No. 18929. LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 22 JULI.
TWEEDE BLAD.
Anno 1905.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Zijn Moeder.
Laat ds. W. eens aantoonen, zegt het
blad, dat onzerzijds do belijning van de
politieke groepeering zóó is geweest, als hij
het doet voorkomen. Dat kan hij niet.
,,Ds. W. moet weten, dunkt ons, dat niet
wij die tegenstelling maken, maar dat die
tegenstelling, onder do benaming van „cle-
ricaal en anti-oioricaal", juist door de li
beralen, door de kinderen uer Fransche
revolutie, is gemaakt. Het was om die to-
genstelling, dat steeds eeü deel des volks
en wel dat deel, waartoe genoemde predi
kant zelf behoort, van allen politieken in
vloed is uitgesloten, terwijl dat deel zelfs
buiten do wet worci gesteld, in zooverj
het liberalisme alleen zorgde voor de volks
opvoeding van hot ceno deel, waarvoor
sohatten noodig werden geacht, terwijl het
andere deel eenvoudig aan zijn eigen lot
werd ovorgdaten.
Dat deel behoort zoo weinig tot ,,do na
tie" dat, nu hot ook voor z ij n school het
noodige van de schatkist opvordert, geheel
de linkerzijde het beschuldigt van het be-
rooven der schatkist ten bate van vrienden
en partijgenootcn. Op haar standpunt een
juiste beschuldiging 1
Daartegenover heeft de rechterzijde tot
vervelens toe herhaald, dat de lij.i anders
ligt; dat wel de antithese", clericaal
en anti-cloricaal, juister christelijk en niet-
christelijk, bestaat; dat echter do politieke
lijn loopt tusschen hen, die met die be
staande scheiding ook op staatkundig ge
bied willen rekening houden, terwijl aan
de andero zijde diegenen staan, die race-
nen met het christelijk element en vooral
met hen, die dit op den voorgrond plaat
sen, niet te hebben te rekenen en dit
machteloos te moeten maken.
Wij vragen aan ds. W.: Waar en wanneer
heeft de Premier van hot Kabinet de kiezers
bij de heidenen ingedeeld?
Ds. W. zegt later wel: Nu moge de Mi
nister het met de uitdrukking „paganist"
zoo niet hebben Ledoeld; en dat hij later
die uitdrukking heeft verzacht". Doch
eerst moet hij bewijzen, dat de Minister
heeft gezegd wat hij beweert".
En het blad besluit:
,,Ons komt het voor, dat die houding
demoralise..rend werkt. Een man als dr.
Bronsveld kunnen wij begrijpenin zoover
als hij althans consequent handelt en
spreekt.
Maar con man als ds. Wagenaar begrij
pen wij niet.
Een deur zegt het Fransche spreekwoord
moet of open óf dicht zijn."
De „Nieuwe Rott. Courant",
sprekende over de crisis, herinnert er
nog eens aan: meer dan gewone moeilijk
heden biedt de oplossing der tegenwoordi
ge politieke crisis aan, en meer dan ge
woon is onder zulke omstandigheden hot
gevaar van misgrepen en avontuurlijke
proefnemingen Indien daarom do oplos^
sing niet spoedig komt, zal dit niemand
verwonderen; niet een spoedige, maar een
in de gegeven omstand gheden zoo goed
mogelijke oplossing is gewenscht.
Dan wijst het blad er op, dat do jongste
verkiezingen aan geen enkele partij in do
Tweede Kamer een meerderheid hebben be
zorgd.
Trouwens ook vóór de verkiezingen was
daar geen partij, die op een meerderheid
koe bogen. De meerderheid, waarop het
demissionair ministerie in deze Kamer steun
de, was de meerderheid eener coalitie van
drie of vier partijen, en die meerderheid
bestaat nog in de Eerste Kamer. Nu aan
het Kabinet deze meerderheid in de Twee
de Kamer ontviel, besloot het terecht zijn
ontslag aan te vragen. Het had nu eenmaal
do zoogenaamde antithese als alles bcheer-
schend vooropgezet en juist op dit punt
word heb geslagen. Ongetwijfeld, de onder-
wijsvraag en do tariefkwestie hebben groot
gewicht in de 6choal gelegd, maar de weer
zin tegen een bewind, dat zich het monopo
lie van christelijkheid aanmatigde on zicht
baar op een regeering van dominees en
pastoors uitliep, gaf den doorslag, ook bij
kiezers, die door de andere grootc vraag
stukken niot in beweging zouden zijn ge
bracht. En als nu door do verslagen coali
tie aan haar tegenstanders wordt verweten,
MM—'-—^ggga—
dat zij beginselloos en stei&ciioos tegen het
ministerie zijn te hoop g>loopca en gtei*
principe, geen program, geen enkel idee
van Staatsbeleid hot richtenov aangaf*
daar zelfs heb blanco-artikel en d© tarief-
wet op don achtergrond raakten, dan ig
het onnoodig zich te vermoeien mot een
onderzoek naar de hoevoelheid waarheid,
die in dit vorwijt is vervat, omdat, ?oop
zoover deze bewering nog juist is, do schuld
van het gebeurde ligt bij het Kabinet zelf."
Het blad herinerb dan er aan, dat minis
ter Kuyper nog bij de jongste begrootbgs-
debatten verklaard heeft, dat de beetaando
parbijgroepeering moest gehandhaafd blij-
van, en dat zijn eigen woorden toen waren
,,De coolitio moet thans gomaintineerd, go-
lijk ze in het Kabinet belichaamd is, hier
aan do rechterzijde en evenzoo, bij wcor-
omstuit, do coalitie dio ook aan de linker
zij do bestaat."
„Nu bestond er aan do linkerzijdo al
dus gaat het Rotterdamsch orgaan voort
wel geen coalitie, maar door alzoo het
punt te stellen, waarover gestreden moest
worden, moesten wel ,,bij weeromstuit"
alle tegenstanders der RegocringBcoalitio,
ofsohoon aanvankelijk zooveel mogelijk on
der cigon banier optredende, zich ten slot
te, toen geen andere kous dan vóór of
tegen overbleef, zich togen do coalitie
keeren.
Kunnen nu bij de samenstelling van een
nieuw Kabinet staatslieden daarin plaats
n^rnen, die zich bij de vorslagon coalitie had
den aangesloten en do bekende antithese
hadden aanvaard Zoolang zij zelf d© schei
dingslijn blijven trekken op dezelfdo wijze
als het aftredend Kabinet hot deed, natuur
lijk niet. Zoolang vorklaren zij zioh door
een klove van het andoro volksdeel en in
do eerste plaats van zijn leiders geschei
den. Wij hebben reods gehoord, dat de coa
litie gehandhaafd onjft; en zoo zal ieder, die
zich vroeger bij haar had aangesloten en
thans haar nog altijd opgeheven banier ver
liet, verrader worden gescholden."
Wanneer het blad nu ook nog hcc.i op-
gemorkt, dat samenwerking van de sociaal
democraten, bij de samenstelling van een
Kabinet, met do drie liberale fracties bui
tengesloten blijft, omdat do liberalen ook
van deze partij priooipieel zijn gesehei-
don, on hier juist op zuiver politiek terrein
en wanneer het dan nog eens er op Joft
gewezen, dat de Unie-liboralon, do vrijzin
nig-democraten en de vrijo liberalen niet
alleen in do Tweedo Kamer geen meerder
heid hebben, doch bovendien in de Eerste
Kamer een meerderheid van do mannon
der coalitie tegenover zich dan meent
het to kunnen concludeeren, dat von oen
zuiver parlementair ministerie, steunen do
op een hechte partijmeerderheid, geen
sprake kan zijn. En heb gaat dan voort:
,,De heer Goeman_Borgesius 6chijnl t aas
do taak op zich genomon te hebben om te
trachten de formatie van een ministerie
voor te bereiden. Indien bet mogelijk blijkt,
zal hot zeker gewensert zijn, dat daarin
Vooral mannen zitting nomen, die niet \oor-
aan hebben gestaan in den hevigen strijd
die vóór de Kamerverkiezingen ij gevoerd.
Dezulken zullen allicht bij do taak, die hen
wacht, do minste moeilijkheden ondorvin-
den en in de Kamer op den meeaten steun
kunnon rekenen. Zij hebben noch de teleur
stelling van den geestverwant, noch de her
innering en de nawerking van don vrocge-
ren strijd bij don politieken tegenstanden
te duchten. Volgens hot gerucht zou mr.
Borgesiu8 zelf het voorbeeld goven door
niet zitting te nemen in een Kabinet, in
dien zijn bemoeiingen tot de vorming daar
van leiden.
In de eerste plaats zou zeker hot te vor
men Kabinet steun moeten vinden bij 3o
liberale groepen. Er is onder den wetge-
venden arbeid, die sinds lang meer of min
dringenden aard wordt geacht, bij zooveel,
dat regeling behoeft, overvloedige stof voor
een werk-program, waarvoor op dien steun
gerekend zou kunnen worden. Zoo do so
ciaal-democraten niet willen afwijzen wat
huns inziens niet afdoende is, maar toch
met recht een verbetering van bestaande
toestanden zou kunnen heeten, zien wij nie'
in, waarom hun woordvoerders in de Twee
de Kamer als hardnekkigo bestrijders van
Het „Weekblad van het Recht"
gaat na wat er in de afgeloopen vier jaar
geworden is van de plannen, waarmee de
tegenwoordige Min. v. Just, het
bewind aanvaardde. Het doet dit met groo
te waardeering voor den heer Loeff, die
rich getoond heeft een man van krachtigen
Lwil, ruime opvatting en bezadigde begin
selen, die rustig bleef voortarbeiden aan
rijn eenmaal gekozen werkplan. Intusschen,
•juist, „indien een man als hij, gesteund
door een staf van uitnemende ambtenaren,
er niet in slaagt een betrekkelijk beschei
den, goed afgerond werkplan binnen vier
jaren tot uitvoering to brengen, dan komt
3e twijfel aan het succes van wolken op
volger ook zooveel sterker op. Dan bekruipt
'3e vrees, dat wij nog lang zullen moeten
'blijven worstelen m©t wat reeds sinds ja
ren als gebrekkig is erkend; dan dringt
rich de vraag naar voren: Moet dat zoo
blijven voortgaan of is er een weg tot ver-
Betering?"
Aan de nieuwe Hinder wetgeving,
welker invoering door minister Loeff met
groote toewijding werd ter hand genomen,
blijft zijn naam nevens dien van den heer
ICort van der Linden verbonden- Diens ont
werp betreffende de afstamming van on
wettige kinderen werd ingetrokken en in
September 1904 door een van voel beschei
dener omvang vervangen. De kans is niet
gering, dat dit van verschillende zijde gun
stig ontvangen voorstel door een opvolger
in veilige haven zal worden gebracht.
Heb ontwerp-A rboidscontract was
(nog geheel buiben behandeling gebleven,
ïtuim twee jaren na zijn optreden verscheen
een gewijzigd, schoon op dezelfde beginse
len berustend, ontwerp. De schriftelijke
gedachtenwisseling in de Kamer werd he
lsloten met het eindverslag van 1 Maart van
'dit jaar. ,,De mondelinge behandeling was
toen aanstaande, doch ging vermoedelijk
zeer tegen den wensch van den Minister
niet door. Ook hier vindt de opvolgende
minster een gemakkelijk voort te zetten
taak.
Achterwege bleven een herziening van het
h u w e 1 ij k s-g o e de rcmrech t, de
onteigening en het strafproces.
Van het laatste vooral wordt het uitblijven
door heb ,,Wc o k b 1 a d" betreurd; te meer,
nu het streven naar een algemeene herzie
ning van het Wetboek van Strafvordering
partieele wijzigingen (o. a. de zeer urgente
op het stuk der preventieve hechtenis) te
genhoudt.
In April 1903 kwamen het Wetboek
van Militair Strafrecht en do
wet op de krijgstucht tot stand. Jammer
genoeg is het tot stand komen der onmis
bare invoeringswet, en daarmee de invoe
ring zelf, nog geheel onzeker. De Regee
ring liet de zaak vrijwel rusten. Hier moet
door den aanstaanden leider van bet Jus-
•titio-departement met kracht de hand aan
Sen ploeg worden geslagen. Het geldt' een
eereschuld jegens den Nederlandschcn
militair
Do wijziging der wet op het notariaat
liep vlot van stapel; daarmee zal een, zij
het ook bescheiden, verbetering verkregen
ziin. Min gelukkig was do door mr. Cort
van der Linden grootscheepsch opgezette,
herziening van het Wetboek van
Strafrecht
De Kamer liet de voorstellen liggen. Mi
nister Loeff bezigde drie jaren om een
nieuw ontwerp van bescheidener proporties
in te dienen. En weer deed do Kamer, als
of het er niet was. Misschien gaat het
spelletje zoo nog eenige malen voort.
De ontwerpen tot herziening van hot b c-
w ij e re c h t en tot regeling der admi
nistratieve rechtspraak zijn
niet van den voorganger afkomstig. Het
eerst© werd ontleend aan de voorstellen der
Staatscommissie het Verslag der Kamer
heeft zich laten wachten. Het tweede is
later ingediend dan do Minister zelf had
gehoopt: voor de tot stand koming ware
indiening in het tweede zittingjaar noodig
geweest. Thans staat alles weer op losöe
schroeven.
Na een korte vermelding van Loterij-
wet, Drankwet („die de Ministc
V)
„En dat zou een kunst zijn?"
„Zeker, freule; ieder, die in iets bij den
eersten blik de kern ziet, heeft het oog van
den kunstenaar, wij, andere stervelingen,
zien alles slechte volgens een schema, wij
zien het half, vluchtig, onvolkomen, en vul
len het niet geziene onwillekeurig en onbe
wust aan uit den voorraad van algemeene
herkenningsteekenen, die wij in onze herin
nering opgestapeld hebben. Daar zit een
kunstenaar, vraag hem of ik gelijk heb."
Hij wees op Völker.
Deze knikte toestemmend en zeide tot
Ellen aan de tafel: „De assessor slaat den
spijker op den kop. Ik geloof, dat buiten
mij niet een aan tafel is, die, als hij een
boom beschouwt, dezen werkelijk zoo ziet
als hij is."
En hoe zien wij dan den boom?" vroeg
3e vrouw des huizes; „verklaart u nader,
professor."
„U ziet hem groen," antwoordde deze,
misschien ook hier en daar een weinig
bruin of geel, als het blad reeds door den
adem van den herfst getroffen is. Als u
hem schilderen wilt, dan zoudt u enkel
groene en ook eenigo bruine of gele blade
ren schilderen."
„En wat ziet de kunstenaar?"
„Hij riet, omdat hij de gave heeft het
èssentieele te herkennen, ook witte, ook
blauwe bladeren en schildert die, en de
leek, die voor het schilderij staat, bespeurt
wellicht niet eens in zijn credit geplaatst
wensoht") en de mislukte benoeming van
een Staatscommissie ter voorbereiding
eener herziening van de Wet op de Naam-
looze Vennootschappen besluit het „W eek
blad":
„Wij kunnen gerustelijk ala resumtie van
ons vermoedelijk wat vervelend overzicht
de conclusie neerschrijven; ongetwijfeld is
er onder leiding van minister Loeff aan het
Departement van Justitie hard gewerkt,
doch hot werken had weinig succes. Onze
verouderde codificatie bleet wat zij was;
er is werk voorbereid doch niet afgedaan.
Dat moet toch eindelijk anders worden.
De vraag is: Hoe zal het kunnen? Voor den
niet ingewijde in de geheimen der dep arte
mentale werkplaatsen is die vraag niet ge
makkelijk te beantwoorden. Toch wagen
wij voor den aanstaanden minister e. v paar
adviezen ©n wij doen dat juist nu, op een
oogenblik, waarop wij zelfs niet kunnen gis
sen, wie die minister zijn zal. Naar onze
meoning zal het zijn eerste taak zijn het
werk van zijn voorganger op te nemen,
waar deze het liet liggen. Begint hij met
de intrekking dor aanhangige ontwerpen,
om deze na een studie van eenige jaren ge
wijzigd of ongewijzigd weer in te dienen,
dan gaat veel kostbare tijd verloren. Hij
moet over bijzonderheden van uitwerking
heenstappen en slechts vragen, of hij voor
de aangenomen beginselen de verantwoor
delijkheid aanvaarden kan. Licht zou hij
het werk anders, misschien beter gedaan
hebben. Hij behoort zich over die door de
mcnschelijke ijdelheid ingegeven gedachte
heen te zetten en zich aan te sluiten bij
hetgeen zijn voorganger trachtte tot stand
te brongen. Dan moet hij zich er van reken
schap geven, dat ook hij in het gunstigste
geval wel op niet meer dan vier jaren mi
nisterieel leven zal te rekenen hebben. Wil
hij een resultaat van zijn arbeid zien, dan
mogen zijn voorstellen niet later dan in het
tweede zittingjaar inkomen. In dit opzicht
gaf de minister Cort van der Linden met
zijn reeds in het eerste jaar ingediende
Kinderwetgeving een gelukkig voorbeeld.
Eindelijk ziet hij om het streven naar alge-
heele herzieningen het onmiddellijk bereik
bare niet voorbij. Nuttige maatregelen, die
hij wil tot stand brengen, mogen niet inge-
lascht worden in uitgebreide ontwerpen,
dio de Kamer slechts met moeite verteert-"
Wil derhalve een opvolger méér tot stand
brengen, zoo zal deze naar een andere me
thode van werken moeten zoeken.
„De Standaard" zegt over „De
predikanten en de politiek":
Predikanten mogOD niet meer aan poli
tiek doen I
Aldus do oppositie.
Wel te verstaan geen orthodoxe predi
kanten, clie antirevolutionnair zijn.
Do predikant Bronsveld, van Utreoht,
heet ook orthodox, en hij mag wel politiek
drijven. Hoe meer hoe liever.. Heel de li
berale pers speelt wat hij schrijft mot wel
lust uit.
Ook do predikant Wagenaar, van Leeu
warden, is een geliefde auteur bij liberale
redactiën.
Een orthodox predikant Engelberts stelt
men zelfs als liberaal candidaat op.
Maar predikanten die èn orthodox zijn
èn voor antirevolutionnaire ijveren, verzar
ken hun roeping cn verzuimen hun ambt.
Waarom
Omdat dezen hun ambt dan niet behoor
lijk kunnen waarnemen.
Maar, eilievo, breng nu een bezoek aan
de liberale „hulpkerk", d. w. z. aan de
openbare school.
De priesters cn koorknapen, die daar het
altaar bedienen, zijn d© hoofden en onder
wijzers.
Die hebben ook een ambt; een ambt, dat
overdruk is; een ambt, dat zij ook niet mo
gen verzuimen.
En als die dan aan politiek doen?
Wel, dan verdienen ze geridderd te wor
den, want een openbaar onderwijzer, die
om zijn ambt do liberale politiek verzuim
de, is geen knip voor zijn neus waard.
„H©t Nieuws van den Dag" is het
cr mee eens, ^dat een predikant geen
dat niet eens."
De dominee schudt mot liet hoofd en
bromt: „Op uw woord, mijnheer Yölker,
ook witte en blauwe bladeren?"
„Zeker, dominee. Een blad, waarop de
schitterende middagzon schijnt, lijkt voor
het kunstenaarsoog, voor den onmiddellijk
ziende en door geen schema bedrogene,
als wit, en een vochtig blad, waarin zich de
hemel weerkaatst, komt hem blauw voor,
en zoo sc.uldert de kunstenaar bij gelegen
heid ©en wit of een blauw blad en bereikt
daarmede de verwonderlijke werking, dat
de bezichtiger toch slechts een groenen
boom ziet, maar een zoo natuurlijken, als
of hij wezenlijk met zijn takken en twijgen
uit het doek groeit."
In Ellen schemert eenig begrip na het ge
hoorde en zij knikt peinzend met het schoo-
no hoofd, maar eensklaps neemt haar ge
zichtje een vreesachtige uitdrukking aan en
zij fluistert haar buurman in: „Ziet u ook
als kunstenaar
„Hoezoo, freule?"
„Nu, dan moet toch elke dame voor uw
blikken op de hoede zijn, u zoudt eiken rim
pel en plooi ontdekken."
„Aan dit gevaar zijn uw achttien lentes
nog niet blootgesteld."
„O, negentien."
„Goed, als u wilt: uw negentien lentes.
Gode zij dank, ik ben geen kunstenaar,
maar een zeer prozaïsch akten-mensoh."
„Zou het niet schoon zijn, als men ook
kunstenaarsbloed in de aderen had?"
„Do wijze moet tevreden zijn met hetgeen
Gods goedheid hem gegeven heeft. Een
kunstenaar is met al zijn organen in hoogo
mate aan de smart prijs gegeven, aan een
gevoeliger en dieper schrijnende smart
lid van deTweedeKamer kan zijn,
zonder dat zijn werk als predikant er on-er
lijdt. Om dit aan te toon en, zet het uiteen,
wat een lid der Kamer zoo al t© doen
heeft, en plaatst daarnaast wat het ambt
van predikant eiecht. Al ware hij een genie,
dan nog zou do predikant, die lid is van
de Kamer, zijn verplichtingen tegenover
Gemeente en roeping niet kunnen nakomen.
„Neen de dienstdoende predikant kan
geen lid zijn van de Tweede Kamer. Dirij-
ven zijn neigingen en bekwaamheden hem
daartoe, ^oed maar dan legge Euj vooraf
zijn predikambt neder. Dat de Staat het
Parlement voor bedienaren van den gods
dienst niet sluit, daarin heeft de Staat ge
lijk. D© godgeleerdheid is een zoo veelzij
dige wetenschap en de practijk van den
predikant is zóó rijk aan ervaringen, dat
de Tweede Kamer er niet anders dan bij
winnen kan4 wanneer er onder haar hon
derd leden eenigen zijn, welke die weten
schap beheerBchen en dio practijk achter
zich hebben. Maar wanneeir de Kerk tot
haar dienaren zegt: „Indien gij een zetel
begeert in de Kamer, gij dient alsdan te
kiezen tusschen die Kamer en mij", dan is
ook de Kerk in haar recht, meer: dan ver
vult zij niets meer dan haar schuldigen
pliohb,"
„De Nederlander gateen arti
kel over ds. Wagenaars houding.
Ds. Wagenaar, constateert het blad, hoeft
thans berouw van zijn advies, dat meege
holpen heeft tot den val van het „Christe
lijk Kabinet".
„Daarmee zouden wij afscheid kunnen
nemen van dezen leider, in de stille hoop,
dat voortaan hij zich onthouden moge op
te treden als adviseur bij verkiezingen.
Voor hem en voor ons christenvolk ware
dit te verkiezen.
Maar het is, ook na den uitslag der ver
kiezingen, duidelijk, dat dié predikant
voortgaat met de partijen rechts in het ha
telijke daglicht te stellen, waarin de libe
rale tegenstanders ze hebben weten te
plaatsen. Gaat hij daarmee voort, dan zui
len wij te zijner tijd hetzelfde verschijnsel
zich zien herhalen, dat door zeker© groep
van christenen onophoudelijk geheel de
rechterzijde wordt gehekeld en naar bene
den gehaald, en dat dan op het uiterste
oogenblik van diezelfde zijde het odvie3
wordt gegeven, om toch maar met die
rechtsche partijen mee te gaan.
Ziehier hoe ds. W. vooral aan de „mid
denstof" den val van het Kabinet toe
schrijft:
„Bij de middenstof, die nóch bewust ge-
loovig noch bewust ongeloovig is, doch leeft
onder do macht der christelijke traditie,
is het enkel do onverholen antipathie ge
weest tegen de antithese.
Eigenlijk heeft noch het Ministerie noch
de coalitie de nederlaag geleden; alleen de
antithese is uitgeworpen.
Deze breede zoom van monschen, die in
alle eerbaarheid zich wijden aan hun be
roep, zonder zich in te laten „met de
kronkelpaden van het polrUea gedoe" en
elke regeering om het even aenten, die hen
beschermt tegen overlast, heeft zich dit
maal opgemaakt, om, afgezien van de poli
tieke gevolgen, dr. Kuyper te verdrijven en
in dr. Kuyper de antithese te treffen.
Deze middenstof, die niet voor „fijn"
wil dooi gaan, maar nog minder als godloo
chenaar, als vijand van den godsdienst,
als tegenstander van Christendom en Kerk,
als „paganist" i.é.w. wil worden gebrand
merkt, heeft bij de stembus gezegd: „Als
gij, mijnheer de Minister, ons bij de heide
nen indeelt, welnu, zie dan,*hoe ge er met
uw christenen zonder ons komt!"
Nu moge hot waar zijn, dat do Minister
het met de uitdrukking „paganist" niet
zoo heeft bedoeld; dat hij later deze uit
drukking heeft verzacht; het feit kan niet
worden ontkend, dat do middenstof nu
o.i. terecht zich aan dezo belijning van
van do politieke groepeering heeft geër
gerd."
Zoo praat ook deze predikant mee met do
liberalen, al staat hij aan de zijde rechts I
Indien ds. W. een „vriend was, die feilen
toont", zouden wij hem dankbaar zijn.
Maar niet, nu hij zonder grond beschuldigt.
dan wij overigen die ooit hebben".
„Dan zou ion met eiken kunstenaar me
delijden hebben."
„Hij wordt schadeloos gesteld door den
godenlusb van het scheppen en misschien
ook door dab, wat voor alle menschenkin-
deren de groote pa:iacée is."
„Wat is dat?"
„De liefde, freule."
Ellen geeft geen antwoord. Zij staart
op H&b bord neer, vaarop zij bijija werk
tuiglijk een paar rozijnen en amandelen
van het 'dessert gelegd heeft. Een hoogere
blos kleurt haar wangen, en om de verle
gen pauze te vullen, kraakt zij een der
amandelen met haar tengere vingers en
twee dicht naast elkaar gevlijde pitten val
len op het bord.
„Een Philippine," zegt Teil, die haar
heeft gadegeslagen. „Willen wij die na
gaan
„Jas" Do freule biedt Teil de béide aman
delen.
Deze neemt een der kleine pitten met do
woorden: „J'y pense" en steekt deze inden
mond.
Nu gebruikt Ellen de andere en dreigt
lachend: „Neem u in aoht, assessor. Ik heb
een goed geheugen.
De heer des huizes noodigt de gasten
uit hun champagneglazen te ledigen, opdat
men een havanna kan rooken. Het gezel
schap staat op. De assessor neemt met
een gefluisterd „J'y pense" Eile's arm en
geleidt haar naar de open tuindeur. Het
is acht uren in den avond, de zilverende
sikkel van de wassende maan ziet op het
meer en brengt op het zacht bewogen wa
ter een trillende, schemerende lichtstreep,
een weeke, lauwe westenwind brengt den
beliotroopgeur van de bloembedden over
„Welk een goddelijke avond zegt Teil;
kon men deze lucht toch medenemen naar
de bedompte, stoffige stadl"
„Laat ons dan nog een wandeling langs
het meer maken. Maar wacht, eerst een
sigaar."
Reeds is Ellen heengegaan om dadelijk
daarna met een brandende kaars en een
geopend sigarenkistje terug te keeren.
,,U verwent mij bovenmatig, freule, maar
aan zulk een beminnelijke verzoeking kan
ik geen weerstand bieden." Hij neemt een
der havanna's en steekt dio aan.
„De andere heeren zijn naar den stal
gegaan", zegt Ellen pruilend; nu, wij kun
nen ze missen".
„Ook Yolker en de predikant?'
„De predikant? Neen, die heeft een be
spreking met mama; zeker is er weer een
collecte in het spel. De professor? Nu, die
komt er ook nog toe zijn neus in een
paardenstal te steken, hij ruikt overal mo
tieven.
Zij gaan naast elkander over de kraken
de grind en naderen het meer, dat den tuin
begrenst; aan den oever van het meer links
breidt zich het park uit, dat met den
tuin in onmiddellijke verbinding staat.
De assessor geniet van de wijding van
het vreedzame avontuur; van do droomerigc
stilte, waarin do natuur zich tot de nacht
rust voorbereidt; te gelijk zwelgt hij in het
bewustzijn naast dit bekoorlijk jonge meisje
te wandelen. Is het niet een dwaasheid
zich aan de bekoring van dit door geen der
de gostoor samenzijn over te geven? zoo
vraagt hij zich heimelijk af, terwijl hij de
rookwolken zijner sigaar in de lucht blaast.
Waartoe zal het dan leiden, als bij zioh.
meer en meer verstrikt in de bekoorlijkheid
van dit lieftallige kind? Hij, een onbe
middeld civiel ambtenaar, en zij, de ver
wende dochter van een rijk landedelman,
een vrijvrouwe van Markisch volbloed?
Maar zij is toch zoo vriendelijk, zoo vertrou
welijk met hem; als hom zijn ijdelheid niet
tot een voorbarige conclusie voert, mag zij
hem gaarne lijdentegen zijn aanzoek zou
zij misschien niets in te bréngen hebben.
Zoo tracht hij zich weder moed in te bla
zen en twijfel en onzekerheid uit zijn ziel
te verbannen. Maar reeds roept hem een
andero inwendige stem toe: Wees niot
dwaas I En al had zij u tienmaal lief, zoudt
gij ooit den zedelijken moed vindon aanzoek
om haar hand bij haar vader to doen
Zoudt gij de zelfvernedering zoo ver kun
nen drijven, dat gij hem in zekeren zin
zcudt verzoeken niet op uw obscure af
komst te letten? Was uw vader niet een
goochelaar, die in kermistenten zijn kunst-
stukkien vertoond heeft? En heeft uw moe
der waarschijnlijk niet vele malen aan de
kas gezeten en is zij met haar schoonheid
niet het lokaas moeten zijn, dat een hoogen
adel en een achtenswaardig publiek in dfl
tent lokte? Hij balt de vuisten in machfco-
looze woede over zijn lot; de liefdosgedach-
ten moet hij zich uit het hoofd zetten.
„Waarom zoo ernstig en stil, mijnheer d«
assessor? U hebt toch geen verdriet?"
vraagt zij.
(FFordl ervolgd