RUBRIEK VOOR DE JEUGD. GELUK. T oovervisigeren. Anekdoten. Nieuwe H»a,a&sels. Goede oplossingen ontvangen van: Ho. 13969. LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 7 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1905. Hoe vaak hebben zzï] niet door oudere lieden hooren zeggen, dat het geluk niet afhangt van de omstandigheden, van de vraag of wij rijk of arm zijn, of wij een prettig oord bewonen of niet en tal van dergelijke zaken meer; maar dat het ver borgen ligt in onszelven, dat wij de macht in ods omdragen gelukkig te zijn, als wij dat zelf slechts verkiezen I Menig kind, en helaas, ook menig volwassene gelooft, dat dat een dwaasheid is. Laat ons twee voorbeelden aanhalen, die zullen bewijzen, jwclkc "een groote, nuttige waarheid daarin opgesloten ligt. Dezen zomer ontmoette schrijfster dezes op een badplaats een rijke dame, die zooveel geld bezat als zij zelve slechts verkoos uit te geven. Zij had prachtige toiletten, équipage, een mooi, allerliefst kind en logeerde in een fraai hotel. En toch heb ik niemand gezien, die zooveel weende, zoo spoedig al haar kennissen op de vlucht joeg, zich zoo ongelukkig waande. In het genot van een uitstekende gezondheid was zij zooeeer verlangend beklagenswaardig te schijnen, dat zij alle groote professoren raadpleegde, telkens weer een kuur volgde 'cn voortdurend kermde over een verkoud heid, wat afmatting of iets even onbedui dends, uitsluitend met zichzelve en haar denkbeeldige rampen bezig zijnde, wat zelfs don lankmoedigston toehoorder al Spoedig doodelijk verveelde en haar gezel schap ontwijken deed. Zelfzucht alleen vergalde voor die vrouw elke vreugde. Daarentegen, schrijft iemand, die op een eenzaam dorpje, ver van allo groote steden wPont ons, kennis te hebben gemaakt met eon doodarm en ongeletterd meisje aldaar en voegt er bij: ,,Zij is een der gelukkigste Schepseltjes, die ik ooit ontmoette. Ternau wernood kunnende schrijven, krabbelt zij in haar gebrekkige lettors de mooiste ge dichten neer. Zij heeft natuurlijk nooit van zoo iets als prosodie gehoord, zoodat zij wel eens tegen de versïxaat zondigt; maar nooit .voor zoover het gehoor daardoor gekwetst wordt en haar verzen vertolken de schoon ste gevoelens, de heerlijkste gedachten, geheel frisch en oorspronkelijk en vol levens lust. Zij kent al wat het bestaan van vogels en planten betreft en is zoo blijmoedig en .vroolijk, dat het een genot is bij haar te zijn.' Ook ik herinner mij een dergelijke ontr moeting. Eenige dagen bij een vriendin doorbrengende op een landgoed, leerde ik een grijsaard kennen. Hij had vrouw cn kinderen verloren cn stond alleen op de we. reld; zijn krachten hadden hem begeven, zoodat hij leefde van het weinigje dat de gemeente hem wildj, geven voor het snoeien yan heggen en het schoonhouden van den weg. Op een mijner wandelingen trof ik hem aan, tegen een dier heggen aangeleund, bozig zijn karig maal te nuttigen. Zeer .waarschijnlijk zou ik niet eens op hem ge- lot hebben, als hij niet omringd was geweest van een vreemdsoortig gezelschap dieren, piet wie hij zijn brood deelde. Ik zag daar twee roodborstjes en een aantal huismusschen. Er waren ook een paar veldmuizen bij, die vreesachtig met de scherpe oogjes rondbliktenook ontdek te ik oen konijn, knabbelende aan vcrsch, door hem afgesneden gras. Ongelukkiger wijze joeg mijn hond al zijn gasten op de .vlucht; maar den volgenden dag keerde ik uit nieuwsgierigheid zonder Caro naar die plek terug en vond daar het gansche troep- jo weder bijeen. Ditmaal knoopte ik een gesprek met deD ouden man aan en de Wijze, waarop hij mij over zijn vriend erf uit de dierenwereld sprak maakte mij geheel en al beschaan-J over mijn onwetendheid. Ik zocht hem voortaan dagelijks op en toen ik vertrekken moest, deed het mij waarlijk yerdriet hem vaarwel te zeggen, zoo opge ruimd en dankbaar was hij, zoozeer genoot hij van zijn nederige vreugde, zoo innig had hij het leven en al het geschapene lief. Den winter daarop vernam ik dat hij ge- fetorveh was; want ik zond hem van tijd tot tijd iets, na onze kennismaking en hij had yerzocht dat men ij zijn dood zou mode- ideelen, als deze intrad. Maar nog altijd meen ik hem daar met zijn blijden glim lach aan den weg te zien zitten, bezig na-ar rechts en links kruimpjes toe strooien aan zijn kleine vrienden, die hem geregeld opwachtten. Zijn heengaan zal door nie mand zijn betreurd, maar zijn vele gastjes moeten hem gemist hebben en hijzelf was gelukkig zolfs in zijn eenzaamheid, zelfs in zijn ouderdom. Lieve lezers, gij zijt jong, gij zijt omringd yan ouders en vrienden, het leven lacht u toe, de toekomst belooft u tal van vreugde maar in uw eigen hand ligt het gelukkig te zijn; geluk bestaat uit vier zaken: tevre denheid, dankbaarheid en het leven voor anderen, het vergeten van zichzelf. Dc groote beeldhouwer Michel Angelo was nog heel jong, toen hij op zekeren dag een leelijk rotsblok zag, dat de schoonheid zijner omgeving bedierf en daar als bij toe val achtergebleven scheen op een schilder achtige plek. Do jongeling ging rijn beitel halen en gedurende vele dagen stond hij te arbeiden, door 'de voorbijgangers aangezien voor een 'dwaas, tot i it het steen eeD heerlijk gelaat to voorschijn kwam, onder zijaa vaardige handen en ten slotte het onaanzienlijke rotsblok in een blok engelen herschapen Waa- Hot- was dat meesterstuk, dat der wereld rijn genie openbaarde. iWij zijn geen meesters zooals hij, maar toch kan de minste en ook de jongste onze? ree«ds toovervingeren bezitten. Gij kent ze evengoed als ik, die kleine knutselaars, die zoo handig iets uit niets te voorschijn weten te roepen, knapen, die bootjes kunnen maken uit oude sigarenkistjes", meisjes, die prachtige poppcnkleeren weten te ver vaardigen van weggeworpen lappen of af gedankte stalen. Weest er van verzekerd dat, wie bedreven zijn in die schijnbaar zoo onbeduidende kunst, later ook knappe menschon zullen worden, die slagen zullen in al wat zij ondernemen. Onze omgeving geeft or niet altijd aoht op, heeft het daartoe va~k te druk, maar acht hot 'daarom toch zelf nooit te gering en zoo gij niet met toovervingeren ajt gebo ren, oefent de uwe dan zoolang, tot zij een groote vaardigheid .vorkrijgen. Do eerste voorwaarde daartoe is nooit leeg te zitten. Een beroemd man, die het ver in het le ven braoht, schreef eens: „Zelfs de eeuwigheid kan het verlies van een oogenblik niet vergoeden." En tooh, hoeveel mensohen laten niet geheele uren en dagen nutteloos voorbijgaan. Het is jam merlijk, dat eens aandachtig gade te slaan. Nu willen wij hiermede niet boweren, dat men zich niet vermaken mag. Men kan niet voortdurend arbeiden, maar evenmin moet men al zijn vrijen tijd besteden uon spelle tjes die onbeduidend en laf zijn. Laat er altijd iets aardigs in liggen. Stoeit cn speelt zooveel ge wilt, dat oefent uw spie ren, maar als gij, vermoeid van het rond springen, wat rustiger spelletjes begint laat daar dan een gedachte in liggen. Het bouwen van zeekasteelen aan het strand, het werken met klei, het opzetten van kaar tenhuizen, het kleuren van prentenboeken, honderden dergelijke voifctrooiingen meer kunnen 0©n waTe oefening zijn, waardoor wij, al spelende, telkens iets leeren. In Zweden heerscht een even lief als nut tig gebruik voor kinderen. Doe zomers slaan allen zonder uitzondering, hier of daar in tuin of bosch een loofhut op van lakken, en de kinderen doen dat zoo kun stig ,dat ze zelfs tegen de hevigste buien beschut zijn. Daar worden dan de poppen heengebracht, die er zelfs heel den zomer blijven overnachten en het zou bij niemand opkomen iets van de meubeltjes daaruit to stelen. Slechts eenmaal, gedurende de vijf jaren, wélke wij in Zweden doorbrachten, kwam het voor, dat op een morgen de lievelings pop van een onzer vriendinnetjes ontvreemd was. De buren sloegen de handen van ver bazing in elkaar. Zulk een ongehoord feit had zich nog nooit voorgedaan. Het spreekt vanzejf, dat deze verklaring de kleine pop- penmoeder niet troostte. Zij weende als Ra- chel over haar kinderen, weigerde tot beda ren te komen. Maar terwijl wij bedroefd bij haar zaten, hoorden wij opeens een nog hartvorechou- reoder geschrei tot ons doordringen. Daar stond een doodarm kind op blooto voetjes, dat snikkende bekende, hoe zij, die nog nooit een pop bezeten had, de verzoeking niet had weten te weerstaan dat prachtstuk weg te nemen, maar sedert den vorigen avond rust noch duur had gehad en nu den gestolen schat kwam terugbrengen. In hetzelfde land maken de kinderen al lerliefste portretlijstjes van slakkenhuisjes cn jonge sparreappels, die zij daarna ver gulden. Zij vervaardigen poppenmeubeltjes van afgedankte lucifersdoosjes; kortom, zij weten hun spelletjes nuttig to maken cn vroegtijdig toovervingertjes te krijgen. De bloemvazen zijn daar buiten nooit an ders gevuld dan met wilde bloemen, door de kinderen geplukt. De kleinen zorgen voor wilde aardbeziën en braambessen op het dessert; de heele familie gaat visah vangen in de meren. Er worden eikels op geraapt en aaneengeregen tot lange slin gers, die men tegen Kerstmis verzilvert voor den denneboom. Op zulke wijze heeft men dubbel pleizier èn voor het oogenblik zelf è>n voor later; maar bovenal, men leert handig worden, en dat ia een talent, dat heel het leven lang de heerlijkste vruchten af zal werpen. De jongens worden flinke timmerlieden, knappe ververs, bekwame houtsnijders; de meisjes vlugge naaisters en strijksters en die allen zullen eenmaal practisohe mon- 6ohen zijn, dio meer met een dubbeltje kun- uitrichten dan anderen met guldens. Een ijzeren wil. Hoever een ijzeren wil een knaap zelfs onder de moeielijkste omstandigheden kan brengen, bewijst wel bet volgende voorbeeld- Vijftig jaar geleden, tijdens een der bloe dige oorlogen, welke tusschen de negerstam men van Afrika woedden, werd een kleine jongen gevangen genomen en weggevoerd, om als slaaf te worden verkocht. De arme knaap werd eerst aangenomen in ruil voor een paardmaar zijn nieuwe eigenaar kreeg berouw over dien koop en 't jongske moest weder tot den slavenhande. laar terugkeeren. Ditzelfde herhaalde zich herhaalde malen, ofschoon op versohillende wijze- Niemand wilde den kleinen slaaf be houden; men vond hem te zwak en zijn wanhoop steeg ten top, toen hij eindelijk door een Portugeeschen slavenhandelaar ge. kocht werd, die hem aan boord van zijn schip van het vaderland wegvoorde. Maar op zekeren dag ontmoette het soMp een Engelschen oorlogsbodem. De komman- dant raadde welke lading men aan bord had en bevrijdde do vele opvarende slaven uit hun gevangenschap. Hij had medelijden met den tengeren knaap en vroeg hem wat hij voor hem doen kon. Mij laten leeren 1 was het antwoord. Daartoe bestond op het oorlogsschip wei nig gelegenheid; maar de commandant gaf hem een hoek, potlood en papier, hem aanradende de lettors na te teekenen. Zoo leerde hjj zichzelf schrij ven en lezen. Aan wal gekomen herhaaldo de bevelhebber nog eens zijn vraag en, het zelfde antwoord ontvangende, zond hij hem naar een kostschool^ waar de knaap een goede opvoeding ontving, weldra door zijn onvermoeiden ijver boven allen uitblonk en zijn leermeesters verbaasde. Heden is hij bisschop Orowther, Enge- lands zwarte bisschop in Afrika, waar hij een bewonderenswaardige werkzaamheid aan den dag legt en de prachtigste instel lingen opende. Hij zoekt bovenal de slaven te bevrijden en schandere negerknapen op te leiden, om op hun beurt nuttige leden der maatschappij te worden- Yjjf oen twintig jaar nadat hij wegge voerd was, vond hij zijn oude moeder weer en liet haar tot haar dood toe in zijn bis- 6obof)pelijk paleis leven. Een Koningszoon. Een Engelsoh edelman, Sir Thomas Moy- lo, die in het begin der zestiende eeuw leef de, liet een paviljoen bij zijn kasteel bou wen, toen hij op zekeren dag in don sohaft- tijd zag, dat do meester-metselaar zich' van de werklieden afzonderde en ging zitten le zen. Hij trad op hem toe en bekeek het boek. Hel was Oen werk van Yirgilius in het latijn I Vol verbazing ondervroeg hij* den man, die lang aarzelde en toen antwoordde: „Ja, gij hebt gelijk; als knaap scheen ik niet bestemd tot dit ambacht. Ik heb voor ouders gehad, dio prachtige paleizen beza ten en heele steden lieten bouwen. Ik be woon een hut; zij bekleedden een troon." „Een troonIV klonk het ongeloovig. „Tot mijn zestiende jaar," hernam de metselaar, „bleef ik onder -de hoede van oen uitstekend mensch, die mij mijn opvoe ding schonk. Wij woonden op een vorstelijk landgoed. Op zekeren morgen werd ik afge haald door een edelman van het hof, dio mij naax het kamp van Boswortb bracht bij koning Richard III. Hij voerde tóen oorlog tegen Hendrik Tudor, graaf van Richmond, die hem zocht te onttronen. Zoodra hij mij zag, kwam Richard mij te gomoct, omhels- do mij cn toonde mij aan zijn hovelingen met de woorden: „Hier is mijn zoon 1" Hij keerde zich daarop tot mij cn zeide„Mor. gen zal ik strijden voor mijn kroon en de uwe; gij moogt u niet wagon in het ge vecht; maar ga op gindschc hoogte staan, van daar zult ge alles zien. Lehaal ik de overwinning, voeg u dan aanstonds bij mij. Ik zal u dan naar Londen voeren en aan mijn volk voorstellen. Mocht ik echter verslagen worden, vlucht dan onmiddellijk en zeg vooral aan niemand wie gij zijt; .want dat zou uw doodvonnis wezen. Mijn vijanden zijn zonder ontferming." Weenend drukte de koning mij aan zijn hart, srtak mij een beurs vol goudstukken in den zak en zond mij van zich. Den volgenden morgen stond ik op tien heuvel en was ik getuige van den vreesclij- ken veldslag van Bosworth. De koning werd daarbij overwonnen en gedood. Ik vluchtte naar Londen, waar ik mijn paard en klecd©- ren verkocht en om mij heter te vermommen een workmanspak aantrok Ik werd later metselaarsleerling, ten einde mij des te ze kerder aan hot oog der vijanden mijns vaders te onttrekken. En daar mii woldra niets meer overbleef, hdb ik in dit vak een brood, winning gezocht. Ziedaar, waarom gij mij heden een troffel ziet hantecren. Mijn voor liefde voor de studie heeft mij echter nooit verlaten, zoodat ik mijn vrije oogenblikkco steeds besteed aan het genieten van de meesterwerken der oude letterkunde. Vooral Horatius enVirgilius zijn mij dierbaar. Geheel verstomd over zulk een onthulling haastte Sir Thomas Moyle, een der vroeger© aanhangers van Richard III zich een vleu gel van zijn kasteel den prins aan to bieden „Gij zult hier geheel en al leven zooala gij verkiest Monseigneur, verklaarde hij. „Ik smeek u, doo een dienaar van uw ko ninklijken vader het leed niet aan, zijn gastvrijheid af te slaan." ,,Nocm mij niet meer bij dien titel," ant woordde de metselaar; „ik heb mij weten to voegen naar de omstandigheden en alle eerzucht en trots in mij gedood. Ik ben niet langer een koningszoon, maar een werkman en trouwde de dochter van een metselaar die even arm was als ik en met wie ik toch zoo gelukkig ben, als men hier bene den maar zijn kan. Wij hebben verscheidene kinderen aan wie wij geen ander erfdeel zul len nalaten dan de liefdo tot jougd en plicht en dat is genoeg voor dcize aarde. Zij zullen arbeiden als ik en gelukkiger zijn aldus, dan te midderi van al de kuiperijen, die een troon omringen." „Misschien hebt gij gelijk," zeide Sir Tho mas hoofdschuddend: „maar toch kan ik de gedachte niet verdragen u aan armoede en ontbering over te laten, u de zoon van een vorst, dien ik zoo liefhad." „Welnu," hernam de metselaar: „zoo gij dan waarlijk iets voor mij doen wilt, 6ta mij een stukje grond af in uw park; daar zal ik dan een hutje bouwen en in vrede loven." De metselaar Richard, zoon van Enge- lands vroegeren koning, bouwde de hut on leefde er nog twee jaren in. Zijn zoons stierven jong, men weet niet, wat or van zijn dochters is geworden. Aldus was het lot van den Iaatsten afstammeling van het huis van York en met hem eindigde het ge slacht Plantagenet, dat meer dan drie eeuwen over Engeland had geregeerd. (Ingez. door Dina Verheggen, te Leiden.) Uit de school. „Maurits, hoe heet het vrouwtje van den reebok 1" Re bek ka, meestor." (Ingez. door D W. Druimdropsohoen, te Leiden). Overdreven. „Jacob, vóórdat je dien brief naar de post brengt," zei een patroon, „moet je eerst je handen wassohen, er moest anders misschien eens dubbele port voor betaald worden." (Ingez, door P. Oostveen, to Lcidon).. Waarom Tommie groeide! Oom: „Wel, Tommic, wat wordt je groot!" Tomrnie: „Ja, oom, ik denk, dat zó me te veel begieten, ik moet 's morgeas cn 's avonds in het had." (Ingez. door Comclis dc Nie, to Leiden.) Hij had regen noodig. Een boertje kwam eens in de stad en trad een winkel binnen om er een instrument te koopen. „Goeie morgen, samen," zegt hij gemoe delijk, „ik kwam eons vragen of ik hier ook zoo'n barriebarbarriekon krij gen „Een barrievraagt de winkelier, „wat bedoel je daarmee, vriendje?" „Ja, zoo'n ding, waarop men kijken moet welk weer er komt." „O, een barometer wil je zoggon. Wacht, hier is or een, mooi, goed en goedkoop. „Wat hij kost komt er minder op aan, als hij maar flink loopt, want ik moet regen hebben. Nou moet je me eerst leeren, hoe ik draaien moet om het te laten regenen." Met gelijken munt. Boor: „Doktor, ik ben geweest ik weet niet waar, en daar ben ik zoo naar van geworden, ik weet niet hoe, en dat gevoel gaat maar niet weg." Dokter: „Ga een apotheek binnen, cn haal daar ik weet niet wat, neem hot in, ik weet niet hoe vaak en dan za! je weer gezond zijn, ik weet niet wanneer." (Ingez. door Corn, de Nie, lo Leiden.) Twee vrienden ontmoetten toevallig el kaar. Beiden waren handelsreizigers, dio nogal "u een grapje hielden. „Wel, vriend," vroeg de een, '„hebt ge niets nieuws te vertellen?" „Weinig bijzonders; maar toch wil ik je wel eens mededeelen, dat wij thuis een dienstmeisje hebben, dat soms deerlijk verstrooid kan zijn. Verleden week moest zo voor mijn vrouw een brief aan het postkan toor bezorgeD en wat denk je, wat zij deod? Zij liet den brief op trottoir vallen en tuimelde zelf in do brievenbus." „O, dat is nog niets bij hetgeen mij ovorkomen is," sprak de ander. „Laatst moest ik eon paar nieuwe zolen onder mijn laarzen hebben, en ik liep naar mijn schoonmaker en zei, dat ik veel haast had. Do man, dio juist zat te eten, wilde mij vlug helpen, maar hij was zoo verstrooid, dat hij de zolen opat on zijn biefstuk ander mijn laarzen timmerde." Ingezondon door Johanna van Dissel te Leiden. I. Zoo ben ik nuttig als voering, doch keert gij mij om, dan ben ik oen onuitstaanbaar gek je. Ingez. door Clara Hakkaart te Leiden. II. Welk spreekwoord kunt ge hieruit lczon: viermaal t, viermaal s, tweemaal o, twee maal e, met h, u, i, cn w cn b, deelt u een spreekwoord moe. III. Van vorm is zij ganscb kogelrond, Doorschijnend licht cn heerlijk bont, Een tochtjo blaast haar uit elk uir, Een enkle stoot vernietigd naar. Ingez, door A. Overduin co Leiden. IV. Schatten draag ik zonder tal Woot ik in een waterval Rijs omhoog en daal weer neer, Huis ook in een blinkend meor Gaat gij door het mullig zand, Of heeft de zon u verbrand, Ik ben u dan meerder waard Dan het lckkerat' op deze aar 1. Klein beval ik u altoos; Maar, gij schuwt mij groot, of boos. Ingez. door Betsy Boers te Den Haag. V. Mijn eerste heb ik aan mijn hand. Mijn tweed© draag ik op mijn hoofd. Het geheel wordt door een naaister gebruikt. Oplossingen der Raadsels. i. Zalm kalm halm palm walm galm. II- Een boom. III. Gouda, IY. Goor oor. V. Franeker. Jan Stroebei, Sophia en Jo Catin, Marie Dorsman, Anna cn Marie Mooy, Antje Staflou, Jan Leyenaar, Johan Seber, Jeane, Bertha eD Jan Hoogeveen, Hcnrl Bemsen, Anna, Cato, Truus en Agne9 Jan sen, J. A. Overduin, Herman, Josef ou Antoon Bokero, M. de Graaff, Gerardus en Hendrik van Oyern, Piet Overduin, Ce cilia en Gerard Paulides, Sophia Hen driks, Lina Yerheggcn, Willem Laterveer Cornelia Oudshoorn, Maria de Nie, Maria, Martina en Cabharina Verhoeven, Philip- pus, Hendrik en Aletta do Nie, Clara Hak kaart, Johanna Raar, Abram Galjaard, Betsy en Mario 'ie Nie, Rene van Nifterik, Toos en Frans Boom, Jacob a van Weorcn, Greta Kurrels, Agnes van Halderon, Lina en Johan Torburgh, M. do Vrind, Annie en Phien Cocbergh, Sophia Verhoog, Johanna van Dissel, Johan Bey, Suzo Dokkcr, Mar- got Plu, Cato on Theo Oenstra, Tootj Tee ters, Mario cn Johanna van den Nieuweo- dijk, Jo, Jacob, Antoon cn Gerard Righart v. Gelder, Niesjo en Otje Groenendijk, Betsy on Antonia van Dijk, Nelly Binnen dijk, Suzauna Tegolaar, Joseph en Bernard Kempers, H. dc Pree, Dik en Lina Noll, Cato van Dorstoo, Johanna, Catharina en Dina Loeber, Jan Roodenburg, Johannes van dor Steen, Piot Leyenaar, Cornelia v. d. Vcor, Johan van Veeren, T. Morbus» Suzauna Tegelaar, Jacques v. Hartevcld, te Lo i do n. Soartjo van Eik, Helena Los, te Leider dorp, Jac. v. <d. Vijver, te Rijnsburg, Sophie Spoelman, te Snssenheim, Antje, Cornelia on Marijtjo Nasvold, te Voorschoten, Wil helm, Gerard en Johanna Bergman, t© War mond, Bet6y Peereboom, tc Wassenaar, Jo van Donk te Zocterwoudo, Betsy, Karol cn Mariotjo Boers, te Don Haag, Grietje cn Maria Dorr opaal, te Koudekerk, Geertje on Cor van Ëgmond, te Leiderdorp, Jon v. d Moy, Lena Koningsveld te Oogotgeest, Cornelia Key, Hilgicna Smits, Paulua Oostveen, Nelly, Jan on Gerry van Konij nenburg, te Zooterwoudo. De prijzen vielen bij loting ton deel aan: Margot Plu U> Lo id o o, en Lena Koningsveld, to Oogs t g eest. Correspondentie. MargotPluto Leiden. J o oplossingon kwamen nu tijdig genoeg in miju bezit om je naam onder do goedo oplossers te ver melden. Het toegezonden raadsel vind ik minder geschikt, omdat het tc algemeen bekend is. SuzoDokkor to Leiden. Ik bob hcusel» aan jo vorzoek voldaan en evenals ik zulks bij cta andero kinderen doo, jo dank aan den heer Uitgever overgebracht. Is het nu goed? Agnos van Haldorcn tc Leiden, ik zal de gezonden raadsels en anekdoten na zien en als zo geschikt zijn, plaatsen, maar als jo de bijdragon binnen eenige wekon niet ziet opgenomen, dan kon jo wel aan nemen, dat ze niet goedgekeurd zijn. Greta Kurrols to Leiden. Drio weken te Amsterdam geweest cn dan geen gelegen heid gehad om mij te schrjjvon I Nu, beste meid, ik neem liet je niet kwa lijk on verheug mij, dat jc in dc vacantio zoovool gonotcu hebt. Betsy en Marie do Nio to Leiden. Natuurlijk hob ik liever dat do kinderen do raadsels zelf bedenken, dit is aardiger cn ook leorzamor dan als do opgaven eenvou dig uit ccn bock ovcrgeschreven wordon. Overigens vond ik jo raadsel, hoewel zelf be dacht, minder geschikt. Doc nog eens jo best 1 Johan n aRaar to Leiden. Nu heb ik de bedoeling beter begropcD en weet thans waarvoor dc oudheden moeten dienen. Het is een hccJ werk voor je geweest, om do verschillend© jaartallen en gedichten af to schrijven. Hoeveel heb je cr wel verzameld Clara Hakkaart to Leiden- Het zijn prachtige kaarten, dio je mij mot gezichten van Leiden on Rotterdam toegezonden hebt. Mijn dank voor jo liove attentio I Aardig dat do „onderlinge correspondentie'* zooveel succes heeft gehad. Vele groeten I Hendrik en Gtrardus vau O y o n, t© Leiden. Jullie hebt goed jo best gedaan deze week en bijzonder vlijtig go- werkt. Niet minder dan vijf zijdjes mot raadsels cn anokdoton kwomon in mijn be zit on ik beloof jc alles goed te zullen na zien. Misschien plaats ik reeds de volgende week een of meer van ju'lic bijdragen. Johao Selier, te Leiden. Zekor mag jo broertje aan do rubriek meedoon, al is hij ook pas acht jaar. Hij schrijft nog niet netjes, zeg jo. Wel nu, dat komt or niot op aan on ik zal met veel genoegen zijn werk (nazien. Groet hem van mij I Jeanc Hoogeveen, to Leidon. Dank voor do nieuwe raadsels co wil ook aan Bertha zeggen, dat ik goanno haar bijdragen in ontvangst bob genomen. Waar schijnlijk zal ik van een cn aoder wel wat kunnen plaatsen. Marie Dorrepaal, to Koudekerk. Het verheugt mij dat de gewonnen prijs zoo in jc eoiaak gevallen is cn het doet mij veel genoegen, dat jc{ hierdoor aangemoe- tigd, voornemens zijt, flink jc krachtoD aan do rubriek te besteden. Aan je verzoek, wat don heer Uitgever betreft, zal ik gaarne voldoen. Geertje van Esmond, te Leider dorp Ik denk wel, dat het gezonden raad sel geschikt is om opgenomen te worden, maar ik kan jo niet met zekerheid zeggen, op welken datum hot voor plaatsing in aan merking komt. Dus nog een beetje geduld, beste vriendin. Gerry van Konijnenburg, le Zoeterwoudc. Of ik op Koninginnedag veel pleizier gehad heb? Ja, ik heb dien dag prettig doorgebracht. Toevallig, dat jo tante op i". inzclfden datum jarig waa; dat was dus een dubbele feestdag MARIE VAN AM8TEL. Wegen» overvloed van kop^ moesten van deze Uubriek eenigo Htnkken blijven liggen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5