maar een oogenblik noodig had gehad, om te zien, wat een ondeugende jongen Piet was. En ale een goed vader deelde hij nu zijn zoon straf toe... Eindelijk daagde boer Harders weer op, en zijn blauwe oogen keken heel joviaal in het rond. In zijn ééne krachtige vuist hield hij de stukken van wat een stok geweest was, en met de andere had hij Piet stevig bij zijn kraag. Hij schudde hem nog eens aanmoedigend heen en weer, en toen Piet ten slotte zijn verontschuldigin gen voor juffrouw Van Brakel stamelde, vertoonde hij de klasse zijn betraand en 6toffig gezicht. Al de kinderen luisterden ademloos, en het effect van het heole voorval werd nog niet weinig verhoogd, toen boer Harders de klasse op zijn eigenaardige wijze wees np haar plichten tegenover haar onderwij zeres. Het slot was, dat hij juffrouw Van Brakel verzekerde, dat zij het liefste j<?nge ding van een schoolfrik was, dat hij ooit in zijn leven gezien had. ,,En as er hier 's afgestraft mot wor den," voegde hij er bij, ,,dan ben ik je man, hoor, daar kun je op aan. Je hebt het maar voor 't zeggen: zoon of geen zoon." Hat laatste gezegde beviel hem blijkbaar. ,,Zoon of géén zoon," herhaalde hij ver genoegd, met een dreigenden blik in do nchtmg van do jongens. Eh na een vrien delijk saluut voor juffrouw Van Brakel, en een opstopper voor zijn zoon, verdween zijn machtige gestalte achter de deur van het schoollokaal. En juffrouw Van Brakel glimlachte. £ea flesssclientreïi&ar. Hij had al zoowat van alles geprobeerd, maar zijn eigenlijke roeping was: niets uitvoeren. Dddr was hij voor geboren. Hij had het niet kunnen brengen tot „officier d;académie" en daarom was hij maar „che valier d'industrie" geworden. In het kort, hij stond voor niete, onze Bart. Als je hom op het rechtse he trottoir zag aankomen, dan wist je niet hoe gauw je 't link6che zou opzoeken, altijd met je hand op je porte- monnaie. Ik wil hier ook niet vertollen tot welk gilde hij zich rekende, want dan zou ik met alle leden van dat lichaam kwade vrienden worden. „Wat jammer van zoo'n vent en hoe ver drietig, dat hij zijn verstand misbruikt voor zulke ignobele dingenDat is het gewone gezegde, als de brutale heldenfeiten van een of anderen schurk bekend worden. Maar wat denkt u wol van de twee vol gende gebeurtenissen, waar gebeurd? We zullen ze, net als aan het tooneel, noe men als tafereel één van een drama: lo. De koffer; 2o. Do schoenen. De koffer. Bart woonde in een hotel garni. Tegen den 20sten van een zekere maand welke doet er niet too kwam hij des nachts eené niet thuis. Daar in dit feit op zichzelf niets abnormaals kon gezien wor den, ging deze variatie op het gewone the ma bijna onopgemerkt in het huis voorbij. Maar toen hij den volgenden nacht ook niet thuis kwam, merkte de hotelhouder eenvou dig op: „Nu, nu, nummer 33 schijnt zich vol strekt niet te vervelen Den volgenden dag taal noch teeken. „Jongen, jongon!" mompelde de kastelein met gefronst voorhoofd, want de man be gon zich ongerust to maken. „Nu, die zal de blommetjes buiten zet ten," hoofdschudde de meid. Een geheele week verliep zonder dat de figuur van den onzichtbaren Bart zichtbaar werd. De patroon was niet tot bedaren te brengen. „Dat gaat rtiet zoo!" beweerde hij op een goeden morgen„op reis is hij toch ze ker niet, want zdjn koffer staat nog op zijn kamer. En dood is hij ook niet, want- dan zonden wo het wel in het Dagblad gelezen hebben; maar er kunnen misschien huurt1 rs voor de kamer komen; in elk geval zullen wo haar ontruimen." In de kamer lag niets op den schoorsteen of op tafel; niets... dan een dikke laag stof, waar Jozef, de knecht, zooveel respect voor had, dat hij er met den plumeau niet aan durfde komen. Het eenigc, wat er stond, was, tegen den muur, een koffer. „Hoepla, hoi! krimmeneelevlot". de bediende, die den koffer geen halven milli meter van den grond kon lichten, „als hij daar maar een hoop bullen in heeft zitten." En, boosaardig als hij was, riep hij een kameraad om hem een handje te helpen. Het handje was onvoldoende, de hulp overbodig. De baas zelf stak de handen uit de mouwen, helaas... het gaf niets, de kof fer was niet op te lichten. Maar daar er een huurder stond te wach ten, om de kamer dadelijk te betrekken, zei de eigenaar ten slotte: „Wat kan het mij ook schelenLaten we hem opendoen en er uithalen wat er in zit, dan zal hij wel gemakkelijk te vervoeren zijn." Daar werd de koffer open gedaan en... wat zat er in? Niets. Bart had eenvoudig zijn koffer aan den vloer vastgespijkerd. De soli oenen. „Als ik er niet gauw bij ben, zal ik de menschen op een expositie van mijn teenen moeten vergasten," zei op zekeren morgen onze sympathieke vriend Bart; „ik verdien beter gechauBseerd te zijn.'' Dus stapte hij bij een schoenmaker bin nen. „Ik zou wel," zoo sprak hij, „een mooi en stevig paar schoenen willen hebben, netjes en solide... iets dnurzaams, hoorde prijs is voor mij bijzaak, weet u. Zend ze me aanstaanden Vrijdag aan dit adres, want Zondag vertrek ik." ,,U kan or op rekenen, meneer," zei de werkman met een buiging. Toen hij dezen winkel uitkwam, ging Bart direct... naar een anderen schoenmaker en bestelde daar precies zoo'n zelfde paar schoenen, netjes en solide... Op hot geld keek hij niet. Zoodra Bart Vrijdagsavonds de twee pa ren mooie schoenen had ontvangen, ging hij met de linkorlaars naar den eersten schoenmaker cn zei: „Ik breng deze nog even terug om wat op de leest te slaan. Ze doet me een beetje zeer; maar krijg ik ze vooral morgenavond terug en doet u de nota er dan bij Tien minuten later sprak hij tot den twee den schoenmaker: „Hier heeft u den rechterschoen nog eens terug, hij knelt me geweldig. Verhelp n dat wat en stuur u hem morgenavond thuis, met de kwitantie, vergeet u die vooral niet!" En den volgenden morgen verliet een net geschoeid persoon, net geschoeid voor niets de groote stad, met rust in de ziel en zijn voeten gemakkelijk in zijn schoenen. Peter de Groote en de muziek in Husland. Ieder weet, wat Tsaar Peter de Groote gedaan heeft, om het Aziatisch-Moscovie- tische Rijk tot een Europeesclien Staat te maken; maar niet algemeen is het bekend, dat hij, onder al de door hem ingevoerde groote hervormingen, ook den zin voor mu ziek heeft gewekt. Hij zag hierin mede een middel tot beschaving van zijn volk. Hijzelf had het. in de toonkunst niet bij zonder ver gebracht en het eenige instru ment, dat hij bespelen kon, was: de trom mel. Maar daarin moet hij dam ook, vol gens de getuigenis van tijdgenooten, een bijzondere virtuositeit aan den dag gelegd hebben. Aan een gastmaal te Dresden, bij Fürstenberg, had hij eens in opgewonden stemming de trommelstokken gegrepen en een roffel geslagen, die allen overblufte. Van meer betcekenis is echter, dat hij eer. heldere, zware basstem bezat- en meer malen meezong in het kerkkoor. Z!jn stem klonk dan duidelijk boven die der geeste lijken en andere zangers uit, tot groote stichting van allen, die hem hoorden. Hij hield bijzonder van klaroenen en ba zuinen, die hij op zijn reizen in Holland en Duitschland had leeren kennen. Zijn tafel- muziek bestond alleen uit blaasinstrumen ten. Toen de Brandenburgsche gezant te Moskou een troep hoboïsten had medege bracht, kocht hij die voor 1200 goudstuk ken. Bij het leger en de vloot werd de muziek natuurlijk ook ingevoerd. Voor de laatste bediende hij zich van Hollandsche en En- gelsche composities. Het voetvolk en de garde kregen een kapel van hoboïsten, met een Duitschen kapelmeester, die tevens on derwijs moest geven aan de kinderen van Russische soldaten. Eerlang werd in Rusland geen feest ge vierd zonder muziek; zij verhoogde bet plechtige van alle kerkelijke processies. Zijn boezemvriend Lefort liet Peter in 1699 met treurmuziek ten grave dragen. Hoe vreemd het ook klinke, toch is het waar, dat niets méér heeft bijgedragen om .de muzikale ontwikkeling van het Russi sche volk te bevorderen dan de overwin ning bij Poeltawa in 1709. Tot den verba zend grooten buit, dien Peter hier op het Zweedsche leger van Karei XII behaalde, behoorden zooveel muziekinstrumenten, dat er meer dan 50 wagens noodig waren, om ze naar Moskou te brengen. Onder de 100,000 gevangenen bevonden zich 121 hoboïsten, trompetters, trommel- en pankenslagers, behalve nog vier trompetters en even zoo veel paukenslagers van de koninklijke Zweedsche kapel. Deze traden allen in Rus- sischen dienst of vonden hun plaats in bij zondere orkesten. De bijzondero hofkapel van den Tsaar be stond uit ongeveer twintig man, die- er in hun groene rokken met roode kragen en dito broeken, overladen met goudgalon, bij zonder mooi zullen hebben uitgezien, hoe wel zij op zulk een livrei niet zeer gesteld waren. Sedert het hof in 1721 naar St.-Pe tersburg verhuist, liet deze kapel zich ook telkens voor het volk hooren. Adellijke familiën volgden weldra het voorbeeld van den Tsaar, door er dergelijke kapellen op na te houden, doch de hofkapel werd altijd boven die van vorst Menschikoff, graaf Apraxin en andere grooten gesteld. Ook de meeste vreemd© gezanten brachten hun or kesten mede. Er werd bovendien door den eersten jachthoornblazer Lautenberger en zijn col lega uit het huisorkest van den hertog van Holstein een Russisch orkest saamgesteld, waarin nu ode strijkinstrumenten werden opgenomen. Dat Holsteinsche ensemble stond in St.-Petersburg zeer hoog aange schreven. Tot Peters dood gaf het wekelijks uitvoeringen, waarbij het hof en de élite van de hoofdstad tegenwoordig waren. BLOB^UEN. Zijn er wellicht onder de lezeressen of le zers van dit blad, die niet van bloemen houden? Zoo ja, dan zijn zij te beklagen, want dan missen zij inderdaad een milde, onuitputtelijke bron van genot. Bloemen toch zijn trouwe vriendinnen, immer gereed ons te midden der beslommeringen van het j dagelijksch leven te troosten, te verkwik ken, op te beuren. Stel dus uw huis voor haar open I De huismoeder, die prijs stelt op huiselijk heid en daarom gaarne haar woonvertrek zoo gezellig en vroolijk mogelijk inricht, z&l hiertoe in do eerste plaats hulp zoekeD bij de bloemen. In het late voorjaar en des zomers, als de markt met bloemen overla den is, doet zij haar inkoopen, en opge togen draagt zij de planten naar huis of laat zij zo thuis brengen, waar zij ze een plaatsje geeft in vensterbank of bloemen mand. Maar ach, de vreugde is dikwijls van korten duur. De planten tieren niet, de bloei is niet fleurig, de groei wordt min der, ze krijgen een flet9 en onooglijk aan zien. Hoe komt dat? Vaak iB de oorzaak gelegen in het ontbreken van een geschikte plaats, vaak ook in het gemis van goede zorg en oplettendheid, meestal het gevolg van onkunde. Zal d© plant in gezonden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 10