer van de
bijzondere en de openbare schoolvolgens
)de eohoolwet-Kuyper nam het Rijk de mini
ma der jaarwedden met de wettelijke ver
hoogingen voor zijn rekening. Doch aange
zien do bedoeling van beide wetten waa niet
om het openbaar onderwijs, maar om het
bijzonder onderwijs van Staatswege te steu
nen, werd door minister Kuyper door de
zoogenaamde verrekening er tegen ge
waakt,, dat het doel van zijn wet, hl. meer-
Jflcro steun aan het bijzonder onderwijs, zou
worden voorbijgestreefd, door ook hooger
uitkeering aan de gemeenten te verstrekken.
Vandaar zij.i voorstel tot verrekening,
waarbij intusschen, gelijk wo reeds op
merkten, do gemeenten absoluut geen na
deel, maar veeleer voordeel hebben. In 'dat
opzicht is dan ook de sohoolwct-Kuyper
voordeeliger voor de gomeenton dan do
schoolwet-Mackay.
Dit verrekenings-voorstel komt hierop
neer. Indien de gemeenten, evenals de be
sturen der bijzondere scholen, voor haar
openbare soholen een Rijkssubsidie ontvin
gen tot het volle bedrag van de minima-sa
larissen met de wettelijke verhoogingeai,
zouden de gemeenten over 1906 ongeveer 6
millioen meer aan de Rijksbijdrage voor
haar openbaar lager onderwijs ontvangen.
Dit nu lag cn moest liggen buiten de bedoe
ling van minister Kuyper, bij wien immers
alleen on uitsluitend het denkbeeld voorzat
om het bijzonder onderwijs van Rijkswege
meer tc steunen Vandaar dan ook, dat wel
een gelijke maatstaf werd aangelegd voor
de subsidieering van bijzonder cn openbaar
porderwije, n.l. uitkeering van do minima-
salarissen met de wettelijke verhoogingen,
doch dat in de Onderwijs-novelle een arti-
kbl werd opgenomen, bepalende, dat het
bedrag der uitkeeringen aan do gemeenten,
krachtens de wet van 1697, zou worden
.verminderd met het verschil tusschen de
Bom, die dc gemeenten over 1905 volgens
de OnJcrwijs-Novcllo, en de som, die zij
Volgens de bestaande wet aan Rijkssubsi-
tdiën over datzelfde jaar zouden te hebben
ontvangen.
Het jaar 1905 werd alzoo als basis aange
nomen. En hier nu zit het fijno puntje voor
do gemeentenwant hierin ligt opgesloten,
dat do noodzakelijke meerdere kosten, we
gens de jaarwedden, tot het bedrag van do
minima der jaarwedden ten volle worden
gedragen door het Rijk, zonder dat uit
dien hoofde iets op de bijdrage
der Wet van 1897 zl worden ge
kort (Handelingen Eerste Kamer blz.
B00).
Het zal een ieder 'duidelijk zijn, dat deze
regeling voor gemeenten, die niot ruim in
haar gelden zitten, van groote boteekenis
is. Het is bekend genoeg, dat gedeeltelijk
70)
Teil stelt zioh tevreden den opgewekten
jneetater metselaar met dc.i vinger to drei
gen, dan verlaat hij de veranda-, gaat door
het buic den professor te gemoet en houdt,
terwijl hij hem in de vestibule aantreft,
rich he hoofd met bei handen vast, ter
wijl hij uitroept: ,,ik zeg u, professor, het
gezwets daarachter op de veranda is niet
to verdragen. Het is goed, dat u komt en
mij verlost."
-♦.Nu, nu, mjju beste juBtitieraad," zegt
Völkor, „men moet de mcnschen nemen
Moals ze zijn. Ik wenschte alleen zoo vroo-
ljj te kunnen zijn als dat onbezorgde
.volkje; maar hebt u het al gehoord? Er
*jn weder slechte berichten van onzen
Kroonprins U weet nog niets? Hier
kunt u het lezen I" Hij geeft Toll do avond
editie van een courant en Toll's blikken
viiegen over het papier
„O, Hemel!" roept hij, „waarom brengt
gij zulk een zwaar noodlot over hem en ons
goheclo volk
Hij gaat met don schilder naar de ver
anda, waar deze mevrouw Julie en de ove
rige gasten begroet.
Intu&3cl.on heeft Friedrich Juet in allerijl
keukenmeid bijgestaan om een koud
«ouper aan to richten, en hij helpt ook het
aragenmeiS,e d° 6chotcIs naar de veranda
nOpgepast I" riep Knoblauch. „Mijnheer
ifriedrich Just als „Madchco für Allea."
door onwil, misschien meest nog door on
macht, in zee.* vele gemeenten het openbaar
onderwijs niet geheel beantwoordt aan de
bedoeling der - ager-Onderwijs-wet.
Allerlei kleine middeltjes worden aange
wend, om, zonder de wet te ontduiken naar
de letter, I 'i haar niet naar den geest uit
te voeren. Nu eens tracht men he!, getal
kinderen op .5 Januari te drukken, ten ein
de "ontslagen te zijn van de aanstelling van
nieuw personeel. Dan weder wordt ge
poogd, zich te ontslaan van onderwijzers,
dikwerf .;oproefde werkkrachten, die in 'de
termen vallen van verhooging cn goedkoo-
pere werkkrachten in de plaats te krijgen.
Op hot platteland zijn die middeltjes,
waarmede vanzelf het belang van het open
baar onderwijgeschaad wordt, niet
vreemd.
Welnu, door de regeling, die de sohool-
wet-Kuyper geeft, zijn die kleine middeltjes
niet meer noodig. Gemeenten, waar thans
dus over 1905, het jaar, dat als basis
voor de verrekening dient het openbaar
onderwijs door dergelijke middeltjes is ge
drukt, behoeven rcedö in het volgend jaar
niet meer angstvallig te zorgen, dat op 15
Januari bet getal kinderen op zeker peil
gehouden wordt; zij kunnen nu naar den
eisch der wet nieuw personeel aanstellen,
daar de meerdere kosten geheel door het
Rijk worden betaald. Voor kleine schooltjes
van 2540 leerlingen kan de gemeenteraad
een tweeden onderwijzer aanstellen; do
jaarwedde wordt tot het minimum uit
's Rijks sohatkist verstrek;. Goed© werk
krachten behoovon niet meer op zij gescho
ven te worden, daar de verhooging van
Rijkswege w rdt verleend.
,,D e Nederlander" las bij den
Haagschen Briefschrijver der „Zaan-
landaohe Courant" deze bewering:
De Regeering zou 'de schoolwetten
wel een3 niet kunnen uitvoeren, om
dat, zoolang de middelen er niet voor zijn
aan te wijzen, de uitvoering eigenlijk onmo
gelijk is. Maar do Regeerkg zal niet zoo
handelen uit verdraagzaamheid en groot
moedigheid.
„Do Nederlander" keurt een der
gelijke redeneering af en meent dat zij don
spot 'der tegenstanders uitlokt. Men moet
niet met grootmoedigheid pronken, waar
van niets anders spnake is dan van plichts
betrachting, ja van dwang tot handelen.
„Het is toch duidelijk, dat alle wetten
moeten worden uitgevoerd cn dat een
Minister, die dit naliet, zich aan misdrijf
zou schuldig maken en daarvoor dus ver
volgd zou worden. Ook weet ieder, dat in
ons land, met onze inrichting dor compta
biliteit en der Staatsbegroting, men nooit
kon beweren, dat er voor eero bepaalde
zaak geen geld aanwezig is, vermits alles
komt in een algemeenen pot on alles uit
dien pot betaald wordt. En al ware dit an
ders, waarom men, als or eon tekort is,
dit dan juist zóu moeten verhalen op die
scholen, die nu eindelijk ontvangen wat
haar sinds 1857 steeds geheel of gedeeltelijk
onthouden is, waarom mon, gesteld het
ware mogelijk verpliohte uitgaven achterwe
ge te laten, dan met die beginnen zou,
welke rechtsherstel ten doel hebben,
ziedaar wat een venstandig en welden
kend mensch niet vermag in to zien.
Daarom: wil men het prikkelen en verbit
teren tegengaan, uitnemend: maar men
geve dan ook zelf het voorbeeld."
Ineen asterisk „Niet kerkelijk"
zegt „Do Standaandj":
Do an tir'evolu tion n ai re partij heeft er
steeds haar eere in geeteld, geen kerkelijke
partij te zijn, geen voorkeur in eenig op
zicht te geven aan tot haar behoorende le-
doq van de Hervormde Kerk en de Gere
formeerde Kerk.
Ieder, dio haar program onderschrijven
kon, was en is nog welkom, onverschillig
tot welke kerkelijke gezindheid hij behoort.
Bij verkiezingen bleek dan ook keer op
keer, dat de Gereformeerden voor een Her
vormden candidaat, en dat de Hervormden
voor een Gereformeerden candidaat warm
in het vuur gingen. Soms verluidde wèl,
dat onze kiesvereenigingen eonige voorkeur
gaven aan Hervormde candidaten, d. w. z.
„Ja, waarde heer Knoblauoh," zegt Just,
„buiten levert men alles cn, let er op, ik
maak de tafel nog sneller in orde da/n een
dienstmeisje."
In een oogenblik beeft hij twee tafels aan
elkaar geschoven, een wit tafellaken daar
over gespreid, en nu verdeelt hij het tafel
gereedschap met de grootst mogelijke be
kwaamhoid.
„Ik dank u zeer, beste Just," zegt me
vrouw Julie, die met heimelijke bevredi
ging gezien heeft naar het handigo fac
totum van haar pleegzoon, „mijn William
kan zich gelukwenschon, aan u heeft hij een
hofmaarschalk, zooals het in het boek
staat."
Just weert bescheiden dezen lof af en
loopt heen, om spoedig daarna met vier
dikbuikige flesschen te verschijnen.
Toll vraagt verwonderd aan Just: „Waar
voor dat? Wie heeft dat bevolen?"
„Mevrouw Lamp er t."
Teil zucht en werpt een verwijtenden blik
naar zijn pleegmama. Deze wenkt hem en
vraagt bekommerd: „Gij ziet er zoo onte
vreden uit, William? Wat is er?"
„Ik zou gowensol.t hebben, dat wij niet
juist heden deze luidruchtige gaston bij ons
hadden," zegt hij fluisterend. „Het staat
eleoht met onzen Kroonprins en hier wil
men nu lachen en drinken."
Völkor, die in de nabijheid staat, en
deze woorden gehoord heeft, zegt: „Laat
die lieden bun gang gaan I Nietwaar, me
vrouw Lampert, hij is een tobber en ver
geet het oude woordmen moet de feesten
vieren, zooals zij vallen."
„Geheel mijn meening, professor 1 Zet
hem het hoofd eens op de recht© plaats!
antirev. candidaten, dio tot de Hervormde
Kerk behooren.
Thans echter vertelt men aan „De
Ni ou we O ou rant", dat pogingen aan
gewend worden om de Hervormde anti-
revolutionnairen van onze partij los te ma
ken cn te vereenigen tot een anti-revolu-
tionnairc partij, wier leden Hervormd
zijn. En wel om deze reden, dat bij de ver
kiezingen Gereformeerden steeis meer kans
hebben te worden gecandidcerd dan Her
vormden.
Die reden is volkomen ongegrond.
Ah mon de lijst naziet van onze candi
daten bij de jongste Kamerverkiezingen,
zal het blijken, dat de meerderheid der
candidaten behoort tot de Herv. Kerk; cn
in de nieuwe Kamer hebben zitting 15 an-
tirevolutionnairen, .waarvan 8 Gerefor
meerd en 7 Hervormd.
Die reden vervalt dus.
Eh overigens zouden wij het zeer betreu
ren, indien bleek, dat heb vertelseltjo aan
„Dc Nieuwe C ou r ant" eenigo waar
heid bevatte.
De antirevolutionnairo partij is een
staatkundige, geen kerkelijke partij.
Dat moet zoo blijven.
„D e CoBtrolour' begroet do ophan
den zijnde fractie aldus:
Gaat uw gang maar, heereft! Do wortel
des geloofs schijnt tot de knolgewassen te
behooren, die zich sterk vermenigvuldigen.
Bij zoo'n overvloed van knollen kan het
wel niot anders, of ieder probeert op zijn
manier of hij er niet 'n paar voor citroenen
kan verkoopen.
Naar aanleiding van dc instelling van
een negende departement- schrijft
A. C. v. J. in „Het Nieuws van den
Dag" o. a., na herinnerd te hebben, dat
7 November 1877 de minister van het toen
niouw ingestelde departement van water
staat, handel en nijverheid werd benoemd,
het volgende:
Twee dagen later, den 9den November,
geschiedde de benoeming van den Secre
taris-Generaal bij dat Departement. Uit
welken post nu werden deze titularissen
bezoldigd? Het ontwerp van wet van den
aden November 1877 bevatte dienaangaan
de geon bepaling. In het Voorloopig Ver
slag der Tweede Kamer van den 30sten
November werd do onderstelling geopperd,
dat voor die uitgaven een aanvullende be-
grooting zou worden aangeboden, tenzij
het mogelijk ware ze uit den post van
onvoorziene uitgaven te bestrijden. En
de Regecring beantwoordde deze opmer
king in do Memorie van Antwoord met de
verzekering, dat het hoofdstuk voor on
voorziene uitgaven toeliet de bewuste
traktementen te bestrijden. Uit dat hoofd
stuk, n.l. het elfde, werden dan ook, blij
kens de verantwoording, in 1878 overge
legd, bedoelde traktementen geput. Was
deze bestemming, welke aan de gelden, van
het elfde Hoofdstuk der Staatsbegrooting
voor 1877 werd gegeven, uit constitutioneel
oogpunt juist? Wij wagen het daaromtrent
twijfel te koesteren; in elk geval zou o. i.
door een suppletoire begrooting, gelijk hot
Voorloopig Verslag der Tweede Kamer
aangaf, op betere wijze het beoogde doel
zijn bereikt.
Hoofdstuk Elf Btelt ter beschikking dor
Regcering een bedrag, gewoonlijk van vijf
tig duizend gulden, ten einde uitgaven te
bestrijden, in den loop van het jaar on
voorzien opkomende. 'Aan dc Regeering
wordt dus door Hoofdstuk XI een krediet
gegeven, om in onvoorziene v mstandigho-
don de beschikking over die gelden te heb
ben, onafhankelijk van een bedrag, even
eens van onvoorziene uitgaven, op ieder
Hoofdstuk der Begrooting voorkomende.
Over dat laatste bedrag kan toch slechte
beschikt worden voor onvoorziene uitga
ven betroffende een bepaald Departement
van Algemeen Bestuur. Aan de departe
mentshoofden ten tijde van de totstand
koming der begrooting wordt dus als
blijk van vertrouwen de beschikking over
het bedrag van Hoofdstuk XI toegekend.
Zij, maar ook zij alleen, zijn o. i. gereoh-
tigd uit dien poet te putten. Den nieuw -
benoemden minister komt o. i. dat recht
Hij moet weer leeren Lachen. Ik h©6 hem
in jaren niet zien lachen."
„Hij is boos op uw gasten, omdat zij een
vroolijk uur genieten willen, nu onze arme
Kroonprins zoo zwaar ziek is. Die lieden
zijn daarom niet minder vaderlandslievend,
niet minder deelnemend dan u, beste heer
ju8titieraadhet gevoel zit bij hen alleen
niot zoo diep. Als u vergunt, mevrouw Lam
port, ga ik direct na het eten met uw pleeg
zoon heen om nog eenigo zaken met hem
te behandelen; zijn somber gezicht bederft
dan niet meer de goede luim van uw gasten,
en ik zal trachten het op te vroolijken."
Mevrouw Julie knikt toestemmend en
noodigt don de gasten uit aan tafel plaats
te nemen.
Er werd dapper gegeten en nog dapper
der gedronken. De beide eenig© matigheids
apostelen waren Teil en JuBt. Juffrouw
Mieseke verzwolg een groote massa salade
en daarbij een kolossale hoeveelheid worst
en gebraden vleesch; daarbij gaf zij hofge
schiedenissen ten beste, zooals de lakeien
die verbreid hadden. Knoblauch dronk zich
een kleinen roes in; hij nam den ouden
Halszlach in de maling over diens atten
ties aan Sabine cn zeide, dat hij, Knob
lauch, een beter courmaker was dan zoo'n
in8trumcntenbouwer, die geen hart meer
in zijn lijf had. De anderen lachten en ook
Sabine's echtgenoot lachte goedig mede;
hij was zich bewust van de trouw zijner
vrouw, en, als het de coquette streelde den
ouden Haszlach aan haar voeten te zien,
dan wist hij, dat dit een zeer onschuldige
grap was, waartegen hij niets kon inbren
gen.
Na tafel nam Yölker afscheid en ging op
weg naar het naast© spoorwegstation. Teil
niet toe. Immers, de volksvertegenwoordi
ging ken bij het vaststelion van dien post
mot hem geon rekening houden. Een mi
nister i'o beschikking tc geven over be-
grootingsposten, zonder dat de volksver
tegenwoordiging daarin is gekend, komt
ons inconstitutioneel voor. Wij zijn dan ook
van oordeel, dat mr. Tak van Poortvliet
de kosten van zijn departement niet '-ad
mogen putten uit. het Hoofdstuk Onvoor
ziene Uitgaven voor 1877. Een suppletoire
begrooting, of liever een Kredietwct ge
durende de restecrende maanden van 1877
ten behoeve van zijn departement, ware o.
i. de meest regelmatige wijze geweest om
in de nieuw© uitgaven te voorzien. Aan
de Kamer ware dan gelegenheid gegeven
om vertrouwen in zijn beleid gedurende de
resteerende maanden van 1877 uit te spre
ken.
Wij achten, gelijk gezegd, alleen de
collega's van den nieuwen minister door
de Kamer met het vertrouwen begiftigd
om uit Hoofdstuk XI te putten. Hadden
nu dezen het noodigc geld daaruit niet
kunnen bekomen, ten einde het te besto
den ten behoeve van het nieuw opgerichte
departement? Hierop moet het antwoord
ontkonnend luiden. Geen hoofdstuk im
mers der begrooting van uitgaven kan
moer dan die voor één departement van
algemeen bestuur behelzen (art. 125
Grondwet.) Do penningen, voor een depar
tement toegestaan, kunnen alleenlijk en bij
uitsluiting worden gebruikt voor uitgaven,
tot d&t departement behoorende- (art. 127
Grondwet /15). De bedoeling der Grondwet
ia deze, dat geen vermenging plaats hebbe
van de gelden, toegestaan voor het ééne de
partement, met die bestemd voor hot an
dere.
Hieruit volgt, dat dc minister van bin-
nenlandsche zaken in 1877 dc te zijner be-
schikking gestelde kredieten slechts voor
z ij n departement mocht gebruiken, m. a.
w. dat genoemde bewindsman die gelden
niet mocht aanwenden ten behoeve van het
departement van waterstaat, handel cn
nijverheid.
Het zal ons benieuwen welken weg do
Regeering thans zal inslaan omdc kosten te
bestrijden ten behoeve van het aanstaande
negende departement.
In „De P rote o tie bo do" verschijnt
een reeks artikelen onder het opschrift:
„Een krachtig ploidooi togon
vrijhandel". Anu een dezor is het vol
gende ontleend:
Welke vreemde toestanden in ons lieve
vaderland zijn, het lano, waar alle gelijke
vrijheden gewaarborgd hceten, blijkt uit
het volgende. In Nederland bevaren dc
vreemde schippers onze 170 kanalen cn
•doen de in de engte gedreven schipperij al
hier eon groote concurrentie aan. Do veel
grooter aken, dio dc vreemde schipper
laadt, maken verschillende kleine ladingen
gomakkelijk, de kosten zijn gelijk cn daar
door drukt hij de vrachten.
Men moet met die menschen spreken, het
is inderdaad treurig. Yan sluis- cn haven
gelden zijn de vreom'delingen vrij, ten min
ste te Amsterdam, of 1 ct te Rotterdam ook
zoo is, weet ik niet, en hebben daardoor
dus al een voorsprong op onze eigen schip
pers. In Duitschland word order von Bis-
rnarok een besluit uitgevaardigd, waarbij
aan al'.o NederLandsch© schippers op de
Oost-Friosehe kust verboden werd vracht in
te nemen on to vervoeren.
Als men bedenkt, 'dat in 5 jaren tijds voor
63 millioen gulden aan onderhoud en gra
ven van kanalon werd uitgegeven, dan is
het toóh im rrs duidelijk, dat do vrijhandel
met die som wordt goprotegeord, cn de
buitenlander, - ie geen rooden c'.at mcobo-
taalt aan onderhoud, eveneens beschermd
wordt. Alzoo de vrijhandclaar en de vreem
deling genieten protectie en laten zioh dat
heel kalmpjes aanlounen.
Ons wc rkver schaf fors noemt men protec-
tionisten cn zij, die door de bescherming
slechts geworden zijn wat re zijn, benadec-
len onze belangen door zich te kanten tegen
de ontwikkeling. Of is de benoeming van
dozen of genen grooten of l 'emen ambte
naar geen protectie? Is het geen bevoor
rechting, dat do zoons on dochters van ba-
dood hom uitgeleide. De andere gasten wil
den eerst van den laatsten trein gebruik
maken.
Het was een warme, heerlijke herfst
avond; van de weiden kwam een kruideri-
ge hooigour, en ginds in het meer spiegelde
zich de bijna volle maanschijf. Teil scheen
heden echter ongevoelig voor do betoove-
ring der natuur; hij zuchtte diep cn zcide:
„Goed, dat wij gevlucht zijn! Ik hud die
menschen niet meer kunnen zienDie juf
frouw Mieaeke met haar hangwangen en
ratelslangonappetijt en die platte heer
Knoblauch als incroyable en grappenma
ker, het is bepaald vreesclijk
Völkor hield den pos in, wendde zijn ge
zicht op zijde en zag zijn metgezel spot
tend aan: „En wie wilde eens alle stands
verschillen wegdecreditoeren Mijn beste
vriend, ik verheug mij, dat uw ware na
tuur steeds meer te voorschijn komt: gij zijt
een aristocraat zooals ik, en als cr geen
standen waren, zoudt gij de eerste zijn, die
door afzondering van ucn grooten hoop een
bijzonderen stand zoudt vormen."
„Ik ben een boor en wil niets anders
zijn."
„Dat is bijna hetzelfde als een aristo
craat. De boer hoeft tegen *.iC scheiding in
de maatschappij niets in te brengenhij
vindt die geheel in orde en is, Goddank,
nog zoo stijfkoppig en zelfbewust, dat hij
aan de andere standen hun bijzonderheden
en ingebeelde of werkelijke voorrechten
zonder afgunst gunt. Degenen, die babbe
len over zekere trappen in de maatschappij,
zijn meestal zeer gewone naturen, die met
kleingeestige wangunst op de hooger ge
plaatsten zien en zich ergeren, dat zij ook
niet boven hun plaats hebben. De werkelij-
ron *Ys cn graaf Zoo, alsmede van vrijhan-
dol&ar-suikerlord Die en tabaks plan tor
Dat, dij hun vermogen bij millioenen tellen,
Vcor een bagatel onderwijs genieten op on
ze inrichtingen voor middelbaar en hooger
onderwijs, met de zekerhoid, dat alweer
door protectie die jonge mannen en vrou
wen aanzienlijke betrekkingen verkrijgen?
En dc voorboreiding voor die ambten,
waarvoor zc niets buitengewoons behoeven
te praesteeren, kost jaarlijks per hoofd 800
t\ 1000 guldon. Zooals de vrijhandclaar zich
dien mooicnn naam toeëigc. t cn het inder
daad niet is, zoo heeft dc revolutionair
zioh met don naam van socialist betiteld,
en zoodoende is er veel onredelijks, dat
steeds blijft bestendigd.
Stel u eens voor, dat hot mogelijk ware,
uit het Luitenland een stoombootiading
ambtenaren rds Wwijzons, advocaten en
journalisten in to voeren, terwijl het land,
waaruit uie import kwam, tegelijkertijd den
invoer van al dio personen \*>rbooddan
zouden al de Nederlanders, die deze vakken
beoefenden, vermoedelijk n. j veel meer pro-
tectiemanncn zijn dan onze fabrikanten, en
dan zou er niet cén w-::Bn, die con derg' ij
ken invoer in het belong nchtt© van onze
natie.
D© Hioagsche Briofsohrijver van do
„Arnhems oho Courant", Rudolf,
spreekt naar aanleiding van do te verwach
ten Troonrede:
„Éon pompeuze troonrede verwachten
wij niet, het opstellen daarvan was beter
aan dr. Kuyper, den virtuoos op het kla
vier do- volksconscientie, toevertrouwd dan
aan do nieuwe raadslieden der Kroon, aan
wie wij meer nuchterheid toesolirijven clan
aan hun nierkwoardigen voorganger. Maar
bij zeer kalmen toon on j het. strevon naar
de passonde bescheidenheid kao het een
gewichtig staatsstuk wezen, dat do volle
aandacht der natie verdient. Hot nieuw©
Ministerie bezit kundige, degelijke cn werk
zame loden ook dc tegenpartij erkent
dit wij mogen gerust onderstellen, dat
de eigenschappen in de eerste troonrede,
welke liet opstelt, zullen doorstralen."
Krachtige sociale politiek mag stellig van
de niouwe Regeering vorwaolvt worden,
schrijft mr. Limburg in zijn pas versohenen
,,Gi d s"-artikol „al was liet alleen maar
om lo toon en hoezeer het ernst was mot
het tot het vorige Kabinet gerichte ver
wijt van gebrek aan voortvarendheid." Die
verwachting is met een minister als mr.
Veegons in het Kabinet zokor niot onge
grond, mits de noodige millioenen worden
gevonden. Juist wogons hot financieel be
zwaar het tekort, dat cr nu reeds ia,
zoa^er dio niouwe uitgaven zien wij do
Troonrede met zoo greote belangstelling
to gemoet, want de wogruiming van hot
financicelo struikelblok, is wel bet moeilijk
ste vraagstuk, waarvoor dc nieuwe Regce
ring zich geplaatst ziet. En of mr. Lim
burg zelf wel gelooft, dat do millioencn-
bron, waaruit hij putten wil een ver
hoogde successiebelasting cn oen ongesplit
ste inkomstenbelasting met uitgebreider
progressi mild genoeg vloeion zal om
zeer ingrijpende ontworpen toe te laten,
durf ik in twijfel trekken.
He. groots j struikelblok is, naar do
zienswijze van anderen, wellicht het hor-
zieningsvraagstuk der Grondwet. Mij komt
het financieel govaar dreigendor voor het
nieuwo ministerieelo loven voor dan do
C 'ondwetskwcstic, omdat ik vertrouw, dat
de oud-liberalen niet stijf op hun stuk blij
ven staan, als zij inzien, dat handhaving
van den beetaanden toestand een rcachte-
looze en onvruehtbaro Kamer moet. twee
ken.
„De Standaard" bespreekt in een
driestar de instelling van het nieuw©
d op. van Arbeid, Landbouw,
N ij verheid en Han dol en begroet
het met ingenomenheid. Alleen begrijpt 't
blad niet, waarom het nieuwe departement
al dadelijk zoo zeer belast wordt, dat nu
reeds van overlading kan worden gespro
ken.
Do afdecling Arbeid cischt, bij de tocne-
mendo werkzaamheden, daaraan verbon
den, zeer veel van de krachten van een mi-
ko voorname geeft zichzelf de waarde, en
als men or weder too kon komen, dat elko
stand zich voor den eersten den bosten
hield cn geen anderen om iets benijdde, dan
hadden wij een klein deel van het sociale
probleem opgelost."
Teil antwoordde niet dadelijk; na oen
poos, toen beiden reeds verder gingen, zci
de hij: „Gij kunt gelijk hcbbeD, Volkcr;
het is een dwoaslieid iets voor zichzelf te
verlangen, elk egoïsme voert tot lijden."
Do sohilder zegt op opgeruimdcii toon:
„Gij wilt toch geen asceet worden? Hoor
eenfe, Teil, wie een boer wil zijn, een echte
boer, uit louter trots en onafliankelijkheids-
drang, die past niet voor het narrendom
der wcreldvcrloochening."
„Noem de verloochening geen narrendom.
Is er iels cdelerB dan niets voor zich te
bcgceren cn zich belangeloos voor het ge
heel op te offeren?"
„Dat zijn fraaie woorden. Holle frasen 1
Er zijn dingen, welke men, als men ze eerst
heeft leeren kennen, niet meer prijs geeft.
Gij moet een vrouw nomen. Wie een echte
boer wil zijn, moet niet zonder vrouw blij
ven."
„En dat raadt gij mij, gij, die zelf con
verstokt vrijgezel zijt?''
„Ik ben een kunstenaar; ik deug niet
voor het huwelijk; mijn hart is veel te ruim
en beeft voor te velen berging; een enkele
zou ik slechts ongelukkig maken. Maar gij,
gij schijnt als gepraedestineerd voor liet
huwelijk; ik ben overtuigd, dat gij een uit
stekend echtgenoot zijt. Denk cr over na I"
(Wordt vrvolffd.)