RUBRIEK VOOR DE JEUGD.
GELUK.
T oovervisigeren.
Anekdoten.
Nieuwe H»a,a&sels.
Goede oplossingen ontvangen van:
Ho. 13969. LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 7 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1905.
Hoe vaak hebben zzï] niet door oudere
lieden hooren zeggen, dat het geluk niet
afhangt van de omstandigheden, van de
vraag of wij rijk of arm zijn, of wij een
prettig oord bewonen of niet en tal van
dergelijke zaken meer; maar dat het ver
borgen ligt in onszelven, dat wij de macht
in ods omdragen gelukkig te zijn, als wij
dat zelf slechts verkiezen I Menig kind,
en helaas, ook menig volwassene gelooft,
dat dat een dwaasheid is. Laat ons twee
voorbeelden aanhalen, die zullen bewijzen,
jwclkc "een groote, nuttige waarheid daarin
opgesloten ligt.
Dezen zomer ontmoette schrijfster dezes
op een badplaats een rijke dame, die zooveel
geld bezat als zij zelve slechts verkoos uit
te geven. Zij had prachtige toiletten,
équipage, een mooi, allerliefst kind en
logeerde in een fraai hotel. En toch
heb ik niemand gezien, die zooveel weende,
zoo spoedig al haar kennissen op de vlucht
joeg, zich zoo ongelukkig waande. In het
genot van een uitstekende gezondheid was
zij zooeeer verlangend beklagenswaardig te
schijnen, dat zij alle groote professoren
raadpleegde, telkens weer een kuur volgde
'cn voortdurend kermde over een verkoud
heid, wat afmatting of iets even onbedui
dends, uitsluitend met zichzelve en haar
denkbeeldige rampen bezig zijnde, wat
zelfs don lankmoedigston toehoorder al
Spoedig doodelijk verveelde en haar gezel
schap ontwijken deed.
Zelfzucht alleen vergalde voor die vrouw
elke vreugde.
Daarentegen, schrijft iemand, die op een
eenzaam dorpje, ver van allo groote steden
wPont ons, kennis te hebben gemaakt met
eon doodarm en ongeletterd meisje aldaar
en voegt er bij: ,,Zij is een der gelukkigste
Schepseltjes, die ik ooit ontmoette. Ternau
wernood kunnende schrijven, krabbelt zij
in haar gebrekkige lettors de mooiste ge
dichten neer. Zij heeft natuurlijk nooit van
zoo iets als prosodie gehoord, zoodat zij wel
eens tegen de versïxaat zondigt; maar nooit
.voor zoover het gehoor daardoor gekwetst
wordt en haar verzen vertolken de schoon
ste gevoelens, de heerlijkste gedachten,
geheel frisch en oorspronkelijk en vol levens
lust. Zij kent al wat het bestaan van vogels
en planten betreft en is zoo blijmoedig en
.vroolijk, dat het een genot is bij haar te
zijn.'
Ook ik herinner mij een dergelijke ontr
moeting. Eenige dagen bij een vriendin
doorbrengende op een landgoed, leerde ik
een grijsaard kennen. Hij had vrouw cn
kinderen verloren cn stond alleen op de we.
reld; zijn krachten hadden hem begeven,
zoodat hij leefde van het weinigje dat de
gemeente hem wildj, geven voor het snoeien
yan heggen en het schoonhouden van den
weg. Op een mijner wandelingen trof ik
hem aan, tegen een dier heggen aangeleund,
bozig zijn karig maal te nuttigen. Zeer
.waarschijnlijk zou ik niet eens op hem ge-
lot hebben, als hij niet omringd was geweest
van een vreemdsoortig gezelschap dieren,
piet wie hij zijn brood deelde.
Ik zag daar twee roodborstjes en een
aantal huismusschen. Er waren ook een
paar veldmuizen bij, die vreesachtig met
de scherpe oogjes rondbliktenook ontdek
te ik oen konijn, knabbelende aan vcrsch,
door hem afgesneden gras. Ongelukkiger
wijze joeg mijn hond al zijn gasten op de
.vlucht; maar den volgenden dag keerde ik
uit nieuwsgierigheid zonder Caro naar die
plek terug en vond daar het gansche troep-
jo weder bijeen. Ditmaal knoopte ik een
gesprek met deD ouden man aan en de
Wijze, waarop hij mij over zijn vriend erf uit
de dierenwereld sprak maakte mij geheel
en al beschaan-J over mijn onwetendheid.
Ik zocht hem voortaan dagelijks op en toen
ik vertrekken moest, deed het mij waarlijk
yerdriet hem vaarwel te zeggen, zoo opge
ruimd en dankbaar was hij, zoozeer genoot
hij van zijn nederige vreugde, zoo innig
had hij het leven en al het geschapene lief.
Den winter daarop vernam ik dat hij ge-
fetorveh was; want ik zond hem van tijd tot
tijd iets, na onze kennismaking en hij had
yerzocht dat men ij zijn dood zou mode-
ideelen, als deze intrad. Maar nog altijd
meen ik hem daar met zijn blijden glim
lach aan den weg te zien zitten, bezig na-ar
rechts en links kruimpjes toe strooien
aan zijn kleine vrienden, die hem geregeld
opwachtten. Zijn heengaan zal door nie
mand zijn betreurd, maar zijn vele gastjes
moeten hem gemist hebben en hijzelf was
gelukkig zolfs in zijn eenzaamheid, zelfs in
zijn ouderdom.
Lieve lezers, gij zijt jong, gij zijt omringd
yan ouders en vrienden, het leven lacht u
toe, de toekomst belooft u tal van vreugde
maar in uw eigen hand ligt het gelukkig te
zijn; geluk bestaat uit vier zaken: tevre
denheid, dankbaarheid en het leven voor
anderen, het vergeten van zichzelf.
Dc groote beeldhouwer Michel Angelo
was nog heel jong, toen hij op zekeren dag
een leelijk rotsblok zag, dat de schoonheid
zijner omgeving bedierf en daar als bij toe
val achtergebleven scheen op een schilder
achtige plek.
Do jongeling ging rijn beitel halen en
gedurende vele dagen stond hij te arbeiden,
door 'de voorbijgangers aangezien voor een
'dwaas, tot i it het steen eeD heerlijk gelaat
to voorschijn kwam, onder zijaa vaardige
handen en ten slotte het onaanzienlijke
rotsblok in een blok engelen herschapen
Waa-
Hot- was dat meesterstuk, dat der wereld
rijn genie openbaarde.
iWij zijn geen meesters zooals hij, maar
toch kan de minste en ook de jongste onze?
ree«ds toovervingeren bezitten. Gij kent ze
evengoed als ik, die kleine knutselaars, die
zoo handig iets uit niets te voorschijn weten
te roepen, knapen, die bootjes kunnen
maken uit oude sigarenkistjes", meisjes,
die prachtige poppcnkleeren weten te ver
vaardigen van weggeworpen lappen of af
gedankte stalen. Weest er van verzekerd
dat, wie bedreven zijn in die schijnbaar zoo
onbeduidende kunst, later ook knappe
menschon zullen worden, die slagen zullen
in al wat zij ondernemen.
Onze omgeving geeft or niet altijd aoht
op, heeft het daartoe va~k te druk, maar
acht hot 'daarom toch zelf nooit te gering en
zoo gij niet met toovervingeren ajt gebo
ren, oefent de uwe dan zoolang, tot zij een
groote vaardigheid .vorkrijgen. Do eerste
voorwaarde daartoe is nooit leeg te zitten.
Een beroemd man, die het ver in het le
ven braoht, schreef eens:
„Zelfs de eeuwigheid kan het verlies van
een oogenblik niet vergoeden." En tooh,
hoeveel mensohen laten niet geheele uren en
dagen nutteloos voorbijgaan. Het is jam
merlijk, dat eens aandachtig gade te slaan.
Nu willen wij hiermede niet boweren, dat
men zich niet vermaken mag. Men kan niet
voortdurend arbeiden, maar evenmin moet
men al zijn vrijen tijd besteden uon spelle
tjes die onbeduidend en laf zijn. Laat er
altijd iets aardigs in liggen. Stoeit cn
speelt zooveel ge wilt, dat oefent uw spie
ren, maar als gij, vermoeid van het rond
springen, wat rustiger spelletjes begint
laat daar dan een gedachte in liggen. Het
bouwen van zeekasteelen aan het strand,
het werken met klei, het opzetten van kaar
tenhuizen, het kleuren van prentenboeken,
honderden dergelijke voifctrooiingen meer
kunnen 0©n waTe oefening zijn, waardoor
wij, al spelende, telkens iets leeren.
In Zweden heerscht een even lief als nut
tig gebruik voor kinderen. Doe zomers
slaan allen zonder uitzondering, hier of
daar in tuin of bosch een loofhut op van
lakken, en de kinderen doen dat zoo kun
stig ,dat ze zelfs tegen de hevigste buien
beschut zijn. Daar worden dan de poppen
heengebracht, die er zelfs heel den zomer
blijven overnachten en het zou bij niemand
opkomen iets van de meubeltjes daaruit to
stelen.
Slechts eenmaal, gedurende de vijf jaren,
wélke wij in Zweden doorbrachten, kwam
het voor, dat op een morgen de lievelings
pop van een onzer vriendinnetjes ontvreemd
was. De buren sloegen de handen van ver
bazing in elkaar. Zulk een ongehoord feit
had zich nog nooit voorgedaan. Het spreekt
vanzejf, dat deze verklaring de kleine pop-
penmoeder niet troostte. Zij weende als Ra-
chel over haar kinderen, weigerde tot beda
ren te komen.
Maar terwijl wij bedroefd bij haar zaten,
hoorden wij opeens een nog hartvorechou-
reoder geschrei tot ons doordringen. Daar
stond een doodarm kind op blooto voetjes,
dat snikkende bekende, hoe zij, die nog
nooit een pop bezeten had, de verzoeking
niet had weten te weerstaan dat prachtstuk
weg te nemen, maar sedert den vorigen
avond rust noch duur had gehad en nu den
gestolen schat kwam terugbrengen.
In hetzelfde land maken de kinderen al
lerliefste portretlijstjes van slakkenhuisjes
cn jonge sparreappels, die zij daarna ver
gulden. Zij vervaardigen poppenmeubeltjes
van afgedankte lucifersdoosjes; kortom,
zij weten hun spelletjes nuttig to maken cn
vroegtijdig toovervingertjes te krijgen.
De bloemvazen zijn daar buiten nooit an
ders gevuld dan met wilde bloemen, door
de kinderen geplukt. De kleinen zorgen
voor wilde aardbeziën en braambessen op
het dessert; de heele familie gaat visah
vangen in de meren. Er worden eikels op
geraapt en aaneengeregen tot lange slin
gers, die men tegen Kerstmis verzilvert
voor den denneboom.
Op zulke wijze heeft men dubbel pleizier
èn voor het oogenblik zelf è>n voor later;
maar bovenal, men leert handig worden,
en dat ia een talent, dat heel het leven
lang de heerlijkste vruchten af zal werpen.
De jongens worden flinke timmerlieden,
knappe ververs, bekwame houtsnijders; de
meisjes vlugge naaisters en strijksters en
die allen zullen eenmaal practisohe mon-
6ohen zijn, dio meer met een dubbeltje kun-
uitrichten dan anderen met guldens.
Een ijzeren wil.
Hoever een ijzeren wil een knaap zelfs
onder de moeielijkste omstandigheden kan
brengen, bewijst wel bet volgende voorbeeld-
Vijftig jaar geleden, tijdens een der bloe
dige oorlogen, welke tusschen de negerstam
men van Afrika woedden, werd een kleine
jongen gevangen genomen en weggevoerd,
om als slaaf te worden verkocht.
De arme knaap werd eerst aangenomen
in ruil voor een paardmaar zijn nieuwe
eigenaar kreeg berouw over dien koop en
't jongske moest weder tot den slavenhande.
laar terugkeeren. Ditzelfde herhaalde zich
herhaalde malen, ofschoon op versohillende
wijze- Niemand wilde den kleinen slaaf be
houden; men vond hem te zwak en zijn
wanhoop steeg ten top, toen hij eindelijk
door een Portugeeschen slavenhandelaar ge.
kocht werd, die hem aan boord van zijn
schip van het vaderland wegvoorde.
Maar op zekeren dag ontmoette het soMp
een Engelschen oorlogsbodem. De komman-
dant raadde welke lading men aan bord
had en bevrijdde do vele opvarende slaven
uit hun gevangenschap. Hij had medelijden
met den tengeren knaap en vroeg hem wat
hij voor hem doen kon.
Mij laten leeren 1 was het antwoord.
Daartoe bestond op het oorlogsschip wei
nig gelegenheid; maar de commandant
gaf hem een hoek, potlood en papier,
hem aanradende de lettors na te
teekenen. Zoo leerde hjj zichzelf schrij
ven en lezen. Aan wal gekomen herhaaldo
de bevelhebber nog eens zijn vraag en, het
zelfde antwoord ontvangende, zond hij hem
naar een kostschool^ waar de knaap een
goede opvoeding ontving, weldra door zijn
onvermoeiden ijver boven allen uitblonk en
zijn leermeesters verbaasde.
Heden is hij bisschop Orowther, Enge-
lands zwarte bisschop in Afrika, waar hij
een bewonderenswaardige werkzaamheid
aan den dag legt en de prachtigste instel
lingen opende.
Hij zoekt bovenal de slaven te bevrijden
en schandere negerknapen op te leiden, om
op hun beurt nuttige leden der maatschappij
te worden-
Yjjf oen twintig jaar nadat hij wegge
voerd was, vond hij zijn oude moeder weer
en liet haar tot haar dood toe in zijn bis-
6obof)pelijk paleis leven.
Een Koningszoon.
Een Engelsoh edelman, Sir Thomas Moy-
lo, die in het begin der zestiende eeuw leef
de, liet een paviljoen bij zijn kasteel bou
wen, toen hij op zekeren dag in don sohaft-
tijd zag, dat do meester-metselaar zich' van
de werklieden afzonderde en ging zitten le
zen. Hij trad op hem toe en bekeek het
boek. Hel was Oen werk van Yirgilius in
het latijn I
Vol verbazing ondervroeg hij* den man,
die lang aarzelde en toen antwoordde:
„Ja, gij hebt gelijk; als knaap scheen ik
niet bestemd tot dit ambacht. Ik heb voor
ouders gehad, dio prachtige paleizen beza
ten en heele steden lieten bouwen. Ik be
woon een hut; zij bekleedden een troon."
„Een troonIV klonk het ongeloovig.
„Tot mijn zestiende jaar," hernam de
metselaar, „bleef ik onder -de hoede van
oen uitstekend mensch, die mij mijn opvoe
ding schonk. Wij woonden op een vorstelijk
landgoed. Op zekeren morgen werd ik afge
haald door een edelman van het hof, dio mij
naax het kamp van Boswortb bracht bij
koning Richard III. Hij voerde tóen oorlog
tegen Hendrik Tudor, graaf van Richmond,
die hem zocht te onttronen. Zoodra hij mij
zag, kwam Richard mij te gomoct, omhels-
do mij cn toonde mij aan zijn hovelingen
met de woorden: „Hier is mijn zoon 1" Hij
keerde zich daarop tot mij cn zeide„Mor.
gen zal ik strijden voor mijn kroon en de
uwe; gij moogt u niet wagon in het ge
vecht; maar ga op gindschc hoogte staan,
van daar zult ge alles zien. Lehaal ik de
overwinning, voeg u dan aanstonds bij mij.
Ik zal u dan naar Londen voeren en aan
mijn volk voorstellen. Mocht ik echter
verslagen worden, vlucht dan onmiddellijk
en zeg vooral aan niemand wie gij zijt;
.want dat zou uw doodvonnis wezen. Mijn
vijanden zijn zonder ontferming."
Weenend drukte de koning mij aan zijn
hart, srtak mij een beurs vol goudstukken
in den zak en zond mij van zich.
Den volgenden morgen stond ik op tien
heuvel en was ik getuige van den vreesclij-
ken veldslag van Bosworth. De koning werd
daarbij overwonnen en gedood. Ik vluchtte
naar Londen, waar ik mijn paard en klecd©-
ren verkocht en om mij heter te vermommen
een workmanspak aantrok Ik werd later
metselaarsleerling, ten einde mij des te ze
kerder aan hot oog der vijanden mijns vaders
te onttrekken. En daar mii woldra niets
meer overbleef, hdb ik in dit vak een brood,
winning gezocht. Ziedaar, waarom gij mij
heden een troffel ziet hantecren. Mijn voor
liefde voor de studie heeft mij echter nooit
verlaten, zoodat ik mijn vrije oogenblikkco
steeds besteed aan het genieten van de
meesterwerken der oude letterkunde. Vooral
Horatius enVirgilius zijn mij dierbaar.
Geheel verstomd over zulk een onthulling
haastte Sir Thomas Moyle, een der vroeger©
aanhangers van Richard III zich een vleu
gel van zijn kasteel den prins aan to bieden
„Gij zult hier geheel en al leven zooala gij
verkiest Monseigneur, verklaarde hij.
„Ik smeek u, doo een dienaar van uw ko
ninklijken vader het leed niet aan, zijn
gastvrijheid af te slaan."
,,Nocm mij niet meer bij dien titel," ant
woordde de metselaar; „ik heb mij weten to
voegen naar de omstandigheden en alle
eerzucht en trots in mij gedood. Ik ben
niet langer een koningszoon, maar een
werkman en trouwde de dochter van een
metselaar die even arm was als ik en met wie
ik toch zoo gelukkig ben, als men hier bene
den maar zijn kan. Wij hebben verscheidene
kinderen aan wie wij geen ander erfdeel zul
len nalaten dan de liefdo tot jougd en plicht
en dat is genoeg voor dcize aarde. Zij zullen
arbeiden als ik en gelukkiger zijn aldus, dan
te midderi van al de kuiperijen, die een
troon omringen."
„Misschien hebt gij gelijk," zeide Sir Tho
mas hoofdschuddend: „maar toch kan ik de
gedachte niet verdragen u aan armoede en
ontbering over te laten, u de zoon van een
vorst, dien ik zoo liefhad."
„Welnu," hernam de metselaar: „zoo gij
dan waarlijk iets voor mij doen wilt, 6ta mij
een stukje grond af in uw park; daar zal
ik dan een hutje bouwen en in vrede loven."
De metselaar Richard, zoon van Enge-
lands vroegeren koning, bouwde de hut on
leefde er nog twee jaren in. Zijn zoons
stierven jong, men weet niet, wat or van
zijn dochters is geworden. Aldus was het
lot van den Iaatsten afstammeling van het
huis van York en met hem eindigde het ge
slacht Plantagenet, dat meer dan drie
eeuwen over Engeland had geregeerd.
(Ingez. door Dina Verheggen, te Leiden.)
Uit de school.
„Maurits, hoe heet het vrouwtje van den
reebok 1"
Re bek ka, meestor."
(Ingez. door D W. Druimdropsohoen, te
Leiden).
Overdreven.
„Jacob, vóórdat je dien brief naar de
post brengt," zei een patroon, „moet je
eerst je handen wassohen, er moest anders
misschien eens dubbele port voor betaald
worden."
(Ingez, door P. Oostveen, to Lcidon)..
Waarom Tommie groeide!
Oom: „Wel, Tommic, wat wordt je
groot!"
Tomrnie: „Ja, oom, ik denk, dat zó me
te veel begieten, ik moet 's morgeas cn
's avonds in het had."
(Ingez. door Comclis dc Nie, to Leiden.)
Hij had regen noodig.
Een boertje kwam eens in de stad en trad
een winkel binnen om er een instrument te
koopen.
„Goeie morgen, samen," zegt hij gemoe
delijk, „ik kwam eons vragen of ik hier ook
zoo'n barriebarbarriekon krij
gen
„Een barrievraagt de winkelier, „wat
bedoel je daarmee, vriendje?"
„Ja, zoo'n ding, waarop men kijken moet
welk weer er komt."
„O, een barometer wil je zoggon. Wacht,
hier is or een, mooi, goed en goedkoop.
„Wat hij kost komt er minder op aan,
als hij maar flink loopt, want ik moet regen
hebben. Nou moet je me eerst leeren, hoe
ik draaien moet om het te laten regenen."
Met gelijken munt.
Boor: „Doktor, ik ben geweest ik weet
niet waar, en daar ben ik zoo naar van
geworden, ik weet niet hoe, en dat gevoel
gaat maar niet weg."
Dokter: „Ga een apotheek binnen, cn
haal daar ik weet niet wat, neem hot in,
ik weet niet hoe vaak en dan za! je weer
gezond zijn, ik weet niet wanneer."
(Ingez. door Corn, de Nie, lo Leiden.)
Twee vrienden ontmoetten toevallig el
kaar. Beiden waren handelsreizigers, dio
nogal "u een grapje hielden.
„Wel, vriend," vroeg de een, '„hebt ge
niets nieuws te vertellen?"
„Weinig bijzonders; maar toch wil ik je
wel eens mededeelen, dat wij thuis een
dienstmeisje hebben, dat soms deerlijk
verstrooid kan zijn. Verleden week moest zo
voor mijn vrouw een brief aan het postkan
toor bezorgeD en wat denk je, wat zij
deod? Zij liet den brief op trottoir
vallen en tuimelde zelf in do brievenbus."
„O, dat is nog niets bij hetgeen mij
ovorkomen is," sprak de ander. „Laatst
moest ik eon paar nieuwe zolen onder mijn
laarzen hebben, en ik liep naar mijn
schoonmaker en zei, dat ik veel haast had.
Do man, dio juist zat te eten, wilde mij
vlug helpen, maar hij was zoo verstrooid,
dat hij de zolen opat on zijn biefstuk ander
mijn laarzen timmerde."
Ingezondon door Johanna van Dissel te
Leiden.
I.
Zoo ben ik nuttig als voering, doch keert
gij mij om, dan ben ik oen onuitstaanbaar
gek je.
Ingez. door Clara Hakkaart te Leiden.
II.
Welk spreekwoord kunt ge hieruit lczon:
viermaal t, viermaal s, tweemaal o, twee
maal e, met h, u, i, cn w cn b, deelt u een
spreekwoord moe.
III.
Van vorm is zij ganscb kogelrond,
Doorschijnend licht cn heerlijk bont,
Een tochtjo blaast haar uit elk uir,
Een enkle stoot vernietigd naar.
Ingez, door A. Overduin co Leiden.
IV.
Schatten draag ik zonder tal
Woot ik in een waterval
Rijs omhoog en daal weer neer,
Huis ook in een blinkend meor
Gaat gij door het mullig zand,
Of heeft de zon u verbrand,
Ik ben u dan meerder waard
Dan het lckkerat' op deze aar 1.
Klein beval ik u altoos;
Maar, gij schuwt mij groot, of boos.
Ingez. door Betsy Boers te Den Haag.
V.
Mijn eerste heb ik aan mijn hand.
Mijn tweed© draag ik op mijn hoofd. Het
geheel wordt door een naaister gebruikt.
Oplossingen der Raadsels.
i.
Zalm kalm halm palm walm
galm.
II-
Een boom.
III.
Gouda,
IY.
Goor oor.
V.
Franeker.
Jan Stroebei, Sophia en Jo Catin, Marie
Dorsman, Anna cn Marie Mooy, Antje
Staflou, Jan Leyenaar, Johan Seber,
Jeane, Bertha eD Jan Hoogeveen, Hcnrl
Bemsen, Anna, Cato, Truus en Agne9 Jan
sen, J. A. Overduin, Herman, Josef ou
Antoon Bokero, M. de Graaff, Gerardus
en Hendrik van Oyern, Piet Overduin, Ce
cilia en Gerard Paulides, Sophia Hen
driks, Lina Yerheggcn, Willem Laterveer
Cornelia Oudshoorn, Maria de Nie, Maria,
Martina en Cabharina Verhoeven, Philip-
pus, Hendrik en Aletta do Nie, Clara Hak
kaart, Johanna Raar, Abram Galjaard,
Betsy en Mario 'ie Nie, Rene van Nifterik,
Toos en Frans Boom, Jacob a van Weorcn,
Greta Kurrels, Agnes van Halderon, Lina
en Johan Torburgh, M. do Vrind, Annie en
Phien Cocbergh, Sophia Verhoog, Johanna
van Dissel, Johan Bey, Suzo Dokkcr, Mar-
got Plu, Cato on Theo Oenstra, Tootj Tee
ters, Mario cn Johanna van den Nieuweo-
dijk, Jo, Jacob, Antoon cn Gerard Righart
v. Gelder, Niesjo en Otje Groenendijk,
Betsy on Antonia van Dijk, Nelly Binnen
dijk, Suzauna Tegolaar, Joseph en Bernard
Kempers, H. dc Pree, Dik en Lina Noll,
Cato van Dorstoo, Johanna, Catharina en
Dina Loeber, Jan Roodenburg, Johannes
van dor Steen, Piot Leyenaar, Cornelia v.
d. Vcor, Johan van Veeren, T. Morbus»
Suzauna Tegelaar, Jacques v. Hartevcld,
te Lo i do n.
Soartjo van Eik, Helena Los, te Leider
dorp, Jac. v. <d. Vijver, te Rijnsburg, Sophie
Spoelman, te Snssenheim, Antje, Cornelia
on Marijtjo Nasvold, te Voorschoten, Wil
helm, Gerard en Johanna Bergman, t© War
mond, Bet6y Peereboom, tc Wassenaar, Jo
van Donk te Zocterwoudo, Betsy, Karol cn
Mariotjo Boers, te Don Haag, Grietje cn
Maria Dorr opaal, te Koudekerk, Geertje
on Cor van Ëgmond, te Leiderdorp, Jon
v. d Moy, Lena Koningsveld te Oogotgeest,
Cornelia Key, Hilgicna Smits, Paulua
Oostveen, Nelly, Jan on Gerry van Konij
nenburg, te Zooterwoudo.
De prijzen vielen bij loting ton deel aan:
Margot Plu U> Lo id o o, en Lena
Koningsveld, to Oogs t g eest.
Correspondentie.
MargotPluto Leiden. J o oplossingon
kwamen nu tijdig genoeg in miju bezit om
je naam onder do goedo oplossers te ver
melden. Het toegezonden raadsel vind ik
minder geschikt, omdat het tc algemeen
bekend is.
SuzoDokkor to Leiden. Ik bob hcusel»
aan jo vorzoek voldaan en evenals ik zulks
bij cta andero kinderen doo, jo dank aan den
heer Uitgever overgebracht.
Is het nu goed?
Agnos van Haldorcn tc Leiden, ik
zal de gezonden raadsels en anekdoten na
zien en als zo geschikt zijn, plaatsen, maar
als jo de bijdragon binnen eenige wekon
niet ziet opgenomen, dan kon jo wel aan
nemen, dat ze niet goedgekeurd zijn.
Greta Kurrols to Leiden. Drio weken
te Amsterdam geweest cn dan geen gelegen
heid gehad om mij te schrjjvon I
Nu, beste meid, ik neem liet je niet kwa
lijk on verheug mij, dat jc in dc vacantio
zoovool gonotcu hebt.
Betsy en Marie do Nio to Leiden.
Natuurlijk hob ik liever dat do kinderen do
raadsels zelf bedenken, dit is aardiger cn
ook leorzamor dan als do opgaven eenvou
dig uit ccn bock ovcrgeschreven wordon.
Overigens vond ik jo raadsel, hoewel zelf be
dacht, minder geschikt. Doc nog eens jo
best 1
Johan n aRaar to Leiden. Nu heb ik
de bedoeling beter begropcD en weet thans
waarvoor dc oudheden moeten dienen.
Het is een hccJ werk voor je geweest, om do
verschillend© jaartallen en gedichten af to
schrijven. Hoeveel heb je cr wel verzameld
Clara Hakkaart to Leiden- Het zijn
prachtige kaarten, dio je mij mot gezichten
van Leiden on Rotterdam toegezonden hebt.
Mijn dank voor jo liove attentio I Aardig dat
do „onderlinge correspondentie'* zooveel
succes heeft gehad. Vele groeten I
Hendrik en Gtrardus vau
O y o n, t© Leiden. Jullie hebt goed jo best
gedaan deze week en bijzonder vlijtig go-
werkt. Niet minder dan vijf zijdjes mot
raadsels cn anokdoton kwomon in mijn be
zit on ik beloof jc alles goed te zullen na
zien. Misschien plaats ik reeds de volgende
week een of meer van ju'lic bijdragen.
Johao Selier, te Leiden. Zekor mag
jo broertje aan do rubriek meedoon, al is
hij ook pas acht jaar.
Hij schrijft nog niet netjes, zeg jo. Wel
nu, dat komt or niot op aan on ik zal met
veel genoegen zijn werk (nazien. Groet hem
van mij I
Jeanc Hoogeveen, to Leidon.
Dank voor do nieuwe raadsels co wil ook
aan Bertha zeggen, dat ik goanno haar
bijdragen in ontvangst bob genomen. Waar
schijnlijk zal ik van een cn aoder wel wat
kunnen plaatsen.
Marie Dorrepaal, to Koudekerk.
Het verheugt mij dat de gewonnen prijs zoo
in jc eoiaak gevallen is cn het doet mij
veel genoegen, dat jc{ hierdoor aangemoe-
tigd, voornemens zijt, flink jc krachtoD aan
do rubriek te besteden.
Aan je verzoek, wat don heer Uitgever
betreft, zal ik gaarne voldoen.
Geertje van Esmond, te Leider
dorp Ik denk wel, dat het gezonden raad
sel geschikt is om opgenomen te worden,
maar ik kan jo niet met zekerheid zeggen,
op welken datum hot voor plaatsing in aan
merking komt. Dus nog een beetje geduld,
beste vriendin.
Gerry van Konijnenburg, le
Zoeterwoudc. Of ik op Koninginnedag veel
pleizier gehad heb? Ja, ik heb dien dag
prettig doorgebracht. Toevallig, dat jo
tante op i". inzclfden datum jarig waa;
dat was dus een dubbele feestdag
MARIE VAN AM8TEL.
Wegen» overvloed van kop^
moesten van deze Uubriek eenigo
Htnkken blijven liggen.