SSemstw© e^Boema.
ScMkacMiglieid der paarden.
de verplegingskosten voor geen enkele ge
meente meer onoverkomelijk kunnen wezen.
Wat het particulier initiatief aangaat,
hierbij zal het groote talent van het Deen-
sche volk voor organisecren weer een be
langrijk arbeidsterrein vinden.
Het lijkt mij niet onmogelijk, dat de vak
organisaties en andere arbeidersvereoni-
gingen de zaak op den duur ter baad zul
len nemen, misschien in samenwerking met
de ziekenkassen. Een begin daarmede is al
gemaakt door den typografenbond, die een
paar jaar geleden een herstellingsoord op
Heine schaal oprichtte.
Wanneer men bedenkt, wat er door de
arbeiders zelf in de laatste 2U, 30 jaren tot
stand' is gebracht, dan lijkt mij het oprich
ten van volkssanatoria, nu de Staat in zoo
ruime mate steun verleent, geen onmoge
lijkheid meer.
Nu bovengenoemde democratische instel
lingen in Rusland zoo op den voorgrond
treden, willen wij de beteekenis er van uit
eenzetten.
Ten aanzien der Z e m s t w O's dan dieno
het volgende:
Nadat door de invoering der nieuwe in
stellingen de aüel het uitsluitende recht had
verloren eigendommen te bezitten, verloor
hij daardoor tevens zijn recht als uitslui
tend vertegenwoordiger van het district of
de provincie te mogen optreden.
In 1860, dus vóór de afkondiging van het
manifest over de afschaffing van lijfeigen
schap (19 Februari 1861), werd door graaf
Lanskoi, maar voornamelijk door diens me
dewerker N. Miljoetin, een ontwerp samen
gesteld van een soort van provinciaal en
districtszelfbestuur. De spoedig daarop vol
gende ongenade van Miljoetin en van de
meesten zijner medewerkers, alsook de wei
felende houding van Alexander II, hebben
de invoering van het instituut der Zemst
wo's tot 1864 vertraagd, in welk jaar ze de
finitief en in den tegenwoordigen vorm vast
gesteld zdjn.
De collectieve naam van „zemstwo" is
van het woord ze m li a (aardbol, aarde,
land, een stuk grond) afgeleid en betee-
kent zoowel een territoriale uitgestrekt
heid als een verzameling der vertegenwoor
digers van een district (ocjezd) of van een
provincie (goebemia), in welken laatsten
zin wij het woord „zemstwo" voortaan ge
bruiken zullen.
De leden van het „zemstwo" bestaan uit
drie categorieën: gekozenen door do steden,
dom: de gemeenten der landbouwers dus
door de moejiks en door de grondeige
naars. Aangezien Jtusland bij uitnemend
heid een land van landbouw is, zijn de ver
tegenwoordigers der landbouwbevolking en
der grondeigenaars veel talrijker dan die
der steden, waar zij door enkele kooplieden
en huisbezitters gekozen worden.
Men ziet dus, dat bij de invoering der
zemstwo's het democratische beginsel ge
huldigd is, Daast den edelman-landeigenaar
mocht diens lijfeigene van gisteren of een
rijk geworden koopman zitting id de ver
gadering nemen.
De afgevaardigden der moejiks worden
door een soort van algemeen stemrecht ge
kozen, er bestaan echter voor de kiezers
3 of 4 verschillende graden van stemge
rechtigdheid. De kiezers der candidaten
voor het zemstwo van een district wor
den aangewezen door het bestuur der „vo-
lost" (territoriale onderdeelen van een dis
trict), waarvan de leden op hun beurt we
der gekozen worden dooi- de, uit hoofden
van gezinnen bestaande, gemeente-vergade
ringen. Het sta-t den moejiks volkomen
vrij, lieden uit hun midden na. het zemst
wo af te vaardigen, en het gebeurt wel eens,
dat men er een ongekamden en ongewas-
schen analfabeet zuring ziet nemen, maar
het gebeurt hoogst zelden, want het staat
den moejiks ook vrij een grondeigenaar of
een pope (priester) van het ristrict in het
zemstwo te kiezen.
De verkiezingen der candidaten van de
grondbezitters geschieden door hen, die
door een census hiertoe gemachtigd zijn,
waarbij uitsluitend het grondbezit in aan
merking komt.
Alle grondeigenaars, die het vastgestelde
minimum in hun persoon! k bezit hebben,
beschikken over een stem, terwijl do overi
gen collectief stemmen uitbrengen en uit
him midden een aan de gezamenlijke uitge
strektheid hunner grondeigendommen even
redig aantal -ezers aanwijzen. Vrouwen,
minderjarigen en afwezigen kunnen htm
stem door een gevolmachtigden kiezer doen
uitbrengt».
Verder wijzen gedelegeerden van een dis
trict uit hun midden 7 a 8 leden aan, die
het district in het provinciale zemstwo
vertegenwoordigen, terwijl het voorzitter
schap van het provinciale zemstwo zoowel
als van dat van een district ex officio aan
den provincialen en districts-adelsmaar-
schalk toebehoort.
Beide zemstwo's vergaderen eens in het
jaar, waarbij do duur van het provinciale
op maximaal 20, van het districts-zemstwo
op 15 dagen gesteld is; er mag eens in het
jaar een buitengewone vergadering bijeen
geroepen worden, waarvoor echter de toe
stemming van den gouverneur der provin
cie noodzakelijk is.
Zoowel het provinciaal als het districts-
zomstwo kiezen uit bun midden een perma^
nente commissie, „zomskaïa oeprawa", wel
ke zich met alle op de provincie of heT dis
trict betrekking hebbende zaken belast en
waarvan de leden door het zemstwo wor
den bezoldigd (12002000 roebels 's jaars),
dus te vergelijken met onze Gedeputeerde
Staten.
De werkkring der zemstwo's is veelom
vattend, want ze voorzien in zoowat alle
materieel© en moreele behoeften van het
platteland; het benoemen van vrederech
ters, het oprichten en in-stand-houden dor
lagere scholen, onderhoud der wegen (in
sommige provinciën zelfs de posterij)de
invoering van onderlinge brandverzekering
maatschappijen, de bevordering van land
bouw, handel en industriede zemstwo's
hebben het recht om sommige belastingen
te heffen, waarvan de opbrengst bestemd
is om in bovengenoemde behoeften te voor
zien.
De zemstwo's zijn slechts ingevoerd in
Europecsch Rusland, en voorts, behalve in
Polen, in Litthauen en de Oekraina- (Kief,
Podolië, Wolhynië).
Wat de D o e m a's betreft, deza komen
overeen met onze gemeenteraden. Zij wor
den door de ingezenenen gekozen voor den
tijd van vier jaar en besturen de plaatselij
ke aangelegenheden te zamen met eeD per
manent college oeprawa" genaamd, a&D
wier hoofd de burgemeester staat.
De Doema's bestaan alleen in de steden,
aan het hoofd van een dorp staat een oud
ste (starosta) en verschillende dorpen zijn
gewoonlijk tot onderdeden van een district
(volost) vereenigd, de vertegenwoordigers
daarvan wijzen, gelijk boven is uiteengezet,
do leden van het districts-Zemstwo aan.
Daar Doema een woord ie van algemeen©
beteekems (ons Raad), is de Regeering
voornemens ook de adviseerende volksver
tegenwoordiging van het ontwerp-Boelygin
met dien naam aan te duiden: dit is de
Gorstoedartswennaja Doema.
Het Lit, dat de paarden gauw schrikken,
h algemeen bekend, en als grond voor dit
merkwaardige verschijnsel wordt gewoon
lijk domheid, „Kopflosigheid" of een ande
re karakterfout aangenomen. Dat deze ver
klaring valsch is, zal in het vellende bewe
zen worden.
Houden we voor oogen, dat het paard een
voortreffelijk plaatsgeheugen heeft, maar
een zwak gezicht, dan wordt ons veel dui
delijk, ibijv. dat een paard in den nacht zijn
weg naar huis vindt.
Omdat verder de reuk zijn hoofdzin is,
begrijpen wij volkomen, wat majoor Schön-
beek schrijft over het schrikken. Schrikt
het paard voor hem onbekende voorwer
pen, -dan moet men het niet straffen, om
dat daardoo-. de vrees steeds greoter wordt.
Men moet probeeren het voorwerp te nade
ren en niet verder rijden, vóór men dat be
reikt beeft. Men laat het paard het voor
werp esnuffelen en zich overtuigen van de
ongegrondheid zijner vrees, waarop stnee-
len en l~r volgt.
Voor den fijnen reukzin getuigen nog
andere gevallen. Weinige jaren geleden liep
aoor ere kranten het bericht van de ontdek
king van een roofmoord door een paard. In
de nabijheid van Glasersdorp (Bohemen)
ploegde een knecht. Het paard bleef plot
seling staan en wilde met van de plek. Het
dier toonde zich schuw en daarom begon
men te graven en vond een lijk, waarin men
den sedert eenigen tdjd vermisten slagers
knecht A. Sida herkende.
Als tegenhanger een humoristisch gevaL
In den tijd, toen de dames voor haar
schoonheid de „keu" nog meenden noodig
te hebben, beet het paard van een huurrij
tuig in Berlijn in zoo'n uitpuilend schoon
heidsmiddel en scheurde het kleed der da
me natuurlijk met een ruk uit elkaar. Er
bleek hooi in te zitten en dat had het
paard door de klceren heen geroken.
Men kan tegenwerpen, dat het paard
dan ook gebruikt kan worden om wüd op
te sporen. Dat zou ook mogelijk zijn, als
het, gelijk de hond, een roofdier was. Maar
van een planteneter te verwachten, dat hij
zich warm zooi maken voor een hazenspoor,
is toch onzinnig.
Nemen wc een willekeurig geval van
schrikken aan, bijv. een steenhoop, een
boomstronk, een patrijs, die opvliegt, een
hond, die blaft, enz. Bij den steenhoop en
den boomstronk is de zwakzichtdgheid de
oorzaak; een vrij levend paard loopt enkel
tegen den wind, waardoor het weten zou,
dat hier geen onheil dreigt. In de wildernis
zou dat dus niet voorkomen.
Bij het opvliegen van den patrijs, het
blaffen van den hond wordt het schrikken
hiermee verklaard, dat het paard een vluch
tende planteneter is. Planten vliegen niet
in de lucht of blaffen niet of maken zulke
geluidenwel kan dat van een roofdier
voortkomen. Waarom zou het paard zich
daar lang bedenkend Wilde het zich eerst
overtuigen, dan zat de tijger, het luipaard,
de wolf, enz. hem aan de keeldaarom is
de vlucht het eenige verstandige.
Hieruit blijkt op de eenvoudigste wijze,
waarom het paard niet enkel 6chrikt, maar
ook doorgaat.
In den wilden toestand vlucht het paard
wel niet altijd, de hengst bijv neemt het
op tegen een enkelen wolf. De toestand
het hoofd van een kudde, de beschermer
van jongen verandert het dier dikwijls
volkomen.
Men vergelijke eon klokhen met kuikens
met een gewone hen. Overigens doet het
gebruik als huisdier ook veel af. De Cul
tuur heeft het dier niet moediger gemaakt.
Maar is het rennen tegen huizen en hoo
rnen niet het toppunt van domheid? Hoe is
dat mogelijk bij een anders zoo verstandig
dier? Het paard is een dier der vlakte. In
de eindelooze steppen van Arabic, Binnen-
Azië, Rusland, Hongarije, enz. zijn bijna
nergens boomen, huizen, afgronden, waar
door de wildvluchtende paardenkudde een
ongeluk treffen kan. Kunnen wij ons nu
verwonderen, dat het paanci zijn in vrijheid
alleen verstandige handelwijze, bet vluchten
om eiken prijs, bijgebleven is?
De gronden waarom het paard schrikt en'
dientengevolge vaak doorgaat, zijn dus de
volgende: omdat het zwakzichtig is; omdaA
het een planteneter is, omdat zijn heil in
de vlucht ligt; omdat het een dier der vink
te is.
Id elk bijzonder geval spreekt natuurlijk
individueele bangheid, gewenning e.d. Jon
ge dieren schrikken eer dan oude; de knol
*an een huurrijtuig laat zich niet uit zijn
rust opschrikken door de ratelende loco
motief boven zijn hoofd.
Het schrikken heeft alzoo zijn wortel in
de oernatuur vaü het paard. Wijl het een
kuddedier is, kenmerkt hem nog een andere
eigenschaphet niet wegwillen van andere
paaiden. Uit denzelfden grond is het ver
klaarbaar, dat het paard in een tweespan
meer verdraagt- dan alleen.