Wat de vrouwen in Amerika doen. Stofgoud. RECEPT. ALLERLEI. ache brandweerkazerdos werd reeds de proef genomen met het nuttig bezighouden der manschappen in hun vrije uren, in de kaaerne doorgebracht. Waar is in ons leger de HolLandselte ko kmei Madsen? Heeren op roSschoenen. Het nieuwste, wat men in de Londensche straten kan zien, zijn heenen op rolschoe- nen. Men heeft er altijd jongens gehad, voor al in de „suburbs", die met een voet op een rol3choen zich met den anderen voortdu wen. Maar heeren met gekleede jas en hoogen hoed zich op nieuwerwetsche rot schoenen te zien voortbewegen, is zelfs in Londen iets nieuws. Deze rolschoenen heb ben gummibanden en zijn daardoor ge- rnischloos. Dezer dagen zag men een heer daarmede in Whitehall, de buurt van het •Parlement. Behoedzaam ging hij midden door al het verkeer cn verwekte natuurlijk algemeen opzien. Toen het verkeer een wei nig gestremd werd, hield hij zijn hand om boog, zooals koetsiers het plegen te doen, wanneer zij den achter hen aankomenden te kennen willen geven, dat zij moeten stoppen. Fluks was hij in het Strand on der de menigte verdwenen, langen tijd na gestaard door de verbaasde voorbijgan gers. Bij bot nieuwe voertuig vergeleken, schijnt een automobiel reeds verouderd. KUSSEN. Bijwijze van groet hebben alle naties het kussen in practijk gebracht; de eene meer, de andere minder. Suetonius vertelt on6, dat allen, die aan Caligula's hof kwamen, zijn hand aanraak ten met hun lippen; op 'dezelfde wijze namen de soldaten afscheid van hun gene raal, als hij zich terugtrok, en de Romein- sche keizers achtten het niet beneden hun waardigheid hun voornaamste officieren te omhelzen. De Romeinen hadden drie verschillende woorden -voor den kus. Zij onderscheidden de versohillende graden door te spreken vanosoulum als ze den kus bedoelden tusschen twee vrienden; basium als kus van beleefdheid, en dauvium als kus van liefde. De rabbijn kende eveneens drie kus- Ben, nLden kus van eerbied, den kus ter verwelkoming en den kus ten afscheid. St.-Augustinus schreef een verhandeling, waarin hij gewaagt van vier soorten: den kus der verzoening, 'den kus des vredes, den kus der liefde en den heiligen kus. „Groet elkander met een heiligen kus." In de Heilige Schrift wordt gesproken van den kus ter verwelkoming, ten af scheid, ter verzoening, ter onderwerping, ter goedkeuring, ter aanbidding, den kus van verraad (Judaskus) en den kus van genegenheid. Het was gewoonte de hand of den voet te kussen van hem, dien men vereerde, of zelfs don zoom van rijn kleed, om de diepste onderdanigheid uit te druk, ken. Den voet van iemand kussen is een algemeene Oostersche vorm van achting. Wordt den Paus de voet gekust, dan •draagt hij muilen met een kruis er op; het is het kruis, dat de hulde der lippen ontvangt. Het kussen van een been des Sultans te Konstantinopcl is een groots ceremonie en slechts autoriteiten van den hoogsten rang, zooals de vizier, de ministers en een paar uitverkoren pacha's worden toegelaten tot dit eerbetoon. Anderen mogen slechts de franje van rijn Heed met hun lippen aan raken, terwijl de nog lager geplaatsten zich tevreden moeten stollen met eenvoudig m ootmoed te buigen. Gedurende de ge- heele ceremonie zit do Sultan onbeweeg lijk, als een standhc *rd, dat hoort noch ziet, terwijl zijn onderdanen voor hem defilee. ïm met elk kenbeeken van onderdanigheid en eerbied In do middeleeuwen vinden wij gespro- 1 ken van den leenkus. T>& vazal legde zijn handen tussoh- die van zijn suzerein of leenheer, hem eerlijk en oprecht trouw zwerendde leenh r nam de betuiging aan door het geven v fi een kuc, den leenkus. Misschien het meest merkwaardige voor beeld van geestdriftige instemming met een kus was dat van een amateur-violon cellist, op wiens gloeiende wang Rossini een kus had gedrukt. Zóó was hij in de wolken door deze onderscheiding, dat hij van dat oogenblik af zijn gelaat niet meer wiesch, opdat de kus bewaard mocht blij ven. Wekelijksche Kalender. Zondag. Waar de geest des Heeren is, daar is vrijheid. Maandag. Als er een zwaar onweer woedt, wie hoort dan niet een inwendige stem, welke ons toe fluistert: „Hoe nietig en klein zijt gij, ster veling, met al uw woelingen." Dingdag. Het komt er niet op aan wat men bezit; maar wel, waarmee men tevreden is. Woensdag. Wie de kunst niet machtig is bij een pas sende gelegenheid zijn toevlucht te nemen tot scherts, is dikw.jl? gedwongen óf valsch to schijnen óf pedant. Donderdag. De nederigheid is zóó zeldzaam, dat men, als zij zich vertoont, haar houdt voor ne- derigen hoogmoed. Try dag. Het onverstand komt tot u; tot het ver stand moet gij komen. v Zaterdag. Het gehik is blind; daarom, wanneer gij het soms ontmeet, doe dan zelf uw oogen open. Een lijst van het statistisch bureau te Washington vertelt, dat de Au-enkaansche vrouwen werkzaam zijn als: pakjesdragers, machinisten op treinen, slagers, timmerlui, ingenieurs, wagenbestuurders op electri- sche trams, conducteurs, vissehers, kolen- werkers, havenarbeiders, employés bij de petroleumbronnen, huisschilders, mole naars, matrozen, doctoren, advocaten, vee artsen, geestelijken, tuinlui, beambten bij de belasting, makelaars en op nog veel an dere wijzen er haar brood weten te ver dienen. In het zakenleven van de Yereenigde Staten houdt men haar in het algemeen voor meer waard dan den man in een onder geschikten werkkring, waarin nauwkeurig heid en streng plichtsgevoel voor alles gaat. Doch haar meerdere bekwaamheid in ondernemingen, die initiatief verlangen, heeft zij nog niet bewezen. Met uitzonde ring van enkele weinige vrouwen, die pp de vingers kunnen worden geteld, speelt geen één een rol van beteekenis in d'e zaken der groote Maatschappijen. Alleen in de mijnondernemingen in het Verre Westen nemen de vrouwen met uit nemend succes de leiding in handen. De Amerikaansche vrouw houdt zich ook veel bezig met werk van decoratieven aard. Kellnerinnen zijn in Amerika niet. Het hindert een Amerikaan, zich alcoholische dranken door een vrouw te laten toereiken, doch hij ziet er niets in, haar dienst te la ten doen als koetsier, groom of ook wel als barbier. Liefde schept liefde. Miss Mu lock. Geld zij de ziel der zaak, nooit de zaak der ziel. Laurillard. Wie zijn kruis wèl draagt, wordt op zijn beurt gedragen door zijn kruis. Thomas a Kempis. Niets is mystieker dan „iets anders." Van Eeden. Gevulde Komkommers. Men neemt: 4 komkommers en 300 gram kalfsgehakt. Bereiding: Schil de komkommers dun, snijd ze in de lengte door, hol ze uit en kook ze een halfuurlaat zo op een vergiet uitdruipen. Maak het gehakt op de gewone manier gereed; kook het gedurende 15 mi nuten in kokend wator met zout. Vul de komkommers met het gehakt; bind twee helften tegen elkaar en stoof ze in een bruine saus. Niet gevaarlijk. „Is hier wel een8 een mensch in de diepte verdwenen, schipper V' „Neen* mijnheer; voor een maand gele den is hier nog een heer verdronken, maar veertien dagen later hebben ze hem terug gevonden 1" Excuus. Een moeder, die haar zoontje uit school thuis had gehouden, schreef den onderwijzer het volgende briefje: „Neem mij niet kwalijk, meneer, dat ik Jantje heb thuis gehouden. Ik heb een tweeling gekrege: maar het aal niet meer gebeuren." Moeilijk. Dokter: „Wat het ge zwel van uw achterhoofd betreft, nu, het is op het oogenblik niet gevaarlijk; doch ik zou u aanraden, het steeds in het oog te houden." V o r d e ri n g e n. „Nu, hoe gaat het nu met het fietsen?" „Kolossale vorderingen gemaakt; ik rijd nu de lui reeds omver, zonder mij in het minst te bezeer en." Ook aangeschoten. Man ('s avonds laat uit de soos komend): „Kijk eens, vrouw hik wat pra prachtige bowl ik hik van avond met prijs-do- mineëren gewonnen heb II" Vrouw: „Maar, Hendrik, je bebt in elke hand een oorl" Markt-humor. Koopvrouw: „Zie, juffertje" Oude jongejuffrouw gevleid: „Waarom noem je mij juffertje? Zie ik er zoo uit?" Koopvrouw: „Nu ja, voor een jonge vrouw zijt gij toch reeds te oud". H ij, onder het eten: „Maar, Anna, nu eten wij al voor den zesden keer rund- vleesch en bloemkool. Zou je niet eens wat anders klaar kunnen maken?" Zij: „Ja, zie je, Karei, ik heb pas de eerste aflevering van het kookboek, waarop ik heb ingeteekend; de boekverkooper laat me zoo vreeselijk lang op de tweede afle vering wachten." Pieter sen liep met een doek om zijn gezicht, razend haast van kiespijn. Jansen: „Heb je last van kiespijn?" Piet er sen: „Ja, voor den duivel, heb j:j wel eens kiespijn gehad, waarvan je I geen last hadt?''

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 12