L5IDSCH
O. ZATERDAG 29 JUL?.
TWEEDE BLAD.
Anno 1905.
Kfo. 13935.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Zijn Moeder.
Men schrijft aan het „H and els blad":
In de „Staatscourant" van heden
komt de benoeming voor van den heer J.
C Wirtz Czn. tot schoolopziener in het dis
trict Winschoten. Zoo zijn dan do beide
districtsschoolopzieners in de vrijzinnige
provincie Groningen antirevolutionair;
beiden benoemd gedurende het minister
schap van dr. Kuyper.
En wanneer nu nog binnen enkele dagen
vóór het nieuwe ministerie optreedt
de heer Wirtz in Slochteren, waar hij ar-
rondissementaschoolopziener was, vervan
gen wordt door een anderen antirevolutio
nair, dan is er dubbele winste behaald.
Natuurlijk is hier geen sprake van partij
digheid 1
Het vermakelijke van de benoeming van
den heer Wirtx is, dat hij zich meermalen
in geschrifte verklaard heeft voor volkomen
vrijmaking van het onderwijs, los van al
le overheidsbenoeming.
En nu legt het noodlot hem tot leve.is-
taak op schooltoestanden te controleeren
en overheidsbepalingen uit te voeren, die
hij verderfelijk acht. Een niet te benijden
positie.
Onder het opschrift ,,de klopjaoht"
kwam in ,,D© Volksbode" een artikel
voor van ds. G. H. Wagenaar, to Leeuwar
den, hetwelk hier volgt:
Do A.-R. pors is boos, geweldig boos.
Het kwaad ia ten volle besloten.
Do Friese h-C hristelij k-h i s t o-
r i 8 c h e n moeten, bet kosto wat het wil,
worden uitgeroeid.
Het zijn de kleine vossen, die den
wijnberg der coalitie verdorven hebben.
En daarom wordt heel het christenvolk
bezworen, om aan de klopjacht mee te
deen.
Zij zijn van al het kwaad de oorzaak, de
eenige oorzaak.
Of ze zal tegenspreken, argiroenton aan
voeren, op de dingen een ander licht
laten vallen, men luistert niet, men neemt
er zelfs geen notitie van, men vindt het
ergerlijk zelfs, dat zij zoo brutaal zijn, om
hun pad te willen schoonvegen.
't Komt in grossen und ganzen niet bij
de heeren op, om zich ook maar één oogen-
blik in te denken in de motieven.
Zij hebbeD zich vergrepen aan den man
Gods, die Nederland terug zou leiden naar
het beloofde land; zich bezondigd aan den
Christus Gods, om wien het bij deze stem
bus zooals nooit te voren ging; i. w. zij
hebben het evangelie verworpen en
voor de revolutie gekozen.
Dat is de doodzonde. En daarom geen
pardon.
Wat men voor deze menschen over heeft
is hoogstens deernis, dat zij zóó diep
zinken konden van te strijden tegen het volk
van God.
En zoo deernis geen plaats kan krijgen
in het verbolgen gemoed, is cr op de lippen
enkel vervloeking, verdachtmaking, vergui
zing.
Voor ons ligt een siapeltjo nieuwsbladen,
uit alle streken van ons land ons toegezon
den, van den Veluwezoom, van de Zeeuw-
sche stroomen, van den Groninger uithoek,
van de Hollandsche eilanden, van de Bra
bander hei en van waar niet al-
En als wij, met beleefden dank voor de
toezending, de in gal gedoopte artikelen le
zen, dan kunnen wij maar één slotsom trek
ken: het kwaad is ten volle besloten 1
Daar is geen enkel A.-R. orgaan, al
leen „De Rotterdammer" 1) maakt
als naar gewoonte een loffelijke uitzonde
ring dat, voor zoover wij gelezen heb
ben, ook maar één syllabe heeft opge
nomen van wat wij on anderen met ons tor
verdediging, ter toelichting, ter afwering
van misverstand geschreven hebben.
Alleen door de liberale pers, die ook nk
de verkiezingen zoo vriendelijk is althans
onze artikelen op te nemen komen, voor
zoover deze bladen door de „christelijke"
coalitie-menschen in handen genomen wor
den, dezeD nog iets te weten.
„Dc Nederlander" houdt zich
in deze kwestie geheel onzijdig. Zij be
waart een diep stl' 'igen over de ganscho
zaak. Wij laten dan ook dit blad buiten be
schouwing. (Red. „Volksbode").
Anders zouden ze allicht denkon, dat wij
ons zoo diep schaamden over ons heulen
met de socialisten, dat wij zelfs geen woord
meer reppen durfden.
Merkwaardig is ook de afspraak omtrent
de methode, die bij deze klopjacht
wordt in toepassing gebracht.
Do opgejaagde Fr.-Chr.-historischen,
voor zoover ze nog niet onverbeterlijke
Bron svel d-m enschen zijn en dat
zijn er maar een klein beetje worden op
gevangen in een net.
Dat net is de Chr.-historische organisa-
tiè, anders gezegd do Vrij-A--R. partij.
Dr. De Visser is de rechte man op
de rechte plaats, om het net uit te spreiden.
Deze politious van onverdacht 0 h r.-
histor. huize schijnt te worden aan
gezocht, om de zielen met list te vangen.
Zij worden dan van Friesch-Christelijk-
historisch gewoon, wij zouden haast zeggen
fatsoenlijk christelijk-historisch.
En dan zitten ze weer aan de ooalitie
vast.
Ongemerkt. Maar, de ervaring toont het,
onlosmakelijk.
Dezelfde menschen, die in 1897 hemel en
aarde bewogen hebben om een Ministerie
K u y p e r-S ohaepman de groote
boeman 1 te voorkomen en, ronder er
een hand om te verdaaien, het witte puntje
voor den naam van Troolstra, Borgesius,
Bouman, Lieftinak hebben zwart gemaakt
en die in 1901 den Friesohen Bond met
grievende moties hebben bestormd, omdat
ze een proefneming met de A.-R-R.-
K. coalitie hebben gewaagd, staan thans
op het kookpunt, om ook nu de
reden voor het instandhouden der ooalitie
is vervallen toch vooral de A.-R. in
coalftieliefde te overtreffen
Zoo is de opzet.
Om door aansluiting Lj de Vrij-A.-R. de
Fr. Christelijk-historiechcn voor de coali
tie te herwinnen.
Dan wordt de ooalitie sterk genoeg,
om het zonder die onmogelijke menschen
to kunnen stellen.
En dan is moteen de Friesche Bond
dood.
Een buitenkansje voor de coalitie.
Dan kan ze poseeren als representant© van
de christelijke beginselen op politiek ter
rein cn zich den roem toeeigenen van héél
het ohrietelijk volksdeel in één staatkundig
verband als het christelijk Nederland te
hebben georganiseerd, en, als ze het dan
in 1909, of vroeger mogelijk, wint, kan ze
ton bate van het christenvolk de schade
inhalen, haar door die ellendige politie
ke vrijbuiters berokkend.
Een buitenkansje voor de Vrij-A.-R.
partij meteen.
Naar booze tong- wel eens gezegd heb
ben, staat het met de getalsterkte dezer
partij nog niet z^o gunstig, dat ze niet
met graagto dezen p 'itieken buit een
meevallertje bij dc nederlaag zou weg
dragen.
Vandaar de blijdschap in de A.-R. gele
deren, dat zelfs in Friesland een „groot
deel" van den Bond afvallig wordt en zich
in de partij Loh man-Do VisBer op
lost.
Natuurlijk zoo zonder moor antirevo-
lutionnair worden, dat zou moeilijk te
eischen zijn en ook moeilijk gaanmaar
vrij -an ti ifevolu t/ionnair-ch r istelij k-historisch
worden, dat kan.
De mensch' n blijven dan wat zo tevoren
toch ook waren en wilden wezen: Christe
lijk-historisch, zij het dan ook in naam
In werkelijkheid word i zij echter anti-
revolutionnair, zij het dan ook om formeel©
rbdenenvrij-an tire volutionnair.
M-i> andere woorden: vrij, wat betreft
de dictatuur der antirevolutionnaire lei
ders; vrij ook, betreft de moeten
wij zeggen: voormalige of toekomstige!
democratische lijn, die in '94 tot de split
sing medewerkte; maar wat hot feitelijk
politiek beginsol betreft: antirevolutionair,
doodgewoon an ti revolution ai r<; solidair
met het program van dr. Kuyper.
En dus ingelijfd bij depolitiek van
de antithese, de politiek van het
christelijk volksdeel in het paganistisch
Nederland, de politiek van de private
christelijke instellingen.
Ingelijfd in één woord bij de politiek
onde: de leuze: „vrijheid ook voor
den christen; maar voor do open
bare inste lingen behoud van het
neutraal karakter."
Dan zal de coalitie een zekeren triumf
te gemoet gaan, de idee der afscheiding
zal welig wortel schieten onder ons Her
vormd volk en de Friesche Bond zal dood
en begraven zijn.
Roemloos rinde na zulk een roekeloos be
staan.
Alleen één ding blijft over.
Zoo die I riesohe Bond een beginsel in
zich droeg, dat uit de waarheid is?
Eon beginsel, dat in de christelijke par
tijen tevergeefs gezocht wordt.
Het beginsel héél de Kerk en héél
hot volk
Héél ii Kerkde historische, vader
land? Hervormt»© Kerk.
En 1 éél het volk; het gedoopte, protes-
tantscho Nederlandsche volk, welks toe
komst vastlegt in zijn v. loden.
Als dit oeginsel overblijft-, dan moge do
Frio6ohe Bond sterven.
Maar geen nood. Er is verrijzenis ook uit
het graf.
Laat dus het kward ten volle bosloten
rijn.
Het ohristelijk-hi6torisch beginsel heeft
toch een to Lomst.
„De Standaard" meent ter zako van
de leuze: „Heel het volk, heel de Kerk"
het volgend- in het midden tc moeten bren
gen:
Hier hoort iets bij.
>>Hcel het volk" is te versta&j, wantons
volk vormt een eenheid. Maar eenheid van
Kerk is er niet. Wat betookent dus het
zeggen: Heel dc Kerk?
Dat vooreerst.
Maar dan heeft men nog niet dan twee
zelfstandige naamwoorden met een bijvoe
ging Hier hoort een werkwoord bij. Anders
geeft het geen zin.
Wat is hier dat werkwoord?
Ziet dat onderstelde werkwoord op het
verleden, op het hoden, op do toekomst
Kortom, de phrase kan wel dienst doen,
maar dan als afkorting van oen volledige
zinsnede.
Vóór alle dingen dient ons dus duidelijk
gezegd, hoe de volledige zinsnede luidt,
waaraan wij bij die phrase hebben te don
ken
Zonder iiit, zogt ze niets.
Uit ,,De Nieuwe Courant":
De dagelijkaclie driestarretjes van „Do
Standaard" over de crises blijven
belangrijk; de kleinste niet het minst. AI
was het alleen maar, omdat zij de eenige
gelegenheid bieden om zich een niet al te
ver van de werkelijkheid afwijkende voor
stelling te vormen van wat er, aangaande
de crisis en haar oplossing, omgaat in dr.
Kuypers brein.
In „De Standaard" lezen wij onder't
opschrift 48 plus 45 plus 7:
„Alle organen der rechterzijde spraken
uit, dat de cisch van het oonstitutioneelo
Staatsleven met zich bracht, dat mr. Goe
man Borgesius voor do crisis verantwoor
delijk zou worden gesteld, en belast moest
mot het leveren van een nieuw Kabinet.
Nu echter laat men hier cn daar door
schemeren, dat de heer Borgesius een Ka
binet mag samenstellen, dat uitsluitend
steunen zou op de 46.
Dit nu zou constitutioneel een niet te
vergoelijken ketterij zijn.
Een Kabinet, dat optreedt, moet op do
meerderheid in do Tweede Kamer rekenen,
juist zoo&ls die meerderheid uit de stem
bus-actie is voortgekomen; en die meerder
heid is niet 45, maar 62.
Daar hooren de Socialisten bij.
Niet op zichzelf, maar omdat de heer
Borgesius in zijn stembus-actie er opzette
lijk bij heeft gehaald.
Immers, stelt men de zeven socialisten
ter zijde, dan is de meerderheid in het
cijfer niet Links, maar Rechts, en gaan
niet do 46 vóór de 48, maar do 48 boven de
45
Welken kant wil dit uit?
Naar een aanblijven van het demissionai
re kabinet, totdat „de 52" het een parle-
ii nu 11 iiiii»i —ii i
mentairo nederlaag toebrengen? Eu wat
dan
Naar een koninklijke weigering van Lr.
Kuypers verzoek om ontslag en een voor
loopige bestendiging van den do«. do kie
zers veroordeelden Kuyperkoors
Wijzen dergelijko waarschuwingen cr
niet op, dat het tijd wordt niet langer de
pogingen te rekken tot vorming van een
vrijzmnig-concontratie-kabinet, dat geen
levensvatbaarheid zou bezitten, wijl hot of
zou moeten rekenen op iets volmaakt onbe
rekenbaars, nl. den steun der sociaal
democraten, óf op avontuur zou moeten
zeilen in hope op de gratie vau nu eens
deze, dan geno der partijen rechts?
Nadert thans het oogenblik niet, dat en'
staatsman, die bij dien' stembusstrijd niet
op den voorgrond heeft gestaan, zou kun-
Den beproeven hoe ver hij het kon brengen
met een poging tot vorming van een Ka
binet, hetwelk, uit elementen van rechte
en links samengesteld, de „neutrale zóne"
zou beploegen en rust gunnen aan do „an
tithese", die bij do stembus geoordeeld
werd.
„Do Residentiebode" teckent bij
deze opmerking van „De Nieuwe Cou
rant" het volgende aan
Met een s tgelijk glimwormpje zagen
wij ook weder do „Nieuwe Rotter-
damsohe Courant" in hot cloricalo
beekje hengelen.
De forc\ka, die daar rondzwemmen, zijn
eohter org schichtig geworden, indachtig
de wonden, die soi ïige harer de vorige
maand aan dc li- rale angels opliepen.
Laschortjc moet wol benauwd zijn nioto
of een Laars to vangen, nu hij zich zoo
bekommerd aanstelt.
Het zou on3 echter erg verwonderen,
zoo er onder do cloricalon vissohen te
vinden waren, die in li t toegestoken aas
bijten wilden.
Zalm-forellen zeker niot.
En „D o T ij d" zegt:
„D e Nieuwe oourant" zij niot
bevreesd: een Ministorie-Kuyper mot
of zonder Kuyper is wel het laatste,
waaraan door iemand ernstig gedacht
wordt Als mogelijk kan zulk een Minis
terie alleen gedacht worden in do veron
derstelling, dat elk ander Ministerie on
mogelijk ri Zou „Do 8tandaard"
tot het laatste besluiten op grond van do
zeer groote waarschijnlijkheid, dat Borge
sius' pogingen, om een levensvatbaar K
binet samen te stellen, tot dusverre ge
faald hebben? Zulk een besluit zou,op zijn
minst voorbarig zijn en daarom ochtou wij
de uitlegging, welke „Do N. C." oan do
woorden van „De Standaard" geeft,
eveneons voorbarig on hoogst onwaarschijn
lijk.
Waarom de pogingen van den heer
Borgeoius tot dusver niet geslaagd zijn
In do kanttcokoningen van het Haagsche
blad vinden wij welliaht een voorname
niot de conigc roden, waarom de ver
moedelijke Kabinetsformateur tot hiertoo
geen sucocs had. Aangezien hot orgaan der
Manifest-liberalen immers duidolijk to ver
staan geeft, dat het van een „vrijzinni-
gen-oonoontrati©-kabinet" niot weten wil,
ligt het vermoeden voor de hand, dat
aan do vorming van con Linksoh Ministerie
dozen niet willen meedoen cn den vernuf-
tigen uitvinder van do blanco-combinatie
in den steek laten
Dr. J. Tli. de Visser breekt in „Do Ne
derlander" een lans voor de combinar
tie P r o d i k a n t-K a m o r 1 i d.
Hij betoogt, dat allen, nio den Staat be-
schouwon als hot goorganiseeido volk en de
Kerk als d e geestelijke kracht van hot
vclk, or op gestold zijn, dat de verhouding
van Kerk en Staat een zoodanige bLjvc,
waardoor de laatste steeds do baan effent
voor het werk der eerste.
Daarvoor kunnen hot best zorgen predi
kanten in functie, dio in dagolijksch con
tact met de Kerk leven; dio het hart dor
Kerk voelen kloppen en die daardoor te eer
aan hot euvel ontsnappen, om geheel op
to gaan in een politieke partij. Beter dan
iemand zijn zij dientengevolge in staat do
groote beginselen, waarom het gaat, ook
De heer A. J. Sorvaas v. Rooyen
Idirijft in „De Hollandsche Lelie":
Het is toch een belabberde boel in ons
land, voornamelijk indien het geldt kunst
«n historische kunst. Zoo oppervlak,
kig geoordeeld, zou men meenen, dat men
er veel voor voelde, maar in den grond van
de zaak is al de voorgewende liefde een
dun laagje verguldsel, en nog niet eens van
het beste allooi.
Daar heb je nu weer Leiden.
Wat lezen we in hot zaakrijk verslag van
het lGemeente-) Museum: „De Laken
hal", dat de Conservator „de door hem
over 1904 als Conservator genoten bezoldi
ging ter beschikking stelde van de Commis
sie", om het restant van zekere schuld te
kunnen aflossen. Waarom juist hij, de
man, dio het werk doet; waarom kon uit de
•tadskas niet een extra-bijdrage gegeven
worden Maar zoo gaat het; het zeggen,
dat de arbeider zijn loon waard is, is nim
mer zoo onjuist als in zake het honorceren
.van de „werkers" in onze Musea.
Of is het niet waar, dat bijv. de Direc
teur van een onzer Rijksmusea minder wed-
do ontvangt dan de Onderdirecteur? Alleen
ter wille, dat hij zijn naam en persoon aan
de zaak heeft willen verbinden, moest men
hem grof betalen. Nu kan men zeggen, hij
is rijk, maar wordt dat in rekening ge
bracht, waar men ministers, burgemeesters
Van groote steden, leden van hooge Staats
colleges met duizenden honoreert, en de
functionarissen eveneens fortuin bezitten?
Immers neenhet behoeft ook niet, maar
Üe Staats-, Provinciale en Stedelijke kas-
•en moeten meer voor kunst en kunsthisto
rie verstrekken, opdat de minimum-lijders
•an Musea cn dergelijke inrichtingen niet
•Heen behoefden to leven van den lof, wei
ken men hun toezwaait.
„Het Vaderland" schrijft:
De „S taatscourant" van gister
avond bevatte de benoeming van den heer
J. C. Wirtz, te Groningen, tot
schoolopziener in het dictiict Win
schoten.
Deze benoeming is wel een van do bru
taalste, die minister Kuyper heeft aan
gedurfd.
De provincie Groningen omvat twee on-
dervijsdistricten, Groningen en Winscho
ten. In beide is thans een beslist anti
revolutionair tot schoolopziener benoemd,
want ook in het district Groningen is door
minister Kuyper dc antirev. heer Ph. J.
Kloppers aangesteld als opvolger van jhr.
mr. W. C. A. Alberda van Ekenstein
En dat, terwijl in de provincie het aan
tal openbare scholen verre overtreft het
aantal bijzondere. 1 Jan. 1903 waren er:
261 openbare scholen met 40,660 leerlin
gen, en
69 bijzondere scholen met 9912 leerlingen.
Heel de provincie is overigens beslist
vrijzinnig. Dit bleek weer duidelijk bij de
laatste verkiezing, toen uitgebracht wer
den 24,317 stemmen links tegen 12,396
rechts. In het kiesdistrict Winschoten was
do verhouding 3333 linka tegen 999 rechts.
In deze provincie durft minister Kuyper
aan H. M. ter benoeming voordragen eerst
èen partijman Kloppersen thans den partij
man Wirtz, redacteur van de ,,N. Prov.
Groninger Courant'» en bekend
antirev. propagandist, die wel eens uit den
band sprong, maar bij de laatste verkiezing
trcuw volgeling van dr. Kuyper zicb
toonde.
Deze man, die de oponbare school ge
noemd heeft: „Het kind van het bijwijf",
werdt door de Regeering aangesteld om
uitvoering te geven aan art. 192 van onzo
Grondwet, dat zegt: Hot openbaar onder
wijs is een voorwerp van de aanhoudende
"zorg der Regeering.
Voor zulk een ergerlijke partijdaad deinst
minister Kuyper zelf niet terug, nu het
volk uitspraak over hem heeft gedaan en
zijn partijbestuur heeft veroordeeld.
Zijn laatste daad karakteriseert heel zijo
bedrijf.
16)
„Nu, dat zou ik niet zoo grif willen be
weren," zeide lachend de vrijheer; „in het
algemeen geeft men aan eigen ras toch wel
de voorkeur."
„Zijt gij, heeren, al weder bij de vrou
wen?" bromde Tollen, de hardnekkige vrij
gezel. „Laten wij toch dat thema liggen;
sedert Eva's appelbeet is ons van de
vrouwen slechts onheil gekomen."
„Maar ook veel geluk en zonneschijn,'
zeide de vrijheer met een zucht.
„U denkt aan mevrouw uw cchtgenoote,"
zeide Teil galant, terwijl hij zijn glas vat
te; „wie, zooaJs u, vrijheer von Brank in
de huwelijksloterij den grooten prijs getrok
ken heeft, die heeft recht zoo te spreken.
Een dronk op de slotvrouwc van Giesdorf,
heeren 1"
De glazen klonken en er werd ad fundum
gedronken.
Nadat de borden gewisseld waren en een
schotel champignons de ronde deed, begon
'de heer von Brank weder: „U hebt, mijn-
heeren, zooeven mijn echtgenoote zoo vrien
delijk bedacht, dat ik mij verplicht acht, u
allen in haar naam te danken. U ziet in mij
een gelukkig echtgenoot, en ik wensch aan
de. leden dezer tafel, ook u, mijnheer Tol
len, toe, dat zij spoedig mijn voorbeeld
zullen volgen."
„Hm, hm," zeido Tolen, en schudde zijn
blond hoefcL
De vrijheer lette niet op de kleine inter
ruptie en ging vol overtuiging voort: „Een
goede echtgenoot© is hot boste en heerlijk
ste, wat de man zich in den strijd des le
vens kan veroveren; zij beschermt hem
tegen alle ellende en beschut hem voor be
rouw en voor do troostelooze eenzaamheid
van den ouden dag. Ja, hij kan in het ge
heel niet bijtijds genoeg naar zulk een
schat en talisman strevenindien ikzelf
bijtijds deze les had opgevolgd, dan had ik
mij menig moeilijk uur in mijn leven ge
spaard."
„U moet tooh op tamelijk jeugdigen
leeftijd getrouwd zijn, baron," zeide de
schilder. „U ziet er heden als een goed
geconserveerd ritmeester uit."
„U zijt wel beleefd, profesor; u ziet de
sneeuw niet, dio de jaren mij reeds op den
schedel beginnen te strooien."
„Slechts een sierlijk toilet, en rooooopoe-
dor, dat uw jeugdig gelaat des te bloeien-
der laat schijnen."
„En toch ben ik te laat getrouwd, twee
heclo jaren te laat."
„Hoe zoo V' vroegen de anderen in koor.
„Omdat ik uit deze jaren een herinnering
in mijn later leven heb medegenomen, wel
ke mij dikwijls zeer gekweld heeft."
,0, ik weet het al," riep von Tollen, „dat
was het fameuze avontuur, met de schoone
Amcrikaansohe, dat u de verplaatsing uit
ons regiment bezorgde."
„Wat weet gij, jongelieden, daarvan? In
het geheel niete 1 Ik ben een oud man in
vergelijking met u on kan het daarom zon
der omwegen zeggen: gij vermoedt het in
de verete verte niet, wat ik toen ondervon
den heb."
„Nu, iets heeft de overlevering toch over
gebracht," zeide Gotenborg. „U mort als
jong officier aan de wonderschoon© gemar I
lin van eeo uit Amorika overgekomen rijk
man zeer opvallend het hof en het naar
allen schijn ook niet tevergeefs gemaakt
hebben. U waart, zooals men dat bij ons
nog altijd een zekeren trots vermeldt, een
onweerstaanbare Don Juan. Ja, ja, mijn
heer von Brank, ontken dat nietl Wij ge
ven u niet alleen indemniteit, wij felicitee-
ren u veeleer met uw page-stre^ca en be
nijden u daarom."
Het vermelden van een jonge, schoone
Amerikaansche had den officier van justi
tie zeer doen schrikken; hij had van het
lot zijner moeder slechts in halve toespe
lingen gehoord; mevrouw Lamport had met
de natuurlijke gevoelens van den zoon, zoo
ver dit mogelijk was, steeds rekening ge
houden, maar toch was haar zoo nu en dan
een woord ontglipt, dat den zoon meer ver
raden had dan hij eigenlijk weten moest.
Een bang voorgevoel maakte zich van hem
meester, deed hem het hart ineenkrimpen,
over den rug liep hem oen koude rilling,
terwijl zijn voorhoofd branddeWat
zou hij nog te hooren krijgen?
Gelukkig kwamen de kellners met het
dessert en deden door hun verschijning het
verhaal van den vrijheer ophouden.
Ten slotte nam de gastheer zijn glas en
verzocht den gasten hun glazen te ledigen.
„In dezen champagne is geest en leven,"
riep Yölker, „zoo moesten ook alle vrou
wen zijn 1 Ten minste ik wensch onzen gast
heer toe, dat de dame, die hij eens kiest,
niet minder geest zal hebben."
„Dien hebben de vrouwon in overvloed,
vooral den geest van tegenspraak."
„Onverbeterlijke," zeide de vrijheer
lachende en hij gaf Tollen de hand met een
„wel bekome het je
Men ging in een zijkamer, waar kopjes
mokka cn de onvermijdelijke likeuren e»
kistjes havanna's gereed stondon. Reeds na
een kwartiertje werd de kring dunner; er
bleven alleen dc vrijheer, dc officier van
justitie, Gotenborg en de schilder bij hun
gastheer achter.
Tell was liefst ook heengegaan, maar oen
soort trots bewoog hom te blijven en den
draad van het aan tafel onderbroken ge
sprek weder op te nemen.
„U hebt straks gesproken van een bui-
tenlandsche schoono," zeide hij tot don vrij
heer, „en u zeidet, dat wij niets vermoed
den van hetgeen u toen bewogen had. U
hebt*ons nieuwsgierig gemaakt, baron; 19
het indiscreet, als wij u verzoeken om na
dere bijzonderheden?"
,,Gij zult ze vernemen, mijne heerenhet
is trouwens niets bijzonders, altijd de oude
geschiedenis, die nieuw blijft, en, al is mijn
hart daarbij niot gebroken, ik had toch dë
geschiedenis liever niet beleefd. Maar neen,
duizendmaal neen, ik verheug mij haar be
leefd te hebben, want wat is kostelijker
dan de liefde van een schoon schepsel, dat
voor de eerste maal haar ziel opent, al
moet men bittere ervaringen opdoen?"
„Maar, mijnheer von Brank," zeido Tol
len, „u wilt onB toch geen roman vertel
len?"
„Silentium," commandeerde Gotenberg,
mijnbeer Brank von Giesdorf heeft het
woord, ik verzoek plaats te nemen
Men liet zich op de in het rond staande
fauteuils nedervallen en luisterde naar den
land-edelmau, bij wien de lust opg-omen
was om den jongeren heeren een avontuur
uit zijn vrijgezellenleven toe te vertrouwen.
„Ik was pas officier geworden," zeide
Brank, „toen ik op een avond kennis maak
te met een bekoorlijke jonge dame. Dc geur
en bekoring eencr roos laat zich niet bo-
echrijven en evenmin zou ik do magische
uitwerking kunnen schilderen, welke de
groote, donkere, droomerigo oogen van Jc-
zo schoone op mij uitoefenden. Ik hield
haar eerst voor een meisje en maakte van
do cersto do beste gelegenheid gebruik mij
aan haar voor te stellen on met haar te
praten; toen eerst vernam ik van haar, dat
zij getrouwd cn pas sedert eenige maanden
mot haar man uit Amerika naar Berlijn
gekomen was. 'ceds den anderen dag had
ik baar woning gevonden, en, daar men
mij mededeelde, dat ïaar man op grooten
voet leefde en ook heeren der betere stan
den in zijn huis ontving, bracuo ik aan hot
paar een formeel bezoek. Drie- of viermaal
werd ik ook geïnviteerd. Ik trof daar meest
al heeren aan; de dames, scheen het, hiel
den zich op een afstand van deze oogen-
schijulijk welgestelde, maar obscure lieden*
Men kon niot al te best gewaarworden,
wat hij, de Amerikaan, ginds eigenlijk uit
gevoerd hadhij sprak wel zoo nu en dan
van zijn vroegere zaken, ma^r verried roet
geen sylalbe, van welken aard deze zakea
waren geweest. Daarentegen legde hij een'
verbazende handigheid aan don da#r
waarmede hij aan tafel en ook daarna zijn
gasten placht bezig te houden.
(Wordi vertolgD