Hnnyadi Janos i- Huisbewaarder. ARMENZORG. RECLAME-WOL, Hercules-Wol, I (Saxtehner's Bitterhron.) Stoomtram IMRIEI-LEÏÏIEM. LEIDSCH DACBLAD, DONDERDAG 24 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD. BOBBIES VOOR DE JEÜGD. Vïfcijr. Frederik's droom. Strijd in een Javaansch wond. Aaokdoten. Vervolg Advertentiêa Wei J. STEENHAUER Zn., S. H. C. SMITS, 3 Meer dan 1000 Attesten van voorname Geneesheeren. VICHY-OÉLESTINS - VICHY HOPITAL - VICHY-GRANDE-fiMLLB PASTILLES, ZOUTEN, COM PRIMES VIOHY-ÊTAT iii''hi Miii'iiinm'iiiiH in woo Wegens de ongekend lage prijzen is het vervoer van 33estel- en Vrachtgoe deren per Stoomtram het voordeeligst. Goederen worden vervoerd naar Oegstgeest, Sassenheim, Lisse, Hillcgom, Bennebroek, Heem stede en Haarlem om 7 u. 22 en 11 u. 15 V.M. en 3 u. 10 en 7 u. 04 N.M. Amsterd. tijd. Inlichtingen worden verstrekt aan het be- stelkantoor Clarasteeg No. 2 nabij de Mafë. No. 13957: Anno 1905. Hoera, de school ging uit. Een der eer sten, die er uitvloog, was Jan. Wat gingen die kleine beentjes vlug de straat langs naar huisWat was er dan wel met den knaap Weurom Bnelde hij naar huis uit al zyn macht? Wel, Jan had een vogeL Lie vogel zat in een kooi. En die kooi had Jan zelf gemaakt. Hoe lang had hij er mee omge- knutseldDan was het eene plankje weer te lang, een ander te kort. Dan ging een spijkertje weer niet in het hout, een tralie zat los, een andere was gebog.a. Maar Jan liet zich door niets tegenhouden, want hij wilde zoo gaarne een vogel hebben. Een vogel I Dat was iets zóó moois, iets zóó heerlijks, dat niets hem boven een vogel ging. En wanneer hij nu eerst maar een kooitje had, dan zou alles wel in orde ko men, meende hij. En het kooitje kwam klaar. Het was eenvoudig, maar goed Ld orde. Twee openingen voor drinknapje en etensbakje, een deurtje, dat netjes draaide cn een haakje er op. Klaar was het. Ook een lade met helder wit zand was aange bracht en boven een ring, waaraan het ge heel kon hangen. Jan was dan ook recht trotsch op zijn arbeid. Elk moest het zien, bewonderen, zijn verbazing er over uitspre ken. En toch ontbrak er nog één ding 'aanJan had geen vogel. Wat was et nu aan een kooi zondsr vogel. Och, oen ka narie behoefde het niet te zijn, zooals buurman Jansen had. Had hij maar een vink, ja met een muschje zou hij het des noods eerst doen. Eens was Jan in 't sohuur. tjo en claar hoort hij gefladder. Stil, wat was dat? Hal Hoeral oen vogel. Het beestje zat met zijn pootjes in een vischnet ver ward, dat vader daar had neergelegd. Voor zichtig genaderd, het diertje verlost en goed vastgehouden! Nu naav het kooitje met voedsel en drinken in overvloed. Maar hoe goed het Jan daar ook toe scheen, hoe vaak Jan hem verv.aerde dat hij het goed zou hebben, het beestje vloog telkens tegen de tralie's omhoog, tot het eindelijk halfdood op d n bodem bleef lig gen. Het werd Jan erg genoeg, maar hij kon het toch niet over zich verkrijgen, het 'zoolang begeerde diertje weer vrij te ge ven. Een paar dagen zat het beestje zoo in het kooitje, zong maar niet, at ook zeer weinig, maar Jan dacht, dat het wel be ter zou worden Het werd werkelijk ook iets beter en eindelijk begon het zelfs te zingen Maar daar komt de herfst. En het is alsof trekvogels dat voelen, het is als of iemand hun zegt, dat de oarre winter straks komt. die geen voedsel voor uun maagjes me brengt En in groote scharen trekken de vogels weg, ver weg naar het Zuiden, waar nooit winter is. Ook Jan a spreeuw kreeg dat gevoel en werd met den cfcag onrustiger. Hij begon in de k >oi heen en weer to vliegen en vloog tegen tie tra lies op. Jan stond er dikwijls bij. Het deed hem pijn in zijn kleine hart, dat het beest je niet bij hem wilde zijn, dal het ziju hoofdje tot bloedens toe verwondde tegen de ijzeren tralies bij zijn vruchtelooze- po gingen om te ontkomen- Stil maar, stil maar, je zult het goed bij mij hebben zei Jan, maar het vogeltje wilde er maar niet naar luisteren. Na schooltijd zat Jan langen'tijd bij zijn kooi. De vogel vloog nu «ens wild been en voer, dan weer lag hij uitgeput van vermoeienis op 'en bodem Hoe ging dat borstje op en neer. Hoe flik kerde die oogjes onrustig. Hoe angstig zag het beestje naar zijn kleinen meester op. Wilde het niets meer van Jan's goede zor gen weten De tranen kwamen hem in de oogen. Zou hij het deurtje opendoen? Dan was hij ziju vogel kwijt, zijn grootste echafc, zijn alles kwijt 1 Neen I En toch ging zijn hand naar het deurtje. Hij opende het een eindje maar sloot het weer. Het viel hem toch zoo zwaar 1 Het arme beestje 1 Het wilde misschien met zijn vriendjes weg, naar hot verre Zuiden, zooals meester ver teld had. Weer ging Jan's hand naar het deurtje. Nu zette hij het wijd open, ging een eindje ter zijde en prrl weg was het beest je. Bedroefd keek Jan het na. Nu had hij niets meer. Zijn kooitje stond weer leegl En toch... hij gevoelde zich gelukkig het arme beestje ziin vrijheid te hebben weer gegeven, hoe zwaar het hem ooit was geval len. In het begin der regeering van F reder ik den Groote, woonde te Potsdam een oude componist genaamd Sydow, die zich hoofd zakelijk er mee bezig hield, de kinderen van een daar gelegen militair weeshuis in de muziek te onderrichten. Hadden zij een maal de vereisohte bekwaamheden verkre gen, dan werden ze aangesteld als muzi kant bij het leger. Op een goeden dag ging Sydow gevolgd door zijn leerlingen naar het bosch, om daar een repetitie te houden van een door hem geoomponeerden marsch. De proef duurde tot den avond, want Sydow was niet spoedig tevreden. Toevallig wandelde de koning in de na bijheid. Hij hoorde de muziek, en liet zich door een in den omtrek wonenden boer in lichtingen geven, wat dat eigenlijk beduid de. Toen hij het noodige was te weten geko men, wandelde hij weer verder. Maar de marsoh, die iDtusschen steeds gespeeld' werd, beviel Fredorik den Groote zoozeer, dat hij gedurende de wandeling haar steeds neuriede. Den volgenden morgen liet Frederik, den kapelmeester bij zich aan het hof komen. Hoe gaat het, mijn waarde Sydow? vroeg de koning, toen deze bij hem binnen- tradt Mij goed, majesteit, antwoordde de oude. Ik tracht mijn beroep zoo goed mo gelijk uit te oefenen. Dat alleen is al te prijzen I Maar luister. Ik begrijp niet hoe het komt, dat men tegenwoordig in het leger zulke slech te marschen hoort, Er zit niet de minste gloed of kracht in, 't is alles even eento nig; als ik ze hoor spelen, erger ik mij al tijd. Een marsoh moet zoo zijn, dat men er vroolijk door wordt, cn men het mar oheeren niet moede wordt. Heb ik gelijk of niet, Sydow? U heeft volkomen gelijk, Majesteit 1 antwoordde Sydow. Wat ze tegenwoordig blazen beteekeDt niet veel. Indien u er niets tegen heeft, majesteit, zou ik hen misschien iets kunnen laten instudceren. Misschien dient mij het geluk. Dat vind ik uitstekend 1 maar mij speelt reeds een marsoh door het hoofd en die komt me niet zoo slecht voor. De koning nam van een tafol een fluit, on blies den marsoh, dien hij" den avond te voren iD het woud geboord had. Nu, hoe vindt ge dat? vroeg de ko ning. Misschien kunt gij er nog icfca tvan veranderen. Sydow was ten hoogste verrast, en staa^. ^e den koning verbaasd aan, ter wijl hij stamelde: Uwe Majesteit duidt Jact mij niet ten kwade, maar... trouwens het is niet ongewoon, dat twee componisten dezelfde gedachten kunnen hebben, maar in dit geval hier weet ik niet op te ant- woorden, Juist zulk een marsch als u mij daar voorspeelde, heb ik nog voor weinige dagen geschreven, en hij is niet uit mijn h un den geweest. Hoe is het mogelijkEen zeer zonder ling geval, antwoordde de koning, op een toon alsof hij ten hoogste verbaasd was. Ik zal je zeggen hoe ik op dat ideo ben gekomen In den afgeloopen nacht kon ik niet goed slapen cn toen heb ik, om mij niet te ver velen, den marsch half droomend bedacht. Ik weet heusch niet wat ik daar op antwoorden zal majesteit. Staat ge het mij toe dat ik van hier ga, dan zal ik mijn nieuwen marsch gaan halen. Ik zal u dan kunnen overtuigen, dat mijn marsoh de zelfde is als de uwe. Laat dit mijn vriend, ik geloof je op uw woord. Doch daar het toeval zeer merk waardig is, zoo schenk mij den marsch voor mijn garde. Sydow zond den koning den marsch, die zeor dikwijls bij de garde gespeeld werd, hij noemde hem ,,Frederiks droom" cn was trotdcher op dien marsch, daD op al zijn vroegere oompositiën. Hoe aanlokkend sehoon was de avond; milliocnen sterren fonkelden aan den on bewolkte® hemel, terwijl do lieflijke maan vol en zuiver, zooals zy hot slechts in de tropenlanden vermag, haar 'betooverend licht door de donkere gewelven der ma jestueuze waringins, djatie-nangkah en doeriaaiboomen liet heendringen, waar door het duistere bosch hier en daar spook achtig verlicht werd. Het deed den een zamen wandelaar weldadig aan, die ver moeid door het werken en zwoegen op den snikheeten dag; zich dien avond in het woud kon begeven, om van de heerlijke koelte, die er altijd heerscht, te genieten. Hij gevoeldo zich blijkbaar als door oen too ver macht aangegrepen bij den aanblik der goddelijke natuur, die hem omgaf, ter wijl hem met elke ademhaling een koele luchtstroom uoor borst en aderen vloeide. 't Was alles stil om hem heen, maar 't was een akeligo doodscho stdl.e, die den mensch somber, nadenkend stemt en zelfa vrees aanjaagt; 't was dat zachte sluime ren en kalm bewegen dor natuur, dat bet eigenaardige is: van den tropischen nacht Plotseling, als door een gegeven toeken, werd do stilte afgebroken door het een tonig gekwaak der kikvorschon aan den oever der murmelende beekjes, dan weer zongen ontelbare fiaehfcinsecten hun avondzang, bqgelsid door het eentonig ge roep der hagedissen in de dichte takken. Uit zijn gemijmer opgewekt bleef de Javaan staan en luisterde verrukt naar het veel- tonig concert. Dooh, wat beduidde dat geritsel achter gindschen boomgroep? Instinctmatig bleef de man staan. Daar naderde een groot© matjan of koningstijger met een prachtigen kop en lenig lichaam, langzaam langs den grond voortKruiponde, met de golvend© beweging eener slang, rook do aarde, richtte zich op met oogen, die in de maanflikkering fonkelden van rooflust om zich dadelijk daarop neer te vleien onder een reusachfcigen djatie boom. De tegenwoordigheid alleen van het ge vreesde monster joeg den armen man zulk een doodsangst op het lijf, dat hij geheel verbijsterd als vastgenageld op de plaats otaan bleef. Oiklerbusschen bleef de tijger onbeweeglijk stil en rustig op den loer lig gen, om zijn buit, welks gangen hij reeds lang bespied had, af te wachten. De tijger wordt met recht de schrik der bosschcn genoemd, daar hij zijn vijand niet in een open kamp uitdaagt, maar hem in een hinderlaag afwacht, om hem daar VArrndp.rlijk to- -baafvringAT). Ook wordt de leeuw ten onrechto voor den koning der viorvootigo dieren gehouden. Neon, aan den tijger de kroon 1 Want den leeuw kan zijn prooi nog ontsnappen, den tijger nooit. En dan in Indië behoort hem het land ge heel toe; daar heerscht hij als een meester en wee hem, die den matjan zijn grondge bied zou willen betwisten 1 Daar naderde een trotsch, met sierlijke hoorns gekroond hert. Het fraaie dier, rustig, en van geen gevaar bewust, genoot de heerlijke, malsche blaadjes aan de jonge twijgen, door de avonddauw besproeid De matjan bewoog zich niet en wachtte met ingehouden adem en "urige oogen het lieve Eert af, dat al kauwende langzaam naderbij kwam. Geduld I Nog een oogenblik cn d© gelegenheid tal hem gunstig zijnl Arm dier, merkt gij dan uw doodsvijand niet op? Meent gij d&n ongestoord te mogen genie ten van wat de natuur u zoo gulhartig aaubiedt? Vreest gij niet voor een verborgen dood, die u onder de ruischende toppen der boomen cn tusschen de geurig riekende planten ka/i verrassen? Pas op l Nn een en kele sprong en de r.i?tjan zit het bet <<p den rug, met de vrwelijke tav'en in den nek van zijn prooi geslagen. Uei wne «hor doet een weeklagend gehuil boor en, dat in het bosch weerklinkt, doch zich verdedigen kan het niet. Wat zou het ook kunnen uit richten tegen de hartstochtelijke woede van rijn bespringer? Uit machtelooze razernij slaat hot nog zijn takkig gewei tegen den stam van een nangkahboom en blijft met de horens in de laag afhangende takken ver ward. Van deze gunstige gelegenheid ein delijk maakte de matjan gebruik om zijn afsohuwelijko slagtanden in den strot van het slachtoffer to zetten, dat dan ook da delijk rochelend den laatsten adem uit blaast. De tijger vergast zich daarop aan hot fijne, malsche vlcesoh van het jammer lijk gedood© dier; on na zich tot verzadi- geos toe gevoed to hebben, valt hij in een diepen, ongevoeligen slaap. Do mensch, die al dien tijd onbeweeglijk en bijna zonder adem te halen, 6til gestaan en liet verschrikkelijke tooneel met afschuw en doodelijken schrik g.dogeslagen had, kwam langzamerhand weer tot. bezinning en maakte van het tijdstip vier bedwelming ge bruik om don moordenaar met zijn kris het hart to doorboren. Zoo werd het heerlijke, trotsche woud gezuiverd van een wreed dier, dat sedert langen tijd grooto ver woestingen aan kudde en vee aangericht, en zelfs onkelc slachtoffers onder de dorpsbe woners gevorderd had. Leelijk, maar goed. De hertogin van Berry was zeer rijk. Aan haar heeft de badplaats Dieppe haar op komst te danken. Van 18251830 was ze viermaal een tijdlang daar en werden er schitterende feesten gegeven. De hertogin was een zeer leelijko vrouw, maar zo had een gouden hart en deed wel, waar zo maar kon. Eens kwam een ongelukkige visscher, die in den storm zijn boot had verloren, met een bede om hulp aan het hotel waar do hertogin logeerde. In hot salon ont moette hij een dame cn klaagde hoar zijn leed. Kent ge de hertogin vroeg do dame. Neen, antwerfordde hij, men heeft mij verteld, dat ze een lcelijk spook is. Verder weet ik or niets van. Zonder schijnbaar aan deze bclecdiging der hertogin aandacht to schenken, nam de dame den brief in ontvangst, die het ver zoek om hulp bevatte. Hij moest maar den volgenden dag terugkomen. Op den be paalden tijd werd de visscher c i volgenden dag bij de hertogin toegelaten Hoe ver baasd en tevens verschrikt was bij, toen hij zag, dat do hertogin dezelf 'o dame was van gisteren. Geheel buiten zich zelve, wilde do visscher gauw maken, dat hij weg kwam. Blijf, riep do prinses. Kom hier, hier 'is geld voor een nieuwe boot. Je ziet, dat de hertogin van Berry wel een leclijk spook is, maar toch nog niet zoo slecht. De ongelukkige visscher kreeg tranen in de oogen van spijt cn dankbaarheid te go- lijk. Rechtschapenheid. Ten tijde van Homlrik III van Frankrijk was een betrokking open, doordat do taan, die de betrekking bekleedde, gestorven was. Een der lie. .eambten, Fiasco ge naamd, moester voor zorgen een gcschikton man te vinden. Nu had Fiesco juist een proces met een anJercD mijnheer over zijn bezitting Leuroux. Fio-oo wist niet beter of hij had gelijk, maar de tegenpartij meen de vast te weten dat hij gelijk had. Hij kon het bewijzen, maar een oorkonde, die hij had gehad, was hij kwijtgeraakt cn nu kon hij weinig boginnen Fiesoo vroeg na tuurlijk die o .konde te lozen, dan zou hij zijn tegenpartij geloovon. Op zekeren d-g komt iemand bij Fiesco om naar boven genoom do betrekking to sol- liciteeren. Hij denkt Fiesoo ccn plezier te doen en geeft hem de oorkonde van zijn tegenpartij. Hoo hij die gekregen had wist hij niet. Als Fiesco nu wildo, kon hij de oorkonde houden en dan kon zijn tegen par tij hem niets bewijzen. Maar Fiesoo was daarvoor te eerlijk, to rechtschapen. Boos keek hij den oneerlijken man aan cn zei: Ik zal mijn tegenpartij schrijven, dat hij 't proces heeft gewonnen. Ik ben thans bereid alle onkosten en schade to betalen, waartoe ik moet worden veroordeeld. Mijn togen* partij zal tegelijk met dou brief deze oor konde krijgen, die hem toebehoort. Gij hadfc hem die moeten teruggeven. Gij hebt ge dacht, dafc ik zoo slecht zou zijn do oorkonde te vernietigen. Er rest mij niets don to denken, dat gij slecht rijt. Vertrek I Gij krijgt de betrekking nietl Koning en Boer. Hendrik IV, koning van Frankrijk, was op de jacht van zyn gevolg afgedwaald. Toevallig zag hij voor de deur van eon hut een boerenjongou staan, die nieuwsgierig overal rondzag. De koning reod naar hom too on vroeg: Waarop wacht je?" ,,Op den koning. Hij jaagt hier in den omtrek en ik zou hem -oo graag eens zien." ,,Klim dan maar achter op mijn paard," zeide de koning; ,,ik zal je op een plaats brengen, waar jo hem good kunt zien." D© boerenjongen aarzelcio gcon oogenblik, do propositie aan te nemenhij heesch zich achter don honing op het paard en beiden roden verder Onder weg sprak do boerenjongen niet den koning een woordje en zoide: ,,Maar hoe zullen wij den koning onder al die menigte uitvindenzij hebben mij verteld, dat hij altijd door oou menigbo voorname heoron omringd is, die er evon voornaam uitzien als do koning zelf." ,,0, dat La niets," antwoordde Hendrik; ,,lct maar op, als wij bij liet gevolg des koniugs zijn gekomen. Allen zullen hun hoed afnemen; slechts één niet en die een ia dan dc koning; daarvan kunt gij vast op aan." Terwijl zij zoo praatten, kwam do ko ning weer bij do jachtpartij, 'die zich niot weinig vorwonderde, den koning in zulk zonderling gezelschap te zien. Allen ontblootten het hoofdtoen wenddo Hendrik zioh tot den boerenjongen on vroeg glimlachend: „Zou je nu kunnen zeggen, wie de ko ning is?" „Dat weetik niet krek," gaf de jongen ten antwoord; „maar ik zou haast zeggea, dat een van ons tweetjes het was want wij zijn de conigen, die onzen hoed op het hoofd hebben I" (Ingez. door Jeano Iloogevcen to Leidon.) Do gehoorzame Johan. Baron Van N. had twee hoeren te eten gevraagd. Als de lakei met een schotel binnenkomt, vraagt hij: „Wat is dab?" „Dat is kip, heer Baron". Nadat de gasten vertrokken zijn, zegt do Baron tot zijn bediende: „Je moet nog zeer veel loeren. Waarom zei je: dat ia kip Je hebt aio daar weinig eer rnee aangedaan. Gewon jo er aan om bij dusdanigo gelegen heden altijd in het meervoud to spreken; het klinkt immers veel voornamer, als jo zegt.: Dat zijn kippen I Toen do Baron later weder oenigo vrien den aan tafel heeft, richt hij weder dezelfde vraag tot den met een schotel binnenko menden bediende. „Wat is dat?" Met een sluwen blik naar do gasten ant woordt de vernufcjgo Johan: „Dat zijn „runderen", heer Baron!" Uit de kazornc. Sergeant: „Over 't geweer I Zot af ge weer I Over 't geweer I Zet af geweer l Over 't geweer Voor den drommol, waarom heeft die kerel in het tweede gelid zijn ge weer niet over?" Milicien: „Hi, hi, hi, ikke bin zoo stom nie. Ik wit wul dk ge nou weór roept: „Zet af geweerrr" I Beiden of geen van beiden. Onlangs kwam een landman in snellen draf buiten adem het Btation binnenstui ven. Hij poogde nog om op den trein to springen, die reeds in beweging wus, maar werd door een conducteur teruggehouden. Gevraagdgehuwde lieden zon der kinderen, de Vrouw geschikt tot het verrichten van huiselijke bezig heden, de Man voor loopende werk zaamheden, liefst gepenslonneerden. Brieven aan het Bureol van dit Blad onder No. 1672 10 Prima Versche Crasboter f 1.50 per K.G. Prima KEUKENB0TER f 1.40 per K.G. rHandenRiakerssleeg 4 bij de Waag, Prima adres voor zuivere Natuurboter, Goudsche, Leidsche en echte Edammer Kaas, 1632 13 HARTESTEEG 2. Per Liter. Likeuren f 0.45 Jenever 0.70 Brandewijn B 0.72 Nieuw Rood, 0.70 Punch e 0.80 Advocaat 0.80 Cognac 0.90 Boerenjong., 0,90 Oude Boll 1. - Per Fle8ch. Bessenwijn f 0.35 Meiwijn 0.45 Grenadine D 0.50 Roode Wijn 0.50 Madera 0.50 Roode Port 0.55 Witte ,0.60 Malaga p 0.80 Vermouth 0.80 1052 11 Voor eene Weduwe P. G., wor den Biaaihoizen gezocht, de vrouw kan goed verstelwerk, en linnonwerk verrichten. Mevrouw VAN KLEEFF, Oude Singel 68, geeft gaarne inlich tingen en haar adres. 1657 9 27 Cts. per knot. 75 Cts. per 3 knotten. 221 Ct. per knot. 63 Cts. per 3 knotten. Uitsluitend te bekomen by hoek Paardensteeg. Iedere knot is voorzien van étiquette en prijs. O «6 O O CD B CO cv- Speciale Zeep tot verfraaiing dor liuld. Ver vaardigd mot het gewilde Tola-Parlniu. Zacht- aangenaam en voordeellg in 't gebruik. Overal voorhanden In stukken van 20 Conta. Parfumerie HKIVItlCft BIAOK, Ului a. D. Special!, tollen Tola-Zeep on Keizer Borax. 2S09 12 Een Natuurschal van Wereldvermaardheid. Het zachtste, vertrouwbaarste, aangenaamste. Onmisbaar In bel heishauden. Uitstekend middel tegen habltuelle en toevallige verpoppingen, bloedopstU gingen, vetlUvlgheid, leverkwalen, aanleg voor jicht, enz. EIGENDOM VAN DEW FHAWSCHËH STAAT Goed den Naam aanduiden Men eische op al deze Produkten het Merk VSOHY-ÉTAT. Enveloppen f 1.90, lOOO KwltmilRVsi of IN'o la's f 2.50, lOOO ïirïefkaarlcn (Isto qnalltelt) f 2.60. alle» l»crtrnkt mol naam, adres, onz. Handelsdrukkerij firma C. KOOYKER, Nieuwe Rijn 10. By groote getallen voordceUge prezen. 10480 10 dm De Administratie van het „Leidsch Dagblad" belast zich met het plaatsen van Advertentiën in alle Bladen. 8749 44

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5