No. 18929. LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 22 JULI. TWEEDE BLAD. Anno 1905. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Zijn Moeder. Laat ds. W. eens aantoonen, zegt het blad, dat onzerzijds do belijning van de politieke groepeering zóó is geweest, als hij het doet voorkomen. Dat kan hij niet. ,,Ds. W. moet weten, dunkt ons, dat niet wij die tegenstelling maken, maar dat die tegenstelling, onder do benaming van „cle- ricaal en anti-oioricaal", juist door de li beralen, door de kinderen uer Fransche revolutie, is gemaakt. Het was om die to- genstelling, dat steeds eeü deel des volks en wel dat deel, waartoe genoemde predi kant zelf behoort, van allen politieken in vloed is uitgesloten, terwijl dat deel zelfs buiten do wet worci gesteld, in zooverj het liberalisme alleen zorgde voor de volks opvoeding van hot ceno deel, waarvoor sohatten noodig werden geacht, terwijl het andere deel eenvoudig aan zijn eigen lot werd ovorgdaten. Dat deel behoort zoo weinig tot ,,do na tie" dat, nu hot ook voor z ij n school het noodige van de schatkist opvordert, geheel de linkerzijde het beschuldigt van het be- rooven der schatkist ten bate van vrienden en partijgenootcn. Op haar standpunt een juiste beschuldiging 1 Daartegenover heeft de rechterzijde tot vervelens toe herhaald, dat de lij.i anders ligt; dat wel de antithese", clericaal en anti-cloricaal, juister christelijk en niet- christelijk, bestaat; dat echter do politieke lijn loopt tusschen hen, die met die be staande scheiding ook op staatkundig ge bied willen rekening houden, terwijl aan de andero zijde diegenen staan, die race- nen met het christelijk element en vooral met hen, die dit op den voorgrond plaat sen, niet te hebben te rekenen en dit machteloos te moeten maken. Wij vragen aan ds. W.: Waar en wanneer heeft de Premier van hot Kabinet de kiezers bij de heidenen ingedeeld? Ds. W. zegt later wel: Nu moge de Mi nister het met de uitdrukking „paganist" zoo niet hebben Ledoeld; en dat hij later die uitdrukking heeft verzacht". Doch eerst moet hij bewijzen, dat de Minister heeft gezegd wat hij beweert". En het blad besluit: ,,Ons komt het voor, dat die houding demoralise..rend werkt. Een man als dr. Bronsveld kunnen wij begrijpenin zoover als hij althans consequent handelt en spreekt. Maar con man als ds. Wagenaar begrij pen wij niet. Een deur zegt het Fransche spreekwoord moet of open óf dicht zijn." De „Nieuwe Rott. Courant", sprekende over de crisis, herinnert er nog eens aan: meer dan gewone moeilijk heden biedt de oplossing der tegenwoordi ge politieke crisis aan, en meer dan ge woon is onder zulke omstandigheden hot gevaar van misgrepen en avontuurlijke proefnemingen Indien daarom do oplos^ sing niet spoedig komt, zal dit niemand verwonderen; niet een spoedige, maar een in de gegeven omstand gheden zoo goed mogelijke oplossing is gewenscht. Dan wijst het blad er op, dat do jongste verkiezingen aan geen enkele partij in do Tweede Kamer een meerderheid hebben be zorgd. Trouwens ook vóór de verkiezingen was daar geen partij, die op een meerderheid koe bogen. De meerderheid, waarop het demissionair ministerie in deze Kamer steun de, was de meerderheid eener coalitie van drie of vier partijen, en die meerderheid bestaat nog in de Eerste Kamer. Nu aan het Kabinet deze meerderheid in de Twee de Kamer ontviel, besloot het terecht zijn ontslag aan te vragen. Het had nu eenmaal do zoogenaamde antithese als alles bcheer- schend vooropgezet en juist op dit punt word heb geslagen. Ongetwijfeld, de onder- wijsvraag en do tariefkwestie hebben groot gewicht in de 6choal gelegd, maar de weer zin tegen een bewind, dat zich het monopo lie van christelijkheid aanmatigde on zicht baar op een regeering van dominees en pastoors uitliep, gaf den doorslag, ook bij kiezers, die door de andere grootc vraag stukken niot in beweging zouden zijn ge bracht. En als nu door do verslagen coali tie aan haar tegenstanders wordt verweten, MM—'-—^ggga— dat zij beginselloos en stei&ciioos tegen het ministerie zijn te hoop g>loopca en gtei* principe, geen program, geen enkel idee van Staatsbeleid hot richtenov aangaf* daar zelfs heb blanco-artikel en d© tarief- wet op don achtergrond raakten, dan ig het onnoodig zich te vermoeien mot een onderzoek naar de hoevoelheid waarheid, die in dit vorwijt is vervat, omdat, ?oop zoover deze bewering nog juist is, do schuld van het gebeurde ligt bij het Kabinet zelf." Het blad herinerb dan er aan, dat minis ter Kuyper nog bij de jongste begrootbgs- debatten verklaard heeft, dat de beetaando parbijgroepeering moest gehandhaafd blij- van, en dat zijn eigen woorden toen waren ,,De coolitio moet thans gomaintineerd, go- lijk ze in het Kabinet belichaamd is, hier aan do rechterzijde en evenzoo, bij wcor- omstuit, do coalitie dio ook aan de linker zij do bestaat." „Nu bestond er aan do linkerzijdo al dus gaat het Rotterdamsch orgaan voort wel geen coalitie, maar door alzoo het punt te stellen, waarover gestreden moest worden, moesten wel ,,bij weeromstuit" alle tegenstanders der RegocringBcoalitio, ofsohoon aanvankelijk zooveel mogelijk on der cigon banier optredende, zich ten slot te, toen geen andere kous dan vóór of tegen overbleef, zich togen do coalitie keeren. Kunnen nu bij de samenstelling van een nieuw Kabinet staatslieden daarin plaats n^rnen, die zich bij de vorslagon coalitie had den aangesloten en do bekende antithese hadden aanvaard Zoolang zij zelf d© schei dingslijn blijven trekken op dezelfdo wijze als het aftredend Kabinet hot deed, natuur lijk niet. Zoolang vorklaren zij zioh door een klove van het andoro volksdeel en in do eerste plaats van zijn leiders geschei den. Wij hebben reods gehoord, dat de coa litie gehandhaafd onjft; en zoo zal ieder, die zich vroeger bij haar had aangesloten en thans haar nog altijd opgeheven banier ver liet, verrader worden gescholden." Wanneer het blad nu ook nog hcc.i op- gemorkt, dat samenwerking van de sociaal democraten, bij de samenstelling van een Kabinet, met do drie liberale fracties bui tengesloten blijft, omdat do liberalen ook van deze partij priooipieel zijn gesehei- don, on hier juist op zuiver politiek terrein en wanneer het dan nog eens er op Joft gewezen, dat de Unie-liboralon, do vrijzin nig-democraten en de vrijo liberalen niet alleen in do Tweedo Kamer geen meerder heid hebben, doch bovendien in de Eerste Kamer een meerderheid van do mannon der coalitie tegenover zich dan meent het to kunnen concludeeren, dat von oen zuiver parlementair ministerie, steunen do op een hechte partijmeerderheid, geen sprake kan zijn. En heb gaat dan voort: ,,De heer Goeman_Borgesius 6chijnl t aas do taak op zich genomon te hebben om te trachten de formatie van een ministerie voor te bereiden. Indien bet mogelijk blijkt, zal hot zeker gewensert zijn, dat daarin Vooral mannen zitting nomen, die niet \oor- aan hebben gestaan in den hevigen strijd die vóór de Kamerverkiezingen ij gevoerd. Dezulken zullen allicht bij do taak, die hen wacht, do minste moeilijkheden ondorvin- den en in de Kamer op den meeaten steun kunnon rekenen. Zij hebben noch de teleur stelling van den geestverwant, noch de her innering en de nawerking van don vrocge- ren strijd bij don politieken tegenstanden te duchten. Volgens hot gerucht zou mr. Borgesiu8 zelf het voorbeeld goven door niet zitting te nemen in een Kabinet, in dien zijn bemoeiingen tot de vorming daar van leiden. In de eerste plaats zou zeker hot te vor men Kabinet steun moeten vinden bij 3o liberale groepen. Er is onder den wetge- venden arbeid, die sinds lang meer of min dringenden aard wordt geacht, bij zooveel, dat regeling behoeft, overvloedige stof voor een werk-program, waarvoor op dien steun gerekend zou kunnen worden. Zoo do so ciaal-democraten niet willen afwijzen wat huns inziens niet afdoende is, maar toch met recht een verbetering van bestaande toestanden zou kunnen heeten, zien wij nie' in, waarom hun woordvoerders in de Twee de Kamer als hardnekkigo bestrijders van Het „Weekblad van het Recht" gaat na wat er in de afgeloopen vier jaar geworden is van de plannen, waarmee de tegenwoordige Min. v. Just, het bewind aanvaardde. Het doet dit met groo te waardeering voor den heer Loeff, die rich getoond heeft een man van krachtigen Lwil, ruime opvatting en bezadigde begin selen, die rustig bleef voortarbeiden aan rijn eenmaal gekozen werkplan. Intusschen, •juist, „indien een man als hij, gesteund door een staf van uitnemende ambtenaren, er niet in slaagt een betrekkelijk beschei den, goed afgerond werkplan binnen vier jaren tot uitvoering to brengen, dan komt 3e twijfel aan het succes van wolken op volger ook zooveel sterker op. Dan bekruipt '3e vrees, dat wij nog lang zullen moeten 'blijven worstelen m©t wat reeds sinds ja ren als gebrekkig is erkend; dan dringt rich de vraag naar voren: Moet dat zoo blijven voortgaan of is er een weg tot ver- Betering?" Aan de nieuwe Hinder wetgeving, welker invoering door minister Loeff met groote toewijding werd ter hand genomen, blijft zijn naam nevens dien van den heer ICort van der Linden verbonden- Diens ont werp betreffende de afstamming van on wettige kinderen werd ingetrokken en in September 1904 door een van voel beschei dener omvang vervangen. De kans is niet gering, dat dit van verschillende zijde gun stig ontvangen voorstel door een opvolger in veilige haven zal worden gebracht. Heb ontwerp-A rboidscontract was (nog geheel buiben behandeling gebleven, ïtuim twee jaren na zijn optreden verscheen een gewijzigd, schoon op dezelfde beginse len berustend, ontwerp. De schriftelijke gedachtenwisseling in de Kamer werd he lsloten met het eindverslag van 1 Maart van 'dit jaar. ,,De mondelinge behandeling was toen aanstaande, doch ging vermoedelijk zeer tegen den wensch van den Minister niet door. Ook hier vindt de opvolgende minster een gemakkelijk voort te zetten taak. Achterwege bleven een herziening van het h u w e 1 ij k s-g o e de rcmrech t, de onteigening en het strafproces. Van het laatste vooral wordt het uitblijven door heb ,,Wc o k b 1 a d" betreurd; te meer, nu het streven naar een algemeene herzie ning van het Wetboek van Strafvordering partieele wijzigingen (o. a. de zeer urgente op het stuk der preventieve hechtenis) te genhoudt. In April 1903 kwamen het Wetboek van Militair Strafrecht en do wet op de krijgstucht tot stand. Jammer genoeg is het tot stand komen der onmis bare invoeringswet, en daarmee de invoe ring zelf, nog geheel onzeker. De Regee ring liet de zaak vrijwel rusten. Hier moet door den aanstaanden leider van bet Jus- •titio-departement met kracht de hand aan Sen ploeg worden geslagen. Het geldt' een eereschuld jegens den Nederlandschcn militair Do wijziging der wet op het notariaat liep vlot van stapel; daarmee zal een, zij het ook bescheiden, verbetering verkregen ziin. Min gelukkig was do door mr. Cort van der Linden grootscheepsch opgezette, herziening van het Wetboek van Strafrecht De Kamer liet de voorstellen liggen. Mi nister Loeff bezigde drie jaren om een nieuw ontwerp van bescheidener proporties in te dienen. En weer deed do Kamer, als of het er niet was. Misschien gaat het spelletje zoo nog eenige malen voort. De ontwerpen tot herziening van hot b c- w ij e re c h t en tot regeling der admi nistratieve rechtspraak zijn niet van den voorganger afkomstig. Het eerst© werd ontleend aan de voorstellen der Staatscommissie het Verslag der Kamer heeft zich laten wachten. Het tweede is later ingediend dan do Minister zelf had gehoopt: voor de tot stand koming ware indiening in het tweede zittingjaar noodig geweest. Thans staat alles weer op losöe schroeven. Na een korte vermelding van Loterij- wet, Drankwet („die de Ministc V) „En dat zou een kunst zijn?" „Zeker, freule; ieder, die in iets bij den eersten blik de kern ziet, heeft het oog van den kunstenaar, wij, andere stervelingen, zien alles slechte volgens een schema, wij zien het half, vluchtig, onvolkomen, en vul len het niet geziene onwillekeurig en onbe wust aan uit den voorraad van algemeene herkenningsteekenen, die wij in onze herin nering opgestapeld hebben. Daar zit een kunstenaar, vraag hem of ik gelijk heb." Hij wees op Völker. Deze knikte toestemmend en zeide tot Ellen aan de tafel: „De assessor slaat den spijker op den kop. Ik geloof, dat buiten mij niet een aan tafel is, die, als hij een boom beschouwt, dezen werkelijk zoo ziet als hij is." En hoe zien wij dan den boom?" vroeg 3e vrouw des huizes; „verklaart u nader, professor." „U ziet hem groen," antwoordde deze, misschien ook hier en daar een weinig bruin of geel, als het blad reeds door den adem van den herfst getroffen is. Als u hem schilderen wilt, dan zoudt u enkel groene en ook eenigo bruine of gele blade ren schilderen." „En wat ziet de kunstenaar?" „Hij riet, omdat hij de gave heeft het èssentieele te herkennen, ook witte, ook blauwe bladeren en schildert die, en de leek, die voor het schilderij staat, bespeurt wellicht niet eens in zijn credit geplaatst wensoht") en de mislukte benoeming van een Staatscommissie ter voorbereiding eener herziening van de Wet op de Naam- looze Vennootschappen besluit het „W eek blad": „Wij kunnen gerustelijk ala resumtie van ons vermoedelijk wat vervelend overzicht de conclusie neerschrijven; ongetwijfeld is er onder leiding van minister Loeff aan het Departement van Justitie hard gewerkt, doch hot werken had weinig succes. Onze verouderde codificatie bleet wat zij was; er is werk voorbereid doch niet afgedaan. Dat moet toch eindelijk anders worden. De vraag is: Hoe zal het kunnen? Voor den niet ingewijde in de geheimen der dep arte mentale werkplaatsen is die vraag niet ge makkelijk te beantwoorden. Toch wagen wij voor den aanstaanden minister e. v paar adviezen ©n wij doen dat juist nu, op een oogenblik, waarop wij zelfs niet kunnen gis sen, wie die minister zijn zal. Naar onze meoning zal het zijn eerste taak zijn het werk van zijn voorganger op te nemen, waar deze het liet liggen. Begint hij met de intrekking dor aanhangige ontwerpen, om deze na een studie van eenige jaren ge wijzigd of ongewijzigd weer in te dienen, dan gaat veel kostbare tijd verloren. Hij moet over bijzonderheden van uitwerking heenstappen en slechts vragen, of hij voor de aangenomen beginselen de verantwoor delijkheid aanvaarden kan. Licht zou hij het werk anders, misschien beter gedaan hebben. Hij behoort zich over die door de mcnschelijke ijdelheid ingegeven gedachte heen te zetten en zich aan te sluiten bij hetgeen zijn voorganger trachtte tot stand te brongen. Dan moet hij zich er van reken schap geven, dat ook hij in het gunstigste geval wel op niet meer dan vier jaren mi nisterieel leven zal te rekenen hebben. Wil hij een resultaat van zijn arbeid zien, dan mogen zijn voorstellen niet later dan in het tweede zittingjaar inkomen. In dit opzicht gaf de minister Cort van der Linden met zijn reeds in het eerste jaar ingediende Kinderwetgeving een gelukkig voorbeeld. Eindelijk ziet hij om het streven naar alge- heele herzieningen het onmiddellijk bereik bare niet voorbij. Nuttige maatregelen, die hij wil tot stand brengen, mogen niet inge- lascht worden in uitgebreide ontwerpen, dio de Kamer slechts met moeite verteert-" Wil derhalve een opvolger méér tot stand brengen, zoo zal deze naar een andere me thode van werken moeten zoeken. „De Standaard" zegt over „De predikanten en de politiek": Predikanten mogOD niet meer aan poli tiek doen I Aldus do oppositie. Wel te verstaan geen orthodoxe predi kanten, clie antirevolutionnair zijn. Do predikant Bronsveld, van Utreoht, heet ook orthodox, en hij mag wel politiek drijven. Hoe meer hoe liever.. Heel de li berale pers speelt wat hij schrijft mot wel lust uit. Ook do predikant Wagenaar, van Leeu warden, is een geliefde auteur bij liberale redactiën. Een orthodox predikant Engelberts stelt men zelfs als liberaal candidaat op. Maar predikanten die èn orthodox zijn èn voor antirevolutionnaire ijveren, verzar ken hun roeping cn verzuimen hun ambt. Waarom Omdat dezen hun ambt dan niet behoor lijk kunnen waarnemen. Maar, eilievo, breng nu een bezoek aan de liberale „hulpkerk", d. w. z. aan de openbare school. De priesters cn koorknapen, die daar het altaar bedienen, zijn d© hoofden en onder wijzers. Die hebben ook een ambt; een ambt, dat overdruk is; een ambt, dat zij ook niet mo gen verzuimen. En als die dan aan politiek doen? Wel, dan verdienen ze geridderd te wor den, want een openbaar onderwijzer, die om zijn ambt do liberale politiek verzuim de, is geen knip voor zijn neus waard. „H©t Nieuws van den Dag" is het cr mee eens, ^dat een predikant geen dat niet eens." De dominee schudt mot liet hoofd en bromt: „Op uw woord, mijnheer Yölker, ook witte en blauwe bladeren?" „Zeker, dominee. Een blad, waarop de schitterende middagzon schijnt, lijkt voor het kunstenaarsoog, voor den onmiddellijk ziende en door geen schema bedrogene, als wit, en een vochtig blad, waarin zich de hemel weerkaatst, komt hem blauw voor, en zoo sc.uldert de kunstenaar bij gelegen heid ©en wit of een blauw blad en bereikt daarmede de verwonderlijke werking, dat de bezichtiger toch slechts een groenen boom ziet, maar een zoo natuurlijken, als of hij wezenlijk met zijn takken en twijgen uit het doek groeit." In Ellen schemert eenig begrip na het ge hoorde en zij knikt peinzend met het schoo- no hoofd, maar eensklaps neemt haar ge zichtje een vreesachtige uitdrukking aan en zij fluistert haar buurman in: „Ziet u ook als kunstenaar „Hoezoo, freule?" „Nu, dan moet toch elke dame voor uw blikken op de hoede zijn, u zoudt eiken rim pel en plooi ontdekken." „Aan dit gevaar zijn uw achttien lentes nog niet blootgesteld." „O, negentien." „Goed, als u wilt: uw negentien lentes. Gode zij dank, ik ben geen kunstenaar, maar een zeer prozaïsch akten-mensoh." „Zou het niet schoon zijn, als men ook kunstenaarsbloed in de aderen had?" „Do wijze moet tevreden zijn met hetgeen Gods goedheid hem gegeven heeft. Een kunstenaar is met al zijn organen in hoogo mate aan de smart prijs gegeven, aan een gevoeliger en dieper schrijnende smart lid van deTweedeKamer kan zijn, zonder dat zijn werk als predikant er on-er lijdt. Om dit aan te toon en, zet het uiteen, wat een lid der Kamer zoo al t© doen heeft, en plaatst daarnaast wat het ambt van predikant eiecht. Al ware hij een genie, dan nog zou do predikant, die lid is van de Kamer, zijn verplichtingen tegenover Gemeente en roeping niet kunnen nakomen. „Neen de dienstdoende predikant kan geen lid zijn van de Tweede Kamer. Dirij- ven zijn neigingen en bekwaamheden hem daartoe, ^oed maar dan legge Euj vooraf zijn predikambt neder. Dat de Staat het Parlement voor bedienaren van den gods dienst niet sluit, daarin heeft de Staat ge lijk. D© godgeleerdheid is een zoo veelzij dige wetenschap en de practijk van den predikant is zóó rijk aan ervaringen, dat de Tweede Kamer er niet anders dan bij winnen kan4 wanneer er onder haar hon derd leden eenigen zijn, welke die weten schap beheerBchen en dio practijk achter zich hebben. Maar wanneeir de Kerk tot haar dienaren zegt: „Indien gij een zetel begeert in de Kamer, gij dient alsdan te kiezen tusschen die Kamer en mij", dan is ook de Kerk in haar recht, meer: dan ver vult zij niets meer dan haar schuldigen pliohb," „De Nederlander gateen arti kel over ds. Wagenaars houding. Ds. Wagenaar, constateert het blad, hoeft thans berouw van zijn advies, dat meege holpen heeft tot den val van het „Christe lijk Kabinet". „Daarmee zouden wij afscheid kunnen nemen van dezen leider, in de stille hoop, dat voortaan hij zich onthouden moge op te treden als adviseur bij verkiezingen. Voor hem en voor ons christenvolk ware dit te verkiezen. Maar het is, ook na den uitslag der ver kiezingen, duidelijk, dat dié predikant voortgaat met de partijen rechts in het ha telijke daglicht te stellen, waarin de libe rale tegenstanders ze hebben weten te plaatsen. Gaat hij daarmee voort, dan zui len wij te zijner tijd hetzelfde verschijnsel zich zien herhalen, dat door zeker© groep van christenen onophoudelijk geheel de rechterzijde wordt gehekeld en naar bene den gehaald, en dat dan op het uiterste oogenblik van diezelfde zijde het odvie3 wordt gegeven, om toch maar met die rechtsche partijen mee te gaan. Ziehier hoe ds. W. vooral aan de „mid denstof" den val van het Kabinet toe schrijft: „Bij de middenstof, die nóch bewust ge- loovig noch bewust ongeloovig is, doch leeft onder do macht der christelijke traditie, is het enkel do onverholen antipathie ge weest tegen de antithese. Eigenlijk heeft noch het Ministerie noch de coalitie de nederlaag geleden; alleen de antithese is uitgeworpen. Deze breede zoom van monschen, die in alle eerbaarheid zich wijden aan hun be roep, zonder zich in te laten „met de kronkelpaden van het polrUea gedoe" en elke regeering om het even aenten, die hen beschermt tegen overlast, heeft zich dit maal opgemaakt, om, afgezien van de poli tieke gevolgen, dr. Kuyper te verdrijven en in dr. Kuyper de antithese te treffen. Deze middenstof, die niet voor „fijn" wil dooi gaan, maar nog minder als godloo chenaar, als vijand van den godsdienst, als tegenstander van Christendom en Kerk, als „paganist" i.é.w. wil worden gebrand merkt, heeft bij de stembus gezegd: „Als gij, mijnheer de Minister, ons bij de heide nen indeelt, welnu, zie dan,*hoe ge er met uw christenen zonder ons komt!" Nu moge hot waar zijn, dat do Minister het met de uitdrukking „paganist" niet zoo heeft bedoeld; dat hij later deze uit drukking heeft verzacht; het feit kan niet worden ontkend, dat do middenstof nu o.i. terecht zich aan dezo belijning van van do politieke groepeering heeft geër gerd." Zoo praat ook deze predikant mee met do liberalen, al staat hij aan de zijde rechts I Indien ds. W. een „vriend was, die feilen toont", zouden wij hem dankbaar zijn. Maar niet, nu hij zonder grond beschuldigt. dan wij overigen die ooit hebben". „Dan zou ion met eiken kunstenaar me delijden hebben." „Hij wordt schadeloos gesteld door den godenlusb van het scheppen en misschien ook door dab, wat voor alle menschenkin- deren de groote pa:iacée is." „Wat is dat?" „De liefde, freule." Ellen geeft geen antwoord. Zij staart op H&b bord neer, vaarop zij bijija werk tuiglijk een paar rozijnen en amandelen van het 'dessert gelegd heeft. Een hoogere blos kleurt haar wangen, en om de verle gen pauze te vullen, kraakt zij een der amandelen met haar tengere vingers en twee dicht naast elkaar gevlijde pitten val len op het bord. „Een Philippine," zegt Teil, die haar heeft gadegeslagen. „Willen wij die na gaan „Jas" Do freule biedt Teil de béide aman delen. Deze neemt een der kleine pitten met do woorden: „J'y pense" en steekt deze inden mond. Nu gebruikt Ellen de andere en dreigt lachend: „Neem u in aoht, assessor. Ik heb een goed geheugen. De heer des huizes noodigt de gasten uit hun champagneglazen te ledigen, opdat men een havanna kan rooken. Het gezel schap staat op. De assessor neemt met een gefluisterd „J'y pense" Eile's arm en geleidt haar naar de open tuindeur. Het is acht uren in den avond, de zilverende sikkel van de wassende maan ziet op het meer en brengt op het zacht bewogen wa ter een trillende, schemerende lichtstreep, een weeke, lauwe westenwind brengt den beliotroopgeur van de bloembedden over „Welk een goddelijke avond zegt Teil; kon men deze lucht toch medenemen naar de bedompte, stoffige stadl" „Laat ons dan nog een wandeling langs het meer maken. Maar wacht, eerst een sigaar." Reeds is Ellen heengegaan om dadelijk daarna met een brandende kaars en een geopend sigarenkistje terug te keeren. ,,U verwent mij bovenmatig, freule, maar aan zulk een beminnelijke verzoeking kan ik geen weerstand bieden." Hij neemt een der havanna's en steekt dio aan. „De andere heeren zijn naar den stal gegaan", zegt Ellen pruilend; nu, wij kun nen ze missen". „Ook Yolker en de predikant?' „De predikant? Neen, die heeft een be spreking met mama; zeker is er weer een collecte in het spel. De professor? Nu, die komt er ook nog toe zijn neus in een paardenstal te steken, hij ruikt overal mo tieven. Zij gaan naast elkander over de kraken de grind en naderen het meer, dat den tuin begrenst; aan den oever van het meer links breidt zich het park uit, dat met den tuin in onmiddellijke verbinding staat. De assessor geniet van de wijding van het vreedzame avontuur; van do droomerigc stilte, waarin do natuur zich tot de nacht rust voorbereidt; te gelijk zwelgt hij in het bewustzijn naast dit bekoorlijk jonge meisje te wandelen. Is het niet een dwaasheid zich aan de bekoring van dit door geen der de gostoor samenzijn over te geven? zoo vraagt hij zich heimelijk af, terwijl hij de rookwolken zijner sigaar in de lucht blaast. Waartoe zal het dan leiden, als bij zioh. meer en meer verstrikt in de bekoorlijkheid van dit lieftallige kind? Hij, een onbe middeld civiel ambtenaar, en zij, de ver wende dochter van een rijk landedelman, een vrijvrouwe van Markisch volbloed? Maar zij is toch zoo vriendelijk, zoo vertrou welijk met hem; als hom zijn ijdelheid niet tot een voorbarige conclusie voert, mag zij hem gaarne lijdentegen zijn aanzoek zou zij misschien niets in te bréngen hebben. Zoo tracht hij zich weder moed in te bla zen en twijfel en onzekerheid uit zijn ziel te verbannen. Maar reeds roept hem een andero inwendige stem toe: Wees niot dwaas I En al had zij u tienmaal lief, zoudt gij ooit den zedelijken moed vindon aanzoek om haar hand bij haar vader to doen Zoudt gij de zelfvernedering zoo ver kun nen drijven, dat gij hem in zekeren zin zcudt verzoeken niet op uw obscure af komst te letten? Was uw vader niet een goochelaar, die in kermistenten zijn kunst- stukkien vertoond heeft? En heeft uw moe der waarschijnlijk niet vele malen aan de kas gezeten en is zij met haar schoonheid niet het lokaas moeten zijn, dat een hoogen adel en een achtenswaardig publiek in dfl tent lokte? Hij balt de vuisten in machfco- looze woede over zijn lot; de liefdosgedach- ten moet hij zich uit het hoofd zetten. „Waarom zoo ernstig en stil, mijnheer d« assessor? U hebt toch geen verdriet?" vraagt zij. (FFordl ervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5