Nó. 13974. LEIDSGH DAGBLAD. WOENSDAG 13 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Ziju Moeder. Anno 1905. „De Standaard" betoogt in een hoofdartikel, 'dat er geen sprake van kan 2ijn, dat de schoolwo t-k u y p c r finan cieel do openbare schoo 1 zou hebben benadoeld, of drukkend zou zijn voor de gemeenten. •Het blad schrijft: Wat bepaalt nu de schoolwet-Kuyper ten ftanzien van de onderwijs-uitkeering aan do gemeenten? De bedoeling dier wet was, evenals die v a Mackay, om niet het open baar onderwijs, maar het bijzonder onder- ,wijs ter wille te zijn. In dit opzicht waren idus, wat ook van de overzijde beweerd mo ge worden, Maekay en Kuyper volkomen homogeen, is er dus in het minst geen strijd tusschen beider wetten. Overtuigd, dat waar de uitgaven voor het openbaar onder wijs uit de publieke kassen, dus door de ge zamenlijke belastingplichtigen, worden bo etreden, het alleszins billijk en redelijk mocht worden geacht om aan een anderen ifcak van ons volksonderwijs ook steun uit Ido publieke kas, in casu do schatkist, te ycrleenen, voerde Mackay het subsidiestel sel voor de bijzondere scholen in cn deed Kuyper op dien weg een schrede verder, toen gcblel i was, dat bij den toenemenden vooruitgang van het bijzonder onderwijs er alleszins aanleiding was om het subsidie to verhoQgen. De sohoolwet^Mackay gaf een gelijk be- 'drag aan subsidie per onderwijzer van de bijzondere en de openbare schoolvolgens )de eohoolwet-Kuyper nam het Rijk de mini ma der jaarwedden met de wettelijke ver hoogingen voor zijn rekening. Doch aange zien do bedoeling van beide wetten waa niet om het openbaar onderwijs, maar om het bijzonder onderwijs van Staatswege te steu nen, werd door minister Kuyper door de zoogenaamde verrekening er tegen ge waakt,, dat het doel van zijn wet, hl. meer- Jflcro steun aan het bijzonder onderwijs, zou worden voorbijgestreefd, door ook hooger uitkeering aan de gemeenten te verstrekken. Vandaar zij.i voorstel tot verrekening, waarbij intusschen, gelijk wo reeds op merkten, do gemeenten absoluut geen na deel, maar veeleer voordeel hebben. In 'dat opzicht is dan ook de sohoolwct-Kuyper voordeeliger voor de gomeenton dan do schoolwet-Mackay. Dit verrekenings-voorstel komt hierop neer. Indien de gemeenten, evenals de be sturen der bijzondere scholen, voor haar openbare soholen een Rijkssubsidie ontvin gen tot het volle bedrag van de minima-sa larissen met de wettelijke verhoogingeai, zouden de gemeenten over 1906 ongeveer 6 millioen meer aan de Rijksbijdrage voor haar openbaar lager onderwijs ontvangen. Dit nu lag cn moest liggen buiten de bedoe ling van minister Kuyper, bij wien immers alleen on uitsluitend het denkbeeld voorzat om het bijzonder onderwijs van Rijkswege meer tc steunen Vandaar dan ook, dat wel een gelijke maatstaf werd aangelegd voor de subsidieering van bijzonder cn openbaar porderwije, n.l. uitkeering van do minima- salarissen met de wettelijke verhoogingen, doch dat in de Onderwijs-novelle een arti- kbl werd opgenomen, bepalende, dat het bedrag der uitkeeringen aan do gemeenten, krachtens de wet van 1697, zou worden .verminderd met het verschil tusschen de Bom, die dc gemeenten over 1905 volgens de OnJcrwijs-Novcllo, en de som, die zij Volgens de bestaande wet aan Rijkssubsi- tdiën over datzelfde jaar zouden te hebben ontvangen. Het jaar 1905 werd alzoo als basis aange nomen. En hier nu zit het fijno puntje voor do gemeentenwant hierin ligt opgesloten, dat do noodzakelijke meerdere kosten, we gens de jaarwedden, tot het bedrag van do minima der jaarwedden ten volle worden gedragen door het Rijk, zonder dat uit dien hoofde iets op de bijdrage der Wet van 1897 zl worden ge kort (Handelingen Eerste Kamer blz. B00). Het zal een ieder 'duidelijk zijn, dat deze regeling voor gemeenten, die niot ruim in haar gelden zitten, van groote boteekenis is. Het is bekend genoeg, dat gedeeltelijk 70) Teil stelt zioh tevreden den opgewekten jneetater metselaar met dc.i vinger to drei gen, dan verlaat hij de veranda-, gaat door het buic den professor te gemoet en houdt, terwijl hij hem in de vestibule aantreft, rich he hoofd met bei handen vast, ter wijl hij uitroept: ,,ik zeg u, professor, het gezwets daarachter op de veranda is niet to verdragen. Het is goed, dat u komt en mij verlost." -♦.Nu, nu, mjju beste juBtitieraad," zegt Völkor, „men moet de mcnschen nemen Moals ze zijn. Ik wenschte alleen zoo vroo- ljj te kunnen zijn als dat onbezorgde .volkje; maar hebt u het al gehoord? Er *jn weder slechte berichten van onzen Kroonprins U weet nog niets? Hier kunt u het lezen I" Hij geeft Toll do avond editie van een courant en Toll's blikken viiegen over het papier „O, Hemel!" roept hij, „waarom brengt gij zulk een zwaar noodlot over hem en ons goheclo volk Hij gaat met don schilder naar de ver anda, waar deze mevrouw Julie en de ove rige gasten begroet. Intu&3cl.on heeft Friedrich Juet in allerijl keukenmeid bijgestaan om een koud «ouper aan to richten, en hij helpt ook het aragenmeiS,e d° 6chotcIs naar de veranda nOpgepast I" riep Knoblauch. „Mijnheer ifriedrich Just als „Madchco für Allea." door onwil, misschien meest nog door on macht, in zee.* vele gemeenten het openbaar onderwijs niet geheel beantwoordt aan de bedoeling der - ager-Onderwijs-wet. Allerlei kleine middeltjes worden aange wend, om, zonder de wet te ontduiken naar de letter, I 'i haar niet naar den geest uit te voeren. Nu eens tracht men he!, getal kinderen op .5 Januari te drukken, ten ein de "ontslagen te zijn van de aanstelling van nieuw personeel. Dan weder wordt ge poogd, zich te ontslaan van onderwijzers, dikwerf .;oproefde werkkrachten, die in 'de termen vallen van verhooging cn goedkoo- pere werkkrachten in de plaats te krijgen. Op hot platteland zijn die middeltjes, waarmede vanzelf het belang van het open baar onderwijgeschaad wordt, niet vreemd. Welnu, door de regeling, die de sohool- wet-Kuyper geeft, zijn die kleine middeltjes niet meer noodig. Gemeenten, waar thans dus over 1905, het jaar, dat als basis voor de verrekening dient het openbaar onderwijs door dergelijke middeltjes is ge drukt, behoeven rcedö in het volgend jaar niet meer angstvallig te zorgen, dat op 15 Januari bet getal kinderen op zeker peil gehouden wordt; zij kunnen nu naar den eisch der wet nieuw personeel aanstellen, daar de meerdere kosten geheel door het Rijk worden betaald. Voor kleine schooltjes van 2540 leerlingen kan de gemeenteraad een tweeden onderwijzer aanstellen; do jaarwedde wordt tot het minimum uit 's Rijks sohatkist verstrek;. Goed© werk krachten behoovon niet meer op zij gescho ven te worden, daar de verhooging van Rijkswege w rdt verleend. ,,D e Nederlander" las bij den Haagschen Briefschrijver der „Zaan- landaohe Courant" deze bewering: De Regeering zou 'de schoolwetten wel een3 niet kunnen uitvoeren, om dat, zoolang de middelen er niet voor zijn aan te wijzen, de uitvoering eigenlijk onmo gelijk is. Maar do Regeerkg zal niet zoo handelen uit verdraagzaamheid en groot moedigheid. „Do Nederlander" keurt een der gelijke redeneering af en meent dat zij don spot 'der tegenstanders uitlokt. Men moet niet met grootmoedigheid pronken, waar van niets anders spnake is dan van plichts betrachting, ja van dwang tot handelen. „Het is toch duidelijk, dat alle wetten moeten worden uitgevoerd cn dat een Minister, die dit naliet, zich aan misdrijf zou schuldig maken en daarvoor dus ver volgd zou worden. Ook weet ieder, dat in ons land, met onze inrichting dor compta biliteit en der Staatsbegroting, men nooit kon beweren, dat er voor eero bepaalde zaak geen geld aanwezig is, vermits alles komt in een algemeenen pot on alles uit dien pot betaald wordt. En al ware dit an ders, waarom men, als or eon tekort is, dit dan juist zóu moeten verhalen op die scholen, die nu eindelijk ontvangen wat haar sinds 1857 steeds geheel of gedeeltelijk onthouden is, waarom mon, gesteld het ware mogelijk verpliohte uitgaven achterwe ge te laten, dan met die beginnen zou, welke rechtsherstel ten doel hebben, ziedaar wat een venstandig en welden kend mensch niet vermag in to zien. Daarom: wil men het prikkelen en verbit teren tegengaan, uitnemend: maar men geve dan ook zelf het voorbeeld." Ineen asterisk „Niet kerkelijk" zegt „Do Standaandj": Do an tir'evolu tion n ai re partij heeft er steeds haar eere in geeteld, geen kerkelijke partij te zijn, geen voorkeur in eenig op zicht te geven aan tot haar behoorende le- doq van de Hervormde Kerk en de Gere formeerde Kerk. Ieder, dio haar program onderschrijven kon, was en is nog welkom, onverschillig tot welke kerkelijke gezindheid hij behoort. Bij verkiezingen bleek dan ook keer op keer, dat de Gereformeerden voor een Her vormden candidaat, en dat de Hervormden voor een Gereformeerden candidaat warm in het vuur gingen. Soms verluidde wèl, dat onze kiesvereenigingen eonige voorkeur gaven aan Hervormde candidaten, d. w. z. „Ja, waarde heer Knoblauoh," zegt Just, „buiten levert men alles cn, let er op, ik maak de tafel nog sneller in orde da/n een dienstmeisje." In een oogenblik beeft hij twee tafels aan elkaar geschoven, een wit tafellaken daar over gespreid, en nu verdeelt hij het tafel gereedschap met de grootst mogelijke be kwaamhoid. „Ik dank u zeer, beste Just," zegt me vrouw Julie, die met heimelijke bevredi ging gezien heeft naar het handigo fac totum van haar pleegzoon, „mijn William kan zich gelukwenschon, aan u heeft hij een hofmaarschalk, zooals het in het boek staat." Just weert bescheiden dezen lof af en loopt heen, om spoedig daarna met vier dikbuikige flesschen te verschijnen. Toll vraagt verwonderd aan Just: „Waar voor dat? Wie heeft dat bevolen?" „Mevrouw Lamp er t." Teil zucht en werpt een verwijtenden blik naar zijn pleegmama. Deze wenkt hem en vraagt bekommerd: „Gij ziet er zoo onte vreden uit, William? Wat is er?" „Ik zou gowensol.t hebben, dat wij niet juist heden deze luidruchtige gaston bij ons hadden," zegt hij fluisterend. „Het staat eleoht met onzen Kroonprins en hier wil men nu lachen en drinken." Völkor, die in de nabijheid staat, en deze woorden gehoord heeft, zegt: „Laat die lieden bun gang gaan I Nietwaar, me vrouw Lampert, hij is een tobber en ver geet het oude woordmen moet de feesten vieren, zooals zij vallen." „Geheel mijn meening, professor 1 Zet hem het hoofd eens op de recht© plaats! antirev. candidaten, dio tot de Hervormde Kerk behooren. Thans echter vertelt men aan „De Ni ou we O ou rant", dat pogingen aan gewend worden om de Hervormde anti- revolutionnairen van onze partij los te ma ken cn te vereenigen tot een anti-revolu- tionnairc partij, wier leden Hervormd zijn. En wel om deze reden, dat bij de ver kiezingen Gereformeerden steeis meer kans hebben te worden gecandidcerd dan Her vormden. Die reden is volkomen ongegrond. Ah mon de lijst naziet van onze candi daten bij de jongste Kamerverkiezingen, zal het blijken, dat de meerderheid der candidaten behoort tot de Herv. Kerk; cn in de nieuwe Kamer hebben zitting 15 an- tirevolutionnairen, .waarvan 8 Gerefor meerd en 7 Hervormd. Die reden vervalt dus. Eh overigens zouden wij het zeer betreu ren, indien bleek, dat heb vertelseltjo aan „Dc Nieuwe C ou r ant" eenigo waar heid bevatte. De antirevolutionnairo partij is een staatkundige, geen kerkelijke partij. Dat moet zoo blijven. „D e CoBtrolour' begroet do ophan den zijnde fractie aldus: Gaat uw gang maar, heereft! Do wortel des geloofs schijnt tot de knolgewassen te behooren, die zich sterk vermenigvuldigen. Bij zoo'n overvloed van knollen kan het wel niot anders, of ieder probeert op zijn manier of hij er niet 'n paar voor citroenen kan verkoopen. Naar aanleiding van dc instelling van een negende departement- schrijft A. C. v. J. in „Het Nieuws van den Dag" o. a., na herinnerd te hebben, dat 7 November 1877 de minister van het toen niouw ingestelde departement van water staat, handel en nijverheid werd benoemd, het volgende: Twee dagen later, den 9den November, geschiedde de benoeming van den Secre taris-Generaal bij dat Departement. Uit welken post nu werden deze titularissen bezoldigd? Het ontwerp van wet van den aden November 1877 bevatte dienaangaan de geon bepaling. In het Voorloopig Ver slag der Tweede Kamer van den 30sten November werd do onderstelling geopperd, dat voor die uitgaven een aanvullende be- grooting zou worden aangeboden, tenzij het mogelijk ware ze uit den post van onvoorziene uitgaven te bestrijden. En de Regecring beantwoordde deze opmer king in do Memorie van Antwoord met de verzekering, dat het hoofdstuk voor on voorziene uitgaven toeliet de bewuste traktementen te bestrijden. Uit dat hoofd stuk, n.l. het elfde, werden dan ook, blij kens de verantwoording, in 1878 overge legd, bedoelde traktementen geput. Was deze bestemming, welke aan de gelden, van het elfde Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor 1877 werd gegeven, uit constitutioneel oogpunt juist? Wij wagen het daaromtrent twijfel te koesteren; in elk geval zou o. i. door een suppletoire begrooting, gelijk hot Voorloopig Verslag der Tweede Kamer aangaf, op betere wijze het beoogde doel zijn bereikt. Hoofdstuk Elf Btelt ter beschikking dor Regcering een bedrag, gewoonlijk van vijf tig duizend gulden, ten einde uitgaven te bestrijden, in den loop van het jaar on voorzien opkomende. 'Aan dc Regeering wordt dus door Hoofdstuk XI een krediet gegeven, om in onvoorziene v mstandigho- don de beschikking over die gelden te heb ben, onafhankelijk van een bedrag, even eens van onvoorziene uitgaven, op ieder Hoofdstuk der Begrooting voorkomende. Over dat laatste bedrag kan toch slechte beschikt worden voor onvoorziene uitga ven betroffende een bepaald Departement van Algemeen Bestuur. Aan de departe mentshoofden ten tijde van de totstand koming der begrooting wordt dus als blijk van vertrouwen de beschikking over het bedrag van Hoofdstuk XI toegekend. Zij, maar ook zij alleen, zijn o. i. gereoh- tigd uit dien poet te putten. Den nieuw - benoemden minister komt o. i. dat recht Hij moet weer leeren Lachen. Ik h©6 hem in jaren niet zien lachen." „Hij is boos op uw gasten, omdat zij een vroolijk uur genieten willen, nu onze arme Kroonprins zoo zwaar ziek is. Die lieden zijn daarom niet minder vaderlandslievend, niet minder deelnemend dan u, beste heer ju8titieraadhet gevoel zit bij hen alleen niot zoo diep. Als u vergunt, mevrouw Lam port, ga ik direct na het eten met uw pleeg zoon heen om nog eenigo zaken met hem te behandelen; zijn somber gezicht bederft dan niet meer de goede luim van uw gasten, en ik zal trachten het op te vroolijken." Mevrouw Julie knikt toestemmend en noodigt don de gasten uit aan tafel plaats te nemen. Er werd dapper gegeten en nog dapper der gedronken. De beide eenig© matigheids apostelen waren Teil en JuBt. Juffrouw Mieseke verzwolg een groote massa salade en daarbij een kolossale hoeveelheid worst en gebraden vleesch; daarbij gaf zij hofge schiedenissen ten beste, zooals de lakeien die verbreid hadden. Knoblauch dronk zich een kleinen roes in; hij nam den ouden Halszlach in de maling over diens atten ties aan Sabine cn zeide, dat hij, Knob lauch, een beter courmaker was dan zoo'n in8trumcntenbouwer, die geen hart meer in zijn lijf had. De anderen lachten en ook Sabine's echtgenoot lachte goedig mede; hij was zich bewust van de trouw zijner vrouw, en, als het de coquette streelde den ouden Haszlach aan haar voeten te zien, dan wist hij, dat dit een zeer onschuldige grap was, waartegen hij niets kon inbren gen. Na tafel nam Yölker afscheid en ging op weg naar het naast© spoorwegstation. Teil niet toe. Immers, de volksvertegenwoordi ging ken bij het vaststelion van dien post mot hem geon rekening houden. Een mi nister i'o beschikking tc geven over be- grootingsposten, zonder dat de volksver tegenwoordiging daarin is gekend, komt ons inconstitutioneel voor. Wij zijn dan ook van oordeel, dat mr. Tak van Poortvliet de kosten van zijn departement niet '-ad mogen putten uit. het Hoofdstuk Onvoor ziene Uitgaven voor 1877. Een suppletoire begrooting, of liever een Kredietwct ge durende de restecrende maanden van 1877 ten behoeve van zijn departement, ware o. i. de meest regelmatige wijze geweest om in de nieuw© uitgaven te voorzien. Aan de Kamer ware dan gelegenheid gegeven om vertrouwen in zijn beleid gedurende de resteerende maanden van 1877 uit te spre ken. Wij achten, gelijk gezegd, alleen de collega's van den nieuwen minister door de Kamer met het vertrouwen begiftigd om uit Hoofdstuk XI te putten. Hadden nu dezen het noodigc geld daaruit niet kunnen bekomen, ten einde het te besto den ten behoeve van het nieuw opgerichte departement? Hierop moet het antwoord ontkonnend luiden. Geen hoofdstuk im mers der begrooting van uitgaven kan moer dan die voor één departement van algemeen bestuur behelzen (art. 125 Grondwet.) Do penningen, voor een depar tement toegestaan, kunnen alleenlijk en bij uitsluiting worden gebruikt voor uitgaven, tot d&t departement behoorende- (art. 127 Grondwet /15). De bedoeling der Grondwet ia deze, dat geen vermenging plaats hebbe van de gelden, toegestaan voor het ééne de partement, met die bestemd voor hot an dere. Hieruit volgt, dat dc minister van bin- nenlandsche zaken in 1877 dc te zijner be- schikking gestelde kredieten slechts voor z ij n departement mocht gebruiken, m. a. w. dat genoemde bewindsman die gelden niet mocht aanwenden ten behoeve van het departement van waterstaat, handel cn nijverheid. Het zal ons benieuwen welken weg do Regeering thans zal inslaan omdc kosten te bestrijden ten behoeve van het aanstaande negende departement. In „De P rote o tie bo do" verschijnt een reeks artikelen onder het opschrift: „Een krachtig ploidooi togon vrijhandel". Anu een dezor is het vol gende ontleend: Welke vreemde toestanden in ons lieve vaderland zijn, het lano, waar alle gelijke vrijheden gewaarborgd hceten, blijkt uit het volgende. In Nederland bevaren dc vreemde schippers onze 170 kanalen cn •doen de in de engte gedreven schipperij al hier eon groote concurrentie aan. Do veel grooter aken, dio dc vreemde schipper laadt, maken verschillende kleine ladingen gomakkelijk, de kosten zijn gelijk cn daar door drukt hij de vrachten. Men moet met die menschen spreken, het is inderdaad treurig. Yan sluis- cn haven gelden zijn de vreom'delingen vrij, ten min ste te Amsterdam, of 1 ct te Rotterdam ook zoo is, weet ik niet, en hebben daardoor dus al een voorsprong op onze eigen schip pers. In Duitschland word order von Bis- rnarok een besluit uitgevaardigd, waarbij aan al'.o NederLandsch© schippers op de Oost-Friosehe kust verboden werd vracht in te nemen on to vervoeren. Als men bedenkt, 'dat in 5 jaren tijds voor 63 millioen gulden aan onderhoud en gra ven van kanalon werd uitgegeven, dan is het toóh im rrs duidelijk, dat do vrijhandel met die som wordt goprotegeord, cn de buitenlander, - ie geen rooden c'.at mcobo- taalt aan onderhoud, eveneens beschermd wordt. Alzoo de vrijhandclaar en de vreem deling genieten protectie en laten zioh dat heel kalmpjes aanlounen. Ons wc rkver schaf fors noemt men protec- tionisten cn zij, die door de bescherming slechts geworden zijn wat re zijn, benadec- len onze belangen door zich te kanten tegen de ontwikkeling. Of is de benoeming van dozen of genen grooten of l 'emen ambte naar geen protectie? Is het geen bevoor rechting, dat do zoons on dochters van ba- dood hom uitgeleide. De andere gasten wil den eerst van den laatsten trein gebruik maken. Het was een warme, heerlijke herfst avond; van de weiden kwam een kruideri- ge hooigour, en ginds in het meer spiegelde zich de bijna volle maanschijf. Teil scheen heden echter ongevoelig voor do betoove- ring der natuur; hij zuchtte diep cn zcide: „Goed, dat wij gevlucht zijn! Ik hud die menschen niet meer kunnen zienDie juf frouw Mieaeke met haar hangwangen en ratelslangonappetijt en die platte heer Knoblauch als incroyable en grappenma ker, het is bepaald vreesclijk Völkor hield den pos in, wendde zijn ge zicht op zijde en zag zijn metgezel spot tend aan: „En wie wilde eens alle stands verschillen wegdecreditoeren Mijn beste vriend, ik verheug mij, dat uw ware na tuur steeds meer te voorschijn komt: gij zijt een aristocraat zooals ik, en als cr geen standen waren, zoudt gij de eerste zijn, die door afzondering van ucn grooten hoop een bijzonderen stand zoudt vormen." „Ik ben een boor en wil niets anders zijn." „Dat is bijna hetzelfde als een aristo craat. De boer hoeft tegen *.iC scheiding in de maatschappij niets in te brengenhij vindt die geheel in orde en is, Goddank, nog zoo stijfkoppig en zelfbewust, dat hij aan de andere standen hun bijzonderheden en ingebeelde of werkelijke voorrechten zonder afgunst gunt. Degenen, die babbe len over zekere trappen in de maatschappij, zijn meestal zeer gewone naturen, die met kleingeestige wangunst op de hooger ge plaatsten zien en zich ergeren, dat zij ook niet boven hun plaats hebben. De werkelij- ron *Ys cn graaf Zoo, alsmede van vrijhan- dol&ar-suikerlord Die en tabaks plan tor Dat, dij hun vermogen bij millioenen tellen, Vcor een bagatel onderwijs genieten op on ze inrichtingen voor middelbaar en hooger onderwijs, met de zekerhoid, dat alweer door protectie die jonge mannen en vrou wen aanzienlijke betrekkingen verkrijgen? En dc voorboreiding voor die ambten, waarvoor zc niets buitengewoons behoeven te praesteeren, kost jaarlijks per hoofd 800 t\ 1000 guldon. Zooals de vrijhandclaar zich dien mooicnn naam toeëigc. t cn het inder daad niet is, zoo heeft dc revolutionair zioh met don naam van socialist betiteld, en zoodoende is er veel onredelijks, dat steeds blijft bestendigd. Stel u eens voor, dat hot mogelijk ware, uit het Luitenland een stoombootiading ambtenaren rds Wwijzons, advocaten en journalisten in to voeren, terwijl het land, waaruit uie import kwam, tegelijkertijd den invoer van al dio personen \*>rbooddan zouden al de Nederlanders, die deze vakken beoefenden, vermoedelijk n. j veel meer pro- tectiemanncn zijn dan onze fabrikanten, en dan zou er niet cén w-::Bn, die con derg' ij ken invoer in het belong nchtt© van onze natie. D© Hioagsche Briofsohrijver van do „Arnhems oho Courant", Rudolf, spreekt naar aanleiding van do te verwach ten Troonrede: „Éon pompeuze troonrede verwachten wij niet, het opstellen daarvan was beter aan dr. Kuyper, den virtuoos op het kla vier do- volksconscientie, toevertrouwd dan aan do nieuwe raadslieden der Kroon, aan wie wij meer nuchterheid toesolirijven clan aan hun nierkwoardigen voorganger. Maar bij zeer kalmen toon on j het. strevon naar de passonde bescheidenheid kao het een gewichtig staatsstuk wezen, dat do volle aandacht der natie verdient. Hot nieuw© Ministerie bezit kundige, degelijke cn werk zame loden ook dc tegenpartij erkent dit wij mogen gerust onderstellen, dat de eigenschappen in de eerste troonrede, welke liet opstelt, zullen doorstralen." Krachtige sociale politiek mag stellig van de niouwe Regeering vorwaolvt worden, schrijft mr. Limburg in zijn pas versohenen ,,Gi d s"-artikol „al was liet alleen maar om lo toon en hoezeer het ernst was mot het tot het vorige Kabinet gerichte ver wijt van gebrek aan voortvarendheid." Die verwachting is met een minister als mr. Veegons in het Kabinet zokor niot onge grond, mits de noodige millioenen worden gevonden. Juist wogons hot financieel be zwaar het tekort, dat cr nu reeds ia, zoa^er dio niouwe uitgaven zien wij do Troonrede met zoo greote belangstelling to gemoet, want de wogruiming van hot financicelo struikelblok, is wel bet moeilijk ste vraagstuk, waarvoor dc nieuwe Regce ring zich geplaatst ziet. En of mr. Lim burg zelf wel gelooft, dat do millioencn- bron, waaruit hij putten wil een ver hoogde successiebelasting cn oen ongesplit ste inkomstenbelasting met uitgebreider progressi mild genoeg vloeion zal om zeer ingrijpende ontworpen toe te laten, durf ik in twijfel trekken. He. groots j struikelblok is, naar do zienswijze van anderen, wellicht het hor- zieningsvraagstuk der Grondwet. Mij komt het financieel govaar dreigendor voor het nieuwo ministerieelo loven voor dan do C 'ondwetskwcstic, omdat ik vertrouw, dat de oud-liberalen niet stijf op hun stuk blij ven staan, als zij inzien, dat handhaving van den beetaanden toestand een rcachte- looze en onvruehtbaro Kamer moet. twee ken. „De Standaard" bespreekt in een driestar de instelling van het nieuw© d op. van Arbeid, Landbouw, N ij verheid en Han dol en begroet het met ingenomenheid. Alleen begrijpt 't blad niet, waarom het nieuwe departement al dadelijk zoo zeer belast wordt, dat nu reeds van overlading kan worden gespro ken. Do afdecling Arbeid cischt, bij de tocne- mendo werkzaamheden, daaraan verbon den, zeer veel van de krachten van een mi- ko voorname geeft zichzelf de waarde, en als men or weder too kon komen, dat elko stand zich voor den eersten den bosten hield cn geen anderen om iets benijdde, dan hadden wij een klein deel van het sociale probleem opgelost." Teil antwoordde niet dadelijk; na oen poos, toen beiden reeds verder gingen, zci de hij: „Gij kunt gelijk hcbbeD, Volkcr; het is een dwoaslieid iets voor zichzelf te verlangen, elk egoïsme voert tot lijden." Do sohilder zegt op opgeruimdcii toon: „Gij wilt toch geen asceet worden? Hoor eenfe, Teil, wie een boer wil zijn, een echte boer, uit louter trots en onafliankelijkheids- drang, die past niet voor het narrendom der wcreldvcrloochening." „Noem de verloochening geen narrendom. Is er iels cdelerB dan niets voor zich te bcgceren cn zich belangeloos voor het ge heel op te offeren?" „Dat zijn fraaie woorden. Holle frasen 1 Er zijn dingen, welke men, als men ze eerst heeft leeren kennen, niet meer prijs geeft. Gij moet een vrouw nomen. Wie een echte boer wil zijn, moet niet zonder vrouw blij ven." „En dat raadt gij mij, gij, die zelf con verstokt vrijgezel zijt?'' „Ik ben een kunstenaar; ik deug niet voor het huwelijk; mijn hart is veel te ruim en beeft voor te velen berging; een enkele zou ik slechts ongelukkig maken. Maar gij, gij schijnt als gepraedestineerd voor liet huwelijk; ik ben overtuigd, dat gij een uit stekend echtgenoot zijt. Denk cr over na I" (Wordt vrvolffd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5