No. 13947. LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 12 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD. Anno 1905. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. ZZijiï Moeder. 1 Dr. W. H. Nolons bespreekt in de ,Yonloosche Courant?' het lot van de sociale wot ten, die bij een aanblij ven van het Kabinet zonder twijfel binnen korten tijd zouden zijn tot stand gekomen. „Wat er met dez© ontwerpen bij het op treden van een nieuw Kabinet ook moge gebeuren, het staat m. i. vast, dat ze, zoo ooit bij het loven van dit nieuw minis terie dan zeker eerst veel later het „Staatsblad" zullen bereiken. Het is denkbaar, dat het nieuwe Kabinet zich op de „neutrale zóne" wil houden, en dan, zooals „De Ni ©ai w e Oo u-r-a n t" deed, de ouderdomsverzekering daarbuiten rekent. Het is ook mogelijk, dat het aan zijn eer verschuldigd meent te zijn een nieuw, een ander stelsel aan to nemen, en aan do toepassing daarvan, aap de uitwerking weer enkele jaren besteedt. Maar ook in het allergunstigst geval kan vertraging niet uitblijven. Het Kabinet-Kuypei stond in dit punt eterk, ook wijl het zeker kon zijn van den stoun der Regecringsmeerderheid voor zijn financieelo voorstellen. Men mag over de voo*-g*ctekle tariefver- hooging oordeelen zooals men wil, men kan zich met do landen, die zelf invoerrechten heffen, zóó hoog, dat de voorgestelde ta- riefwet-Hart© er slechts kinderspelbij is, er over verheugen, dat die vorhooging bij Kabinetswisseling uit zal blijven en uit moot blijven toegegeven zal moeten worden, dat do rekening, zooals die was op gemaakt, klopte. Er wa*. gezorgd voor „boter bij de visch." Zal dat ook bij het optreden van een nieuw ministerie het geval zijn Van tariefsverhooging mag dan natuurlijk niets komen. Maar wat dan? Zijn de linksche groepen het eens over de vraag waar het geld moot gezocht wor den? Voor een Regeoring is het niet vol doende, dat de minister van financiën een plan heeft en dat d" andere ministers er zich-mee kunnen vereenigen ze moet kun nen rekenen op den steun van do partijen, waaruit ze is voortgekomen. En dan bestaat er wel eenigen grond om te betwijfelen of verhoogde successie-belasting aan de liriksche zijde, laat staan met gejuich begroet, maar ton minst© met instemming ontvangen zal worden. En er zal heel wat meer geld noodig zijn.. Alleen reeds om de twee volgende rede nen. Vooreerst do gemeente-financiën. Er is aan het domissronnair Kabinet met vele andere ook deze grief gemaakt, dat het to lang wachtte met hulp aan do gemeenten. Die hulp zal wol hierop neerkomen, dat door het Rijk aan de gemeenten inkomsten worden afgestaan of hoogero bijdragen worden toegekend. En een kleinigheid baat hier niet. Tweedens de ouderdomsverzekering. Volgens het ontwerp-Kuyper zou de Staat gedurende 75 jaren zes millioen bij dragen, ook weduwen en weezen zouden er van genieten en ook zij, die niet hebben kunnen bijdragen; maar do leeftijdsgrens voor de ouderdomsverzekering was op 70 jaren gesteld. Nu van linksche zijde met zoo een hevige verontwaardiging vooral togen deze 70 ja ren is losgetrokken, zal een linksch Kabinet wel niet andors kunnen dan dien leeftijd tot 65 jaren te verlagen. Maar dat vordert een jaarlijksche bij drage van den Staat niet van zes, maar van ongeveer vijftien millioen. Is er niet cenige grond om ook om dezo reden te vreezen, dat met het meerdere ook het mindere zal uitblijven?" D r. A. \V. Bronsveld schrijft in „Stommen voor Waarheid en ,Y red e" Het heeft do aandacht getrokken, dat ds Min. van Fin. op meer dan één plaats bezwaar maakt tegen do uitkeering van S0) „Knechts en meiden?" herhaalt do vrij heer. „Mijn beste mijnheer, voor mij be staan geen knechts en meiden meer; ik ken slecht3 arbeiders en arbeidsters, voor wie ik een zoo mogelijk vriendelijk en ka meraadschappelijk werkgever tracht te zijn. Mijn vrouw heeft nog eenige meiden op hefc slot; die behooren evenwel tot het gezin, tot de familie." „Uw arbeiders schijnen u hoog te ver eeren, mijnheer von Brank, een zeldzaam heid in onze dagen." „Hier te Giesdorf geen zeldzaamheid. Ofschoon de hoofdstad om zoo te zeggen vóór mijn deur ligt, heb ik toch nog nooit ovor gebrek aan arbeiders te klagen ge had." „Dan moet u een tooverstaf bezitten, waarmede u de lieden weet hier te hou den." Brank lachte: „De tooversta-f heet menschlievende, niet menschwaardige. Hoe staat het ook in Hamlet: „Behandel ieder mensch naar waardigheid, en wie is voor een pak slaag zeker?" Het woord „mensch- waardige behandeling" is een sociaal-de mocratische phrase, waaronder 'de kort zichtigheid en begeerlijkheid allerlei con trabande over de grens van het verstandige trachten te smokkelen. Maar menschlievend behandel ik mijn arbeiders; ik geef hun gezon^o woningen, goed loon, dc beste aard- het Rij kstraktement, verbonden aan een opengevallen predikants plaats. Gelijk men weet, wordt door den kerkeraad, als er een vacature ontstaat, aan den Minister machtiging gevraagd om aan den to beroepen predikant het genot toe te zeggen van de voordeelen, welke van Rijkswege aan de standplaats verbonden zijn. Nu heeft do Minister aan een paar ge meenten doen weten, dat zij, volgens zijn gevoelen, het wel met een predikant min der konden doen^ terwijl er in ander© ge meenten behoefte aan een predikant meer bestaat. Wij vinden deze inmenging zeer zonder ling. Moet do Kerkeraad, of moet de Mi nister bepalen, of een gemeente een open gevallen plaats moet vervullen? Zegt art. 171 van do Grondwet niet uitdrukkelijk: „De traktementen, pensioenen en andere inkomsten, van welken aard ook, thans door de onderscheidene godsdienstige ge zindheden of derzelver leeraars genoten wordende, blijven aan dezelfde gezind heden verzekerd?" Hoe kan dan een minister nu gaan af dingen? Bovendien weten wij, dat gdd voor nieu we pnedikantsplaatsen uit 's Rijks schat kist niet is te verkrijgen. Het optreden des Ministers bedoelt dus een inkrim pen van hetgeen de Ned.-Herv. Kerk thans van het Rijk ontvangt. De Grondwet ver biedt dit echter. Ook wenschen wij verschoond te blijven van allo inmenging des Ministers, waar het geldt de geestelijke verzorging van onze gemeenten. Waarom rekenen wij niet af met het Rijk, eens en voorgoed? Ook hier zien wij het, dat het voor de Ned.-Herv. Kerk lang niet onverschillig is, welk ministerie en welken minister van financiën wij hebben. Als tegenhanger van de opinie van dr. Bronsveld omtrent 'de intrekking van p r e- dikiamtstraktemente?n, vermelden wij nog de meening van „D o Nederlan der": Wij hebben een nader onderzoek inge steld omtrent de kwestie van opheffing van predikantsplaatsen. Daaruit is ons gebleken, dat meer dan eens, zoowel vóór als na 1848, wijzigingen in de uibkeeringen van traktementen zijn aangebracht; iets, dat verdedigd wordt op grond, dat de n a 1815 toegekende traktementen kunnen worden veranderd. Dit is gemeenlijk ge schied in het belang dor gemeentenbijv. waar hot beter scheen een bestaand trakte ment wat te verhoogen, waartegen dan een ander, dat onnoodig scheen, werd inge houden. Het schijnt echter, dat, bij inhou ding van traktement, hot ingchoudeno niet altijd of niet geheel gekomen is ten voordeele van do overige kerken, maar ten voordeel© van de Rijksschatkiat, iets wat ook door ons wordt afgekeurd. De verschil len waren van weinig beteekenis. Zijn onze inlichtingen juist, dan is thans t© Goes zoomin als te Workum eenig traktement ingehouden, maar is daarover alleen in be sprek getreden. Van een „herziening der predikantstrakbe- menten" is nooit sprake geweest, en de meening, dat door het huidige Kabinet een betere algemccne regeling voor de Her vormde Kerk zou zijn ter hand genomen, is onjuist. Wie met den zeer gecompliceer- den toestand der traktomentsuitkeeringen bekend is, zal dit ook wel niet verwachten, en wij zouden geen gouvernement durven aanraden in dit wespennest de hand to stoken.Ongetwijfeld zou een betere rege ling der Ned.-Herv. Kerk ton goede kun nen komen, maar de Regeoring, die hob ondernam, zou niet alleen lichtelijk proces sen doon ontstaan, maar bovendien zich blootstellen aan allerlei booze vermoedens en verdenking. Het is eenvoudig belachelijk, deze kwes ties in verband te brengen met de richting van een kabinet. Met eerodienst heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken niets nit to staan, en te meenen, dat, uit onwil tegen eenige kerken, die te zamen jaarlijks 13 ton uit 's Rijks schatkist trekken, een Regeering haar van enkelo honderden gul appelen en het schoonste koren; de vrou wen en kinderen van mijn arbeiders weten, dat zij aan mijn vrouw en dochter altijd vriendinnen en helpers in den nood heb ben. Daarvoor bedoonen de lieden mij dan door trouwo plichtsvervulling en door taai vasthouden aan do hun lief geworden toe standen. Ik heb geen strijk- en trekvogels onder hen. Ik zou mijn standgenooten geen onrechtvaardig verwijt willen maken; als ik evenwel van het gebrek aan arbeiders ïn zekere streken hoor, dan vraag ik mij altijd af, of den lieden daar dan ook altijd een menschlievende behandeling ten deel valt." Tegen vijf uren keerden beiden in het slot terug. „U moet voor lief nomen," zegt mevrouw von Brank, terwijl zij den gast aan do thee tafel noodigt, „als u hier werkelijk slechts een kop thee vindt." „En geen overdadige tafcT', zegt von Brank, „zooals men dat meestal om dezen tijd Heeft. Ik ben geen naaper van den vreemdeling, maar de Engelschen zijn ten opzichte van het dieet verstandige lieden, en mijn five o'clock tea laat ik mij niet ontnemen. Iets oranje-marmelade mis schien Eoht Schotschik kan ze u aanbe velen." Na de thee gaat Ellen naar den vleugel en vraagt den officier: „Zal ik een lied voor u zingen?" „Doe dat, mijn kind," zegt de vrijheer; excuseer mij evenwel, als ik den heer Jus* naar mijn arbeidsvertrek medeneemhij zal mij wel behulpzaam willen zijn bij het schrijven van eenige zakenbrieven." Spoedig zit Ellen aan den vleugel, me vrouw von Brank gaat met een handwerkje dens zou trachten te berooven, toont slechts hoe buitengewoon klein men zich een Re geering, welke ook, denkt. Besprekingen in de bladen over de op richting van een R.-K. v r ij e univer siteit vermeldende, zegt „D o Stand- a a r d" eerstens: Reeds geruimen tijd was er sprake van do oprichting van een Rcomsehe Hooge- school hier to lande; onze lezers berinne ren zich dat daarover, vooral in „De Maasbode", warme artikelen voorkwa men; en nu de Hooger-Ondorwijs-wet is gewijzigd, werd van Roomsche zijde» een schrede gedaan, om een eigen Universiteit to bekomen. Met levendige voldoening begroeten ook wij deze poging: Men heeft namelijk een SL-Radboudstichting in het leven goroe- pen, met de bedoeling, daardoor to komen tot do oprichting van een eigen Universi teit. En voorts: Herhalen we, dat ook wij deze poging met warme ingenomenheid en bijzondere belangstelling gadeslaan. Wie met ons overtuigd is van de noodzakelijkheid om voor het Christelijk volksdeel niet alleen eigen lagere, maar ook eigen Hoogescholen te bezitten, zal verstaan, dat wij met ver langen den dag te gemoet zien, waarop do Roomsche Universiteit zal worden ge opend. „Hot Centrum" juicht do poging ook van gansoher harte too en zegt: Met grooto vreugde doen wij mcdedeeling van de akte, waart 'j de St.-Rac boudstich- tir.g is gevestigd. De dag, waarop deze akte is verleden, zal een historische datum worden voor het katholieke Nederland. De grondslag is thans gelegd vcor de katholieke universi teit op Nederlandsebon bodem, ©n zoo na deren wij het ideaal, dat eiken katholiek tot geestdrift stommen moet. Of het spoedig zal te verwezenlijken zijn...? Dit hangt af van onze geloofsge- nooton zeiven, van hun toewijding, van hun offervaardigheid. Het behoeft nauwelijks gezegd, dat voor de oprichting en inrich ting eener universiteit, dien naam waar dig, grooto sommen worden gevorderd. Mot klcino bedragen komt men niet klaar Er zal veel, zeer veel geld noodig zijn. Eo deze overweging zou eenige bezorgdheid omteent het spoedig slagen der grootsche -odeme- ming kunnen baren, ware het niet, dat net katholiek© volk van Nederland getand had voor het onderwijs in al zijn trappen zich dc zwaarste offers to kunnen en to willen getroosten. In den strijd om de lagere school ston den wij in het eerste gelid. En cck voor onze inrichtingen van middelbaar onder wijs en hooger onderwijs toonden wij de grootste belangstelling. Maar thans geldt het do bekroning van dit alles, dc oprich ting eener eigen universiteit, straks verrij zend als het levende monument van do nauwe vereeniging tusschen Geloof en We tenschap. Wij, katholieken, zijn daarvoor grooten dank verschuldigd aan het doorluchtig Episcopaat, dat tot deze machtige schep ping l;et initiatief nam. Hoe ijdel blijken nu de praatjes in de anti-elericale pers, dat Roomschen slechts met onverschillig heid do Hooger-Onderwijs-wet van het Christelijk Ministerie begroettenDie wet heeft niet slechts dc vestiging van bijzon dere katholieke leerstoelen mogelijk ge maakt, maar ook het pad geëffend voor de stichting, waartoe wij thans worden opge roepen onze medewerking to verleenen. „Do Maasbode" zegt voorloopig dit: Zal het gaandeweg en eerst na verloop van veel jaren ten volle blijken, hoe gedenk waardig feit dezo stichting ia in de jaar boeken van het Katholieke Nederland, nu reeds zal het onzen lezers uit de enkele kennismaking dezer stukten duidelijk zijn, welko grootc en gewichtige vooTdeelen er vcor de wetenschap, voor Kerk en vader land uit deze grootsche onderneming zullen voortspruiten. op de sofa zitten en de officier zet zich niet ver van den vleugel in een schommel stoel neder. „ïch komme vom Gcbirge her", begint Ellen met klankrijke sopraanstem te zin gen. De toovermelodie van den steeds prachtigen Sckubertschen „Wadeder", het diepe leed dat uit dezo tonen spreekt, roert het hart van den aandachtigen toehoorder. Im Geisterbauch tent's mir zurück: Dort, wo du nicht bist, dort is das Glück Teil huivert bij de diepe zwaarmoedig heid van deze tonen. Ook bij hem, evenals bij ieder mensch, die niet zielcdoof is,, ge beurt het wonder, dat alleen de muziek kan bewerken; in de diepte van zijn hart ko men de bronnen van nieuwe gevoelens, in zijn brein schemeren nieuwe gedachten- reeksen, welke hij anders nooit doorloopen heeft, welke uit de gewone werkelijkheid leiden naar de oncindigheiu van het boven zinnelijke. Wat geen mathesis en geen logi ca vermogen te openbaren, dat openbaart ons de geheimzinnige macht der toneneen nieuwe wereld, een wereld van verrukking, van wellustige smart. „Dort, wo du nicht bist, dort is dat Glück!" Geldt dat hem? Roept Ellen hem dit vernietigend© woord toe? Is hij werkelijk een man zonder vrede geworden, verbannen uit het paradijs der hoop? Zij heeft geëindigd en ziet hem aan, als om hem ce vragen, of het lied liem voldaan heeft. Hij knikt haar zwaarmoedig toe; in zijn hart komen de tegenstrijdigsto gevoe lens op, zoodat hij niet spreken kan en slechts zwijgend zijn bijval kan betuigen. Ellen legt een ander stuk op den lesse naar. „Ik wil 'n paar liederen van Scbuman zingen; hjj ia toch do vorst onder do Duit- ,,De Tijd" wijst er'op dat met ^ie St.- Radboudstichting vle Universiteit cr nog niet is. Heel wat arbeid, heel wat offer vaardigheid zal noodig zijn 0111 zoo ver te komenhet blad wijst daarbij op de Vrije Universiteit, die nu weldra vijf en twining jaar zal hebben bestaan, en zegt dan Een en ander wordt door ons aangehaald, allerminst om af te schrikken, maar om aan te toonen, hoeveel, hoe ontzaglijk veel er zal vereischfc worden, om het grootseho werk, door het Nederlandsoh Episcopaat ondernamen, te voltooien en dus tot ver- eonigde krachtsinspanning aan te sporen. Hot geldt hier een zaak waartoe om ons voor het oogenblik alleen tot het stof felijke en financieele te bepalen niet eenige duizenden of tien duizenden, maar waartoe tonnen, zelfs veel tonnen gouds vereischte worden. Intussohen, nu de eerste spade in den grond is gestoken en onze Hoogwaardige Bisschoppen voorgingen, twijfelen wij niet, of onder Gods zegen zal het reusachtige weTk tot stand worden gebracht, zij het ook, dat vooralsnog niemand in staat zal wrzen, zelfs bij benadering jaar en dog der voltooiing aan to wijzen. Voor velen in die omstandigheden kan het een aanmoediging wezen te vernemen, dat niet zóó lang, zeker niet tot onbepaal- don tijd, op vruchten van den ondernomen arbeid zal behoeven gewacht to worden. De stichting van een katholieke Universi teit is hot einddoel, hetwelk zeker nooit uit het oog zal verloren wordeu, doch zoolang de middelen en krachten tot hot bereiken van dit einddoel niet aanwezig zijn, zal inmiddels niet worden stil gezeten, doch zal men door het steunen van den ar beid van jeugdige katholieke geleerden en door het stiohten van bijzondere leerstoelen de grootere onderneming voorbereiden en tevens reeds dadelijk trachten to gemoet to komen in de betreurenswaardige leem ten, welke het onderwijs aan onze openbare universiteiten voor katholieke studenten laat bestaan Elk woord onzerzijds, om de hoogc be langrijkheid en het nut ook van deze laatste meer ondergeschikt© doeleinden aan te tooDon, zou voor onze lezers, gelooven wij, overbodig zijn. Immers, door aanmoediging van jonge katholieke geleerden en door het oprichten van leerstoelen voor dergelijke geleerden, voorloopig aan do openbaro universiteiten, zal een keurbende gevormd worden van toekomstige professoren dor later op to richten katholieke universiteit en zal aan de jongelieden, welko thans do colleges der openbare scholen bezoeken, een tegengift geboden worden, dat voor hen in veel gevallen nuttig, ja hoogst noodig moet worden geacht. Onder het hoofd: „Merkwaardig ver schil" zegt „Do N od r 1 an dor": Wij hebben nu twee wetten gekregen, die op do geestelijke ontwikkeling van ons volk van grooten invloed kunnen zijn, in dien de Christenen in den lande dit willen, maar anders niet I Wij bedoelen natuurlijk do wet voor het Hooger cn die voor bet Lager Onderwijs. Dio voor het H. O. geeft o.a. do bevoegd heid tot het opriohten van bijzondere leer stoelen aan do openbare universiteiten. Welk een kracht ton goedo daarvan kan uitgaan, zal elk deskundige, zal elk na denkend Christen kunnen beseffen. Tot dusver hoorden wij evenwel nog niet, dat van Protestantsche zijde iets gedaan wordt om nu die leerstoelen in het leven te roepen. Wij hebben- nog geen enkel blad gelezen, nog geen persoon gesproken, dio zich over die mogelijkheid om eigen leer stoelen op te richten verblijdde, of aan spoorde om daartoo over tc gaan. Zou het zijn, omdat ieder met do universiteit op Gereformeerden grondslag zoo ingenomen is? De R.-K. daarentegen hebben reeds op den 31 sten Juli jl. den eersten stap gezet, door het vestigen van do „Sint-Radbouds- stichtïng" te Utrecht, met het doel om een Bijzonder© Katholieke Universiteit op tc richten, en, in afwachting daarvan, bijzon dere leerstoelen aan de openbare Rijksuni versiteiten en aan dc gemeentelijke univer- sche liederen-componisten". En na een kort voorspel begint zij Es ist schon spat, es ist schon kalt, Was reit'st Du einsam durch den Wald? Teil kent dok dit „woudgesprok", dat voor hem een der schoonste parelen van clcn Duitschen liederenschat i.:; aandachtig volgt hij do tamelijk snelle, dramatische voordracht en als Ellen het roerende „Jotzt kenn' ich Dich, Gott steh mir beizingt, loopt het hem koud over den rug en ais zij eindigt met de vernietigende verkondiging dor heks: „Kommst nimraérmchr aus die- sem Wald?" heeft hij weer het gevoel alsof hijzelf de verstootene, de met den dood be dreigde is. De zangeres zwijgt; dan bladert zij om cn begint opnieuw Ich kann wohl manchmal singen Als ob ich fröhlich sei Ook dit lied heeft zij vroeger al eens den officier voorgezongen, maar den indruk, dien het heden op hem maakt, beeft hij zoo hevig toen niet ondervonden. O, denkt hij, hoe aangrijpend kan dit meisje zingenZij moet wel zelve dj smart kennen, om die zoo overweldigend te kunnen uitdrukken. Maar, vraagt hij zich af, wat moet een Ellen von Brank, de verwende lieveling des huizes, het schootkindje van het geluk, wel smart gedaan hebben? Doch keiner füblt die Schmerzen, lm Lieb das tiefe Leid In een zwaarmoedig ritardando heeft zij dit slot gezongen; het klonk als do onwil lekeurig bekentenis van een gesloten, een zaam treurende ziel. Teil voelt zich diep geroerd cn hij zegt tot Ellen: „Niets treurigs meer, freule, dat beklemt mij." siteit van Amsterdam op to richten. Daarentegen hebben de Protestanten wel reeds een levensteeken gegeven op het go- bied van het lager onderwijs. Niet in dezen! zin, dat zij, op het voorbeeld van do R.-K.,; stappen hebben geuaan, om, waar dit mogelijk is, christelijko scholen te vereen i- gen, eu alzoo meerdere kracht to ontwik kelen door zoowel het gewoon als het meer*, uitgebreid lager onderwijs beter tot zijn rscht te doen komen, iets, dat zoo hoog noodig is maar wed in dien zin, dat menj elkander heeft opgewekt om zoo spoedig mogelijk overal schooltjes, hoe klein ook* voor do Hervormden in het leven te roepen, opdat men niet, tegenover de Gerefor- meerden staande, achter het net visschcu In de eerste plaats oigen Hervormde scho len, desnoods met minder goed onderwijs* Geen samenwerking met „Gereformeerd©"- brooders 1 De school moet de Kerk steu nen 1 Ziedaar een merkwaardige tegenstelling. Wij onthouden ons van eenige comi-.cn- taar. Alleen vragen wij ons af, wio ovor bijv. een halve eeuw blijken zal van zijn eigen standpunt het meest juist en hot meest ruime inzicht in den toestand van ons volk to hebben gehad. Dr. Van Hamel Roos en Harmens, do redactie van het M a a n d b 1 a u tegca de vorvalschingon" geven in No. I van don 22slcn jaargang hun spijt te ken nen, dat vier jaar zijn verstroken, sedert in de Troonrede een Rij ks wet tegen do verval schin gen werd toegezegd. Er is in al dien tijd niets van gekomen. Vatt harte hoopt do redactie, dat een nieuwe Re georing dit voor do volksgezondheid zoo uiterst gewichtige onderwerp onverwijld tor hond moge nemen; het verdient naast zoovele andero inderdaad do verzuchting: „Het kan geen dag, zelfs geen uur langer wachten 1" Waar intusschcn de Regeoring in dezen geen stappen gedaan heeft, is het begrijpe lijk, dat zoowel het particulier initiatief als do gemeentelijke autoriteiten do zaak tor hand nemen. Als zoodanig is met vreug de to !>?groeten, in de eerste plaats hob onderworp, dat op do agenda van heb eerstvolgend Hygiënisch Congres voorkomt, aangaande do samenstelling van ecu Code voor voedingsmiddelen, waarop wij reed» herhaaldelijk aangedrongen hebben. In de tweodo plaats hebben de directeu ren der gemeentelijke laboratoria te Rot terdam en Leidon zich in verbinding go- eteld met verschillende industricelen, tori' einde voor cenigo artikelen (bessensap ou cichorei) normen vast te stellen, waaraan dezo artikelen moeten voldoen. Oolc dezo pogingen zijn zeer zeker too t© juichen, al is hot o.i. jammer, 'Jat Amsterdam in dezo aangelegenheden niet vertegenwoordigd was. Immers missen daardoor de overeenge komen .besluiten geldigheid voor'do hoofd stad, cn kunnen derhalvo de fabrikanten gevaar loopon, do in andere plaatsen goed gekeurde waren in de hoofdstad afgekeurd to zien. Wij hopen ten zeerste in hot algemeen belang, dat in dozen overeenstemming tus schen al de stedelijke autoriteiten hier tai lande verkregen moge worden, totdat een. Rijkswet bcnovens een algemeen aangeno- rnon Code voor voedingsmiddelen en ge bruiksartikelen aan dc hcerschende onze kerheid een einde zal maken. Het is van hot hoogste gewicht, dat de deskundigen, die bij gerechtelijke vervolgingen de junti- tio moeten voorlichten, dit niet op to sub jectieve en soms willekeurige gronden doen, terwijl de fabrikanten bij juist© wettelijke voorschriften betreffende do samenstelling der waren, zich niet langer zullen kunnen beroepen op verschil van meening van doakun'digon, om zoodoend© ondeugdelijke of schadelijke artikelen straf feloos in den handel to blijven brengen, 1 Heemstede. In de gisteren gehouden Gemeenteraadszitting werd in beginsel be sloten tot den bouw van een nieuw Raad huis. Voorts werd besloten een aanvang te maken met do rioleering in do gemeente, waarvoor aanvankelijk 10,000 h f 17,000 noodig zal zijn. „D-n moet do zonneschijn u weder op richten", klonk het vroolijk cn Ellen hefb aan O Sonne schcin, o Öonncnschein Wie schaust du mir ins Herz hinein. Bevallig en schalksch als een plagend© arnor, draagt zij dat lieve volksliedje voor, cn uit de ziel van don toehoorder verdwij nen de sombere wolken en bet gouden licht der hoop cn van het vertrouwen gaat we der zegevierend voor hem op. Een zilveren lach voegt zij aan het slot akkoord toe en dan staat zij op cn vraagt op onbevangen toon: „is dit niet een op gewekt lied 1" „Dat werkt krachtiger dan vier weken buiten op het land", antwoordt Tel/, „Ui hebt mij veel doen genieten." Ook bij Teil heeft de muziek, zooals elko echte kunst een zekere loutering bewerkt, cn als hij kort daarna met Ellen door den tuin naar den meeroever wanuelt, voelt hij zich aangespoord den scheidsmuur, welken de onwaarheid tusschen bem cd Ellen beeft opgericht, met stoute hand neder te rukken. Hij zou Ellen willen bekennen, dat hij hot was, die tegen haar vader in het tweege vecht gestaan heeft; hij zou van haar lip pen zijn begenadiging of zijn vcroordcelingi willen hooren. En treft het niet zonder ling? ook Ellen moet door deze behoeft© naar waarheid tusschen hen vervuld zijn,, want plotseling blijft zij voor een vlier struik staan en de oogen tot ha: begelei der opslaande, vraagt zij: „Mijnheer, zult u mij op een vertrouwelijke vraag een eer lijk antwoord geven?" Wordt cervolgd.) f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5