No. 13962. LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAQ 30 AUGUSTUS. - TWEEDS BLAD. Anno 1905. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Zijn Moeder. prijsgeven, on zich to laten stellen onder do curateele van een almachtigen Staat. Maar anderzijds is er gelukkig een antire volutionaire richting, die togen qo revolu tionaire propagandeeiïng van de Staatsal- macht ingaat; eon ant 'ovolutoinaire rich ting, die er tegen waarschuwt, dat men zich niet door de aanbieding van enkele guldens die slechts schijnbaar baat brengen moet laten misleiden; een antirevolutionaire richting, dio dé kracht van het burgerlijk saajnleven wil verhoogen door de wetgeving te doen strekken tot wering van onrecht, tot jVermeordering van do vrije organisatie der maatschappelijke krachten, tot vorzeke- ring van het vrije socialo loven, tot waar borging van zelfstandigheid en recht. Naar dezo goede begin aden te vragen is onder het bewind van een liberaal ministe rie meer dan ooit eisch van den tijd. „Een mooie brief mot een be- d o n k e lij ki si b a a r t j o. Zóó betitelt ,,Het Volk" de aanschrijving, die do nicu- we minister van oorlog, de heer Staal, aan do inspecteurs der wapens en do chefs der dienstvakken heeft gezonden. Het blad schrijft: „H&t-'is een schoone briefr dien de minis ter richt aan allo „meerderen'' in het l^gcr blijkbaar doordrongen van hot besef, dat dezen zich niet immer als do werkelijke zedelijk meerderen hunner minderen ge dragen Do brief is zelfs zoo schoon, dat hij wel door een dominee geschreven kon zijn; er klinkt iets uit van den ethischon zin en de socialo rechtvaardigheid, waar van ons ondor Pierson-Borgesius dc ooren zoo tuitten. Als d.-e mooie woorden nu maar succes hebben Want wij verliezen niet uit het oog dat do minister wel do koek van zijn loya- len, krachtigen steun voorhoudt aan allen dio zijn aansporing opvolgen, maar niet met do gard van de onverbiddelijke straf tot onbslag too dreigt vcor hen dio toonen maling aan die schoone woorden te hebben. Men zal zeggen, dat wij den goeden wil de geopende hand moesten bieden. Maar men zal ons niet kwalijk nemen, dat wij in zake den goeden wil van het militarisme ietwat wantrouwend zijn geworden. Afgezion nog van do omstandigheid dat do volkslegergeest niet met blomzoeto aan schrijvingen, maar onkel door de volksleger organisatie gekweekt kan worden. Het wantrouwen wordt nog gevoed door het bedenkelijke staartjo van den mooicn brief. Dat wekt den indruk, alsof al die zalvende woorden eigenlijk maar geschreven kunnen zijn om de onder de hoogo leger- oom.es boven alles gehate courantonschrij- vendo militairen mot een schijn van recht bij de kladden te kunnen nemen. Wij hopen, dat ons wantrouwen be schaamd wordt, maar voorloopig zullen wij onze geestdrift nog maar bewaren tot wij resultaten van den mooicn brief zien." Dr. Ph. J. Hocdemnker heeft een bro chure laten verschijnen onder den titel: „Het e>orstgoboorte|re>cht voor oen schotel moes? Eon woord tot do Friese h-0 h r i t e 1 ij k-H i s- torischokieze ra Schrijver komt op togen de leuze: „Niet Protestantsch maar Christelijk", aangehe ven om do roomschen in hot bondgenoot schap op to nemen. „Langs dezen weg is men gekomen tot een Christendom boven geloofsverdeeld heid op politiek terrein in zijn meest vitr euzen vorm. „Wat meer zegt: men heeft dezo monstru ositeit belichaamd in een partijverband, dat door on door onwaar on verderfelijk is. „En wat hier alles afdoet. „Men heeft hiervoor zijn eerstgeboorte recht ingeruild ter wille van een schotel moes." Do leus: „Niet Protestantsch maar Christelijk" gaat aldus betoogt schr. lo. buiten do werkelijkheid om; is 2o. oen leugen; leidt 3o. tot het meest ondraaglij ke Phariseismo, het meest gevaarlijko Fa natisme; belet 4o. de waarheid' aan het lioht te komen on ondermijnt het geloof bij voor- en tegenstanders beiden. Wat den prijs betreft, waarvoor men zijn eers geboorterecht als Christen, Protestant, Hervormde verkoopt, zegt schr., dat, wanneer men vraagt, welk voordeel de Christelijke coalitie belooft cn biedt, het antwoord moet luidenVoor het volksleven als cén geheel weinig of niets. Eet cenige, wat ook don Hervormde door do coalitie ton goede s c h ij n t te komen, is het voor_ deel, dat de Christelijke school verkrijgt door do bevoorrechting van het Christelijk ondorwijo. „Do Christelijke school is dc afgod van ons Christenvolk geworden. Zij heeft ook onder de Hervormden vele slachtoffers van de Neo-Antirevolutionairo idealen, maat regelen cn stellingen gemaakt. „Indien men niet spoedig voor hot rcolit Gods opkomt, zal dat eigen Christelijk on derwijs, waarvan ona volk den zegen heeft ervaren, het gewicht zijn, dat het naar de diepte trekt. „Die subsidies, uit do staatskas door een compromis én mot Rome, èn met het ongeloof, dat zich in onze staatsinrichting heeft vastgezet, vorkregen, vormen den schotel moes, waarvoor men zijn eerstge boorterecht verkoopt. „De Vrije Universiteit heeft haar jué promovendi duur betaald mot do ooncessie, dat or con indifferente wetenschap ia en mag zijn, cn dat een universiteit zonder Theologische Faculteit, waarin liet beginsel „de Rode voorgelicht door do Openbaring!" is belichaamd, denkbaar is. „Maar de groote vergissing van ons Christenvolk ligt in do meening, dat het Christelijk onderwijs als zóódanig redding kan brengen, terwijl het Christelijk gehalte van ons volk verwaterd is; en dat een Christelijk volk in een onchristelijke maatschappij en een niet- of anti-Christelij- ken staat, op den duur kan blijven bestaan." „De groote zonde van „do Christelijke groepen", d. i. van hen, die rekenen met het feit dat Nederland niet een godsdienst- loozo, maar een Christelijke, Prot. Herv. natie i3, vindt men in de omstandig heid, dat zij dit beginsel pro memorie heb ben uitgetrokken, maar overigens in do praktijk spandienst voor „do Christelijke coalitie" verrichten." Vervolgens herinnert de schrijver aan de vergadering, in April 1902 to Utrecht ge houden, waarin „de Vereenigiug tot hard- having van het Chr.-Historisch karakter der natie" tot stand kwam en hoe hij daar de bezwaren tegen de Roomsch-Protestant- 6che coalitie heeft uiteengezet cn getracht heeft aan te toonen, dat het zuiver Her vormd standpunt het ecnig ware was, en dat hot staatkundig stelsel, dat hiervan uitging, in plaats van onpraotisch te zijn, het eonig houdbare was. Waar in de bedoelde vergadering aange nomen werd, scheiding to maken tusschen do theorie en de praclijk en ab verceniging buiten de actueelo politiek te gaan staan, adviseert schrijvor do vergadering, die in September staat gehouden to worden, ern stig, niet opnieuw in dozen strik to vallen. Eerst wanneer men tegenover het stand punt der Doleantie een eigen Hervormd standpunt inneemt, Btaat men zuivor cn ontwikkelt men kracht En dan zegt hij weder, dat men op moet komen voor het recht Gods, dat do Staat niet voor theologie mag uitgeven wat gods dienstwetenschap is, dat men do theologie moet herstellen on dat men dan het beginsel in de universiteit zal hebben aangobracht, dat de wetenschap een ondergrond geeft, zonder do vrijheid van iemand aan banden te leggen. „Hot gaat" zoo zegt hij aan het slot „om hot beginsel, on do vrienden hebben het in hun hand, een positie in to nemen, die de Christelijke partijen zal dwingen, niot alleen met haar groep, maar met haar beginsel te rekenen." Over het Middelbaar onderwijs schrijft de (kath.) „Maasbode" het volgen de: „In tegenstelling met do volksschool is hot middelbaar onderwijs nog bijna uitslui tend neutraal. Katholiek middelbaar onder wijs is voor do meeste ouders, die voor hun kinderen het bezoeken van gymnasium of Wij hebben medeged-.ld, dat de „Arnh. C t." cm de kosten csn den omslag te ont gaan coner stemming voor de vervul ling dor drie vacatures in de Tweede Kamer voor de laatste weken der zitting 1904/1905, voorstelde, dat in overleg met de leiders der verschil lende partijen 'de aftredende leden bij een voudige candidaatstelling herkozen zouden, worden. De „N. Arnh. Ct." en „De Rotterdam mer" meenden, naar aanleiding van 'dit advies, dat een stemming ook zou kunnen vormedem worden, wanneer alle partijen eenvoudig overeenkwamen om geen candi- datenlijst in te dienen. Doch ter bestrijding van deze meening wijst de „Arnh. Ct." cp hetgeen in 1897 te Delft is gebeurd en waaraan door „De Rotterdammer" werd herinnerd. Op 25 Juni 1897 werd in het district Delft bij do herstemming mr. Yan de Yelde gekozen, terwijl het zittend lid mr. N. G. Pierson viel. Maar mr. Pierson trad op als minister, on zoo werd er een aanvullingsverkiezing noodzakelijk nog voor de oude Kamer voor den tijd van luttele weken, zonder dat er uitzicht bestond, dat de gekozene ook wer kelijk zitting zou nemen. Wat 'deden de partijen? Zij lieten kalm pjes indienen den naam van mr. Van de Velde, die voor de nieuwe Kamer reeds was gekozen. Maar tot aller verrassing werd ook in geleverd een lijst met den naam van zeko- Ten M. A. Cornelissen, een Delftschen uit drager. Deze grap had op 17 Augustus 1897 een stemming ten gevolge, waarbij mr. Yan do Yelde 1195 stemmen kreeg, en Cornelissen 124. Waar uit dit voorv .I „Do Rotterdammer" concludeerde, 'dat heb ook om dezo reden' gOed' zou zijn den verkiezingsdag voor do oude Kamer rustig te laten passccren, i? de slotsom van de „Arnh. Ct.", 'dat dit integendeel een waarschuwing is om niet zoo te doen. „Gelukkig zijn grappenmakers als die te Delft niet licht ten getale van veertig i© vinden, bereid cm op die wijze de verkiezing in een bespottelijk licht $e stellen, maar cde zaak is ons te ernstig, om het er op te wagen, dat zulke grappenma- kers succes zouden kunnen hebben." [Heden bij de candidaafcstelling zal moe ten bbjken aan welken raad men zich heeft gehouden]. Betreffende het instellen van het ne gen de dep a r te m om t, herinnert „De xlieuwc Courant" er aan, dat in 1877 bij do instelling van hot departement van wa terstaat niet eerst do Raad van State is gehoord. „Toen echter", zoo schrijft het blad, „in de Tweede Kamer het wetsontwerp, hou- denuo voorzieningen omtrent dit ministerie in behandeling kwam, betoogden verschil lende leden, met ccn beroep op het gezag van Thorbecke, dat de R. ".d van State had moeten worden gehoord. Do minister Kap- peyne voerde hiertegen aan, dat in dit geval van een algemoencn maatregel „van inwendig bestuur" geen sprake was. Niet oen koninklijke verordening van legislatief karakter maar alleen een besluit ter uit voering van artikel 73 (thans 77) der Grondwet [de Koning stelt ministerieels departementen in, enz.] was uitgevaardigd. Laatstgenoemde opvatting, volgens welke een maatregel nog niet „algemeen" behoeft te zijn, ook al is z ij 'd o 1 i n g s daarbij het geheele publiek betrokken, vond steun tij Buys (I. p. 350.) Diens wensch, dat de to wijzigen Grondwet tusschen algemeen on bijzonder een uuidelijk waarneembare grens zou trekken, is echter in 1887 niet in ver vulling gegaan.j Tegen ongeoorloofde of ongewenschto uitbreiding van het konink lijk verordoningsreoht heeft men zich cenig8zins gewapend mot de gebrekkige redactie van art. 56 (Bepalingen door straffen te handhaven, worden in die maatregelen niet gemaakt dan krachtens de web. Do web regelt do op te leggen straf- 49) Zijn hart bonsdo hij had twee voorwer pen gevonden, die zonder twijfel op het spoor van den misdadiger moesten leiden cn deze voorwerpen onttrok hij zoowel aan den commissaris als aan den bestolen slotheer. De heler staat gelijk met den ste ler 1" riep hem een inwendige stem toe; maar met geweld bedwong hij dio en hij bleef bij zijn besluit;' liever wilde hij de folterpijnen van een kwaad geweten dulden dan zich voor Ellen cn haar familie als bloedverwanb van een diep gezonken menscli to vernederen." „Ik geloof niet, dat bet huisdieven wa ren," zeido de oommissaris tot den vrij heer; „zij zouden den weg niet door het raam genomen hebben; maar zij moeten zeer nauwkeurig met de localiteit ver trouwd zijn geweest. Wanneer hebt u, mijnheer von Brank, heb geld in het wand kastje gelegd?" „Eerst op den dag vóór den diefstal; ik begrijp niet, hoe men weten kon, dat ik zooveel gold in huis had." „Nu, de betaler van het geld moet "het toch" geweten hebben?" „Ja^ mijnheer Wilhelm Lampert heeft zelf mij hier in deze kamor het geld op tafel uitgeteld; een geluk, dat het niet de geheele koopprijs was, en dat hij de rest eerst in het volgende jaur zal vereffe nen." heeg Lampert alleentoen hij feo). Maar het begrip algemeene maatregel van bestuur is niet nader gepreciseerd. Het is dus waarschijnlijk, dat de nieuwe Regeering heb koninklijk besluit tot instel ling van een nieuw departement wel als „algemeonen" maatregel beschouwt. Maar evengoed mogelijk is het, dat zij, Kap- peyne's meening dcelend, tóch den Raad van State hoort, waartoe de laatste alinea van artikel 75 haar do uitdrukkelijke be voegdheid verleent. Voor een gebruik ma ken dezer bevoegdheid valt 6tollig veel to zeggen. Immers, de instelling van een nieuw departement brengt uitgaven mede, die bij een nieuwe begrootingsweb moeten worden goedgekeurd (art. 125 G. W.) en op dat wetsontwerp moet het advies van den Raad van Stato natuurlijk worden in gewonnen. Of de Regeering het koninklijk besluit tot instelling van een nieuw departement al dan niet als algemeonen maatregel be schouwt, zal derhalve eerst kunnen blijken uit 'den vorm, waarin het wordt uitgevaar digd." erder zegt het blad „Yrij zonderling is de ergernis van som mige bladen, dat de heer Veegens 'de zit tingen van den ministerraad zou bijwonen. Ons dunkt, een ministerraad kan alleen uit ministers bestaan. Indien de politious Yeegens inderdaad wel eens op het Plein met de tegenwoordige bewindslieden samen komt en over politieke zaken beraadslaagt, volgt daaruit slechts, dat op die oogen- blikken de ministerraad niet vergadert. Hij zal, ongetwijfeld, op de adviezen van de raadslieden der Kroon invloed kunnen oefenen. Maar 'dat kan iedere meening immers I Of gelooft men,' werkelijk, diat in de a ^rgaderingen van den Raad van Minis ters do heer Yeegens reeds nu toegang heeft en zijn adviezen worden genotuleerd „D© (antirevolutionaire) Rotterdammer" verwacht, dat wanneer het nieuwe ministe rie do sociale wetgeving ter hand neemt, het stellig zal zijn „in revolutionai ren geest". De ontwerpen van het ministe- rie-Kuyper liggen er nog, maar het eerste werk van het nieuwe Kabinet zal zijn ze in te trekken, om do stof te verwerken naar revolutionair snit. En de mannen dor christelijke partijen moeten er zich reken schap van geven, dat zij geen sociale wetge ving willen in revolutionair, maar in an tirevolutionair spoor. Intusschcn geeft het blad te verstaan, dat, althans wat den pensioendwang aan gaat, ook het Kabinct-Kuyper niet zuiver was. En daarop laat heb volgen: „Nu menigeen weer vrij kan oordcelen, zonder vrees van aan een Christelijk Kabi net onaangenaam to zijn, nu verklaren wij ons niet to sterk wanneer wij uitspreken, dat hst gros van onze antirevolutionaire partij niet alleen scherp gekant is tegen een slinkscbcn vaccine-dwong en tegen oen on- hebbclijkea leerdwang, maar toch eigenlijk even weinig wil weten van een staatsbe- mooizieken pensioendwang, gelijk het voor stel daartoe helaas door het ministorie- Kuypcr to kwader ure van het vorige libe rale Kabinet word overgenomen. Men kan er echter vastelijk op rekenen dat hot Kabinet-De Meester, indien het zich op de sociale wetgeving toelegt, gansch cn al, en dan consequent, welbewust, en ten volle gewild, die sociale wetgeving zal op vatten in revolutionairen trant. Voor ons anti-revolutionairen is het dan ook zoo dringend noodzakelijk, om tegen dien tijd tegenover de valsche ook dc goede sociale beginselen te kennen." Na vervolgens aan de volgelingen den raad gegeven te hebben het boek van mr. Fabius: Sociale Vraagstukken" te bestu- deeren, besluit het blad aldus: „Want dc periode, die we tegengaan, is gewichtig. Er is eenerzijds een bT -ven om uit do staatskas aan de burgers van Nederland, in zonderheid aan do minderbedeelden enkele guldens op hun ouden dag, of bij de treuri ge bezoeking van ziekte of invaliditeit aan te bieden, mits op dezo voorwaardo, dat ze voor een goed deel afstand doen van hun reoLtenhun zelfstandigheid ten deele betaalde?" „Ja, er is niemand met hem hier geweest." „En u hebt anders aan niemand medege deeld, dat u heb geld daar in de ka3t hadt opgeborgen?" De heer von Brank dacht na. „Behalve mijn vrouw, zou ik niet wetenWacht even. Aan óén heb ik het toch gezegd, aan den instrumentmaker Dechner, die toeval lig hier was, om den nieuwen vleugel af te leveren." „Dechner?" herhaalde de commissaris, „is dat Adolf Dechner, de compagnon van Haszlaoh?" „Dezelfde. Een zeer eerlijk man... „Dio boven elke verdenking verheven is," vulde de commissaris aan, „hot is enkel de vraag, of hij niet te goeder trouw tegenover anderen gebabbeld heeft." „Dat is wel moeilijk aan te nemen," ver klaarde de officier, die tot nu toe zwijgend had geluisterd, thans evenwel in hot ge sprek zich. mengde, daar de wending, die het dreigde te nemen, hem het angstzweet op het voorhoofd bracht; „zulk een ervaren zakenman als Adolf Dechner babbelt niet over geldzaken van anderen." „Daarvan ben ik ook overtuigd, zeide de vrijheer. „Het was ook maar een idee", zeide de commissaris, „ik zelf ben geheel van uw meening, maar men kan bij gelegenheid den" heer Dechner eens ondervragen." De vragen van den commissaris liepen nu in ccn andere richting, en Teil, die zijn bovangenheid tot eiken prijs verbergen moest, onttrok zich aan het ondefhoud en begon opnieuw de kamer to doorzoeken", daarbij bukte hij met opzet zoo diep, om onder de kasten en divans te zien, zoodat' het bloed weer naar zijn hoofd steeg cn de bleekheid verdreef. Zoo vond hen EUen, die op den drempel van dc naburige kamer verscheen, om de heoren uit te noodigen tot een klein de jeuner. De commissaris cn do officier zagen elkaar aan als om elkaar te vragen of zij genoeg gezien hadden; dan knikten zij en volgden de invitatie van Ellen. „Hot is merkwaardig", zeide do commis saris aan tafel, „dat dezen keer do heeren spitsboeven ook niet do geringste kleinig heid hebben achtergelaten, geen vergeten werktuig, geen stuk van hun klceding, niet eens oen jas- of vestknoop; het moeten slu wo schurken zijn gewecBt, die allen tijd ge nomen hebben. Teil voelde, hoo hem do verraderlijke gloed weder naar het hoofd steeg cn Ellen bespeurde aan zijn stilzwijgen en zijn go- dwongen wezen, dat hom iets moest druk ken. Zij dacht na, wat het zijn kon. Was hij door eenige ontdekking op het spoor gekomen? Had hij er een vermoeden van, dat onder de inbreke-s ook hij geweest was dien zij hedennacht in het schijnsel van het weerlicht duidelijk herkend had? Als hij het niet wist, en als zij thans haar ont dekking hier aan tafel openlijk vertelde, hoo zou hij zich winden onder de Tantalus kwellingen van de gewaande ontdekking? Want zij kende hem: dc verwantschap met een misdadiger moest voor zijn fier zelfbewustzijn doodelijk zijn. Haar plicht was dus te zwijgen, onvoorwaardelijk te zwijgen, als zij niet hem doodelijk verwon den wilde. Anderszijds zou zij hem gaarne gewaarschuwd hebben, de zaak niet zoö nauwkeurig te onderzoeken; liij zou hebben kunnen ontdekken wat zij wist en wat hij nooit behoefde te weten... hoe zou zij dat aanleggen, zonder haar eigen bekendheid met liet geval te verraden? „U zijt zoo stil, mijnheer Teil", zoidc zij eindelijk fluisterend, „waar is uw humor van vroeger gebleven?" Teil lachte gedwongen: „Mijn humor? Ja, ja, die is, als u mij deze uitdrukking permitteert, naar den duivel gegaan." „Waarom?" „Mijn werkzaamheid maakt mij innerlijk arm en gesloten; een humorist moet rijk en mededeelzaam zijn; hij moet do paarlen on diamanten van een paradox als ccn verkwis ter met volle handen onder de menschen strooien. „Wees mijnentwege ernstig, maar u be hoeft toch nog geen Trappist te zijn. Het is zoo hoffelijk mogelijk, wanneer de mannen van heden naast oen jongedame slechts den toehoorder spelen; wij hebben aan do schoone vrouwen bijna' niets meer te bieden, daar wij ons beetjo intelligentie meest in politiek gebabbel verkwisten. „Tot dezulken behoort u niet I En als u uw workzaamhoid arm maakt, geef u daar aan dan niet uitsluitend over; cr is een ander geluk en een andere vreugdd. „Een ambt is een echte slokop; wij bie den het een vinger en het vat een geheclo hand." „Ik had' echter den wenschV Zij hield op. Haast had zij zich vbrsprtlcenzoo recht mocht zij niet op haar doe! ftfgaan. „Welken wensch hebt u, freule? „O niets, niets, een andermaal Spreken wij er over." „Neen, zoo Ontkomt n niet. U waart "op het punt mij een wensch yoor tè leggen en H. B.-S. noodig achten, niet borcikbaar. Men kan dit betreuren, maar do zaak ligt er nu eenmaal toe, dat zulke oudo:s hun toevlucht moeten nemen tot do neutrale Rijks- cn gemeente-inrichtingen voor mid delbaar onderwijs. Dat degelijke Katholieken daartoe niot dan na rijp beraad overgaan, spreekt van zelf. Een even duidelijk is het, dat zij do gelegenheid zullen aangrijpen, dit on derwijs voor zoover mogelijk aan to vullen in Katholieken geest. Dezo gelegenheid wordt hun geboden. Een ijverig priester to Rotterdam zal ook dit jaar weer aan dc leerlingen van gymna sium cn Hoogero Burgerscholen, die zich daartoe aanmelden', een cursus in d0 Ka- tholioke godsdienstleer geven. Eon dergelijke cursus is voor een ieder hoogst nuttig in dezen tijd van ongeloof, nu ook de lcckcn door Z. H. den Paus wor den opgcrocpon, om mee te werken aan do verdediging van ons heilig geloof cn het onderwijs in don godsdienst. Dubbel nood zakelijk moet zulk een cursus echter heeten voor hen, die, zich toeloggcnd op dc studio der profano wetenschappen, dit moeten doen onder do leiding van leeraren, dio verplicht zijn hun onderwijs te geven bui ten allo verband met positieven godsdienst. Noodzakelijk ook, omdat dc leerlingen onzer middelbare scholen meermalen in omstan digheden komen, waarin zij of hun gods dienst op een of ander punt met een kort woord moeten verdedigen óf althans ccn vraagbaak moeten hebon, dio hen tcrccht- helpt waar ze, jong als ze zijn, het antwoord schuldig hebben moeten blijven." Hot blad vertrouwt, dat van dezen cursus vele ouders voor hun kinderen g bruik zul len maken. In een artikel over do Fricsch Christolijk- Hietorischen, wier optreden bij Co jongste stembus hij onvoorwaardelijk afkeurt-, schrijft ds. B uytondijkin „DoNedor- 1 an dor" o. m. liet volgende over don o x-m inister van Binnenlandse ho Zaken en zijn verdiensten ton opzichto van het Christelijk onderwijs: „Do schoolwctnovello heeft hora zijn mi nisterieel leven gekost. Maar niot dan na dat hij do voor ons Christenen zoo bcgcerdo vosto: het uit zijn handen bevrijd Christe lijk lager onacrwijs, had veroverd. Aan tlio reuzentaak heeft hij zij no door elk bewon derde talonten gewijd. Welk ccn opofferin gen van eigen levensgenot cn levenskracht, om daar woek uit week in die wet in de Ka mers tc verdedigen, ton doelwit to staan aan ds giftigo pijlen zijner verbittordo vij anden. En dat met oon geknakte gezond heid. Hoe zou het hem mogelijk geweest zijn, tenzij gedragen op do gebodsvleugc- len van duizenden bij duizenden in don lande. Trag h noomt men zulk ccn onder gang. Wij goloovigen oordcelcn anders, ziende op Hem, Die aan Zijn kruis do glo- riorijkst© overwinning behaalde. Laat do woreld zoggen: „Dor -iohr bat Eslno Schul- digkeit getan; dor Mohr kan gchon", in den homo! luidt het daarentegen: „Wél go- daan, gij goodo cn getrouwo dienstknecht. Over weinig waart gij getrouw, over vcol zal Ik u stellen". „Er was, ja, ccn tijd waarin ik in het bijzonder dr. Kuypcr heb tegengewerkt zoo veel ik vermocht. Ik zou hot in gelijke om standigheden nóg doon. Maar dc staat van zaken is thans heel andera. De minister Kuyper heeft niet slechte dc Horv. Kerk in geen enkel opzicht benadeeld; daarentegen haar welwillendheid botoond. „En wat heeft hij gearbeid. Hoe hoeft hij zulk een gespannen leven, als het ware aan duizend dingon tegelijk denkond, vier jaar achteroen kunnen volhouden. En dat alles met een bekwaamheid, waaraan de groolo staatsman Do Savornin Lobman openlijk hulde gebracht hoeft. Fouten, beweert men, zijn door hem gemaakt. Zeker, wie altijd op zijn bed ligt struikelt nooit, .wél wio voortdurend in aktie is. Ifet nageslacht hiervan houd ik mo overtuigd zal hem recht doen." De schrijver besluit met den wensch, dat de broeders in Friesland, dio z. i. indirect medewerkten tot den val van dr. Kuypcr plotseling verstomt u cn schijnt de zaak anders overdacht to hebben. Gelooft u niet, freule, dat hot een groots vreugde altijd voor mij is, ccn wonsch van u to vervul len V' Zijn stom had licht getrild; er was ccn toon in geweest*, die Ellen aan vervlogen gelukkige uren herinnerde. Haar blik rust te even op zijn. groote, blauw© oogen; toen zag zij op haar bont beschilderd bord cn fluisterde: „Later, in den tuin." Zij wildo werkelijk moed sobeppen, wildo hem zeggen wat zij wist en hora bezweren, dat hij do zaak koelbloedig zou opvatten, want wat kon hij cr aan doen, dat hij do stiefbroeder van een slecht mensch wae?" Den officier zwol het hart van vrcugdo, dat zij hem zoo vertrouwelijk had ingefluis terd, dat zij ccn geheim met hem declcn wildo. Dan was hij haar toch niet zoo on- versohillig, als hij in zijn verbittering vermoed had. „Mijnheer Tclll" klonk de stem van me vrouw Clara aan zijn andere zijde, „ik zou met u willen klinken cn u onzen dank bren gen voor uw vriendolijko bemoeiing. Naaf ik hoop, vindt u nu weder meermalen don weg tot ons,en niet om zulk een treurige ro den als thans het geval is." Zij liet haar glas togen het zijne klinken on dronk; ook zij had, door den echtgenoot ingelicht, in haar hart met den officier reeds lang vrcdo gesloten; zij verweet hem do ^uolgeschiedenis niet mcor, daar zij uit do mödedcolingcn van haar Koert de ovotr1 tuiging g*Va»gen had, dat dezo alleen dé oorzaak van 'dat duel geweest was.. (Woril WrfoJfltJ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5