L5IDSCH O. ZATERDAG 29 JUL?. TWEEDE BLAD. Anno 1905. Kfo. 13935. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Zijn Moeder. Men schrijft aan het „H and els blad": In de „Staatscourant" van heden komt de benoeming voor van den heer J. C Wirtz Czn. tot schoolopziener in het dis trict Winschoten. Zoo zijn dan do beide districtsschoolopzieners in de vrijzinnige provincie Groningen antirevolutionair; beiden benoemd gedurende het minister schap van dr. Kuyper. En wanneer nu nog binnen enkele dagen vóór het nieuwe ministerie optreedt de heer Wirtz in Slochteren, waar hij ar- rondissementaschoolopziener was, vervan gen wordt door een anderen antirevolutio nair, dan is er dubbele winste behaald. Natuurlijk is hier geen sprake van partij digheid 1 Het vermakelijke van de benoeming van den heer Wirtx is, dat hij zich meermalen in geschrifte verklaard heeft voor volkomen vrijmaking van het onderwijs, los van al le overheidsbenoeming. En nu legt het noodlot hem tot leve.is- taak op schooltoestanden te controleeren en overheidsbepalingen uit te voeren, die hij verderfelijk acht. Een niet te benijden positie. Onder het opschrift ,,de klopjaoht" kwam in ,,D© Volksbode" een artikel voor van ds. G. H. Wagenaar, to Leeuwar den, hetwelk hier volgt: Do A.-R. pors is boos, geweldig boos. Het kwaad ia ten volle besloten. Do Friese h-C hristelij k-h i s t o- r i 8 c h e n moeten, bet kosto wat het wil, worden uitgeroeid. Het zijn de kleine vossen, die den wijnberg der coalitie verdorven hebben. En daarom wordt heel het christenvolk bezworen, om aan de klopjacht mee te deen. Zij zijn van al het kwaad de oorzaak, de eenige oorzaak. Of ze zal tegenspreken, argiroenton aan voeren, op de dingen een ander licht laten vallen, men luistert niet, men neemt er zelfs geen notitie van, men vindt het ergerlijk zelfs, dat zij zoo brutaal zijn, om hun pad te willen schoonvegen. 't Komt in grossen und ganzen niet bij de heeren op, om zich ook maar één oogen- blik in te denken in de motieven. Zij hebbeD zich vergrepen aan den man Gods, die Nederland terug zou leiden naar het beloofde land; zich bezondigd aan den Christus Gods, om wien het bij deze stem bus zooals nooit te voren ging; i. w. zij hebben het evangelie verworpen en voor de revolutie gekozen. Dat is de doodzonde. En daarom geen pardon. Wat men voor deze menschen over heeft is hoogstens deernis, dat zij zóó diep zinken konden van te strijden tegen het volk van God. En zoo deernis geen plaats kan krijgen in het verbolgen gemoed, is cr op de lippen enkel vervloeking, verdachtmaking, vergui zing. Voor ons ligt een siapeltjo nieuwsbladen, uit alle streken van ons land ons toegezon den, van den Veluwezoom, van de Zeeuw- sche stroomen, van den Groninger uithoek, van de Hollandsche eilanden, van de Bra bander hei en van waar niet al- En als wij, met beleefden dank voor de toezending, de in gal gedoopte artikelen le zen, dan kunnen wij maar één slotsom trek ken: het kwaad is ten volle besloten 1 Daar is geen enkel A.-R. orgaan, al leen „De Rotterdammer" 1) maakt als naar gewoonte een loffelijke uitzonde ring dat, voor zoover wij gelezen heb ben, ook maar één syllabe heeft opge nomen van wat wij on anderen met ons tor verdediging, ter toelichting, ter afwering van misverstand geschreven hebben. Alleen door de liberale pers, die ook nk de verkiezingen zoo vriendelijk is althans onze artikelen op te nemen komen, voor zoover deze bladen door de „christelijke" coalitie-menschen in handen genomen wor den, dezeD nog iets te weten. „Dc Nederlander" houdt zich in deze kwestie geheel onzijdig. Zij be waart een diep stl' 'igen over de ganscho zaak. Wij laten dan ook dit blad buiten be schouwing. (Red. „Volksbode"). Anders zouden ze allicht denkon, dat wij ons zoo diep schaamden over ons heulen met de socialisten, dat wij zelfs geen woord meer reppen durfden. Merkwaardig is ook de afspraak omtrent de methode, die bij deze klopjacht wordt in toepassing gebracht. Do opgejaagde Fr.-Chr.-historischen, voor zoover ze nog niet onverbeterlijke Bron svel d-m enschen zijn en dat zijn er maar een klein beetje worden op gevangen in een net. Dat net is de Chr.-historische organisa- tiè, anders gezegd do Vrij-A--R. partij. Dr. De Visser is de rechte man op de rechte plaats, om het net uit te spreiden. Deze politious van onverdacht 0 h r.- histor. huize schijnt te worden aan gezocht, om de zielen met list te vangen. Zij worden dan van Friesch-Christelijk- historisch gewoon, wij zouden haast zeggen fatsoenlijk christelijk-historisch. En dan zitten ze weer aan de ooalitie vast. Ongemerkt. Maar, de ervaring toont het, onlosmakelijk. Dezelfde menschen, die in 1897 hemel en aarde bewogen hebben om een Ministerie K u y p e r-S ohaepman de groote boeman 1 te voorkomen en, ronder er een hand om te verdaaien, het witte puntje voor den naam van Troolstra, Borgesius, Bouman, Lieftinak hebben zwart gemaakt en die in 1901 den Friesohen Bond met grievende moties hebben bestormd, omdat ze een proefneming met de A.-R-R.- K. coalitie hebben gewaagd, staan thans op het kookpunt, om ook nu de reden voor het instandhouden der ooalitie is vervallen toch vooral de A.-R. in coalftieliefde te overtreffen Zoo is de opzet. Om door aansluiting Lj de Vrij-A.-R. de Fr. Christelijk-historiechcn voor de coali tie te herwinnen. Dan wordt de ooalitie sterk genoeg, om het zonder die onmogelijke menschen to kunnen stellen. En dan is moteen de Friesche Bond dood. Een buitenkansje voor de coalitie. Dan kan ze poseeren als representant© van de christelijke beginselen op politiek ter rein cn zich den roem toeeigenen van héél het ohrietelijk volksdeel in één staatkundig verband als het christelijk Nederland te hebben georganiseerd, en, als ze het dan in 1909, of vroeger mogelijk, wint, kan ze ton bate van het christenvolk de schade inhalen, haar door die ellendige politie ke vrijbuiters berokkend. Een buitenkansje voor de Vrij-A.-R. partij meteen. Naar booze tong- wel eens gezegd heb ben, staat het met de getalsterkte dezer partij nog niet z^o gunstig, dat ze niet met graagto dezen p 'itieken buit een meevallertje bij dc nederlaag zou weg dragen. Vandaar de blijdschap in de A.-R. gele deren, dat zelfs in Friesland een „groot deel" van den Bond afvallig wordt en zich in de partij Loh man-Do VisBer op lost. Natuurlijk zoo zonder moor antirevo- lutionnair worden, dat zou moeilijk te eischen zijn en ook moeilijk gaanmaar vrij -an ti ifevolu t/ionnair-ch r istelij k-historisch worden, dat kan. De mensch' n blijven dan wat zo tevoren toch ook waren en wilden wezen: Christe lijk-historisch, zij het dan ook in naam In werkelijkheid word i zij echter anti- revolutionnair, zij het dan ook om formeel© rbdenenvrij-an tire volutionnair. M-i> andere woorden: vrij, wat betreft de dictatuur der antirevolutionnaire lei ders; vrij ook, betreft de moeten wij zeggen: voormalige of toekomstige! democratische lijn, die in '94 tot de split sing medewerkte; maar wat hot feitelijk politiek beginsol betreft: antirevolutionair, doodgewoon an ti revolution ai r<; solidair met het program van dr. Kuyper. En dus ingelijfd bij depolitiek van de antithese, de politiek van het christelijk volksdeel in het paganistisch Nederland, de politiek van de private christelijke instellingen. Ingelijfd in één woord bij de politiek onde: de leuze: „vrijheid ook voor den christen; maar voor do open bare inste lingen behoud van het neutraal karakter." Dan zal de coalitie een zekeren triumf te gemoet gaan, de idee der afscheiding zal welig wortel schieten onder ons Her vormd volk en de Friesche Bond zal dood en begraven zijn. Roemloos rinde na zulk een roekeloos be staan. Alleen één ding blijft over. Zoo die I riesohe Bond een beginsel in zich droeg, dat uit de waarheid is? Eon beginsel, dat in de christelijke par tijen tevergeefs gezocht wordt. Het beginsel héél de Kerk en héél hot volk Héél ii Kerkde historische, vader land? Hervormt»© Kerk. En 1 éél het volk; het gedoopte, protes- tantscho Nederlandsche volk, welks toe komst vastlegt in zijn v. loden. Als dit oeginsel overblijft-, dan moge do Frio6ohe Bond sterven. Maar geen nood. Er is verrijzenis ook uit het graf. Laat dus het kward ten volle bosloten rijn. Het ohristelijk-hi6torisch beginsel heeft toch een to Lomst. „De Standaard" meent ter zako van de leuze: „Heel het volk, heel de Kerk" het volgend- in het midden tc moeten bren gen: Hier hoort iets bij. >>Hcel het volk" is te versta&j, wantons volk vormt een eenheid. Maar eenheid van Kerk is er niet. Wat betookent dus het zeggen: Heel dc Kerk? Dat vooreerst. Maar dan heeft men nog niet dan twee zelfstandige naamwoorden met een bijvoe ging Hier hoort een werkwoord bij. Anders geeft het geen zin. Wat is hier dat werkwoord? Ziet dat onderstelde werkwoord op het verleden, op het hoden, op do toekomst Kortom, de phrase kan wel dienst doen, maar dan als afkorting van oen volledige zinsnede. Vóór alle dingen dient ons dus duidelijk gezegd, hoe de volledige zinsnede luidt, waaraan wij bij die phrase hebben te don ken Zonder iiit, zogt ze niets. Uit ,,De Nieuwe Courant": De dagelijkaclie driestarretjes van „Do Standaard" over de crises blijven belangrijk; de kleinste niet het minst. AI was het alleen maar, omdat zij de eenige gelegenheid bieden om zich een niet al te ver van de werkelijkheid afwijkende voor stelling te vormen van wat er, aangaande de crisis en haar oplossing, omgaat in dr. Kuypers brein. In „De Standaard" lezen wij onder't opschrift 48 plus 45 plus 7: „Alle organen der rechterzijde spraken uit, dat de cisch van het oonstitutioneelo Staatsleven met zich bracht, dat mr. Goe man Borgesius voor do crisis verantwoor delijk zou worden gesteld, en belast moest mot het leveren van een nieuw Kabinet. Nu echter laat men hier cn daar door schemeren, dat de heer Borgesius een Ka binet mag samenstellen, dat uitsluitend steunen zou op de 46. Dit nu zou constitutioneel een niet te vergoelijken ketterij zijn. Een Kabinet, dat optreedt, moet op do meerderheid in do Tweede Kamer rekenen, juist zoo&ls die meerderheid uit de stem bus-actie is voortgekomen; en die meerder heid is niet 45, maar 62. Daar hooren de Socialisten bij. Niet op zichzelf, maar omdat de heer Borgesius in zijn stembus-actie er opzette lijk bij heeft gehaald. Immers, stelt men de zeven socialisten ter zijde, dan is de meerderheid in het cijfer niet Links, maar Rechts, en gaan niet do 46 vóór de 48, maar do 48 boven de 45 Welken kant wil dit uit? Naar een aanblijven van het demissionai re kabinet, totdat „de 52" het een parle- ii nu 11 iiiii»i —ii i mentairo nederlaag toebrengen? Eu wat dan Naar een koninklijke weigering van Lr. Kuypers verzoek om ontslag en een voor loopige bestendiging van den do«. do kie zers veroordeelden Kuyperkoors Wijzen dergelijko waarschuwingen cr niet op, dat het tijd wordt niet langer de pogingen te rekken tot vorming van een vrijzmnig-concontratie-kabinet, dat geen levensvatbaarheid zou bezitten, wijl hot of zou moeten rekenen op iets volmaakt onbe rekenbaars, nl. den steun der sociaal democraten, óf op avontuur zou moeten zeilen in hope op de gratie vau nu eens deze, dan geno der partijen rechts? Nadert thans het oogenblik niet, dat en' staatsman, die bij dien' stembusstrijd niet op den voorgrond heeft gestaan, zou kun- Den beproeven hoe ver hij het kon brengen met een poging tot vorming van een Ka binet, hetwelk, uit elementen van rechte en links samengesteld, de „neutrale zóne" zou beploegen en rust gunnen aan do „an tithese", die bij do stembus geoordeeld werd. „Do Residentiebode" teckent bij deze opmerking van „De Nieuwe Cou rant" het volgende aan Met een s tgelijk glimwormpje zagen wij ook weder do „Nieuwe Rotter- damsohe Courant" in hot cloricalo beekje hengelen. De forc\ka, die daar rondzwemmen, zijn eohter org schichtig geworden, indachtig de wonden, die soi ïige harer de vorige maand aan dc li- rale angels opliepen. Laschortjc moet wol benauwd zijn nioto of een Laars to vangen, nu hij zich zoo bekommerd aanstelt. Het zou on3 echter erg verwonderen, zoo er onder do cloricalon vissohen te vinden waren, die in li t toegestoken aas bijten wilden. Zalm-forellen zeker niot. En „D o T ij d" zegt: „D e Nieuwe oourant" zij niot bevreesd: een Ministorie-Kuyper mot of zonder Kuyper is wel het laatste, waaraan door iemand ernstig gedacht wordt Als mogelijk kan zulk een Minis terie alleen gedacht worden in do veron derstelling, dat elk ander Ministerie on mogelijk ri Zou „Do 8tandaard" tot het laatste besluiten op grond van do zeer groote waarschijnlijkheid, dat Borge sius' pogingen, om een levensvatbaar K binet samen te stellen, tot dusverre ge faald hebben? Zulk een besluit zou,op zijn minst voorbarig zijn en daarom ochtou wij de uitlegging, welke „Do N. C." oan do woorden van „De Standaard" geeft, eveneons voorbarig on hoogst onwaarschijn lijk. Waarom de pogingen van den heer Borgeoius tot dusver niet geslaagd zijn In do kanttcokoningen van het Haagsche blad vinden wij welliaht een voorname niot de conigc roden, waarom de ver moedelijke Kabinetsformateur tot hiertoo geen sucocs had. Aangezien hot orgaan der Manifest-liberalen immers duidolijk to ver staan geeft, dat het van een „vrijzinni- gen-oonoontrati©-kabinet" niot weten wil, ligt het vermoeden voor de hand, dat aan do vorming van con Linksoh Ministerie dozen niet willen meedoen cn den vernuf- tigen uitvinder van do blanco-combinatie in den steek laten Dr. J. Tli. de Visser breekt in „Do Ne derlander" een lans voor de combinar tie P r o d i k a n t-K a m o r 1 i d. Hij betoogt, dat allen, nio den Staat be- schouwon als hot goorganiseeido volk en de Kerk als d e geestelijke kracht van hot vclk, or op gestold zijn, dat de verhouding van Kerk en Staat een zoodanige bLjvc, waardoor de laatste steeds do baan effent voor het werk der eerste. Daarvoor kunnen hot best zorgen predi kanten in functie, dio in dagolijksch con tact met de Kerk leven; dio het hart dor Kerk voelen kloppen en die daardoor te eer aan hot euvel ontsnappen, om geheel op to gaan in een politieke partij. Beter dan iemand zijn zij dientengevolge in staat do groote beginselen, waarom het gaat, ook De heer A. J. Sorvaas v. Rooyen Idirijft in „De Hollandsche Lelie": Het is toch een belabberde boel in ons land, voornamelijk indien het geldt kunst «n historische kunst. Zoo oppervlak, kig geoordeeld, zou men meenen, dat men er veel voor voelde, maar in den grond van de zaak is al de voorgewende liefde een dun laagje verguldsel, en nog niet eens van het beste allooi. Daar heb je nu weer Leiden. Wat lezen we in hot zaakrijk verslag van het lGemeente-) Museum: „De Laken hal", dat de Conservator „de door hem over 1904 als Conservator genoten bezoldi ging ter beschikking stelde van de Commis sie", om het restant van zekere schuld te kunnen aflossen. Waarom juist hij, de man, dio het werk doet; waarom kon uit de •tadskas niet een extra-bijdrage gegeven worden Maar zoo gaat het; het zeggen, dat de arbeider zijn loon waard is, is nim mer zoo onjuist als in zake het honorceren .van de „werkers" in onze Musea. Of is het niet waar, dat bijv. de Direc teur van een onzer Rijksmusea minder wed- do ontvangt dan de Onderdirecteur? Alleen ter wille, dat hij zijn naam en persoon aan de zaak heeft willen verbinden, moest men hem grof betalen. Nu kan men zeggen, hij is rijk, maar wordt dat in rekening ge bracht, waar men ministers, burgemeesters Van groote steden, leden van hooge Staats colleges met duizenden honoreert, en de functionarissen eveneens fortuin bezitten? Immers neenhet behoeft ook niet, maar Üe Staats-, Provinciale en Stedelijke kas- •en moeten meer voor kunst en kunsthisto rie verstrekken, opdat de minimum-lijders •an Musea cn dergelijke inrichtingen niet •Heen behoefden to leven van den lof, wei ken men hun toezwaait. „Het Vaderland" schrijft: De „S taatscourant" van gister avond bevatte de benoeming van den heer J. C. Wirtz, te Groningen, tot schoolopziener in het dictiict Win schoten. Deze benoeming is wel een van do bru taalste, die minister Kuyper heeft aan gedurfd. De provincie Groningen omvat twee on- dervijsdistricten, Groningen en Winscho ten. In beide is thans een beslist anti revolutionair tot schoolopziener benoemd, want ook in het district Groningen is door minister Kuyper dc antirev. heer Ph. J. Kloppers aangesteld als opvolger van jhr. mr. W. C. A. Alberda van Ekenstein En dat, terwijl in de provincie het aan tal openbare scholen verre overtreft het aantal bijzondere. 1 Jan. 1903 waren er: 261 openbare scholen met 40,660 leerlin gen, en 69 bijzondere scholen met 9912 leerlingen. Heel de provincie is overigens beslist vrijzinnig. Dit bleek weer duidelijk bij de laatste verkiezing, toen uitgebracht wer den 24,317 stemmen links tegen 12,396 rechts. In het kiesdistrict Winschoten was do verhouding 3333 linka tegen 999 rechts. In deze provincie durft minister Kuyper aan H. M. ter benoeming voordragen eerst èen partijman Kloppersen thans den partij man Wirtz, redacteur van de ,,N. Prov. Groninger Courant'» en bekend antirev. propagandist, die wel eens uit den band sprong, maar bij de laatste verkiezing trcuw volgeling van dr. Kuyper zicb toonde. Deze man, die de oponbare school ge noemd heeft: „Het kind van het bijwijf", werdt door de Regeering aangesteld om uitvoering te geven aan art. 192 van onzo Grondwet, dat zegt: Hot openbaar onder wijs is een voorwerp van de aanhoudende "zorg der Regeering. Voor zulk een ergerlijke partijdaad deinst minister Kuyper zelf niet terug, nu het volk uitspraak over hem heeft gedaan en zijn partijbestuur heeft veroordeeld. Zijn laatste daad karakteriseert heel zijo bedrijf. 16) „Nu, dat zou ik niet zoo grif willen be weren," zeide lachend de vrijheer; „in het algemeen geeft men aan eigen ras toch wel de voorkeur." „Zijt gij, heeren, al weder bij de vrou wen?" bromde Tollen, de hardnekkige vrij gezel. „Laten wij toch dat thema liggen; sedert Eva's appelbeet is ons van de vrouwen slechts onheil gekomen." „Maar ook veel geluk en zonneschijn,' zeide de vrijheer met een zucht. „U denkt aan mevrouw uw cchtgenoote," zeide Teil galant, terwijl hij zijn glas vat te; „wie, zooaJs u, vrijheer von Brank in de huwelijksloterij den grooten prijs getrok ken heeft, die heeft recht zoo te spreken. Een dronk op de slotvrouwc van Giesdorf, heeren 1" De glazen klonken en er werd ad fundum gedronken. Nadat de borden gewisseld waren en een schotel champignons de ronde deed, begon 'de heer von Brank weder: „U hebt, mijn- heeren, zooeven mijn echtgenoote zoo vrien delijk bedacht, dat ik mij verplicht acht, u allen in haar naam te danken. U ziet in mij een gelukkig echtgenoot, en ik wensch aan de. leden dezer tafel, ook u, mijnheer Tol len, toe, dat zij spoedig mijn voorbeeld zullen volgen." „Hm, hm," zeido Tolen, en schudde zijn blond hoefcL De vrijheer lette niet op de kleine inter ruptie en ging vol overtuiging voort: „Een goede echtgenoot© is hot boste en heerlijk ste, wat de man zich in den strijd des le vens kan veroveren; zij beschermt hem tegen alle ellende en beschut hem voor be rouw en voor do troostelooze eenzaamheid van den ouden dag. Ja, hij kan in het ge heel niet bijtijds genoeg naar zulk een schat en talisman strevenindien ikzelf bijtijds deze les had opgevolgd, dan had ik mij menig moeilijk uur in mijn leven ge spaard." „U moet tooh op tamelijk jeugdigen leeftijd getrouwd zijn, baron," zeide de schilder. „U ziet er heden als een goed geconserveerd ritmeester uit." „U zijt wel beleefd, profesor; u ziet de sneeuw niet, dio de jaren mij reeds op den schedel beginnen te strooien." „Slechts een sierlijk toilet, en rooooopoe- dor, dat uw jeugdig gelaat des te bloeien- der laat schijnen." „En toch ben ik te laat getrouwd, twee heclo jaren te laat." „Hoe zoo V' vroegen de anderen in koor. „Omdat ik uit deze jaren een herinnering in mijn later leven heb medegenomen, wel ke mij dikwijls zeer gekweld heeft." ,0, ik weet het al," riep von Tollen, „dat was het fameuze avontuur, met de schoone Amcrikaansohe, dat u de verplaatsing uit ons regiment bezorgde." „Wat weet gij, jongelieden, daarvan? In het geheel niete 1 Ik ben een oud man in vergelijking met u on kan het daarom zon der omwegen zeggen: gij vermoedt het in de verete verte niet, wat ik toen ondervon den heb." „Nu, iets heeft de overlevering toch over gebracht," zeide Gotenborg. „U mort als jong officier aan de wonderschoon© gemar I lin van eeo uit Amorika overgekomen rijk man zeer opvallend het hof en het naar allen schijn ook niet tevergeefs gemaakt hebben. U waart, zooals men dat bij ons nog altijd een zekeren trots vermeldt, een onweerstaanbare Don Juan. Ja, ja, mijn heer von Brank, ontken dat nietl Wij ge ven u niet alleen indemniteit, wij felicitee- ren u veeleer met uw page-stre^ca en be nijden u daarom." Het vermelden van een jonge, schoone Amerikaansche had den officier van justi tie zeer doen schrikken; hij had van het lot zijner moeder slechts in halve toespe lingen gehoord; mevrouw Lamport had met de natuurlijke gevoelens van den zoon, zoo ver dit mogelijk was, steeds rekening ge houden, maar toch was haar zoo nu en dan een woord ontglipt, dat den zoon meer ver raden had dan hij eigenlijk weten moest. Een bang voorgevoel maakte zich van hem meester, deed hem het hart ineenkrimpen, over den rug liep hem oen koude rilling, terwijl zijn voorhoofd branddeWat zou hij nog te hooren krijgen? Gelukkig kwamen de kellners met het dessert en deden door hun verschijning het verhaal van den vrijheer ophouden. Ten slotte nam de gastheer zijn glas en verzocht den gasten hun glazen te ledigen. „In dezen champagne is geest en leven," riep Yölker, „zoo moesten ook alle vrou wen zijn 1 Ten minste ik wensch onzen gast heer toe, dat de dame, die hij eens kiest, niet minder geest zal hebben." „Dien hebben de vrouwon in overvloed, vooral den geest van tegenspraak." „Onverbeterlijke," zeide de vrijheer lachende en hij gaf Tollen de hand met een „wel bekome het je Men ging in een zijkamer, waar kopjes mokka cn de onvermijdelijke likeuren e» kistjes havanna's gereed stondon. Reeds na een kwartiertje werd de kring dunner; er bleven alleen dc vrijheer, dc officier van justitie, Gotenborg en de schilder bij hun gastheer achter. Tell was liefst ook heengegaan, maar oen soort trots bewoog hom te blijven en den draad van het aan tafel onderbroken ge sprek weder op te nemen. „U hebt straks gesproken van een bui- tenlandsche schoono," zeide hij tot don vrij heer, „en u zeidet, dat wij niets vermoed den van hetgeen u toen bewogen had. U hebt*ons nieuwsgierig gemaakt, baron; 19 het indiscreet, als wij u verzoeken om na dere bijzonderheden?" ,,Gij zult ze vernemen, mijne heerenhet is trouwens niets bijzonders, altijd de oude geschiedenis, die nieuw blijft, en, al is mijn hart daarbij niot gebroken, ik had toch dë geschiedenis liever niet beleefd. Maar neen, duizendmaal neen, ik verheug mij haar be leefd te hebben, want wat is kostelijker dan de liefde van een schoon schepsel, dat voor de eerste maal haar ziel opent, al moet men bittere ervaringen opdoen?" „Maar, mijnheer von Brank," zeido Tol len, „u wilt onB toch geen roman vertel len?" „Silentium," commandeerde Gotenberg, mijnbeer Brank von Giesdorf heeft het woord, ik verzoek plaats te nemen Men liet zich op de in het rond staande fauteuils nedervallen en luisterde naar den land-edelmau, bij wien de lust opg-omen was om den jongeren heeren een avontuur uit zijn vrijgezellenleven toe te vertrouwen. „Ik was pas officier geworden," zeide Brank, „toen ik op een avond kennis maak te met een bekoorlijke jonge dame. Dc geur en bekoring eencr roos laat zich niet bo- echrijven en evenmin zou ik do magische uitwerking kunnen schilderen, welke de groote, donkere, droomerigo oogen van Jc- zo schoone op mij uitoefenden. Ik hield haar eerst voor een meisje en maakte van do cersto do beste gelegenheid gebruik mij aan haar voor te stellen on met haar te praten; toen eerst vernam ik van haar, dat zij getrouwd cn pas sedert eenige maanden mot haar man uit Amerika naar Berlijn gekomen was. 'ceds den anderen dag had ik baar woning gevonden, en, daar men mij mededeelde, dat ïaar man op grooten voet leefde en ook heeren der betere stan den in zijn huis ontving, bracuo ik aan hot paar een formeel bezoek. Drie- of viermaal werd ik ook geïnviteerd. Ik trof daar meest al heeren aan; de dames, scheen het, hiel den zich op een afstand van deze oogen- schijulijk welgestelde, maar obscure lieden* Men kon niot al te best gewaarworden, wat hij, de Amerikaan, ginds eigenlijk uit gevoerd hadhij sprak wel zoo nu en dan van zijn vroegere zaken, ma^r verried roet geen sylalbe, van welken aard deze zakea waren geweest. Daarentegen legde hij een' verbazende handigheid aan don da#r waarmede hij aan tafel en ook daarna zijn gasten placht bezig te houden. (Wordi vertolgD

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5