No. 13932.
LSIDSOH DAGBLAD, WO IJSDAG 26 JUL!. - TWISOE BLAD.
PERSOVERZICHT.
In een artikel: „De Standaard"
fiver den wetgevenden arbeicP'
itogt de „Nieuwe Rott erdamsoho
<0 o u r a n t
Zou men hot kunnen gelooven „D e
Standaard" neemt de partij op voor
Öe Tweede Kamer, tegenover de voorstel
ling van het „Weekblad van heb
R e c h V als zou het grootendeels aan dé
Kamer gelegen hebben, dat de werkzaam
heid van den minister van justitie
ïoo weinig vrucht gedragen heeft.
Wat deze Minister ook indiende, zoo
.Was de voorstelling van het ,,Wee kbl ad''
do Kamer liet het liggen. Er kwam ont
werp op ontwerp bij de Kamer in, maar
rij deed alsof het er niet was. En in dit
verband sprak het „Weekblad" van
„een spelletje."
Hierop nu vat het antirevolutionnaire
hoofdorgaan vuur. Het was, zegt heb „al
lesbehalve een spelletje." „Integendeel, de
Kamer heeft deze vier jaren harder en
langer gewerkt dan ooit."
En dan volgt een korte uiteenzetting van
Jietgeen er veranderen moet, wil voortaan
!Öe wetgevende arbeid rijker in resultaten
zijn. Beterschap kan namelijk komen, wan-
beer men de parlementaire periode met
'één of twee jaar verlengt; bij te lang
gerekte discussie een termijn stelt voor do
eindstemming (als in het Engolscho parle-
jnent)de schriftelijke behandeling der
voordrachten inkort en aan de departe
menten speciale ambtenaren aanstelt voor
den legislatieven arbeid. Doch dit daarge
laten. Wat ons in deze asterisk van „De
Standaard" treft, ie, dat er bij dit
allee met geen woord, met geen toespeling
zelfs, sprake is van de aantijging, vroeger
.vernomen, als zou er in de Kamer ob
structie gevoerd zijn.
Het W eek blad van het Recht"
had het meer bepaald over de werkzaam
heid van den minister van justitie; „Do
Standaard" haalt er ook do werkzaam
heid van den minister van binnenlandsche
zaken bij Wat voor den een geldt, geldt
ook voor den ander; wat den arbeid van
laatstgenoemden Minister betreft, rijst
mede ernstige twijfel, ,,of eenigszins
snelle en geregelde afdoening van zaken
onder het tegenwoordig regime wel moge
lijk is."
Waro de beschuldiging van obstructie,
vroeger van die zijde vernomen en telkens
opnieuw herhaald, vol to houden, er zou
nü zeker niet van gezwegen zijn.
Het orgaan van dr. Kuyper zou niet on
voorwaardelijk do Kamer verdedigd hebben
tegen de klacht, als zou zij in ijver, om de
zaken af te doen, tekort gekomen zijn
hot zou niet getuigd hebben, dat de Kamer
deze vier jaar harder en langer gewerkt
Denouc^e rn i&en^meiThêè^öbg op die ob
structie. Een Kamer, die door obstructie
de afdoening van zaken ophoudt, belet,
dat er veel tot stand komt, roemt men im
mers niet om haar harde en lange werken.
Beweerd was zelfs, dat de linkerzijde
door obstructie to voeren bij de Onderwijs
wetten het tot stond komen van het ar
beidscontract verhinderd had; terwijl de
waarheid is, dat do „Christelijke" meerder
heid het voorstel der liberalen, om dit
{onderwerp te laten vóórgaan, afwees, in
zenuwaohtigen angst, dat men niet klaar
zou komen met de partij wetten betreffende
het onderwijs. Had er in ernst sprake
kunnen zijn van obstructie, de beschuldi
ging zou ook nu, nu er van onvoldoende
resultaten van den wetgevenden arbeid
sprake was, meer speciaal nog wel voor
zoover het den arbeid geldt, door den mi
nister van justitie voorbereid, op don
voorgrond zijn getreden. Zoo ooit, dan
ware zij nu op haar plaats geweest.
Maar „De Standaard" kikt niet van
obstructie.
Is dat niet opmerkelijk?"
Hoe ook het aanstaande Kabinet moge
.uitvallen, meent de „Nieuwe Rotter
dam s c h e O ou r an t" een van de eer
ste aangelegenheden, waarmede de Dieuwe
Anno 1905.
ministers, zoodra zij eenigszins thuis be
ginnen to geraken op ljun stoeien, zich zul
len hebben bezig te houden, is zeker wel,
zich eens degelijk rekenschap te geven van
hun ambtelijke verhouding, zooals die in
het reglement van orde voor den
ministerraad naar buiten aan don
dag treedt. Gelijk men weet is daarin bij
do laatste herziening van hot reglement,
aanstonds nadat het Kabinet-Kuyper op
het Binnenhof was aangeland ter hand ge
nomen. een niet onbeduidende verandering
gebracht. Over de juiste redenen van die
wijziging is nooit licht opgegaan. Minister
Kuyper, daarover ondervraagd, heeft hot
antwoord van zich afgeschoven, en het voor
gesteld alsof het hier eigenlijk een zeer
huishoudelijke aangelegenheid gold, waarin
behalve do ministers zeiven en dé Kroon,
niemand anders, zelfs de Kamers niet, zich
htd te mengen.
Die voorstelling is blijkbaar niet vol te
houden. In de betrekking van de ministers
tot de Kroon, in die van de ministers on-
deiling, komt een niet onbelangrijk deel
van ons staatsrecht aan den dag. Dat is
publiek domein, waarover, desgewenscht,
dc volksvertegenwoordiging haar critiek
moot kunnen laten golden. Trouwens, in
den loop van het vierjarig tijdvak,^ dat ach
ter ons ligt-, is wel duidelijk gebleken, dat
ten slotte minister Kuyper zelf er niet an
ders ov©r dacht."
De „Nieuwe Rott. Courant" ver
klaart dan verder, dat, naar het haar voor
komt, „het krachtige aanbeveling verdient,
ter bevordering van oen gezonde historische
ontwikkeling van ons staatsrecht, hoo eer
hoe beter den vasten voorzitter van den mi
nisterraad weder voor den president bij
toerbeurt in te wisselen. Er zijn nu twee
proeven met een vasten voorzitter gèno-
men en zij lokken tot verdere navolging niet
uit."
En verder:
„Nu voorzien wij één opmerkihg. De prak
tijk, zult gij zeggen, onder het vorig regle
ment, bracht veelal mee, dat, wanneer do
tija van voor te zitten in den Raad was
aangebroken voor do ministers^ die niet „de
eerstbenoemde" waren, zij afzagen van hun
beurt; m dat geval was 's Raads voorzitter
bij stemming aan te wijzen, en dan viel de
keuze geregeld op denzelfden persoon die
daardoor feitelijk de permanente voorzit
ter bleef. Komen, zijt gij geneigd t: vragen,
aan de oude en de onder minister Kuyper
ingetreden toestand eigenlijk niet op het
zelfde neer? Maar aanstonds ziet gij uw
dwaling in. Er ia groot verschil. De vaste
voorzitter neemt zijn zetel in suo jure; om
dat het reglement zijn bevoorrechte positie
ei-kent, verlangt. Daarentegen, gaat het re
glement van een praesidiaat bij toerbeurt
uit, dan staan alle ministers volmaakt ge
lijkgerechtigd naast elkander. Wordt van
dj toerbeurt, af-
zijn plaats allééD als primus inter pares, uit
vrije verkiezing van zijn gelijken, die daar
mee toonen in ziju leiding het meest ver
trouwen te hebben, maar die ook, wanneer
het hun goeddunkt, aan zijn voorzitterschap
een einde kunnen maken. En zoudt gij nu
niet denken, dat deze wetenschap zal wer
ken alB een stille kracht, waardoor zelfs
een heerschzuchtig man moet worden inge
toomd
Men voerc ons ook niet te gomoet, dat in
het afgeloopen viorjarig tijdvak van derge
lijke overheersching niet gebleken is. Noch
gij noch wij weten daar het juist© van. Wat
binnen do muren van de zaal van het
Plein, waar do ministerraad bijeenkomt, is
afgespeeld, is geen publiok domein. Slechts
wie wel eens achter de schermen vermocht
te luisteren, hoorde soms typische dingen
van presidiale inmenging."
Ten slotte zegt het blad:
„De voorname oorzaak van den val van
het Kabinet-Kuyper is natuurlijk in de re-
geeringsbeginselen te zoeken^ die het verte
genwoordigde. Doch, vergissen wij^ ons
niet, dan is het feit, dat bij do verkiezin
gen de hardste slagen juist neervielen op
hen, die minister Kuyper het naast staan,
mede te verklaren uit de omstandigheid,
dat ons volk aan het persoonlijk bewind,
dat over ons land gevoerd scheen te worden
een eind wild© gemaakt zien. Wij gaan prat
op onze vrijheid, en zijn wars van elke, zij
het nog slechte dreigende, overheersching.
Daarom vertrouwen wij onze belangen lie
ver toe aan acht dan ahn één. -Ligt het,
zouden wij willen vragen, dan niet op don
weg van het aanstaande Kabinet, door een
duidelijke daad te toonen, dat wij in dit
opzicht weer in den ouden toestand zijn
hersteld
In het „Tijdschrift dor Maat
eobappij van Nijverheid" schrijft
de Redactie:
Hoe het nieuwe Kabinet ook moge wor
den samengesteld, het zal alleen dan negee-
ren mogelijk wezen als het allo „partij-
wette n", alle uitersten mijdt.
Hot behoort to zoeken naar de oplossing
van dio vraagstukken, waarover ten minste
drievierde der natie gelijkgezind denken.
En zulke zijn er in genoegzaam aantal om
vier jaren te vullen.
Op het gebied, waarbinnen onze Maat
schappij zich beweegt, noemen wij o. m.
1. Afhandeling van het onderwerp: Ar
beidscontract.
2. Verbetering van do techniek der be
staande Tariefwet.
3. Verbetering van bet middelbaar tech
nisch onderwijs.
4. Regeling van de practisohe vakoplei
ding.
6. Verheffing en versterking van den in-
dustrieelen middenstand.
Reorganisatie van do Kamers van
Koophandel.
7. Verbetering onzer consulaire vertegen
woordiging.
6. Onderzoek naar de werking der sociale
wetten en zoo noodig verbetering daarvan.
9. Ziekteverzekeringswet.
10. Verbetering der verkeersmiddelen en
afschaffing van tellen.
11. Invoering van eenheid van tijd.
De meetste dezer onderwerpen zijn reeds
zeer voldoende voorbereid; zij worden door
alle partijen begeerd; voor de aanneming
zal gemakkelijk een groote meerderhoid in
beide Kamers worden gevonden.
En onze wolvaart eou er zeer belangrijk
door worden gebaat.
„Do Nederlander" schrijft:
Mag men de „Nederlandsohe
Stemme n" gelooven, dan is alweer de
r e o h t e r z ij d o de oorzaak van de be
staande verwarring op politiek gebied; is
zij heb, die H. M. de Koningin in ongele
genheid brengt; ziet zij, voor wat aan do
partijen, waaruit zij is saamgostcld, tot
winst kan strekken, 's lands belang voor
bij verheelt zij haar leedvermaak niet over
do moeilijkheden, waarin de liberalen door
hun overwinning zijn geraakt; overweegt
zij slechte, tï: <>i j
toolï van daan
Alles gaat immers den gewonen weg. Aan
mr. Goeman Borgesius, den leider der op
positie, sohijnt de Kabinets-opdracht te zijn
gedaan. Is dat niet in overeenstemming
met den actueelen toestand?
Of had men om, dezen „leider" te spa
ren, een lid der verslagen rechterzijde
moeten opdragen het Kabinet saam te
stellen, dat dan als „Prügeljungen" voor
allo partijen, rockte en links, had kunnen
dienst doen? Dat ware toch wel veel van
'de vaderlandsliefde dier rechterzijde ge
vergd
Indien mr. G. Borgesius met de opdracht
belast is, welke reden heeft dan genoemd
blad de „reohterzijdo" hard te vallen? Hij,
de felle bestrijder der „clerioalen", zal toch
wel niet steun gaan zoeken bij hen, die hij
zoo pas nog bestreden heeft als belagers
dor openbare school, sohenders van de
Grondwet, beroovers van de schatkist ten
bate van partijgenooten envan de
R.-K. Kerkl
Wij vragen nu niet of, uitgenoodigd door
dien Kabinetaformeerder, één lid dier
partij aan die uitnoodiging gevolg zou
kunnen geven, maar of de heer Goeman
Borgesius zelf tot het uitnoodigen van zulk
een lid zou kunnen besluiten.
Indien niet; indien zulk een lid niet
13 uitgenoodigd; indien men erkennen 21 der Woningwet had niet plaots Even
moot, dat ruik een lid door mr. Borgesius min vond art 22 toepassing, noch oplief-
ook niet sou kunnen worden uitgenoodigd, fing der onbowocnbaarverklarinTingevol
met welk ïecht valt men dan „de reek- ge art. 25,
terzijde" aan?
Onwillekeurig komt La Fontaines fabel
van den wolf en het lain ons in de gedach
te.
Leedvermaak is or, ook bij de rechter
zijde, niet.
Leedwezen, nu de verwarring, die voor
speld, de stilstand in 's lands wetgeving,
waartegen gewaarschuwd is, openbaar wor-
don, wèl.
Maar de schuld daarvoor rust op hen,
die voorspelling en waarschuwing in den
wind hebben geslagen 1
In een asterisk: „Gevaarlijk spol"
zegt nD© Standaard":
Met do Invaliditeits- en Ouder-
doma verzekering heeft do opposi
tie bij do stembus een gevaarlijk spel ge
speeld, dat haar slecht bekomen zal.
Wat dit Kabinet voorstelde, was een be
spotting der arbeiders. Ouderdomspensioen
pas op 70-jarigen leeftijd was bare onzin.
Vijf en zestig jaren was de uiterste ter
mijn, dio kon worden geduld.
Het zij zoo.
Maar hieruit volgt dan ook, dat het nu
optredend Kabinet met een ontwerp moet
komen, dat voor het minst de v ij f e n ze s-
t i g j aar als termijn aanvaardt.
Doch wat blijkt nu uit de i as verschonen
berekening van Prof. Kluyver?
Dit, dat do contante waard© voor de jaren
65 tot 70 ongeveer een 250 millioen zal be
dragen.
En daar volgons het ueegedceldo op blz.
10 der nota de 6,000,000, dio nu zijn voor-
gesteld? na aftrek van 500,000 voor admi
nistratie, een contante waarde van
168,846,000 vertegenwoordigen, zoo volgt
hieruit, dat voor een meordcro contante
waarde van 250 millioen, noodig zou zijn
niet 6 miliocn, maar ruim 14 millioen.
Vergissen we ons, of hebben da heeren,
die van geen Tarief verhooging weten wil
len, zich door hun onvoorzichtige oppositie
tegen het ingediende ontwerp, de oplossing
der financieel© kwestie niet bijna onmoge
lijk gemaakt?
Nog erger maakten het natuurlijk de
Ohristen-democraten in hun program.
Deze heeren schreven er maar op los,
zonder ook maar eenigo berekening to heb
ben gemaakt.
Bedenkt mon echter, dat hun program op
dit punt met een Staatsbijdrage van 30
millioen nog niet gedekt zou zijn, dan voelt
men toch, dat het niet dan onverschoonlijke
volksmisleiding is, als men met zulke ge
gevens bij do stembus het volk naar zich
toe poogt te trekken.
nuis vesting te Ajeiueu.
ge
Onteigoning.
Onteigening volgens art. 77 der onleige.
11 inga wet had niet plaats.
Uitbreiding van bebouwde
kom men
Een verbod als bedoeld bij art. 27 der
Woningwet, dat gebouwen worden gebouwd
of herbouwd op grond, welke ingevolge een
voorafgaand Raadsbesluit in do naasto toe
komst voor den aanleg van con straat, eou
gr ach b of een plein bestemd is, werd door
don gemeenteraad niet uitgevaardigd.
Met do voorbereiding van de vaststel
ling van het plan van uitbreiding der ge
meente werd kiaohtig voortgegaan.
In 't voorjaar kwam een ontwerp gereed,
dat na t aanbrengen van eenigo wijzigin
gen ook dc goedkeuring der Gezondheids-
oommissie mocht verwerven. In de beslo-
v.erSa^ering van rï°n Semeenteraad van
5 Mei 1904 verklaarde daarop de Raad zich
in beginsel met hot plan te kunnen vereeni
gen. Daarna kon worde r begonnen met het
bowerken der bescheiden, die ingevolge het
bepaalde bij art. 14 van hot Kon. Besluit
van 28 Juli 1902 het uitbreidingsplan moe
ten vergezellen.
In December kwam ook deze arbeid ge
reed.
II.
Onbewoonbaar ver klaring,
ontruiming, dluiting, afbraak.
Ing«.volgo art. 18 lsto lid der woningwot
werden 8 woningen, dio ter bewoning onge
schikt waren en niet door het aanbrengen
van verbeteringen in bewoonbaren staat
konden gebracht worden, door den gemeen
teraad onbewoonbaar verklaard.
Nadat evenwel door den eigenaar van
een drietal woningen voorziening was ge
vraagd bij Gedep. Staten, werd hot besluit
van den Raad ten aanzien van twee dier
woningen, do porceelon Brugmanspoort
Nommers 3 en 4 vernietigd. Het perceel
Brugmanspoort No. 1, waaromtrent ae be
slissing van den Raad was gehandhaafd,
werd daarop afgebroken en aan de porcce-
len 3 en 4 werden dc door Gcdep. Staten
noodig geachte verbeteringen aangebracht.
Onbewoonbaarverklaring wegens het
niet aanbrengen van noodig bevonden ver
beteringen binnen den daarvoor gestelden
termijn behoefde niet plaats te hebben. Art.
18, 2de lid, bleef dus buiten toepassing, het
geen eveneens het geval was met de bepa
lingen van het 4de lid sub a, b en c.
Ontruiming en sluiting van onbewoon
baar verklaarde woningen ingevolge art
Geldol ij ko steun van gemeente-
wogc.
^Geldelijke steun van gemeentewege, bet-
tij aan porsonen, tot wio een aanschrijving
tot verbetering was gerioht, hetzij aan vor-
eenigingen, vennootschappen of stichtingen
als bedoeld bij art. 30 dor Woningwet,
word niet verleend. Aanvragen daartoe
kwamen ook niet in.
Ook do artikelen 31 ou 32 bleven buiten
toepassing.
O vorige verriohbingdn tot
vorbotoring dar v ol ksb u ia v o s-
ti ng.
Art 46 der Woningwot blcof buiten toe
passing.
Art. 40 weixl behoorlijk nagoleeld. Ver
gunningen tot bewoning van loodson, koe
ten, tenten on andere soortgelijke Inrich
tingen werden door B en W». niet ver
leend
Do Verceniging tot bevordering van den
bouw van werkmanswoningen werd bij Kon
besluit van 20 Juli 1SXM toegelaten als „ver
ceniging, uitsluitend in bet belang van ver-
betoring dor volkshuisvesting werkzaam
Sedert dien werd door baar krachtig do
hand geslagen aan een plan tot onteigening
ton narno dor vorprmïrrir.™. iL
StaatMbogrooting voor 1906.
Mod schrij.'t uit 's-Gravenhagc aan „Do
Tol."
Do hooiden van velschillende departe
menten van algemeen bestuur hebben de
eindbedragen der begrooting van hun de
partementen, voor 1906, aan den minister
van financiën opgegeven, tot het ontwerpen
van den z.g. miilioenonspeech.
Algemeen wordt in regeoringskringen
verwacht, dat do nieuwe regccring do ont
worpen begrootingen niet zal overnemen,
doch dat credietwetton voor een half jaar
zullen worden opgemaakt, waarbij de bo-
grootingen van 1905 als maatstaf zullon
dienen. In dc eerste maanden van hot vol-
gond jaar zouden dan do werkelijke begroo-
tingon voor 1906 aan do Staton-Goneraal
worden voorgelegd.
HAARLEMMERMEER. Gohuwd: G. C. P.
Marine on K. S. Lansor.
13 o vallen: L. W. van Dunron gob. Wakkor
2 F. S. L. Doosw(jk geb. Fordolage D. A.
Nodervold geb. Spnan D. JHoogendoorn geb.
Damman D. J. Goosson geb. Van Liampt
E. van Üragt geb. Mark wat D. M. Kara geb.
Viskopor Z. N. Vrolijk gob. Van lol Z. A.
J. van der Po\jl geb. Bakker Z.
O verled on: H. C. C. Verboeve 19 d. M.
A. Comb.e 9 j. - Q. J. Tu o" 7 w. - A. 1.
Tromp 2 j. M. Bart, wed. Godairoij,.84
M. \V. Schonhago 3 w. J. Terlouw gob. Kruis 61 j.
FEUILLETON.
L^'ijjii Moeder.
in
De assessor was geheel onbemiddeld; hij
had zijn opvoeding en het bereiken van zijn
tegenwoordige positie alleen to danken aan
de opofferingen der Lamperts; zoo waren
'deze vijf duizend mark inderdaad, voor
hem een schat. Maar nog altijd weigerde
hij toe te grijpen; hij dacht er aan, dat hij
twee stiefbroeders had, die op de nalaten
schap van zijn vader toch dezelfde aanspra
ken hadden, en zeide dralend: „Do geheele
som kan ik onmogelijk nemen; mijn vadei
heeft uit zijn eerste huwelijk twee zonen,
met wie ik toch deel en moet."
„Dat is een dwaling, mijnheer d© asses
sor. De heer Lamport heeft mij reeds ver
teld, dat de beide broeders Dechner zoo
heeten zij immers? eveneens hier wonen.
Hoe kunnen evenwel zoons uit een eerste
huwelijk op dat geld aanspraak hebben, dat
jde tweede vrouw voor haar eigen kind
beeft opgespaard?"
„In dit geld is toch ook de opbrengst
yan den verkoop van het eigendom mijns
yaders."
„Zeker. Maar dat bedrag is nog geen 600
markhet paard van uw vader heb ik bij
voorbeeld voor slechts 20 dollars moeten
afgeven. Als u meent het van uw vader
afkomstige met uw beide stiefbroeders te
moeten deelen, dan zal ik ieder hunner
nog heden 200 mark brengen."
„Welke ik u verzoek dadelijk van deze
'som af te nemen."
„Dat is niet noodig, mijnheer de asses
sor; ik zal doze betaling uit eigen midde
len doen."
„Hoe kunt u zulk een offer doen?"
„Ik ben de jarenlange compagnon van
uw vader geweest; ik heb als zoodanig ook
iets bespaard, om op mijn ouden dag niet
te verhongeren, en ik beschouw het als een
vriendschapsdienst j*egen3 «en overledene,
dat ik ook zijn zonen uit het eerste huwe
lijk gedenk."
De assessor werd door de grootmoedig
heid en belangeloosheid van een man uit
oogenschijnlijk minderen stand zeer getrof
fen; daar geen menschenziel weten kon
van de nalatenschap zijner ouders,zoo had
de vreemdeling, als hij er lust in gehad
had, de geheele som zonder eenig gevaar
voor ontdekking voor zich kunnen houden.
Dat hij dit niet deed, dat hij veeleer een
zoo verre en kostbare reis gemaakt had,
om aan de hem onbekende erfgenamen re
kening en verantwoording te doen, dat deed
hem als een man van zeldzame trouw én
degelijkheid voorkomen.
Zoo stond dan William Tell op, reikte
den gast de hand en zeide op Warmen,
hartelijken toon: „Mijnheer Just, u hebt
mij een zeer droeve tijding overgebracht;
mij tevens verrast door uw eerlijkheid. Ik
dank u van ganscher harte, er zijn nog
edele menschcn op de wereld, u zijt van dit
uur af een trouw vriend voor mij-"
Over Justs gladgeschoren, door de zon
gebruind gelaat gleed een blijde trek; hij
wilde des assessors hand aan zijn lippen
drukken, maar deze stond dat niet toe,
daar hij de armen wijd opende en 'den klei
neren man, die thans opgestaan was, aan
zijn borst drukte.
„Laat ons vrienden blijven," zeide hij
diep geroerd, „en oIb eerste teeken van uw
vriendschap vervul dan mijn wensch en
steek de 400 mark, welke volgens uw be
rekening den gebroeders Dechner toeko
men, weder op en breng hun die. Dan Dog
een verzoek," zeide Teil, nadat de ander
een paar banknoten van de op de tafel lig
gende som afgenomen en in zijn porte
feuille geborgen had, „zeg tot niemand,
dat de beide Dechners mijn stiefbroeders
zijn. Eén van hen, Adolf, is instrumentma
ker, en voor zoover ik weet, een beschaafd
en braaf man; maar u zult begrijpen, dat
mij do bloedverwantschap met een am
bachtsman niet juist tot aanbeveling in mijn
loopbaan als staatsambtenaar zou dienen..."
„Waarom niet?" vroeg Just bescheiden.
Teil glimlachte. „Dat begrijpt u waarlijk
niet. U hebt vijf en twintig jaar in het vrije
Amerika gewoond en alle vooroordeelen als
stof van uw schoenen geschud."
„Geloof niet", zoo ging Teil voort, „dat
ik mijnerzijds niet de hoogste achting voor
het eerlijk ambacht hebik benijd zelfs in
yele dingen mijn stiefbroeder Adolf want
hij is een tevreden, stil en gelukkig mensch,
die altijd geluk heeft; maar zooals nu
eenmaal de zaken bij ons staan, is voor een
assessor en adjunct in het ministerie, dio
spoedig hoopt bevorderd' te worden, de na-
doro omgang met een ambachtsman niet
precies aanbevelenswaardig; dio zou mij te
do oogen der maatschappij vernederen en
verdacht maken; ik kan werkelijk daarop
niet ingaan en moet, hoezeer het mij spijt,
rekening houden met het vooroordeel der
wereld."
,Door mij zult u nooit schade ondervin
den, mijnheer 'de assessor, dat beloof ik u
bij de nagedachtenis aan mevrouw uw moe
dor, die wij beiden toch wel liefgehad heb
ben.'
„Ik dank u, bc te mijnheer Just en ver
heug mij dat u mij niet verkeerd begrijpt.
Nog erger ligt'voor mij zaak met den
andoren Dechner, genaamd Peter. Die man
wilde volstrekt niet leoicn; althans niet
dat, wat hij leem moest. Hij bazelde er
altijd van, dat hij een groot bouwmeester
worden en de wereld met zijn schep
pingen verbazen zou; den weg echter, die
geheel alleen tot dit doel kon voeren, wilde
hij niet gaan. Vooral do studie der oude
talen was liem zóó tegen de borst, dat mijn
heer Lainpert hem van de derde klasse van
het gymnasium wegnam en hem bij een
metselaar in de leer (leed. Aanvankelijk
ging dat heel goed, practisch werk scheen
hem te bevallen; bij bezocht een vakschool,
werd toen gezel en werkt sedert een jaar
als een ervaren en bruikbaar marmerslij-
per. Heb zou hem naar allen schijn goed
kunnen gelukken, ten minste een degelijk
on misschien welgesteld baas te worden, ala
hij zioh niet met hart en ziel bij de sociaal
democratische beweging had aangesloten.
Hij is een der roodsten onder de rooden,
en ik wil en mag cr nooit aan herinnerd
worden, dat het bloed mijns vaders ook in
zijn aderen vloeit. Begrijpt u, dat het be-
kend-worden van ecnige betrekking tob de
zen bef aamden man mij onvermijdelijk rui
neeren zou."
Friedrich Just knikte: „Ik begrijp, ja,
ja, hoewel ik niet inzie, waarom dat zoo
zijn moet ,want hoe kan meü voor de hou
ding van een broeder verantwoordelijk ge
steld worden? Moet men dan zijns broeders
hoedér zijn?"
„In ieder opzicht ben ik reeds verant
woordelijk voor do handelwijze van mijn
stiefbroeder, want men zou uit zijn hou
ding toch een conclusie over de kinderka
mer kunnen maken, welke ook mij betrof.
„U hebt, hclaa3, geen enkele kinderka-
mor leeren kennenin bet huis van vreem
de lieden zijt u opgegroeid."
„Dat zou mij niet verontschuldigen, maar
misschien slechts hen mede belasten, die
mij de echte kinderkamer hebben onthou
den."
Friodrieh Just échriktc: „Maakt u uw
arme moedor er een verwijt van, dat zij de
heldhaftigheid bezat zich van haar eigen
kind te scheiden, om het te onttrekken aan
de gevaren der verwildering op haar einde,
loozo en avontuurlijke reizen?"
,,0 neen, mijnheer Just, ik zegen de na
gedachtenis mijner moeder, die meer aan
mij gedaan heeft dan duizend andere in
dcnzelfden toestand zouden gedaan hebben.
Maar als men van mijn nadere familiebe
trekkingen vernam, zou men het obscure
daarvan ook bespreken en zich meer ea
meer van mij terugtrekken. Het is beter,
1 geloof mij, als mijn beide stiefbroeders in
het geheel niet voor mi.i bestaan en als
mijn afkomst en verwantschap geenszins
besproken worden: ik zal den Dcohners ze
ker niets in n v/eg leggen, ik hoop even
wel, dat zij ook van mij altijd op ccn afstand
zullen blijven."
Wordt tervofffd.)