N«. 13935
Zaterdag 39 Jtili,
A*. 1905.
fêourant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§onen feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit
DR.E Bladen.
Eerste Blad.
Offieieele Kennisgeving.
FEUILLETON,
SZijn Moeder.
IDSCH
DA&BLAD
PRIJS DEZER COURANT I
Vooi Lelden pei week 9 Oentsj per 8 maanden i I 2 l f 1JL0.
Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd «Jjn t 1.30.
franco per post 1,85,
PRIJS DER ADVERTENTIE* i
Van 10 regela ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17 örootere lettere naar
ploaternimte. Kleine advertentiön van 80 woorden 40 Oents oontant i eL
tiental woorden meer 10 Oents.Voor het inoasseeren wordt/"0.05 berekend.
WAARSCHUWING.
Insehrijvin!; voor de Militie.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
herinneren bij deze belanghebbenden, dat
ingevolge de Militiewet 1901 het register
van inschrijving voor de Militie den Sisten
Augustus a.s. des namiddags te vier uren
voorgoed wordt gesloten, en roepen mits
dien de geborenen in het jaar 1 8 8 6, die
zich nog niet hebben doen inschrijven, op,
om zioh daartoe nog vóór dat tijdstip aan
te geven, ten einde do nadcelige gevolgen,
die uit verzuim ten dezo voor hen zouden
ontstaan, to voorkomen, ook al mochten zij
door een vergissing omtrent hun geboorte
jaar in de meening hebben verkeerd, dat
zij nog niet tot aangifte ter inschrijving
gehouden wanen.
Zij noodigen daarom belanghebbenden,
die 18 k 19 jaren oud zijn, uit, zioh zoo
noodig omtrent bet jaar hunner geboorte
te vergewissen, en zich, zoo dit jaar 1886
is, alsnog ten spoedigste aan te melden,
waartoe gelegenheid zal worden gegeven
ter Secretarie dezer gemeente (afd. Militie
en Schutterij, kamer No. 9) op iederen
werkdag, tussoheh des voormiddags h a 1 f-
tion en des namiddags drie uren,
tob en met 31 Augustus a* s.
Burgemeester en VV eihouders voornoemd
DE RIDDER, Burgemeester.
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden, 29 Juli 1905.
Hoo{£cre ËnrgerttcSiool voor Sloïsjes.
Burgemeester eu Wethouders va^ Leiden
brengen ter aJgcmeene kennis, dat tot het
doen inschrijven van leerlingen voor het
2de toelatingsexamen tot de Hoogere Bur
gerschool voor Meisjes gelegenheid wordt
gegeven op Maandag z3 Augustun 1905, dos
namiddags van 2 tot b uren in het school
gebouw aan de Garcnmarkt, en dat het toe
latingsexamen zal aanvangen op Zaterdag
2 September daaraanvolgende, de>. voor-
middags te 9 uren.
Burgemeester en Wethouders vxirnoemd,
DE RIDDER, Burgemeester.
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden, 10 Juli 1905.
Octrooien van uitvinding.
L
Als een gevolg van de optreding van cea
nieuw Kabinet zullen waarschijnlijk eenigo
wetsontwerpen, welke reeds bij de Staten-
Generaal aanhangig zijn, worden ingetrok
ken.
Dit beteekent dat sommige onderwerpen
voor goed van do baan zullen geraken.
Omtrent andere staat dit echter niet stel
lig vast; omdat er zijn, op wien wettelijken
regeling i9 en nog voortdurend wordt aan
gedrongen.
Elke regeering zal daarmede rekenin j
moeten houden.
Onder anderen zal dit zeker het geval
zijn met de regeling dor octrooien van uit
vinding, die door de afgetreden regecring
was bepaald.
Al door haar ingediende ontwerpen te be
spreken is overbodig, omdat het toch stel
lig niet in denzclfden vorm zal gehand
haafd blijven; maar het staat vast dat men
do zaak daarmede niet als afgedaan zal
beschouwen.
Het iB wol een opmerkelijk verschijnsel,
dat men af en toe ziet aandringen op wo-
der-invoering van lang afgeschafte instel
lingen.
Dikwijls is dit een gevolg van oppervlak
kige kennis, gepaard aan de zucht tot be
vrediging van persoonlijke wonschen, die
geen rekening houden met het algemeen
belang. Zij die een poging wagen om het
afgeschafte weder in eere te herstellen, heb
ben de nadeelcn der verouderde en afge
schafte instelling niet persoonlijk gek.nd
on vergeten wel eens, dat die afschaffing
niet zonder redenen plaats had.
Ongeveer een veertigtal jaren geleden
zijn bij ons de zoogenaamde octrooien van
uitvinding afgeschaft. Thans wordt weder
op een octrooiwet aangedrongen en bestaat
zelfs sinds lang oen vereeniging, welke ten
doel heeft, het tot stand komen eencr zoo
danige wet te bevorderen.
De meesten onzer zullen wel eens iets
gelezen hebben over de oude gilden: in het
algemeen vereenigingon van personen, iie
hetzelfde bedrijf uitoefenden, voornamelijk
fabrikanten. Zulk con vereeniging had een
wettig bestaan en die er geen lid van was,
mocht niet zelfstandig als fabrikant in ze
ker vak optreden.
Dezo gilden hadden de bevoegdheid om
alle medewerking uit te sluiten van hen die
zij niet wilden toelaten. Langzamerhand
zijn zij in verval geraakt, missohien wol
vooral omdat zij zich met do staatkunde
inlieten. In ieder geval is langzamerhand
de vrije mededinging in de plaats getre
den van het oude stelsel van ujfcal'.i'ting
ei beperking, maar in sommigo landen
bleef dat Btelsel nog nawerken, en wel om
trent de uitvindingen op het gebied der
nijverheid. Zoo kon b.v. een fabrikant die
in zijn vak iets nieuws uitdacht, het recht
verkrijgen om gedurende eenige jaren liet
nieuw uitgedachte product alleen te fabri-
ceercn en verkoopen. Hij verkreeg, zooals
men dat noemt, voor zijn uitvinding
octrooi, of, zooals men het ook wel uit
drukt, hij nam patent.
Eenigo jaren geleden deed zich in ons
land heel veel hondsdolheid voor en was de
muilkorf algemeen in gebruik. Een instru
mentmaker kwam toen, meenen wij, op de
gedachte, om de kwelling voor onzo arme
huisdieren minder kwellend te maken. Het
gelukte hem een muilkorf te maken, die
aan het wettelijk voorschrift voldeed en
toch den hond do gelegenheid verschafte
oni gemakkelijk te gapen, wat voor dit dier
dikwijls een behoefte is.
Of de schandere dierenvriend veel plei-
zier van zijn uitvinding heeft gehad, we
ten wij niet. Had er een octrooiwet be
staan, hij zou zeker onmiddellijk patent
oo zijn uitvinding hebben gonomen en dan
het uitgevonden voorwerp gedurende eenige
jaren alhier in den handel hebben kunnen
brengen.
Dat schijnt inderdaad ook billijk. Toch
mag men niet vergeten, dat hier schijn en
wegen bestaan. Een nog vernuftiger fabri
kant zou vermoedelijk een korf uitgedacht
hebben, die den hond weer tot een andere
verrichting in staat stelde. Ook hij zou na
tuurlijk terstond patent genomen hebben;
maar waarschijnlijk ook gevolgd zijn ge
worden door anderen, waaronder ten slotte
liever, die hun eigene uitvinding gingen
verbeteren, zoodat men nimmer tot een
einde zou gekomen zijn. Die knappe men-
schon zouden elkanders uitvinding niet in
den handel hebben mogen brengen; maar
als er geen octrooiwet is, dan kan ieder
mede genieten van het voordeel, dat de
uitvinding van zijn vakgenoot afwerkt. Of
er voordeel genoten wordt en, zoo ja, wiö
dat voordeel geniet, is dus in het algemeen
niet te zeggenmaar men houdc in het oog,
dat dit volstrekt niet het doel der octrooien
is geweest. Men wilde daardoor het doen
var nuttige uitvindingen en ontdekkingen
io de hand werken.
Tegenwoordig is dit absoluut overbodig,
omdat onzo tijd er een is van zeer scherpe
concurrentie, waarin men alles doet om
elkander de loef ai te steken. Voor zo- ver
ons bekend is, heeft men dat oorspronkelijk
deel dan ook goheel losgelaten. Do uitvin
dingen en ontdekkingen komen cr toch
wel; maar, wanneer zij komen, dan,
dit is ongeveer de redeneering, dan ont
staat een belang, namelijk van hem die do
uitvinding deed, dat op de oene of andere
wijze door den Staat moet worden be
schermd, natuurlijk door middel van do
wetgeving. Men beroept zich daarbij als
naar gewoonte op het buitenland, o. a. op
Engeland, waar het aantal patenten het
respectabel cijfer van vijftien duizend heeft
bereikt, nog een kleinigheid trouwen-, bij
Duitschland vergeleken, waar men er vijf
oq dertig duizend al achter den rug heeft 1
Leiden, 29 JuBi.
Daartoe uitgenoodigd, zal het strijk
orkest Euterpe", directeur de heer J.
Vink, alhier, op Maandag 31 Juli des
avonds te half acht een concert geven in
hotel Konijnenburg" te Noordwijk aan
Zee.
Z. K. H. do Prins is gisteren met een
gezelschap van 10 heeren, onder wie de
jagermeestcr op Het Loo, de heer Loudon,
ter jacht geweest op het landgoed van den
Huize ter Horst, onder Wassenaar, en ge
bruikte met hen aldaar het déjeuner.
Examens der Nederlandscho Toon
kunst© naars-vereeniging
Van de 5 candidaten zijn gisteren ge
slaagd: voor piano (lager onderwijs) do
dames J. P. Streng, uit 's-Gravenhage; en
M. Mager, uit Haarlem; en voot koorge
zang de dames J. A, M. M. van Borakel,
uit Hees bij Nijmegen, en J. E. Hendriks,
uit Nijmegen.
Hedenmiddag werd iu „Paushuis" to
Utrecht door een commissie bij monde van
mr. Baron van Heemstra van Doorn na
mens Gedeputeerde Staten in do provincie
Utrecht aan Baron Schimmelpenninck van
der Oye een kostharon zilveren beker, door
de firma Van Kempen to Voorsohoten
vervaardigd, overhandigd. Daarbij was ge-
voogd een album, door don Hoflederoise-
leur Jozef Merckelbaoh te Utreoht, ver
vaardigd, waarin een perkamenten oorkon
de, bevattende in fraai goud en zilver het
wapen van den Commissaris der Koningin,
daaronder kunstig gecaJligraieerd in kleu
ren dozo opdracht: „Aan Alexander Baron
Sohimmelponninck van der Oye van Nijen-
bcek van do beide Pollen wordt dit album
erkentelijk aangeboden door de leden dor
Provinoiale Staten van Utrecht en den
hoor griffier een boker ter herinnering
aan zijn zeventienjarige ambtsvervulling
als Commissais des Konings on der Ko
ningin in de provinoie Utrecht, Juli
1905."
Op het volgende perkament staan do
namen dor leden van Gedeputeerde Sta
ten.
Do directrice in den kindertuin in
de Wcimarstraat in Den Haag do bekende
stiohting van mevr. Van Oalcar, mejuf
frouw Kuijer, heeft van het bestuur van
die sohool eervol ontslag gekregen. De om
standigheden, waaronder dat ontalag gege
ven werd, noopten het gc' clo onderwijzend
personeel haar te volgen, torwijl ook voor
nagenoeg alle leerlingen reods toezegging
ontvangen is, dat zij in don komenden cur
sus een nieuwe inrichting zullen bezoeken,
welke onder leiding van mejuffrouw Kuijer
de tradities van don „Kindertuin" zal
voortzetten. („Vad.")
B, en Ws. van Haarlem deelen als
resultaat van hot eerste jaar dat hot pen_
sioenfonds voor de ambtenaren en beamb
ten der gemeente bestaat, mode, dat de
ontvangsten waren: 2356.73, de uitgaven
17,836.50, zoodat er een good saldo is van
11,520.23.
Uit het verslag van den toestand dor ge
meente in 1904 blijkt o.m.dat de bevol
king met 262 zielen is achteruitgegaan en
op ultimo 1904 bedroeg 08,256.
Het was do commissie van toezicht op
het L. O. gebleken, dat 125 kinderen van
811 jaar werden geëxploiteerd vóór en nh
schooltijd.
De commissie vertelt eenige ergerlijke
staaltjes.
Een jongetje van 10 jaar gaat 's ochtends
van 3i tot 6$ uit porren voor zijn vader
Maar, zegt deze, do jongen gaat dan ook
om halfzeven dos avonds naar bed.
Voor dertig oents per week helpt een
elfjarige jongen in een winkel, van 12 tot
2 uren en van 4 tot 8 uren. Woensdags en
Zaterdags liefst van 2 tot 8 uren.
Yoor vijf en twintig oents per week doet
een meisje van tien jaar boodschappen van
7i tot 6£, van 11 1/2 tot 12 1/2 en van 4 1/2
tot er geen boodschappen meer zijn. Meest
al is het zes uur per ciag.
Een jongen van olf jaar brengt brood
rond bij een bakker. Daarvoor moet hij
des ochtends to zes ui.j present zijn. Hij
werkt dan tot 8^ uur en Zaterdags van 2
tot 9 uren bovendien, voor zestig cents per
week.
Zoo noemt zij helaas, zonder den naam
dergenen, die leerplichtwettige kinderen
zóó exploiteoren, to noemen, nog meer
gevallen, waaruit blijkt, dat door die kin
doren vaak 30 tot 40 uur per week wordt
gearbeid.
Wat daarbij van het leeren terocht komt,
zal duidelijk zijn.
De directie dor H. J.-S.-M. heeft bo-
paald, dat aan oDgohuwdo ambtenaren en
beambten 37 maal por jaar vrij vervoer
zal verleend worden voor bezoek van ouders
of voogden, bovendieu wordt 15 maal per
jaar vrij vervoer verleend voor willekeu
rige bestemmingen. Ook voor gchuwdo
ambtenaren en boambten en hun gezinnen
is het aantal op 15 lil jetten in plaata van
12 en 10 per jaar bepaald
Do directie heeft voorts bepaald dat het
personeel, wanneer 't. met verlof in roilitai.
ren dienst is, gedurende dien tijd gobruik
mag maken van vrij vervoer.
Aan de kapiteins van den goncralcn
staf van het O.-I. leger P. J. Spruijt en
O. F. H. Tiickerman, leeraren aan do hoo
gere krijgsschool te 's-Gravenhage, ij opge
dragen een studiereis te vorrichton naai*
eenige slagvelden van don oorlog van 1870
tot 1871 tussohen Frankrijk en Duitschland.
Do kapitein D. Makkink, van hot 3de
rog. inf., toegevoegd aan den inspecteur
van heb mil. onderwijl, is overgeplaatst»
bij den staf van zijn wapen.
De minister van oorlog heeft bepaald,
dat miliciens mot groot verlof, die tijdens
den duur dat zij voor hcrhalingsoi f< ningen
onder do wapenen moeten komen, facilitei
ten wen =0*1 en, als verlof, vrij van dienst,
enz zich voer taan mot verzoeken dienaan
gaande zullen hebben te wen don tot do
Icorpscommandanton, in wier handen da
bculissing is gelegd, en niet nicer tot hoo-
goro autoriteiten of tot den Minister.
Tot directeur der Maatschappij voor
Mcol- en Broodfabrieken te Amsterdam ie
benoemd dc heer J. G. Jloerink Warmolts,
to Groningen.
Reuter seint uit Port-Saïd, dat do
Ned. oorlogsschepen „Noord-Brabant",
do „Utrecht" en do „Gelderland" gisteron
op dc thuisreis naar Algiers vertrokken.
Het stoomschip „Apolda", van Java
naar Amsterdam, passeerde 28 Juli Gibral
tar; do „Rijndam", van Nieuw-York naar
Rotterdam, passeerde 28 Juli Prawlepoint;
dc „Calchas", van Singapore naar Amster
dam, passeerde 29 Juli Sagres; de „Feld-
marschall" (uitreis) passeerde 27 Juli
Oucesanb; dc „Goontoer", van Java naar
Rotterdam, vertrok 28 Juli van Padang;
de „Moyune", van Java naar Amsterdam,
is 28 Juli Dover gepasseerd; de „Pyrrhus"
arriveerde 27 Juli van Amsterdam cn Li
verpool to Batavia; do „PrinB Maurite",
van Amsterdam naar Paramaribo, passeer
de 28 Juli Oucssant; de „Soombawa", van
Amsterdam naar Batavia, passeerde 28
Juli Kaap Blanc.
Bodegraven. In tegenwoordigheid van
den arrondissomcntssoh< lopziener, leden
van den gemeenteraad en van do plaatse
lijke oom^ii -io had Vrijdagmorgen op do
17)
„Mijnheer von Brank," zeide de schilder,
„ik ben van hetzelfde gevoelen als de rit
meester; de goede officier moet zwaar be
schonken zijn, anders is zijn handelwijze
niet te verklaren." En zich tot Tollen wen
dende, zeide hij: „Vergun mij, dat ik hem
naloop en zorg draag, dat hij behouden en
wel thuis komt Ik hoop en wensch, dat ik
alles tot wederzijdsche tevredenheid rege
len kan."
„Doe dat, professor," zeide Tollen. „Na
tuurlijk blijft het voorgevallene streng on
dor ons. Deel den heer officier van justitie
mede, dat Uc morgen vroeg acht uren pre
cies bij hem zal zijn."
Toen de schilder was heengegaan, zeide
Gotenborg tot de beide anderen, die nog
met hem in de kamer waren: „Die reebt-
verdraaier heeft ons nu het geheele pro
gram bedorven. Als hij geen raison aan
neemt, dan sta ik als onpartijdige ten dien
We."
„Aangenomen, brave Gotenberg," ant
woordde von Brank, die zich nu geheel ge
reed maakte heen te gaan.
„Rijdt u naar Giesdorf terug?" vroeg
Tollen aan den landedelman.
Deze dacht een oogenblik na; toen zeide
hij een snel besluit nemend: „Ik blijf hief,
het Kaisorhof zal nog wol een bed.voor mij
hebben. Totdat de zaak in het reine is,
blijf ik hier, het is beter zoo; aan mijn
iTrouw zal ix telegrafeeren, dat de zaken
mij hier achterhouden."
De schilder Völker had Teil reeds in de
Leipzigerstrasso ingehaald." Beiden stegen
in een droschke en reden naar de Gcnthi-
nerstrasse.
„Wat hebt u daar nu voor een dwaas
heid uitgehaald? brak de schilder verwij
tend los, toen hij met Tell in diens stu
deerkamer gekomen was; „hoe zal dat
weer in het reine komen?"
„Hier is geen vergelijk meer," zeide de
ander scherp, terwijl hij met de licht beven
de hand de lamp aanstak en dan zwijgend
den schilder een kistje sigaretten toe
schoof.
„Maar waarom zoo bloeddorstig? De
lieer von Brank heeft u toch niet beleedigd
Ik begrijp u heelomaal niet."
„U zult mij spoedig volkomen begrijpen.
Wilt u mij uw eerewoord geven, dat het
geen ik u zal mededeelen voor altijd onder
ons blijven zal?"
De schilder knikte.
„Neen, neen," zeide Teil, „dat is mij
niet voldoende. Ik verlang een plechtige
belofte."
„Goed. Ik beloof u op mijn eerewoord
eeuwig stilzwijgen".
„Luister dan. Die Victorine, de latere
mr8. Teil, op wier gunst de adelijke verlei
der pochte, wasmiju moeder-"
Völker sprong van schrik op. „Uw moe
der?"
„Mijn moeder," bevestigde de officier.
„Begrijpt u nu, dat van een vergelijk geen
sprake meer kan zijn? Ik verzoek u, wees
mijn secondant. U rijdt morgen nog naar
Giesdorf en verlangt voldoening."
De schild.r draalde. „Dat is een gekke
historie. De heer von Tollen, de secondant
van den vrijheer, laat u zeggen, dat hij
morgenochtend te acht uren met hetzelfde
doel hier bij u zal verschijnen."
„Dus een dubbele uitdaging? Ha, ha, ha!
Zeer goed I Nu, ik ben de man, die hot eerst
beleedigd is; eerst heb ik satisfactie te
vorderen, voordat ik er aan denk die an
der te geven."
„Beste mijnheer," zeide Völker na een
poosterwijl hij met groote passen de ka
mer had op en neer geloopen, „misschien,
is hier nog een uitweg. Toen do heer von
Brank zijn roman met die dame had,
waart u feitelijk nog niet op de wereld,
Mevrouw Victorine was dus toen niet uw
moeder; zij is het eerst later geworden.
„Een voortreffelijke logica 1" viel de an
der hem in de rede. „Wat moet daarmede
bewezen worden?"
„Dat u in het geheel geen verplichting
hebt u om zaken te bekommeren, die vóór
uw geboorte zijn voorgevallen."
„Een voortreffelijke logical"
„Professor 1" zoo stoof de officier van jus
titie heftig op, „u spreekt tooh niet in
ernst? Of die ongelukkige vrouw destijds
mijn moeder was of niet, komt hier in het
geheel niet in aanmerking; voor mij komt
het aan op de tuchtiging van een geweten-
loozen kerel, die een vrouw, die later mijn
moeder word, ellendig gemaakt heeft."
„Van een gewetenloozen kerel? U neemt
daar beschuldigingen in den mond, waar
voor u voorshanÖs nog geen bewijzen hebt."
„Is de eigen bekentenis van den misda
diger geen bewijs genoeg?" vroeg Teil.
„Van den misdadiger? Laat ons toch zon
der overdrijving spreken", zeide Völker.
„De heer von Brank is, tl weet dat even
goed als ik, volstrekt geen don Joan; hü
is niet een van dio slechte personen, die
door hun adelsdiploma een voorrecht mee
nen te hebben, dat zij zich boven de moraal
der burgermaatschappij verheffen. Wat
hij ons van zijn betrekkingen tot die dame
verteld hoeft, geeft u nog geen reden bem
van gewetenloosheid of zelfs van een mis
daad te beschuldigen. Ik hob slechts zoo
veel gehoord, dat hij mevrouw Victorine
vurig bemind heeft en dat hij door haar
evenzoo bemind werd; waartoe dit geleid
heeft, dat weten wij beiden niet, dat heeft
de vrijheer ook met geen syllabe aange
roerd; hij is toch te wèlopgevoed en veel te
veel man van smaak, dan dat hij zich op
de wijze van een liederlijken gok op onge
oorloofde triomfen kon verheffen."
„En nu zou ik hem eveneens moeten dank
zeggen, dat hij re genade gehad heeft zijn
hoogaddellijke gunst aan een vrouw to wij
den, die eenige jaren later mijn moeder
werd? Boste professor, u meent het zeker
goed, maar bespaar u elk verder woord on
breng morgen mijn uitdaging naar Gies
dorf."
„De vrijheer logeert in het Kaisorhof,
totdat de zaak is geregeld."
„Des to beter, dan hebt u minder moeite.
Elke poging van Völker, zijn vriend van
meening te doen veranderen, bleef zonc'er
gevolg; hij dwong hem alleen het verlof af
tegenover den vrijheer de verhouding van
don officier van justitie tot mrs. Victorine
althans te mogen aanduiden, nadat hii den
vrijheer op diens eerewoord tot het streng
ste stilzwijgen jegens ieder ander, ze'f* je
gens zijn getuige, den heer Tollen, ver
plicht zou hebben. Met do belofte die op
dusdanige wijze nader bepaalde opdracht
morgen vroeg uit te voeren, ging hij ein
delijk heen en begaf zioh daar het rcc-ds
tijd was om te gaan slapen, naar zijn wo
ning in het kunstenaarshuis aan de Fasa-
nonstrasse.
Eerst na middernacht begaf do officier
van justitie zich ter ruste, maar goen vor-
kwikkende sluimering wilde hem kalmee-
ren. Een vervelende gcdachtenjaoht woelde
door zijn brein; beeld op beeld rees op
voor zijn geestesoog, en als hij zulk een
beeld nader beschouwen wilde, viel het als
het spiegelbeeld in een kalcidoskoop ineen,
om dadelijk door een ander beeld vervan
gen te worden. En al die beelden beston
den uit dezelfde personen; den vrijheer,
diens dochter, de gasten in het Kaiserhof
cn zijn eigen moeder.
In het jaar 1801 hij was ruim twee
jaar geweest had hij zijn moedor voor de
laatste maal gezien, maar zijn herinne
ringsvermogen had als de voor licht gevoe
lige plaat in do camera obscura van den
fotograaf een beeld van haar genomen, dat
ook heden nog niet verbleekt was. Hij zag
een jonge, gezonde vrouw met zwarte ha
ren en een paar oogen, die als diamanten
schitterden, en deze oogen richtten zich
vol verwachting op hem, alsof zij hem vra
gen wilden: Zult gij don naam van uw
moeder verdedigen? Haar eer redden?
Barmhartige Hemol, kon hij dat? Was er
nog een moederlijke eer, tot wier verdedi
ger hij zich kon opwerpen Of was dc eer
niet onherroepelijk verloren? Was niet zijn
moeder een vrouw geweest, over wie hij
alle reden had tc zwijgen?
(Wordi VerlM>igd.)