No. 13947.
LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 12 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD.
Anno 1905.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
ZZijiï Moeder.
1
Dr. W. H. Nolons bespreekt in de
,Yonloosche Courant?' het lot van
de sociale wot ten, die bij een aanblij
ven van het Kabinet zonder twijfel binnen
korten tijd zouden zijn tot stand gekomen.
„Wat er met dez© ontwerpen bij het op
treden van een nieuw Kabinet ook moge
gebeuren, het staat m. i. vast, dat ze,
zoo ooit bij het loven van dit nieuw minis
terie dan zeker eerst veel later het
„Staatsblad" zullen bereiken.
Het is denkbaar, dat het nieuwe Kabinet
zich op de „neutrale zóne" wil houden, en
dan, zooals „De Ni ©ai w e Oo u-r-a n t"
deed, de ouderdomsverzekering daarbuiten
rekent.
Het is ook mogelijk, dat het aan zijn
eer verschuldigd meent te zijn een nieuw,
een ander stelsel aan to nemen, en aan do
toepassing daarvan, aap de uitwerking
weer enkele jaren besteedt.
Maar ook in het allergunstigst geval kan
vertraging niet uitblijven.
Het Kabinet-Kuypei stond in dit punt
eterk, ook wijl het zeker kon zijn van den
stoun der Regecringsmeerderheid voor zijn
financieelo voorstellen.
Men mag over de voo*-g*ctekle tariefver-
hooging oordeelen zooals men wil, men kan
zich met do landen, die zelf invoerrechten
heffen, zóó hoog, dat de voorgestelde ta-
riefwet-Hart© er slechts kinderspelbij is,
er over verheugen, dat die vorhooging bij
Kabinetswisseling uit zal blijven en uit
moot blijven toegegeven zal moeten
worden, dat do rekening, zooals die was op
gemaakt, klopte. Er wa*. gezorgd voor
„boter bij de visch."
Zal dat ook bij het optreden van een
nieuw ministerie het geval zijn
Van tariefsverhooging mag dan natuurlijk
niets komen.
Maar wat dan?
Zijn de linksche groepen het eens over
de vraag waar het geld moot gezocht wor
den? Voor een Regeoring is het niet vol
doende, dat de minister van financiën een
plan heeft en dat d" andere ministers er
zich-mee kunnen vereenigen ze moet kun
nen rekenen op den steun van do partijen,
waaruit ze is voortgekomen.
En dan bestaat er wel eenigen grond om te
betwijfelen of verhoogde successie-belasting
aan de liriksche zijde, laat staan met gejuich
begroet, maar ton minst© met instemming
ontvangen zal worden.
En er zal heel wat meer geld noodig
zijn..
Alleen reeds om de twee volgende rede
nen.
Vooreerst do gemeente-financiën.
Er is aan het domissronnair Kabinet
met vele andere ook deze grief gemaakt,
dat het to lang wachtte met hulp aan do
gemeenten.
Die hulp zal wol hierop neerkomen, dat
door het Rijk aan de gemeenten inkomsten
worden afgestaan of hoogero bijdragen
worden toegekend. En een kleinigheid baat
hier niet.
Tweedens de ouderdomsverzekering.
Volgens het ontwerp-Kuyper zou de
Staat gedurende 75 jaren zes millioen bij
dragen, ook weduwen en weezen zouden er
van genieten en ook zij, die niet hebben
kunnen bijdragen; maar do leeftijdsgrens
voor de ouderdomsverzekering was op 70
jaren gesteld.
Nu van linksche zijde met zoo een hevige
verontwaardiging vooral togen deze 70 ja
ren is losgetrokken, zal een linksch Kabinet
wel niet andors kunnen dan dien leeftijd
tot 65 jaren te verlagen.
Maar dat vordert een jaarlijksche bij
drage van den Staat niet van zes, maar van
ongeveer vijftien millioen.
Is er niet cenige grond om ook om dezo
reden te vreezen, dat met het meerdere ook
het mindere zal uitblijven?"
D r. A. \V. Bronsveld schrijft in
„Stommen voor Waarheid en
,Y red e"
Het heeft do aandacht getrokken, dat ds
Min. van Fin. op meer dan één plaats
bezwaar maakt tegen do uitkeering van
S0)
„Knechts en meiden?" herhaalt do vrij
heer. „Mijn beste mijnheer, voor mij be
staan geen knechts en meiden meer; ik
ken slecht3 arbeiders en arbeidsters, voor
wie ik een zoo mogelijk vriendelijk en ka
meraadschappelijk werkgever tracht te
zijn. Mijn vrouw heeft nog eenige meiden
op hefc slot; die behooren evenwel tot het
gezin, tot de familie."
„Uw arbeiders schijnen u hoog te ver
eeren, mijnheer von Brank, een zeldzaam
heid in onze dagen."
„Hier te Giesdorf geen zeldzaamheid.
Ofschoon de hoofdstad om zoo te zeggen
vóór mijn deur ligt, heb ik toch nog nooit
ovor gebrek aan arbeiders te klagen ge
had."
„Dan moet u een tooverstaf bezitten,
waarmede u de lieden weet hier te hou
den."
Brank lachte: „De tooversta-f heet
menschlievende, niet menschwaardige. Hoe
staat het ook in Hamlet: „Behandel ieder
mensch naar waardigheid, en wie is voor
een pak slaag zeker?" Het woord „mensch-
waardige behandeling" is een sociaal-de
mocratische phrase, waaronder 'de kort
zichtigheid en begeerlijkheid allerlei con
trabande over de grens van het verstandige
trachten te smokkelen. Maar menschlievend
behandel ik mijn arbeiders; ik geef hun
gezon^o woningen, goed loon, dc beste aard-
het Rij kstraktement, verbonden
aan een opengevallen predikants
plaats. Gelijk men weet, wordt door den
kerkeraad, als er een vacature ontstaat,
aan den Minister machtiging gevraagd om
aan den to beroepen predikant het genot
toe te zeggen van de voordeelen, welke van
Rijkswege aan de standplaats verbonden
zijn.
Nu heeft do Minister aan een paar ge
meenten doen weten, dat zij, volgens zijn
gevoelen, het wel met een predikant min
der konden doen^ terwijl er in ander© ge
meenten behoefte aan een predikant meer
bestaat.
Wij vinden deze inmenging zeer zonder
ling. Moet do Kerkeraad, of moet de Mi
nister bepalen, of een gemeente een open
gevallen plaats moet vervullen? Zegt art.
171 van do Grondwet niet uitdrukkelijk:
„De traktementen, pensioenen en andere
inkomsten, van welken aard ook, thans
door de onderscheidene godsdienstige ge
zindheden of derzelver leeraars genoten
wordende, blijven aan dezelfde gezind
heden verzekerd?"
Hoe kan dan een minister nu gaan af
dingen?
Bovendien weten wij, dat gdd voor nieu
we pnedikantsplaatsen uit 's Rijks schat
kist niet is te verkrijgen. Het optreden
des Ministers bedoelt dus een inkrim
pen van hetgeen de Ned.-Herv. Kerk thans
van het Rijk ontvangt. De Grondwet ver
biedt dit echter.
Ook wenschen wij verschoond te blijven
van allo inmenging des Ministers, waar
het geldt de geestelijke verzorging van
onze gemeenten. Waarom rekenen wij niet
af met het Rijk, eens en voorgoed?
Ook hier zien wij het, dat het voor de
Ned.-Herv. Kerk lang niet onverschillig
is, welk ministerie en welken minister van
financiën wij hebben.
Als tegenhanger van de opinie van dr.
Bronsveld omtrent 'de intrekking van p r e-
dikiamtstraktemente?n, vermelden
wij nog de meening van „D o Nederlan
der":
Wij hebben een nader onderzoek inge
steld omtrent de kwestie van opheffing
van predikantsplaatsen. Daaruit is ons
gebleken, dat meer dan eens, zoowel vóór
als na 1848, wijzigingen in de uibkeeringen
van traktementen zijn aangebracht; iets,
dat verdedigd wordt op grond, dat de n a
1815 toegekende traktementen kunnen
worden veranderd. Dit is gemeenlijk ge
schied in het belang dor gemeentenbijv.
waar hot beter scheen een bestaand trakte
ment wat te verhoogen, waartegen dan een
ander, dat onnoodig scheen, werd inge
houden. Het schijnt echter, dat, bij inhou
ding van traktement, hot ingchoudeno niet
altijd of niet geheel gekomen is ten
voordeele van do overige kerken, maar ten
voordeel© van de Rijksschatkiat, iets wat
ook door ons wordt afgekeurd. De verschil
len waren van weinig beteekenis. Zijn onze
inlichtingen juist, dan is thans t© Goes
zoomin als te Workum eenig traktement
ingehouden, maar is daarover alleen in be
sprek getreden.
Van een „herziening der predikantstrakbe-
menten" is nooit sprake geweest, en de
meening, dat door het huidige Kabinet een
betere algemccne regeling voor de Her
vormde Kerk zou zijn ter hand genomen,
is onjuist. Wie met den zeer gecompliceer-
den toestand der traktomentsuitkeeringen
bekend is, zal dit ook wel niet verwachten,
en wij zouden geen gouvernement durven
aanraden in dit wespennest de hand to
stoken.Ongetwijfeld zou een betere rege
ling der Ned.-Herv. Kerk ton goede kun
nen komen, maar de Regeoring, die hob
ondernam, zou niet alleen lichtelijk proces
sen doon ontstaan, maar bovendien zich
blootstellen aan allerlei booze vermoedens
en verdenking.
Het is eenvoudig belachelijk, deze kwes
ties in verband te brengen met de richting
van een kabinet. Met eerodienst heeft de
Minister van Binnenlandsche Zaken niets
nit to staan, en te meenen, dat, uit onwil
tegen eenige kerken, die te zamen jaarlijks
13 ton uit 's Rijks schatkist trekken, een
Regeering haar van enkelo honderden gul
appelen en het schoonste koren; de vrou
wen en kinderen van mijn arbeiders weten,
dat zij aan mijn vrouw en dochter altijd
vriendinnen en helpers in den nood heb
ben. Daarvoor bedoonen de lieden mij dan
door trouwo plichtsvervulling en door taai
vasthouden aan do hun lief geworden toe
standen. Ik heb geen strijk- en trekvogels
onder hen. Ik zou mijn standgenooten geen
onrechtvaardig verwijt willen maken; als
ik evenwel van het gebrek aan arbeiders
ïn zekere streken hoor, dan vraag ik mij
altijd af, of den lieden daar dan ook altijd
een menschlievende behandeling ten deel
valt."
Tegen vijf uren keerden beiden in het
slot terug.
„U moet voor lief nomen," zegt mevrouw
von Brank, terwijl zij den gast aan do thee
tafel noodigt, „als u hier werkelijk slechts
een kop thee vindt."
„En geen overdadige tafcT', zegt von
Brank, „zooals men dat meestal om dezen
tijd Heeft. Ik ben geen naaper van den
vreemdeling, maar de Engelschen zijn ten
opzichte van het dieet verstandige lieden,
en mijn five o'clock tea laat ik mij niet
ontnemen. Iets oranje-marmelade mis
schien Eoht Schotschik kan ze u aanbe
velen."
Na de thee gaat Ellen naar den vleugel
en vraagt den officier: „Zal ik een lied
voor u zingen?"
„Doe dat, mijn kind," zegt de vrijheer;
excuseer mij evenwel, als ik den heer Jus*
naar mijn arbeidsvertrek medeneemhij
zal mij wel behulpzaam willen zijn bij het
schrijven van eenige zakenbrieven."
Spoedig zit Ellen aan den vleugel, me
vrouw von Brank gaat met een handwerkje
dens zou trachten te berooven, toont slechts
hoe buitengewoon klein men zich een Re
geering, welke ook, denkt.
Besprekingen in de bladen over de op
richting van een R.-K. v r ij e univer
siteit vermeldende, zegt „D o Stand-
a a r d" eerstens:
Reeds geruimen tijd was er sprake van
do oprichting van een Rcomsehe Hooge-
school hier to lande; onze lezers berinne
ren zich dat daarover, vooral in „De
Maasbode", warme artikelen voorkwa
men; en nu de Hooger-Ondorwijs-wet is
gewijzigd, werd van Roomsche zijde» een
schrede gedaan, om een eigen Universiteit
to bekomen.
Met levendige voldoening begroeten ook
wij deze poging: Men heeft namelijk een
SL-Radboudstichting in het leven goroe-
pen, met de bedoeling, daardoor to komen
tot do oprichting van een eigen Universi
teit.
En voorts:
Herhalen we, dat ook wij deze poging
met warme ingenomenheid en bijzondere
belangstelling gadeslaan. Wie met ons
overtuigd is van de noodzakelijkheid om
voor het Christelijk volksdeel niet alleen
eigen lagere, maar ook eigen Hoogescholen
te bezitten, zal verstaan, dat wij met ver
langen den dag te gemoet zien, waarop do
Roomsche Universiteit zal worden ge
opend.
„Hot Centrum" juicht do poging ook
van gansoher harte too en zegt:
Met grooto vreugde doen wij mcdedeeling
van de akte, waart 'j de St.-Rac boudstich-
tir.g is gevestigd.
De dag, waarop deze akte is verleden, zal
een historische datum worden voor het
katholieke Nederland. De grondslag is
thans gelegd vcor de katholieke universi
teit op Nederlandsebon bodem, ©n zoo na
deren wij het ideaal, dat eiken katholiek
tot geestdrift stommen moet.
Of het spoedig zal te verwezenlijken
zijn...? Dit hangt af van onze geloofsge-
nooton zeiven, van hun toewijding, van hun
offervaardigheid. Het behoeft nauwelijks
gezegd, dat voor de oprichting en inrich
ting eener universiteit, dien naam waar
dig, grooto sommen worden gevorderd. Mot
klcino bedragen komt men niet klaar Er
zal veel, zeer veel geld noodig zijn. Eo deze
overweging zou eenige bezorgdheid omteent
het spoedig slagen der grootsche -odeme-
ming kunnen baren, ware het niet, dat net
katholiek© volk van Nederland getand had
voor het onderwijs in al zijn trappen zich
dc zwaarste offers to kunnen en to willen
getroosten.
In den strijd om de lagere school ston
den wij in het eerste gelid. En cck voor
onze inrichtingen van middelbaar onder
wijs en hooger onderwijs toonden wij de
grootste belangstelling. Maar thans geldt
het do bekroning van dit alles, dc oprich
ting eener eigen universiteit, straks verrij
zend als het levende monument van do
nauwe vereeniging tusschen Geloof en We
tenschap.
Wij, katholieken, zijn daarvoor grooten
dank verschuldigd aan het doorluchtig
Episcopaat, dat tot deze machtige schep
ping l;et initiatief nam. Hoe ijdel blijken
nu de praatjes in de anti-elericale pers,
dat Roomschen slechts met onverschillig
heid do Hooger-Onderwijs-wet van het
Christelijk Ministerie begroettenDie wet
heeft niet slechts dc vestiging van bijzon
dere katholieke leerstoelen mogelijk ge
maakt, maar ook het pad geëffend voor de
stichting, waartoe wij thans worden opge
roepen onze medewerking to verleenen.
„Do Maasbode" zegt voorloopig dit:
Zal het gaandeweg en eerst na verloop
van veel jaren ten volle blijken, hoe gedenk
waardig feit dezo stichting ia in de jaar
boeken van het Katholieke Nederland, nu
reeds zal het onzen lezers uit de enkele
kennismaking dezer stukten duidelijk zijn,
welko grootc en gewichtige vooTdeelen er
vcor de wetenschap, voor Kerk en vader
land uit deze grootsche onderneming zullen
voortspruiten.
op de sofa zitten en de officier zet zich
niet ver van den vleugel in een schommel
stoel neder.
„ïch komme vom Gcbirge her", begint
Ellen met klankrijke sopraanstem te zin
gen. De toovermelodie van den steeds
prachtigen Sckubertschen „Wadeder", het
diepe leed dat uit dezo tonen spreekt, roert
het hart van den aandachtigen toehoorder.
Im Geisterbauch tent's mir zurück:
Dort, wo du nicht bist, dort is das Glück
Teil huivert bij de diepe zwaarmoedig
heid van deze tonen. Ook bij hem, evenals
bij ieder mensch, die niet zielcdoof is,, ge
beurt het wonder, dat alleen de muziek kan
bewerken; in de diepte van zijn hart ko
men de bronnen van nieuwe gevoelens, in
zijn brein schemeren nieuwe gedachten-
reeksen, welke hij anders nooit doorloopen
heeft, welke uit de gewone werkelijkheid
leiden naar de oncindigheiu van het boven
zinnelijke. Wat geen mathesis en geen logi
ca vermogen te openbaren, dat openbaart
ons de geheimzinnige macht der toneneen
nieuwe wereld, een wereld van verrukking,
van wellustige smart. „Dort, wo du nicht
bist, dort is dat Glück!" Geldt dat hem?
Roept Ellen hem dit vernietigend© woord
toe? Is hij werkelijk een man zonder vrede
geworden, verbannen uit het paradijs der
hoop?
Zij heeft geëindigd en ziet hem aan, als
om hem ce vragen, of het lied liem voldaan
heeft. Hij knikt haar zwaarmoedig toe; in
zijn hart komen de tegenstrijdigsto gevoe
lens op, zoodat hij niet spreken kan en
slechts zwijgend zijn bijval kan betuigen.
Ellen legt een ander stuk op den lesse
naar. „Ik wil 'n paar liederen van Scbuman
zingen; hjj ia toch do vorst onder do Duit-
,,De Tijd" wijst er'op dat met ^ie St.-
Radboudstichting vle Universiteit cr nog
niet is. Heel wat arbeid, heel wat offer
vaardigheid zal noodig zijn 0111 zoo ver te
komenhet blad wijst daarbij op de Vrije
Universiteit, die nu weldra vijf en twining
jaar zal hebben bestaan, en zegt dan
Een en ander wordt door ons aangehaald,
allerminst om af te schrikken, maar om aan
te toonen, hoeveel, hoe ontzaglijk veel er
zal vereischfc worden, om het grootseho
werk, door het Nederlandsoh Episcopaat
ondernamen, te voltooien en dus tot ver-
eonigde krachtsinspanning aan te sporen.
Hot geldt hier een zaak waartoe om
ons voor het oogenblik alleen tot het stof
felijke en financieele te bepalen niet
eenige duizenden of tien duizenden, maar
waartoe tonnen, zelfs veel tonnen gouds
vereischte worden.
Intussohen, nu de eerste spade in den
grond is gestoken en onze Hoogwaardige
Bisschoppen voorgingen, twijfelen wij niet,
of onder Gods zegen zal het reusachtige
weTk tot stand worden gebracht, zij het
ook, dat vooralsnog niemand in staat zal
wrzen, zelfs bij benadering jaar en dog der
voltooiing aan to wijzen.
Voor velen in die omstandigheden kan
het een aanmoediging wezen te vernemen,
dat niet zóó lang, zeker niet tot onbepaal-
don tijd, op vruchten van den ondernomen
arbeid zal behoeven gewacht to worden.
De stichting van een katholieke Universi
teit is hot einddoel, hetwelk zeker
nooit uit het oog zal verloren wordeu, doch
zoolang de middelen en krachten tot hot
bereiken van dit einddoel niet aanwezig
zijn, zal inmiddels niet worden stil gezeten,
doch zal men door het steunen van den ar
beid van jeugdige katholieke geleerden en
door het stiohten van bijzondere leerstoelen
de grootere onderneming voorbereiden en
tevens reeds dadelijk trachten to gemoet
to komen in de betreurenswaardige leem
ten, welke het onderwijs aan onze openbare
universiteiten voor katholieke studenten
laat bestaan
Elk woord onzerzijds, om de hoogc be
langrijkheid en het nut ook van deze laatste
meer ondergeschikt© doeleinden aan te
tooDon, zou voor onze lezers, gelooven wij,
overbodig zijn. Immers, door aanmoediging
van jonge katholieke geleerden en door het
oprichten van leerstoelen voor dergelijke
geleerden, voorloopig aan do openbaro
universiteiten, zal een keurbende gevormd
worden van toekomstige professoren dor
later op to richten katholieke universiteit
en zal aan de jongelieden, welko thans do
colleges der openbare scholen bezoeken, een
tegengift geboden worden, dat voor hen in
veel gevallen nuttig, ja hoogst noodig moet
worden geacht.
Onder het hoofd: „Merkwaardig ver
schil" zegt „Do N od r 1 an dor":
Wij hebben nu twee wetten gekregen,
die op do geestelijke ontwikkeling van ons
volk van grooten invloed kunnen zijn, in
dien de Christenen in den lande dit willen,
maar anders niet I Wij bedoelen natuurlijk
do wet voor het Hooger cn die voor bet
Lager Onderwijs.
Dio voor het H. O. geeft o.a. do bevoegd
heid tot het opriohten van bijzondere leer
stoelen aan do openbare universiteiten.
Welk een kracht ton goedo daarvan kan
uitgaan, zal elk deskundige, zal elk na
denkend Christen kunnen beseffen.
Tot dusver hoorden wij evenwel nog niet,
dat van Protestantsche zijde iets gedaan
wordt om nu die leerstoelen in het leven
te roepen. Wij hebben- nog geen enkel blad
gelezen, nog geen persoon gesproken, dio
zich over die mogelijkheid om eigen leer
stoelen op te richten verblijdde, of aan
spoorde om daartoo over tc gaan. Zou het
zijn, omdat ieder met do universiteit op
Gereformeerden grondslag zoo ingenomen
is?
De R.-K. daarentegen hebben reeds op
den 31 sten Juli jl. den eersten stap gezet,
door het vestigen van do „Sint-Radbouds-
stichtïng" te Utrecht, met het doel om een
Bijzonder© Katholieke Universiteit op tc
richten, en, in afwachting daarvan, bijzon
dere leerstoelen aan de openbare Rijksuni
versiteiten en aan dc gemeentelijke univer-
sche liederen-componisten". En na een kort
voorspel begint zij
Es ist schon spat, es ist schon kalt,
Was reit'st Du einsam durch den Wald?
Teil kent dok dit „woudgesprok", dat
voor hem een der schoonste parelen van
clcn Duitschen liederenschat i.:; aandachtig
volgt hij do tamelijk snelle, dramatische
voordracht en als Ellen het roerende „Jotzt
kenn' ich Dich, Gott steh mir beizingt,
loopt het hem koud over den rug en ais zij
eindigt met de vernietigende verkondiging
dor heks: „Kommst nimraérmchr aus die-
sem Wald?" heeft hij weer het gevoel alsof
hijzelf de verstootene, de met den dood be
dreigde is.
De zangeres zwijgt; dan bladert zij om
cn begint opnieuw
Ich kann wohl manchmal singen
Als ob ich fröhlich sei
Ook dit lied heeft zij vroeger al eens den
officier voorgezongen, maar den indruk,
dien het heden op hem maakt, beeft hij zoo
hevig toen niet ondervonden. O, denkt hij,
hoe aangrijpend kan dit meisje zingenZij
moet wel zelve dj smart kennen, om die
zoo overweldigend te kunnen uitdrukken.
Maar, vraagt hij zich af, wat moet een
Ellen von Brank, de verwende lieveling des
huizes, het schootkindje van het geluk, wel
smart gedaan hebben?
Doch keiner füblt die Schmerzen,
lm Lieb das tiefe Leid
In een zwaarmoedig ritardando heeft zij
dit slot gezongen; het klonk als do onwil
lekeurig bekentenis van een gesloten, een
zaam treurende ziel.
Teil voelt zich diep geroerd cn hij zegt
tot Ellen: „Niets treurigs meer, freule, dat
beklemt mij."
siteit van Amsterdam op to richten.
Daarentegen hebben de Protestanten wel
reeds een levensteeken gegeven op het go-
bied van het lager onderwijs. Niet in dezen!
zin, dat zij, op het voorbeeld van do R.-K.,;
stappen hebben geuaan, om, waar dit
mogelijk is, christelijko scholen te vereen i-
gen, eu alzoo meerdere kracht to ontwik
kelen door zoowel het gewoon als het meer*,
uitgebreid lager onderwijs beter tot zijn
rscht te doen komen, iets, dat zoo hoog
noodig is maar wed in dien zin, dat menj
elkander heeft opgewekt om zoo spoedig
mogelijk overal schooltjes, hoe klein ook*
voor do Hervormden in het leven te roepen,
opdat men niet, tegenover de Gerefor-
meerden staande, achter het net visschcu
In de eerste plaats oigen Hervormde scho
len, desnoods met minder goed onderwijs*
Geen samenwerking met „Gereformeerd©"-
brooders 1 De school moet de Kerk steu
nen 1
Ziedaar een merkwaardige tegenstelling.
Wij onthouden ons van eenige comi-.cn-
taar. Alleen vragen wij ons af, wio ovor
bijv. een halve eeuw blijken zal van zijn
eigen standpunt het meest juist en hot
meest ruime inzicht in den toestand van
ons volk to hebben gehad.
Dr. Van Hamel Roos en Harmens, do
redactie van het M a a n d b 1 a u tegca
de vorvalschingon" geven in No. I
van don 22slcn jaargang hun spijt te ken
nen, dat vier jaar zijn verstroken, sedert in
de Troonrede een Rij ks wet tegen do
verval schin gen werd toegezegd. Er
is in al dien tijd niets van gekomen. Vatt
harte hoopt do redactie, dat een nieuwe Re
georing dit voor do volksgezondheid zoo
uiterst gewichtige onderwerp onverwijld
tor hond moge nemen; het verdient naast
zoovele andero inderdaad do verzuchting:
„Het kan geen dag, zelfs geen uur langer
wachten 1"
Waar intusschcn de Regeoring in dezen
geen stappen gedaan heeft, is het begrijpe
lijk, dat zoowel het particulier initiatief
als do gemeentelijke autoriteiten do zaak
tor hand nemen. Als zoodanig is met vreug
de to !>?groeten, in de eerste plaats hob
onderworp, dat op do agenda van heb
eerstvolgend Hygiënisch Congres voorkomt,
aangaande do samenstelling van ecu Code
voor voedingsmiddelen, waarop wij reed»
herhaaldelijk aangedrongen hebben.
In de tweodo plaats hebben de directeu
ren der gemeentelijke laboratoria te Rot
terdam en Leidon zich in verbinding go-
eteld met verschillende industricelen, tori'
einde voor cenigo artikelen (bessensap ou
cichorei) normen vast te stellen, waaraan
dezo artikelen moeten voldoen. Oolc dezo
pogingen zijn zeer zeker too t© juichen, al
is hot o.i. jammer, 'Jat Amsterdam in dezo
aangelegenheden niet vertegenwoordigd
was. Immers missen daardoor de overeenge
komen .besluiten geldigheid voor'do hoofd
stad, cn kunnen derhalvo de fabrikanten
gevaar loopon, do in andere plaatsen goed
gekeurde waren in de hoofdstad afgekeurd
to zien.
Wij hopen ten zeerste in hot algemeen
belang, dat in dozen overeenstemming tus
schen al de stedelijke autoriteiten hier tai
lande verkregen moge worden, totdat een.
Rijkswet bcnovens een algemeen aangeno-
rnon Code voor voedingsmiddelen en ge
bruiksartikelen aan dc hcerschende onze
kerheid een einde zal maken. Het is van
hot hoogste gewicht, dat de deskundigen,
die bij gerechtelijke vervolgingen de junti-
tio moeten voorlichten, dit niet op to sub
jectieve en soms willekeurige gronden
doen, terwijl de fabrikanten bij juist©
wettelijke voorschriften betreffende do
samenstelling der waren, zich niet langer
zullen kunnen beroepen op verschil van
meening van doakun'digon, om zoodoend©
ondeugdelijke of schadelijke artikelen straf
feloos in den handel to blijven brengen,
1 Heemstede. In de gisteren gehouden
Gemeenteraadszitting werd in beginsel be
sloten tot den bouw van een nieuw Raad
huis. Voorts werd besloten een aanvang te
maken met do rioleering in do gemeente,
waarvoor aanvankelijk 10,000 h f 17,000
noodig zal zijn.
„D-n moet do zonneschijn u weder op
richten", klonk het vroolijk cn Ellen hefb
aan
O Sonne schcin, o Öonncnschein
Wie schaust du mir ins Herz hinein.
Bevallig en schalksch als een plagend©
arnor, draagt zij dat lieve volksliedje voor,
cn uit de ziel van don toehoorder verdwij
nen de sombere wolken en bet gouden licht
der hoop cn van het vertrouwen gaat we
der zegevierend voor hem op.
Een zilveren lach voegt zij aan het slot
akkoord toe en dan staat zij op cn vraagt
op onbevangen toon: „is dit niet een op
gewekt lied 1"
„Dat werkt krachtiger dan vier weken
buiten op het land", antwoordt Tel/, „Ui
hebt mij veel doen genieten."
Ook bij Teil heeft de muziek, zooals elko
echte kunst een zekere loutering bewerkt,
cn als hij kort daarna met Ellen door den
tuin naar den meeroever wanuelt, voelt hij
zich aangespoord den scheidsmuur, welken
de onwaarheid tusschen bem cd Ellen beeft
opgericht, met stoute hand neder te rukken.
Hij zou Ellen willen bekennen, dat hij hot
was, die tegen haar vader in het tweege
vecht gestaan heeft; hij zou van haar lip
pen zijn begenadiging of zijn vcroordcelingi
willen hooren. En treft het niet zonder
ling? ook Ellen moet door deze behoeft©
naar waarheid tusschen hen vervuld zijn,,
want plotseling blijft zij voor een vlier
struik staan en de oogen tot ha: begelei
der opslaande, vraagt zij: „Mijnheer, zult
u mij op een vertrouwelijke vraag een eer
lijk antwoord geven?"
Wordt cervolgd.) f