No. 13962. LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAQ 30 AUGUSTUS. - TWEEDS BLAD. Anno 1905.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Zijn Moeder.
prijsgeven, on zich to laten stellen onder
do curateele van een almachtigen Staat.
Maar anderzijds is er gelukkig een antire
volutionaire richting, die togen qo revolu
tionaire propagandeeiïng van de Staatsal-
macht ingaat; eon ant 'ovolutoinaire rich
ting, die er tegen waarschuwt, dat men zich
niet door de aanbieding van enkele guldens
die slechts schijnbaar baat brengen moet
laten misleiden; een antirevolutionaire
richting, dio dé kracht van het burgerlijk
saajnleven wil verhoogen door de wetgeving
te doen strekken tot wering van onrecht,
tot jVermeordering van do vrije organisatie
der maatschappelijke krachten, tot vorzeke-
ring van het vrije socialo loven, tot waar
borging van zelfstandigheid en recht.
Naar dezo goede begin aden te vragen is
onder het bewind van een liberaal ministe
rie meer dan ooit eisch van den tijd.
„Een mooie brief mot een be-
d o n k e lij ki si b a a r t j o. Zóó betitelt
,,Het Volk" de aanschrijving, die do nicu-
we minister van oorlog, de heer Staal, aan
do inspecteurs der wapens en do chefs der
dienstvakken heeft gezonden.
Het blad schrijft:
„H&t-'is een schoone briefr dien de minis
ter richt aan allo „meerderen'' in het l^gcr
blijkbaar doordrongen van hot besef, dat
dezen zich niet immer als do werkelijke
zedelijk meerderen hunner minderen ge
dragen Do brief is zelfs zoo schoon, dat
hij wel door een dominee geschreven kon
zijn; er klinkt iets uit van den ethischon
zin en de socialo rechtvaardigheid, waar
van ons ondor Pierson-Borgesius dc ooren
zoo tuitten.
Als d.-e mooie woorden nu maar succes
hebben Want wij verliezen niet uit het oog
dat do minister wel do koek van zijn loya-
len, krachtigen steun voorhoudt aan allen
dio zijn aansporing opvolgen, maar niet
met do gard van de onverbiddelijke straf
tot onbslag too dreigt vcor hen dio toonen
maling aan die schoone woorden te hebben.
Men zal zeggen, dat wij den goeden wil
de geopende hand moesten bieden. Maar men
zal ons niet kwalijk nemen, dat wij in zake
den goeden wil van het militarisme ietwat
wantrouwend zijn geworden.
Afgezion nog van do omstandigheid dat
do volkslegergeest niet met blomzoeto aan
schrijvingen, maar onkel door de volksleger
organisatie gekweekt kan worden.
Het wantrouwen wordt nog gevoed door
het bedenkelijke staartjo van den mooicn
brief. Dat wekt den indruk, alsof al die
zalvende woorden eigenlijk maar geschreven
kunnen zijn om de onder de hoogo leger-
oom.es boven alles gehate courantonschrij-
vendo militairen mot een schijn
van recht bij de kladden te kunnen nemen.
Wij hopen, dat ons wantrouwen be
schaamd wordt, maar voorloopig zullen wij
onze geestdrift nog maar bewaren tot wij
resultaten van den mooicn brief zien."
Dr. Ph. J. Hocdemnker heeft een bro
chure laten verschijnen onder den titel:
„Het e>orstgoboorte|re>cht voor
oen schotel moes? Eon woord
tot do Friese h-0 h r i t e 1 ij k-H i s-
torischokieze ra
Schrijver komt op togen de leuze: „Niet
Protestantsch maar Christelijk", aangehe
ven om do roomschen in hot bondgenoot
schap op to nemen.
„Langs dezen weg is men gekomen tot
een Christendom boven geloofsverdeeld
heid op politiek terrein in zijn meest vitr
euzen vorm.
„Wat meer zegt: men heeft dezo monstru
ositeit belichaamd in een partijverband,
dat door on door onwaar on verderfelijk is.
„En wat hier alles afdoet.
„Men heeft hiervoor zijn eerstgeboorte
recht ingeruild ter wille van een schotel
moes."
Do leus: „Niet Protestantsch maar
Christelijk" gaat aldus betoogt schr.
lo. buiten do werkelijkheid om; is 2o. oen
leugen; leidt 3o. tot het meest ondraaglij
ke Phariseismo, het meest gevaarlijko Fa
natisme; belet 4o. de waarheid' aan het
lioht te komen on ondermijnt het geloof bij
voor- en tegenstanders beiden.
Wat den prijs betreft, waarvoor men zijn
eers geboorterecht als Christen, Protestant,
Hervormde verkoopt, zegt schr., dat,
wanneer men vraagt, welk voordeel de
Christelijke coalitie belooft cn biedt, het
antwoord moet luidenVoor het volksleven
als cén geheel weinig of niets. Eet cenige,
wat ook don Hervormde door do coalitie
ton goede s c h ij n t te komen, is het voor_
deel, dat de Christelijke school verkrijgt
door do bevoorrechting van het Christelijk
ondorwijo.
„Do Christelijke school is dc afgod van
ons Christenvolk geworden. Zij heeft ook
onder de Hervormden vele slachtoffers van
de Neo-Antirevolutionairo idealen, maat
regelen cn stellingen gemaakt.
„Indien men niet spoedig voor hot rcolit
Gods opkomt, zal dat eigen Christelijk on
derwijs, waarvan ona volk den zegen heeft
ervaren, het gewicht zijn, dat het naar de
diepte trekt.
„Die subsidies, uit do staatskas door
een compromis én mot Rome, èn met het
ongeloof, dat zich in onze staatsinrichting
heeft vastgezet, vorkregen, vormen den
schotel moes, waarvoor men zijn eerstge
boorterecht verkoopt.
„De Vrije Universiteit heeft haar jué
promovendi duur betaald mot do ooncessie,
dat or con indifferente wetenschap ia en
mag zijn, cn dat een universiteit zonder
Theologische Faculteit, waarin liet beginsel
„de Rode voorgelicht door do Openbaring!"
is belichaamd, denkbaar is.
„Maar de groote vergissing van ons
Christenvolk ligt in do meening, dat het
Christelijk onderwijs als zóódanig
redding kan brengen, terwijl het Christelijk
gehalte van ons volk verwaterd is; en dat
een Christelijk volk in een onchristelijke
maatschappij en een niet- of anti-Christelij-
ken staat, op den duur kan blijven bestaan."
„De groote zonde van „do Christelijke
groepen", d. i. van hen, die rekenen met
het feit dat Nederland niet een godsdienst-
loozo, maar een Christelijke, Prot. Herv.
natie i3, vindt men in de omstandig
heid, dat zij dit beginsel pro memorie heb
ben uitgetrokken, maar overigens in do
praktijk spandienst voor „do Christelijke
coalitie" verrichten."
Vervolgens herinnert de schrijver aan de
vergadering, in April 1902 to Utrecht ge
houden, waarin „de Vereenigiug tot hard-
having van het Chr.-Historisch karakter
der natie" tot stand kwam en hoe hij daar
de bezwaren tegen de Roomsch-Protestant-
6che coalitie heeft uiteengezet cn getracht
heeft aan te toonen, dat het zuiver Her
vormd standpunt het ecnig ware was, en
dat hot staatkundig stelsel, dat hiervan
uitging, in plaats van onpraotisch te zijn,
het eonig houdbare was.
Waar in de bedoelde vergadering aange
nomen werd, scheiding to maken tusschen
do theorie en de praclijk en ab verceniging
buiten de actueelo politiek te gaan staan,
adviseert schrijvor do vergadering, die in
September staat gehouden to worden, ern
stig, niet opnieuw in dozen strik to vallen.
Eerst wanneer men tegenover het stand
punt der Doleantie een eigen Hervormd
standpunt inneemt, Btaat men zuivor cn
ontwikkelt men kracht
En dan zegt hij weder, dat men op moet
komen voor het recht Gods, dat do Staat
niet voor theologie mag uitgeven wat gods
dienstwetenschap is, dat men do theologie
moet herstellen on dat men dan het beginsel
in de universiteit zal hebben aangobracht,
dat de wetenschap een ondergrond geeft,
zonder do vrijheid van iemand aan banden
te leggen.
„Hot gaat" zoo zegt hij aan het slot
„om hot beginsel, on do vrienden hebben
het in hun hand, een positie in to nemen,
die de Christelijke partijen zal dwingen,
niot alleen met haar groep, maar met haar
beginsel te rekenen."
Over het Middelbaar onderwijs
schrijft de (kath.) „Maasbode" het volgen
de:
„In tegenstelling met do volksschool is
hot middelbaar onderwijs nog bijna uitslui
tend neutraal. Katholiek middelbaar onder
wijs is voor do meeste ouders, die voor hun
kinderen het bezoeken van gymnasium of
Wij hebben medeged-.ld, dat de „Arnh.
C t." cm de kosten csn den omslag te ont
gaan coner stemming voor de vervul
ling dor drie vacatures in de
Tweede Kamer voor de laatste
weken der zitting 1904/1905, voorstelde,
dat in overleg met de leiders der verschil
lende partijen 'de aftredende leden bij een
voudige candidaatstelling herkozen zouden,
worden.
De „N. Arnh. Ct." en „De Rotterdam
mer" meenden, naar aanleiding van 'dit
advies, dat een stemming ook zou kunnen
vormedem worden, wanneer alle partijen
eenvoudig overeenkwamen om geen candi-
datenlijst in te dienen.
Doch ter bestrijding van deze meening
wijst de „Arnh. Ct." cp hetgeen in 1897
te Delft is gebeurd en waaraan door „De
Rotterdammer" werd herinnerd.
Op 25 Juni 1897 werd in het district
Delft bij do herstemming mr. Yan de Yelde
gekozen, terwijl het zittend lid mr. N. G.
Pierson viel.
Maar mr. Pierson trad op als minister,
on zoo werd er een aanvullingsverkiezing
noodzakelijk nog voor de oude Kamer voor
den tijd van luttele weken, zonder dat er
uitzicht bestond, dat de gekozene ook wer
kelijk zitting zou nemen.
Wat 'deden de partijen? Zij lieten kalm
pjes indienen den naam van mr. Van de
Velde, die voor de nieuwe Kamer reeds
was gekozen.
Maar tot aller verrassing werd ook in
geleverd een lijst met den naam van zeko-
Ten M. A. Cornelissen, een Delftschen uit
drager.
Deze grap had op 17 Augustus 1897 een
stemming ten gevolge, waarbij mr. Yan do
Yelde 1195 stemmen kreeg, en Cornelissen
124.
Waar uit dit voorv .I „Do Rotterdammer"
concludeerde, 'dat heb ook om dezo reden'
gOed' zou zijn den verkiezingsdag voor do
oude Kamer rustig te laten passccren, i?
de slotsom van de „Arnh. Ct.", 'dat dit
integendeel een waarschuwing is om niet
zoo te doen. „Gelukkig zijn grappenmakers
als die te Delft niet licht ten getale van
veertig i© vinden, bereid cm op die wijze
de verkiezing in een bespottelijk licht $e
stellen, maar cde zaak is ons te ernstig, om
het er op te wagen, dat zulke grappenma-
kers succes zouden kunnen hebben."
[Heden bij de candidaafcstelling zal moe
ten bbjken aan welken raad men zich heeft
gehouden].
Betreffende het instellen van het ne
gen de dep a r te m om t, herinnert „De
xlieuwc Courant" er aan, dat in 1877 bij
do instelling van hot departement van wa
terstaat niet eerst do Raad van State is
gehoord.
„Toen echter", zoo schrijft het blad, „in
de Tweede Kamer het wetsontwerp, hou-
denuo voorzieningen omtrent dit ministerie
in behandeling kwam, betoogden verschil
lende leden, met ccn beroep op het gezag
van Thorbecke, dat de R. ".d van State had
moeten worden gehoord. Do minister Kap-
peyne voerde hiertegen aan, dat in dit
geval van een algemoencn maatregel „van
inwendig bestuur" geen sprake was. Niet
oen koninklijke verordening van legislatief
karakter maar alleen een besluit ter uit
voering van artikel 73 (thans 77) der
Grondwet [de Koning stelt ministerieels
departementen in, enz.] was uitgevaardigd.
Laatstgenoemde opvatting, volgens welke
een maatregel nog niet „algemeen" behoeft
te zijn, ook al is z ij 'd o 1 i n g s daarbij het
geheele publiek betrokken, vond steun tij
Buys (I. p. 350.) Diens wensch, dat de to
wijzigen Grondwet tusschen algemeen on
bijzonder een uuidelijk waarneembare grens
zou trekken, is echter in 1887 niet in ver
vulling gegaan.j Tegen ongeoorloofde of
ongewenschto uitbreiding van het konink
lijk verordoningsreoht heeft men zich
cenig8zins gewapend mot de gebrekkige
redactie van art. 56 (Bepalingen door
straffen te handhaven, worden in die
maatregelen niet gemaakt dan krachtens
de web. Do web regelt do op te leggen straf-
49)
Zijn hart bonsdo hij had twee voorwer
pen gevonden, die zonder twijfel op het
spoor van den misdadiger moesten leiden
cn deze voorwerpen onttrok hij zoowel
aan den commissaris als aan den bestolen
slotheer. De heler staat gelijk met den ste
ler 1" riep hem een inwendige stem toe;
maar met geweld bedwong hij dio en hij
bleef bij zijn besluit;' liever wilde hij de
folterpijnen van een kwaad geweten dulden
dan zich voor Ellen cn haar familie als
bloedverwanb van een diep gezonken
menscli to vernederen."
„Ik geloof niet, dat bet huisdieven wa
ren," zeido de oommissaris tot den vrij
heer; „zij zouden den weg niet door het
raam genomen hebben; maar zij moeten
zeer nauwkeurig met de localiteit ver
trouwd zijn geweest. Wanneer hebt u,
mijnheer von Brank, heb geld in het wand
kastje gelegd?"
„Eerst op den dag vóór den diefstal; ik
begrijp niet, hoe men weten kon, dat ik
zooveel gold in huis had."
„Nu, de betaler van het geld moet "het
toch" geweten hebben?"
„Ja^ mijnheer Wilhelm Lampert heeft
zelf mij hier in deze kamor het geld op
tafel uitgeteld; een geluk, dat het niet
de geheele koopprijs was, en dat hij de
rest eerst in het volgende jaur zal vereffe
nen."
heeg Lampert alleentoen hij
feo). Maar het begrip algemeene maatregel
van bestuur is niet nader gepreciseerd.
Het is dus waarschijnlijk, dat de nieuwe
Regeering heb koninklijk besluit tot instel
ling van een nieuw departement wel als
„algemeonen" maatregel beschouwt. Maar
evengoed mogelijk is het, dat zij, Kap-
peyne's meening dcelend, tóch den Raad
van State hoort, waartoe de laatste alinea
van artikel 75 haar do uitdrukkelijke be
voegdheid verleent. Voor een gebruik ma
ken dezer bevoegdheid valt 6tollig veel to
zeggen. Immers, de instelling van een
nieuw departement brengt uitgaven mede,
die bij een nieuwe begrootingsweb moeten
worden goedgekeurd (art. 125 G. W.) en
op dat wetsontwerp moet het advies van
den Raad van Stato natuurlijk worden in
gewonnen.
Of de Regeering het koninklijk besluit
tot instelling van een nieuw departement
al dan niet als algemeonen maatregel be
schouwt, zal derhalve eerst kunnen blijken
uit 'den vorm, waarin het wordt uitgevaar
digd."
erder zegt het blad
„Yrij zonderling is de ergernis van som
mige bladen, dat de heer Veegens 'de zit
tingen van den ministerraad zou bijwonen.
Ons dunkt, een ministerraad kan alleen
uit ministers bestaan. Indien de politious
Yeegens inderdaad wel eens op het Plein
met de tegenwoordige bewindslieden samen
komt en over politieke zaken beraadslaagt,
volgt daaruit slechts, dat op die oogen-
blikken de ministerraad niet vergadert. Hij
zal, ongetwijfeld, op de adviezen van de
raadslieden der Kroon invloed kunnen
oefenen. Maar 'dat kan iedere meening
immers I
Of gelooft men,' werkelijk, diat in de
a ^rgaderingen van den Raad van Minis
ters do heer Yeegens reeds nu toegang heeft
en zijn adviezen worden genotuleerd
„D© (antirevolutionaire) Rotterdammer"
verwacht, dat wanneer het nieuwe ministe
rie do sociale wetgeving ter hand
neemt, het stellig zal zijn „in revolutionai
ren geest". De ontwerpen van het ministe-
rie-Kuyper liggen er nog, maar het eerste
werk van het nieuwe Kabinet zal zijn ze in
te trekken, om do stof te verwerken naar
revolutionair snit. En de mannen dor
christelijke partijen moeten er zich reken
schap van geven, dat zij geen sociale wetge
ving willen in revolutionair, maar in an
tirevolutionair spoor.
Intusschcn geeft het blad te verstaan,
dat, althans wat den pensioendwang aan
gaat, ook het Kabinct-Kuyper niet zuiver
was. En daarop laat heb volgen:
„Nu menigeen weer vrij kan oordcelen,
zonder vrees van aan een Christelijk Kabi
net onaangenaam to zijn, nu verklaren wij
ons niet to sterk wanneer wij uitspreken,
dat hst gros van onze antirevolutionaire
partij niet alleen scherp gekant is tegen een
slinkscbcn vaccine-dwong en tegen oen on-
hebbclijkea leerdwang, maar toch eigenlijk
even weinig wil weten van een staatsbe-
mooizieken pensioendwang, gelijk het voor
stel daartoe helaas door het ministorie-
Kuypcr to kwader ure van het vorige libe
rale Kabinet word overgenomen.
Men kan er echter vastelijk op rekenen
dat hot Kabinet-De Meester, indien het
zich op de sociale wetgeving toelegt, gansch
cn al, en dan consequent, welbewust, en ten
volle gewild, die sociale wetgeving zal op
vatten in revolutionairen trant.
Voor ons anti-revolutionairen is het dan
ook zoo dringend noodzakelijk, om tegen
dien tijd tegenover de valsche ook dc goede
sociale beginselen te kennen."
Na vervolgens aan de volgelingen den
raad gegeven te hebben het boek van mr.
Fabius: Sociale Vraagstukken" te bestu-
deeren, besluit het blad aldus:
„Want dc periode, die we tegengaan, is
gewichtig.
Er is eenerzijds een bT -ven om uit do
staatskas aan de burgers van Nederland, in
zonderheid aan do minderbedeelden enkele
guldens op hun ouden dag, of bij de treuri
ge bezoeking van ziekte of invaliditeit aan
te bieden, mits op dezo voorwaardo, dat
ze voor een goed deel afstand doen van hun
reoLtenhun zelfstandigheid ten deele
betaalde?"
„Ja, er is niemand met hem hier geweest."
„En u hebt anders aan niemand medege
deeld, dat u heb geld daar in de ka3t hadt
opgeborgen?"
De heer von Brank dacht na. „Behalve
mijn vrouw, zou ik niet wetenWacht
even. Aan óén heb ik het toch gezegd, aan
den instrumentmaker Dechner, die toeval
lig hier was, om den nieuwen vleugel af
te leveren."
„Dechner?" herhaalde de commissaris,
„is dat Adolf Dechner, de compagnon van
Haszlaoh?"
„Dezelfde. Een zeer eerlijk man...
„Dio boven elke verdenking verheven
is," vulde de commissaris aan, „hot is
enkel de vraag, of hij niet te goeder trouw
tegenover anderen gebabbeld heeft."
„Dat is wel moeilijk aan te nemen," ver
klaarde de officier, die tot nu toe zwijgend
had geluisterd, thans evenwel in hot ge
sprek zich. mengde, daar de wending, die
het dreigde te nemen, hem het angstzweet
op het voorhoofd bracht; „zulk een ervaren
zakenman als Adolf Dechner babbelt niet
over geldzaken van anderen."
„Daarvan ben ik ook overtuigd, zeide de
vrijheer.
„Het was ook maar een idee", zeide de
commissaris, „ik zelf ben geheel van uw
meening, maar men kan bij gelegenheid den"
heer Dechner eens ondervragen."
De vragen van den commissaris liepen
nu in ccn andere richting, en Teil, die
zijn bovangenheid tot eiken prijs verbergen
moest, onttrok zich aan het ondefhoud en
begon opnieuw de kamer to doorzoeken",
daarbij bukte hij met opzet zoo diep, om
onder de kasten en divans te zien, zoodat'
het bloed weer naar zijn hoofd steeg cn
de bleekheid verdreef.
Zoo vond hen EUen, die op den drempel
van dc naburige kamer verscheen, om de
heoren uit te noodigen tot een klein de
jeuner.
De commissaris cn do officier zagen elkaar
aan als om elkaar te vragen of zij genoeg
gezien hadden; dan knikten zij en volgden
de invitatie van Ellen.
„Hot is merkwaardig", zeide do commis
saris aan tafel, „dat dezen keer do heeren
spitsboeven ook niet do geringste kleinig
heid hebben achtergelaten, geen vergeten
werktuig, geen stuk van hun klceding, niet
eens oen jas- of vestknoop; het moeten slu
wo schurken zijn gewecBt, die allen tijd ge
nomen hebben.
Teil voelde, hoo hem do verraderlijke
gloed weder naar het hoofd steeg cn Ellen
bespeurde aan zijn stilzwijgen en zijn go-
dwongen wezen, dat hom iets moest druk
ken. Zij dacht na, wat het zijn kon. Was
hij door eenige ontdekking op het spoor
gekomen? Had hij er een vermoeden van,
dat onder de inbreke-s ook hij geweest was
dien zij hedennacht in het schijnsel van het
weerlicht duidelijk herkend had? Als hij
het niet wist, en als zij thans haar ont
dekking hier aan tafel openlijk vertelde,
hoo zou hij zich winden onder de Tantalus
kwellingen van de gewaande ontdekking?
Want zij kende hem: dc verwantschap
met een misdadiger moest voor zijn fier
zelfbewustzijn doodelijk zijn. Haar plicht
was dus te zwijgen, onvoorwaardelijk te
zwijgen, als zij niet hem doodelijk verwon
den wilde. Anderszijds zou zij hem gaarne
gewaarschuwd hebben, de zaak niet zoö
nauwkeurig te onderzoeken; liij zou hebben
kunnen ontdekken wat zij wist en wat hij
nooit behoefde te weten... hoe zou zij dat
aanleggen, zonder haar eigen bekendheid
met liet geval te verraden?
„U zijt zoo stil, mijnheer Teil", zoidc zij
eindelijk fluisterend, „waar is uw humor
van vroeger gebleven?"
Teil lachte gedwongen: „Mijn humor?
Ja, ja, die is, als u mij deze uitdrukking
permitteert, naar den duivel gegaan."
„Waarom?"
„Mijn werkzaamheid maakt mij innerlijk
arm en gesloten; een humorist moet rijk en
mededeelzaam zijn; hij moet do paarlen on
diamanten van een paradox als ccn verkwis
ter met volle handen onder de menschen
strooien.
„Wees mijnentwege ernstig, maar u be
hoeft toch nog geen Trappist te zijn.
Het is zoo hoffelijk mogelijk, wanneer
de mannen van heden naast oen jongedame
slechts den toehoorder spelen; wij hebben
aan do schoone vrouwen bijna' niets meer
te bieden, daar wij ons beetjo intelligentie
meest in politiek gebabbel verkwisten.
„Tot dezulken behoort u niet I En als u
uw workzaamhoid arm maakt, geef u daar
aan dan niet uitsluitend over; cr is een
ander geluk en een andere vreugdd.
„Een ambt is een echte slokop; wij bie
den het een vinger en het vat een geheclo
hand."
„Ik had' echter den wenschV Zij hield
op. Haast had zij zich vbrsprtlcenzoo
recht mocht zij niet op haar doe! ftfgaan.
„Welken wensch hebt u, freule?
„O niets, niets, een andermaal Spreken
wij er over."
„Neen, zoo Ontkomt n niet. U waart "op
het punt mij een wensch yoor tè leggen en
H. B.-S. noodig achten, niet borcikbaar.
Men kan dit betreuren, maar do zaak ligt
er nu eenmaal toe, dat zulke oudo:s hun
toevlucht moeten nemen tot do neutrale
Rijks- cn gemeente-inrichtingen voor mid
delbaar onderwijs.
Dat degelijke Katholieken daartoe niot
dan na rijp beraad overgaan, spreekt van
zelf. Een even duidelijk is het, dat zij
do gelegenheid zullen aangrijpen, dit on
derwijs voor zoover mogelijk aan to
vullen in Katholieken geest.
Dezo gelegenheid wordt hun geboden.
Een ijverig priester to Rotterdam zal ook
dit jaar weer aan dc leerlingen van gymna
sium cn Hoogero Burgerscholen, die zich
daartoe aanmelden', een cursus in d0 Ka-
tholioke godsdienstleer geven.
Eon dergelijke cursus is voor een ieder
hoogst nuttig in dezen tijd van ongeloof,
nu ook de lcckcn door Z. H. den Paus wor
den opgcrocpon, om mee te werken aan do
verdediging van ons heilig geloof cn het
onderwijs in don godsdienst. Dubbel nood
zakelijk moet zulk een cursus echter heeten
voor hen, die, zich toeloggcnd op dc studio
der profano wetenschappen, dit moeten
doen onder do leiding van leeraren, dio
verplicht zijn hun onderwijs te geven bui
ten allo verband met positieven godsdienst.
Noodzakelijk ook, omdat dc leerlingen onzer
middelbare scholen meermalen in omstan
digheden komen, waarin zij of hun gods
dienst op een of ander punt met een kort
woord moeten verdedigen óf althans ccn
vraagbaak moeten hebon, dio hen tcrccht-
helpt waar ze, jong als ze zijn, het antwoord
schuldig hebben moeten blijven."
Hot blad vertrouwt, dat van dezen cursus
vele ouders voor hun kinderen g bruik zul
len maken.
In een artikel over do Fricsch Christolijk-
Hietorischen, wier optreden bij Co jongste
stembus hij onvoorwaardelijk afkeurt-,
schrijft ds. B uytondijkin „DoNedor-
1 an dor" o. m. liet volgende over don
o x-m inister van Binnenlandse ho
Zaken en zijn verdiensten ton opzichto
van het Christelijk onderwijs:
„Do schoolwctnovello heeft hora zijn mi
nisterieel leven gekost. Maar niot dan na
dat hij do voor ons Christenen zoo bcgcerdo
vosto: het uit zijn handen bevrijd Christe
lijk lager onacrwijs, had veroverd. Aan tlio
reuzentaak heeft hij zij no door elk bewon
derde talonten gewijd. Welk ccn opofferin
gen van eigen levensgenot cn levenskracht,
om daar woek uit week in die wet in de Ka
mers tc verdedigen, ton doelwit to staan
aan ds giftigo pijlen zijner verbittordo vij
anden. En dat met oon geknakte gezond
heid. Hoe zou het hem mogelijk geweest
zijn, tenzij gedragen op do gebodsvleugc-
len van duizenden bij duizenden in don
lande. Trag h noomt men zulk ccn onder
gang. Wij goloovigen oordcelcn anders,
ziende op Hem, Die aan Zijn kruis do glo-
riorijkst© overwinning behaalde. Laat do
woreld zoggen: „Dor -iohr bat Eslno Schul-
digkeit getan; dor Mohr kan gchon", in
den homo! luidt het daarentegen: „Wél go-
daan, gij goodo cn getrouwo dienstknecht.
Over weinig waart gij getrouw, over vcol
zal Ik u stellen".
„Er was, ja, ccn tijd waarin ik in het
bijzonder dr. Kuypcr heb tegengewerkt zoo
veel ik vermocht. Ik zou hot in gelijke om
standigheden nóg doon. Maar dc staat van
zaken is thans heel andera. De minister
Kuyper heeft niet slechte dc Horv. Kerk in
geen enkel opzicht benadeeld; daarentegen
haar welwillendheid botoond.
„En wat heeft hij gearbeid. Hoe hoeft hij
zulk een gespannen leven, als het ware aan
duizend dingon tegelijk denkond, vier jaar
achteroen kunnen volhouden. En dat alles
met een bekwaamheid, waaraan de groolo
staatsman Do Savornin Lobman openlijk
hulde gebracht hoeft. Fouten, beweert men,
zijn door hem gemaakt. Zeker, wie altijd
op zijn bed ligt struikelt nooit, .wél wio
voortdurend in aktie is. Ifet nageslacht
hiervan houd ik mo overtuigd zal hem
recht doen."
De schrijver besluit met den wensch, dat
de broeders in Friesland, dio z. i. indirect
medewerkten tot den val van dr. Kuypcr
plotseling verstomt u cn schijnt de zaak
anders overdacht to hebben. Gelooft u niet,
freule, dat hot een groots vreugde altijd
voor mij is, ccn wonsch van u to vervul
len V'
Zijn stom had licht getrild; er was ccn
toon in geweest*, die Ellen aan vervlogen
gelukkige uren herinnerde. Haar blik rust
te even op zijn. groote, blauw© oogen; toen
zag zij op haar bont beschilderd bord cn
fluisterde: „Later, in den tuin."
Zij wildo werkelijk moed sobeppen, wildo
hem zeggen wat zij wist en hora bezweren,
dat hij do zaak koelbloedig zou opvatten,
want wat kon hij cr aan doen, dat hij do
stiefbroeder van een slecht mensch wae?"
Den officier zwol het hart van vrcugdo,
dat zij hem zoo vertrouwelijk had ingefluis
terd, dat zij ccn geheim met hem declcn
wildo. Dan was hij haar toch niet zoo on-
versohillig, als hij in zijn verbittering
vermoed had.
„Mijnheer Tclll" klonk de stem van me
vrouw Clara aan zijn andere zijde, „ik zou
met u willen klinken cn u onzen dank bren
gen voor uw vriendolijko bemoeiing. Naaf
ik hoop, vindt u nu weder meermalen don
weg tot ons,en niet om zulk een treurige ro
den als thans het geval is."
Zij liet haar glas togen het zijne klinken
on dronk; ook zij had, door den echtgenoot
ingelicht, in haar hart met den officier
reeds lang vrcdo gesloten; zij verweet hem
do ^uolgeschiedenis niet mcor, daar zij uit
do mödedcolingcn van haar Koert de ovotr1
tuiging g*Va»gen had, dat dezo alleen dé
oorzaak van 'dat duel geweest was..
(Woril WrfoJfltJ