Aan boord van een Mailboot R£. 13959 Derde Blad. 26 Augustus 1905. Statig klief do het schip de aanschietende zeetjes, die door een frissche bries op de oppervlakte van het water wareu te voor schijn geroepen. De machine dreunde onaf gebroken haar voorgeschreven aantal sla gen en alles ging beneden zijn gerege—i gangetje. Op de vuurplaat werkten de sto kers voortdurend, om de ketels ti dwingen den stoom te leveren voor be- hijgende monster in het aangrenzende compartiment. Het werk was voornamelijk v v de trem- mers zwaar, want de kolen rolden met meetr voor de schuiven, en zij moesten zich door de schuifopeningen in de hokken be- gteven, om do kolen te halen. In een der ruimen waren deze met geregeld van de zijden naar beneden gerold, doch waren uit de hooger gestuwde kolcülaag naar omlaag gestort, zoodat zich langzamerhand een hol had gevormd in het ruim, waaruit met pook, riek en schop voortdurend do benoo- aigvio hoeveelheid word losgebroken en voor de schuiven gebracht. Men was reeds versche.-ene dagen in zee en alle pogingen, om de kolen op regel matige wijze te doen* voor rollen, hadden niet mogen baten, zoodat bet gevormde bol in de kolen langzamerhand grooter af metingen had aangenomen, zoodat men eigenlijk in de ruimen werk.e als in een ko lenmijn, doch zonder de voorzorgen in acht te nemen, die men daarin steeds betracht door het zetten van stutten. Men maakte zich niet ongerust, want deze omstandigheid deed zich herhaaldelijk voor en de onder vinding had geleerd, dat door het ontstaan van scheuren en het vallen van gedeelten kolen uit de laag, die de zoldering vormde, steeds tijdig gewaarschuwd werd voor het neerstorten van dit dak, en men trachtte dit clan te bevorderen door van uit de schuifopeningen er tegen te stooten en dan stortte spoedig alles in elkander, waardoor men dan weer voor een paar dagen van de tijdroovende en vermoeiende bezigheid van kolen-voorhalen af was. Zoo ging het ook ditmaal en de verschijnselen waren ingetre den, die het neerstorten der kolen voor spelden. De voormiddagwacht was afgeloopen en juist iwas de nieuwe ploeg stokers bene den, toen het nocdig bleek vr or voeding der vuren weer een nieuwe hoeveelheid steenkolen voor te halen; daartoe begaf zich een der manschappen in hc ruim, w-.ir zich de ver3chij ::dcn van een naderen, 'j instorting der bovenlar.g hadden voorge daan. Zijn kameraden waarschuwden hem en riepen hem toe dicht bij de opening te blijven en te trachten met het lange gereed schap kolen naar zich toe te halen, of an ders kolen bij te brengen uit een ander ruim, maar de man wilde ni~+ naar deze raadgeving luisteren Hij was een jonge man, eerst betrekkelijk korten ti l scheeps- tremmer, en had mitsdien geen ervaring Zonder zich aan de waarschuwing zijner oudere en meer ervaren makkers te storen, waarbij nog een groote mate van waaghal zerij en onverschilligheid kwam, begaf hij zich met een mand in den versten hoek der kolcnspelonk en begon deze met zijn schop te vullen; wel vielen voortdurend stukjes kolen naar beneden en liet zich een onheil spellend kraken hooren, maar daar hij eenmaal de raadgevingen in den wind had geslagen, wilde hij niet weggaan vóór zijn mand gevuld was; nog een schep en de mand zou vol zijn, toen plotseling met een donderend geraas de bovenlaag instortte en hij geheel onder de kolen bedolven ,werd_ Op het laatste oogenblik had hij instinct matig de armen boven het hoofd uitge strekt, om dit lichaamsdeel voor do neer stortende kolen te beschermen en in deze houding moest hij onbeweeglijk blijven staan, daar het hem onmogelijk was om een vinger to verroeren. Vlak voor zijn aangezicht was een groot blok neergevallen, dat zich in schuine rich ting naar hem toe, Loven zijn hoofd, uit strekte en dit behoedde hem voor verstik king; vlak voor zijn hoofd had hij een klei ne ruimte, waarin hij, hoewel met de groot ste moeite, nog eenigszins adem kon halen. Groote ontsteltenis hcerschte op de vuur plaat en dadelijk ronde een der stokers weg, die den wachthebbcnden machinist in do machinekamer waarschuwde. Deze, die zijn post niet verlaten kon, gilde hem toe, onmiddellijk den koofdmachinist te waar schuwen. In het salon zaten de passagiers juist aan tafel, waarbij de kapitein presideerde, toen plotseling de chef van de machineka mer binnen kwam stuiven, gevolgd door een zwarten en bezwceten stoker, die in korte woorden den kapitein het ongeval mededeel de. Zijn ondergeschikten had de boc.iima- chinist dadelijk, toen hij het vernam, toe geschreeuwd het luik r.-.n dek open te leg gen en kolen uit te nemen. Dadelijk stond de kapitein op, gevolgd door alle passagiers, daar ieder wilde trachten iets bij te dragen, om den onge- lukkigen man uit zijn benarden toestand te helpen verlossen. Aan dek had men het luik reeds opengesmeten en zonder een Oogen blik te verliezen, ging ieder aan het werk, de kapitein, de stuurlieden, de machinisten, de passagiers, de equipage, aüos repte zich om het hardst, ieder werkte, als gold het zijn eigen leven. Van af de vuurplaat kon men den man nog toeroepen; men verstond zelfs zijn antwoorden. „Kan je het mg. houden, Kees?" „Ja, best, hoor." Aan dek werkte men ah bezetenen, bedol ven onder het kolenstof, ieder om het hardst; als bij c brand de emmers water, zoo werden hier de bonEen steenkool door gemand, terwijl telkens van den een of an der een opwekkin l woord klonk, om den krachten bij dit uitputtend, ing. pannen en ongewone werk een impuls te geven tot grooter inspanning. Men wcikte reeds acht minuten, en '.ad een groot kegelvormig gat onder het luik gegraven. „Kees! Ben je er nog?" gilden de stoker» op do plaat. „Ja", klonk het zwak. „Hij geeft nog asem, meneer", zei een der stokers tot den hoofdmachinist, die met een gezicht als een neger, in zijn hemds-, mouwen, werkte als een paard. „Ja, prachtig, ga naar beneden", klonk het antwoord. „Vooruit! Vooruit!" spoorde do hoofd machinist aan; „hij leeft nog, pak-an!" „Elijk-uit!" klonk het aan dek, en onver moeid, onafgebroken gingen de zwaro man den en bonken van hand tot hand; men- schen, die nog nooit een stukje steenkool met de vingers hadden aangepakt, sleepten, met zware bonken in de armen geklemd, hijgende over het dek; steeds hooger wer den de opgestapelde hoopen. Na tien mi nuten ontblootte men bij het weghalen van eon groot stuk een hand; een kreet van verrukking ging door de gelederen, een ieder wilde die hand zien. „Vooruit I Voor uit 1" maande de hoofdmachinist, want men had hem gemeld, dat de man niet meer geantwoord had, toen men hem toe schreeuwde. Voorzichtig werd doorgewerkt. Spoedig had men de beide armen en hot hoofd ont bloot, doch hoe ciep was ieder teleurgesteld, toen hot bleek, dat do stakker reeds overle den was; spoedig was hij nu geheel uitge graven, maar juist te laat; hij had het in de benauwde omgeving niet langer uit kun nen houden. Diep ter neer geslagen en afgemat vau bet ongewone, harde werk, ging ieder zich reinigen, terwijl de dokter nog ©enige po gingen in het werk stelde, om de levens geesten terug te roepen, doch tevergeefs. Den volgenden dag weerklonk over h*t lijk van den jongen man aan den jal'oepi hot: Eón-tweeJdrie, in Godsnaam! In Limburgs Suiden. li. Het moet ieder, die van uit het Noorden of uit Holland Limburg bezoekt, t. effen hoe vriendelijk en gul de bewoners er oijfl- Mct een enkel woord heeft men ze op den praatstoel, en het is prettig ze aan te hoo ren, al valt het niet zoo gemakkelijk hun taal te volgen, die mij voorkomt een meng sel van Hollandsch, Franscb en Duitsch te zijn, waarvan een der talen overbeerschend is, naarmate do streek, waar men zich be vindt, meer of minder ver van genoemde landen is verwijderd. „Loopt deze weg naar Epen?'' vroegen wij een stoeren kerel, die met geweldige kracht een grooten houten hamer op hek- palen liet neerkomen, zóó, dat op onze kermissen do kop van Jut er stellig onder zou bezweken zijn. De man lei den reusachtigen hamer kalm neer en legde ons, die hem slecht verston den, met Jobsgeduld uit -.oo we zouden moeten reizen. „Weten do heoren cn dames het nu wel goed?" vroeg hij eindelijk in zijn eigenaar-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 11