PERSOVERZICHT. LEIDSCH DAGSLAO, WOENSDAG S JULf. - TWEEDE BLAD. Anno 1905. Gemengd Nieuws. FEUILLETON. SSyo ]>foetIei*. Nö. 13026. In een artikel: „Examontijd en ÏVaoantie" wordt in het „Weekblad voor Gymnasiaal en Middel baar Onderwijs" gezegd: Drukke tijden, 'die laatste dagen van Juni en de eerste helft van de Julimaand l Vooral voor onze leerlingen en voor andere jongelieden, die bezig zijn met eind-, toe- latings- en overgangsexamens. Waarom moeten deze juist in het warm ste jaargetijde gehouden worden Is het noodzakelijk den cursus juist ai to sluiten bij het begin 'der groote zomervacantde 1 In het buitenland wordt cr veel bij semesters gewerkt, die afsluiten in voor- en najaar. Mij dunkt, wij moeten ook trachten daartoe te geraken. Als onze examens eens allo verplaatst werden naar Maart en April, evenals nu reeds met de examens voor de akte von onderwijzer bet geval isDe cur sus op de kweekscholen voor onderwijzers (essen), die op normaal Leasen, enz., zijn er toch wel degelijk op ingericht geworden, om tegen die voorjaarsexamens een afge sloten geheel te vormen. Dus kan dit ook geschieden voor onze middelbare scholen en gymnasia, wanneer men slechts ernstig den leergang van ad die inrichtingen naar dat voorbeeld wil wijzigen. Deze zaak zou waarschijnlijk een ge- jschikt vraagpunt kunnen zijn vooir een volgende algemeeno vergadering van onze Vcrceniging. Doch ik meende, dat het bijzonder good kon zijn, nu, in den war men tijd, te beginnen met er aandaoht op to vestigen. Misschien lok ik daardoor reeds bij voor baat enkele voor- en tegenstanders uit om hun licht in verschillenden zin op deze vrij gewichtige zaak te laten sohijnen. Een geheel andere zaak zou wellicht in vorband daarmede op eenvoudiger wijze te regelen zijn; namelijk den wensch trachten te verwezenlijken, die hier en daar geuit wordt: om den duur der zomervaoantie een weinig in te krimpen, ten einde in de plaats daarvan een kleine vacantie tus- schen September en December in te las- fichon. Doch wij kunnen ons voorloopig bepalen tot het eerste goopperde.Als er veel adhe- siebctuigcrs opdagen, zouden wij onze wen- schen omtrent regelmatige beëindiging van den leercursus tegen of omstreeks Pa9cheu nader kunnen formuleeren. Ook to dezer zake zal door vereeude krachten wel wat to verrichten zijn Wanneer wij tooh onze examens, die wel een noodzakelijk kwaad zullen blijven (al is het ook slechts voor een gedeelte), van de warmste dagen verschuiven kunnen naar de koelere voorjaarsdagen, wie wcot of er niet met koelere hoofden nog betere uitkomsten te verkrijgen zouden zijn dan thans. Hot i6 waar, dat de jongelui dan in die warmste dagen ook weer geregeld bob ben op te letten en te leeren, omdat er dan gewone leasen zouden zijn. Maar over hot algemeen wordt de overgangstijd toch tot den meest inspannenden gerekend. Om niet alle argumenten in één keer uit te putten, noem ik nog slechts één voordeel dat uit de genoemde wijziging zou kunnen ontspruiten. Verscheidene leerlingen zijn thans zoo geneigd te meenen, dat het ©inde van den cursus (gevolgd door een grooto vaoantie) ecu goede gelegenheid is om het geleerde to gaan vergeten. Die ave- rechtsche meening zou wellicht komen te vervallen bij den te verdedigen, gewijzigden cursustijd. Wie sluit zich dus aan bij een poging tot bereiking van het volgende dool: Verbannen der examens uit vie warmste dagen van het jaar? Volgens den ondergeteekende zou het zijn eon weldaad, zoowel voor hot onderwij zend personeel als voor de leerende jeugd- Aldus schrijft vie heer D. Ingerman, zegt do ,,M i d de 1 b u r g s c h e Courant": Zijn opmerkingen zijn meer bestemd voor zijn collega'6 leeraren, dan voor ons, lee- ken. Maar wij meenen, dat ouders en leer lingen hiervan ook zeker wel met belang stelling kennis zullen nemen. En niet on mogelijk, dat ook dezen over de doorhem besproken punten hun gedachten wel eens willen openbaren. Vooral over het vaoantievraagstuk laat menigeen zich dezer dagen nogal eens uit, nu hun kinderen weer staan voor een langen rusttijd, waarin het vaak moeilijk ia de jeugd bezig to houden. De kwestie is van algemeefi belang, en ai herhaalde malen besproken. Maar meer en meer blijkt de noodzake lijkheid van een verandering in deze. En een oploeeing kan slechts bevorderd worden door wrijving van gedachten. „D Nederlander" zei onder hat hoofd: „Hoog sohoolgeld" het vol gende: Terecht stellen de voorstanders der chris telijke sohool zich do ernstige vraag, wat nu ter verbetering van 'do sohool moet wor den gedaan. Evonmin als de subsidie krach tens de wet-Mackay ons volk tot verminde ring van hetgeen het voor zijn school uitr geeft gebracht heeft, moet dit thans het ge val zijn. Onze scholen behooren dit juist rreezen de neutrale schoolonderwijzers do openbare to overtreffen. Daarvoor is èn geld èn persoonlijke toewijding onmisbaar. Wij zijn echter niet van meeninf, dat op hoog schoolgeld moet worden aangestuurd. De meening, dat laag schoolgeld demcrali- seerend is of teeken is van Staats bedoeling, schijnt ons onjuist. Meermalen reeds toon den wij het aan. Voor de meeste gezinnen is, ook al behooren zij niot tot de on- of minvermogenden, het opbrengen van het geen een goedo sohool kost, onmogelijk, tenzij men hen daarvoor het geheel e leven laat betalen. Dit laatste nu geschiedt door middol -van belasting. Geheel de bevolking, voor zoover zij belasting betaalt, draagt voor het onderhoud eener goede volkseohool bij. Het is haar school, die zij betaalt, en do christelijke solidariteit geen uitvin ding van sooialisten moet er ons toe leiden een goede volksopvoeding tot het gemeengoed van allen te maken. Dat allen gedurende den tijd, dat de kinderen sohool gaan wat extra betalen, m. a. w., dab eenig schoolgeld geheven wordt, ook van den mingegoede, daartegen bestaat in onzo oogen geen bezwaar; het heeft in tegendeel een zeer goede zijde. Volkomen kosteloosheid is in vele gevallen af te keuren. Maar nog meeT is, dunkt ons, het drijvon af te keuren van hen, die meenen, dat, als iemand niet aan schoolgeld betaalt wat het kind dooreengenomen aan onderwijs kost, hij „bedeeld" wordt. Vroeger, toen de liberalen leefden op kosten van orthodoxe christenen, had dit zin; nu niet meer, nu in hoofdzaak het Rijk alle scholen bekostigt; ook do bijzon dere. Alleen het onderwijs, dat het gewone volksonderwijs te boven gaat, behoort uit sluitend door de gebruikers te worden betaald. Dan eerst komt men tot juiste kostenverdeeling. ,,D© Am s tor dom me r, Week blad voor Nederl a n d" bepleit als oplossing der crisis Grondwetsher ziening. Na in den breed© de mo.Ilijk- heden van den huidigen politieken toestand te hebben geschilderd en te hebben betoogd, dat bij een verhouding van 48 on 52 niets goeds kan worden verwacht, hoe mcD een kabinet, zoogenaamd parlementair of wel een cabinet d'affaires, ook vorme, oordeelt het blad, dat de vaderlandsliefde van rechts zoowel als van links behoort te doen uitzien naar een middel om met don zoo verwarden, voor het wolzijn van land on volk zoo gevaarlijken toestand to breken, althans een uitweg te zoeken. En dan ver klaart het, dat, zoo er ooit een oogenblik gunstig was om Grondweteherziening aan do orde te stellen, dit thans het geval is. „Een grondwetsherziening, ton einde al lereerst cle ontbindbaarheid der Provinciar le Staten, als politiek kiescollege, vol gens wijlen den ouden heer Heemskerk in dertijd vergoten vast to stellen, opdat het bij een ernstigen politicken strijd, gelijk thans gevoerd is, niet mogelijk blijve, dat d© Eerste Kamer jarenlang tegenover de meerderheid der kiezers staat. Een Grondwetsherziening, opdat de voor standers van kiesrechtuitbreiding, met do anti-revolutionnairon, die immera nog altijd het kiesrecht voor huislieden en daarmee gelijkgesteld/9© recht achten, te zamen eon formule vindon, welke een eind maakt aan de dwaze kieswet^ waaronder wij thans leven. Een Grondwetsherziening, waarbij het beginsel van evenredige vertegenwoordiging wordt aanvaard, al zoo mode rechtdoende zoowel aan katholieken als aan socialisten, die door de wijze, waarop bun kiezers in den "fttnde zijn verspfeid, terecht zich over het geringe aantal hunner vertegenwoor digers kunnen beklagen. Een Grondwetsherziening, welke, diene zij ook andere punten te betreffen, een zuivering geeft aan het vertegenwoordigend en wetgevend organisme, dat in zijn aller gebrekkigste wezen van het oogonblik, het parlementaire stelsel, tot steeds grooter schade, met onvruchtbaarheid slaat ©n zijn prestige bij de natie ondermijnt." „De Amsterdammer" wil voor do uitvoering dezer taak een kabinet, dat uit elementen van verschillende partijen is samengesteld, een ministerie ad ho en meent, dat, indien er dadelijk aan den ar beid getogen on met bekwamen spoed handeld wordt, er over een jaar oen nieuwe toestand kan geboren zijn, waaronder, bij eem andere aanvrnetelling van Tweede en Eerste Kamer, het re-ge eren door links of door rechts mogelijk is geworden. „Do Nieuwe Koerier" schrijft: Er komt eindelijk kentering m do opvatting der ongeloovige kun stenaars. Tot nog toe gold steeds: L'art pour l'art" (de kunst om do kunst), of mot an dere woorden: allee, wat onder de opvat ting van „kunst" valt^ mag nooit verboden worden en ia geschikt voor iedereen. Onder dezen dekmantel werden de schan delijkste romans en boeken verspreid; wer den de meest onzedelijke schilderingen en beelden iu musea en tentoonstellingen toe gelaten. Maar deze zoogenaamde vrijheid ontaard de zoo duidelijk in losbandighoid, dat heb eindelijk ook te ver ging, voor 'die onge loovige kunstenaars, die vroeger het hardat riepen: „L'art pour l'art." Hot gezond verstand heeft eindelijk bij he© gezegevierd. Ziehier een merkwaardig staaltje. Een medewerker van „Hot Yolk" had een boek geschreven, zoo walgelijk vuil, dat de hoofdredactie van „Het Volk" hem onmiddellijk de medewerking aan „Het Volk" verbood. En dat wil wat zeggen, want „Het Volk", dat romans van Zola als feuilleton cpncemt, is niet zoo kiesclr uitgevallen. Maar het socialistisch hoofdorgaan be greep toch, dat er ook een grens is. Deze medewerker was echter niet tevre den met zijn vonnis. Hij beweerde, dat zijn boek een „kunst werk" was, en al-s zoodanig niet slecht kon zijn. En om zekerheid te hebben, wendde hij zich tot Lodewijk van Dcyssel Nu zou men denken, dat Van Deyseol, die op het gebied van slechte-bocken-sohrij- vcn nogal wat lauweren verdiend heeft, ook tegen het boek van den medewerker van „Het Volk" geen bezwaar zou heb ben. En toch ook Lodewijk van Deyssel is eindelijk, door de vreeselijke gevolgen van zijn eigen leer afgeschrikt, van meening veranderd. Hij huldigt niet meer de leer van de „kunst om do kunst." Een boek kan een „kunstwerk" zijn cn toch zeer verderfelijk voor de mensehen Zoo oordeelt Van Deys- 601. In hot briefje, dat hij aan bovenbedoel den medewerker van „Het Volk" schreef, zeide Van Dcyssel: „Voor mij zijt gij een zeldzaam cn goed kunstenaar. Evenwel heeft in de latere jaren mijn eigen begrip van wat een letterkundig boek behoort te zijn, zich ©enigszins gewijzigd of aangevuld. Zoo vernam ik onlangs, 'dat mijn roman „De kloino Republiek" zich in de biblio theek cener Hoogere Burgerschool bevond, en moest dit uitdrukkelijk afkeuren. Langs dio lijn doordenkond, komtmon er toe de publicatie van een boek als daad in de samenleving te beschouwen en het dus in een publicatie minder goed te ach ten, indien zij bevordert levenswijzen, die men meent, dat niet bevorderd moeten wor den. Zooals ik zeide, geef ik u too, dat dit. miju gevoelen niet geheel thuis behoort in do nieuwe „G id s-theoriecn, maar het is juist, wanneer een theorie zoo in haar uiterste oonsoquentio wordt toegepast, als door uw schetsen geschiedt, dat men er het wankele of te ver gedreven deel van gewaar wordt." Daar blijkt uit, dat de katholieken ton langen leste gelijk krijgen met hun moo ning, dat „kunst" niet do vlag mag zijn, die iedere lading dekt. Bovon de kunst staan de wetten van zedelijkheid, en wat daarmee in botsing komt, mAg eigenlijk niet meer onder het ware begrip van „kunst" vallen. Gelukkig, dat onder ongoloovigen ook kentering ia waar te nemen. In oen asterisk: „Duur van het mi nisterschap" zegt „Do Stan daard": Wij hebben indertijd beweerd, dat na 1S48 een vierjarige ambtsduur van cbn Mi nister van Binnonlandsche Zaken het hoog ste waa, op een kleine exoeptio na. Nu het weersproke© ia, leveren wa bewijs: Van der Heim 1 Jan. '4825 Mrt. '-48 3 maanden. Luzao Nov. '48Nov. '49, 1 jaar. Thorbccko 1 Nov. '49Apr. '53, ruim 3 jaren. Van Rcenen Apr. '53—-Juli '50, ruim 3 jaren. Simons Juli '50Jan '57, ©on i j. Van Rappard Jan, '57Mrt. '58, ruim 1 jaar. Van Tets Mrt. '58—Fcbr. '60 bijna 2 jaren. Van Heemstra Febr. '60Febr. '62, 2 j. Thorbooko Febr. '62Fcbr. '66 *4 j. Geortaenia Febr. '66Juni '66, 4 m. Heemskerk Juni '66— Juni '68, 2 j. Fook Juni '68— Jan. '71, 2\ j. Thorbeoke Jan. '71Juni '72, l£ j. Van Bosso Juni '72Juli '72, 1 m. Georteema Juli '72Aug. '74, 2 j. Heemskerk Aug. '71Nov. '77, 3 j. Kappeyne Nov. '77—Aug. '79, 2 j. Six Aug. '79—Fobr. '82, 3 j. Pijnacker Hordijk Febr. '82—April '83, 1 jaar. Heemskerk Api '83—Apr. '88, *6 j. Mackay April '88—Fobr. '90, 2 j. Lohman Febr. '90—Aug. '91, jaar. Tak Aug. '91Mei '91, 3 jaar Van Houten Mei '94—Juli '97, 3 jaar. Borgesiua Juli '97—Juli 1901, *4 j. Kuypcr Juli '01—Juli '05, *4 j. Van deze 26 ministers dienden alzoo slechts vier ministers langer dan drie jaar bij dit Departement, cn van deze vier bleef alleen Heemskerk vijf jaar aan ter oor- zake van do Grondwetsherziening. Do drie overigen waren Thorbccko, Bor gesiua en Kuyper, die elk vier jaar aau hot Departement bleven. Men meldt uit Amsterdam: De pogingen door het dagclijksch bestuur der „Algemeene Winkeliersvereeniging" ge daan om bijwijze van proef of ais over gangsmaatregel, gedurende de zomermaan den een vrijwillige sluiting van winkels en magazijnen des avonds te 9 uren te vor krijgen, mag alleszins geslaagd heeten. Het aantal winkeliers, dat hun winkel van nu af na 9 uren des avonds sluiten (of dit reeds vroeger deden) is verbazend groot in do voornaamste winkelstraten. Een daartoe ingesteld onderzoek bracht aan hot licht, dat van do winkeliers in Kalverstraat, Nieuwcndijk, Loidschcstraat, Utrcchteche- straat, Reguliorbreeetraat on nog enkel© andor,c eerste-winkel-straten meer dan 80 pCt. na 9 uren gesloten waren. Verschoi done winkelier* sloten cchlor ree da to 3 uien of nog vroeger. Verblijdend is. dat bovendien een sterke strooming merkbaar was om ook in dö niouwe stadswijken hei sluitingsuur op 9 uren te brengen. Men meldt uit het \V e s 11 a n d: Do teelt van perziken staat dit jaar zeer ongunstig. Do vrucht blijft in de kussen klein van stuk en door do felle zonnehitte wordt de pluk stork geforceerd. In de na tuur is do toestand veol ongunstiger. Vroe ge soorten dragen zeer matige late biji-in het geheel niot. Geheel© muren staan zonder vriicht. Men is van meening, dat de regens uic het zuiden in den bloeitijd meer kwaad hebben gedaan da© d© nachtvorsten. Bloembollen ziju bevredigend ontwikkeld en do droge handel is levendig mot hooger prijzen dan iu het vorige jaar. Er is op do gioene veilingen zeer veel voor kwceklust gekocht, zoodat deze roeit aanzieulijk zal toenemcu. Hot „Niouwsbl. voor 81 io- dreoht en Omstreken" meldt: „Dezelfde correspondent-, dio ons het bericht uit Gijbelaud zond van een gevon den schat, ter waardo van ongeveer 50,000, schrijft ons thans, dat sedert dit bericht in ons blad verscheen, reeds -dozijnen oude secretaires en kabinetten, waaronder stuk ken van grooto waarde, door Alblassor- waardschc boeren zijn stukgeslagen, in de hoop ook een geheim laatje en daaidoor eon verborgen schat te vinden. „Hieruit blijkt ten duidelijkste dat do man er ons in heeft laten loopen. Wij hebben dezen onbetrouwbaren correspon dent daarom zijn congé gegeven." To Eist (Betuwe) ontstond gistermiddag omstreeks drie uren biiand in de groot© tabakahofstede, toebehoorendo aan en bewoond door P Hcrmacn. Spoedig stond bet gehcele pcroccl in lichterlaaie cn waa het onmogelijk iets te redden. Bchalvo dat de inboedel verbrandde, kwamen ook nog vier varkens, een kalf en een bond in de vlammen om. Door den wind werden do vliegende vonken op de kapitale boer derij van den heer H. J C Burgers over gebracht. Ook dit perceel stond in weinig fcijds gchcol in vlammen. Van het groote woonhuis, schuren vol met pas gewonnen hcelgras on kiaverhooi, een hooiberg en een gedeelte van den inboedel, bleef nicte gespaard. Nog werd door het vuur in asoh gelegd de wnrmooziorshofstede, bewoond door A. Arissen, eigenaar P. Hermsen voornoemd. Hier kon do inboedel nog gered werden. Een iets verder gelegen boerderij van Aalbers kon met moeite behoudon blijven. Alles was verzekerd. Do verpleegde, dio Zaterdag uit het Rijks-krankzinnigengesticht te Mo- domblik ontvlucbtto, is tc Purmcrcr.d aan gehouden en naar cle inrichting terugge bracht Door don brigadecommandant der marechaussee, te Groe-sbeek, zijn Zo- terdag, in de nabijheid van den Duivels berg, uit een zomorhuisje eenige planken in beslag genomen, waarop een handteeko- ning staat van Jules Chcrpion, don man, die verdacht wordt van don bekenden moord. Ernstig vermoeden bestaat, dat deze door hemzelf daarop is geplaatst. To Maastricht is Zondag een jongen van zeetien jaren, bediende bij do firma H aldaar, bij het baden in de Mans verdronken Zijn lijk is nog niot opgovischt. Eon paar krasso oudjes. Den 19den Juli zullen K, Smit en zijn echtge noot© M do Ruytcr, wonende to Broek in Waterland, het zeldzame feest kunnen vieren zeventig jaar gehuwd te zijn. Do man is alsdan 92 jaar oud cn zijn vrouw 88-i Van hun acht kinderen zijn er nog drie in het leven, terwijl het aantal klein kinderen 26 cn achterkleinkindoren 55 be draagt. De man ziét er, hoewel het gaan hem bezwaarlijk wordt, nog tamelijk krachtig uit, terwijl zijn vrouw zoodanig haar gezichtsvermogen heeft verloren dat alleon plotseling ontsteken van licht nog j door haar bospeurd wordt. Het denkver- j mogen van beide oudjes is nog uitstekend, I vooral van de vrouw. („Hbld.") 8) De heer Lampert had een glazen kastje voor den klant geschoven en het deksel geopend. Hij kendo het aantal ringen i© dit kastje een juwelier moet altijd voor zichtig zijn en zeide daarom slechts: „Doe uw keuze, mijnheer," en wendde zich toen tot Friedrioh Just, wie© hij influis terde: „Ga daar in miju kantoor, mijnheer Just, u vindt daar een adresboek, waaruit U de woningen der beide oudste zonen van Teil kunt afschrijven, maar vergeet niet, zij heeten Deohner, Adolf cn Peter Dechuer; de e.rsto is instrumentmaker, de ander voorloopig nog marmerslijper. Daar, op den lessenaar, ga uw ga©g." Hij schoof hem in het -door een glazen deur van den winkel gescheiden half ver lichte achterkamertje on keerde achter de toonbank terug. „Wat kost deze ring?" vroeg de vreem deling, die zijn keus gedaan had en op een eenvoudigen gouden ring met een prachtig fonkelende edelsteen wees. „Dezo hier? Tet is een zeer sehoone steen van het reinste water, 560 mark, vas te prijs." Zonder een woord te zeggen haalde de klant met zijn linkerhand iets onbeholpen een lederen portefeuille voor den dag, nam daaruit zes bankjes van 100 mark en legde die op dc toonbank. De heer Lampert deed den ring in een met fluweel overtrokken étui wikkeldo de zen in zijdepapier en gaf d.t pakje aan den kooper. Toe© nam hij de zes banknoten cn gaf twee twintigmavkstukken met een bui ging terug. Do vreemdeling li t do beide goudstuk ken achteloos in den zak van zijn pantalon glijden, knikte met het hoofd en wilde heengaan. Reeds in de buurt van do deur bleef hij achter de binnenste glasruit staan, wees op een in de étalage-kast tentoonge- stelden collier van parelen cn vrceg: „Wat kost deze collier?" „Vier duizend mark, mijnheer." De ju welier opende het raam, nam den ooilier en gaf hem den vreemdeling ter bezichti ging. „Het is niet duur, de paarlen zijn alle blauwachtig en van zeldzame regel maat, zie dien prachtigen glans I" „Inderdaad, 'dit s' raad bevalt mij, dat zou cc© gesohikt huwelijkscadeau voor mijn aanstaande" schoondochter zijn. Hebt u dea aitersten prijs genoemd?" „Den uitersten, mijnheer; ik overvraag uit principe niet; u wordt bij Wilhelm Lampert slechts op het reëelste bediend." „Goerd, ik kojop deze paarlen. Maar ik ben op dozen grooten inkoop niet voorbereid en moet de vereisohte som eerst uit het hotel laten halen, waarin ik met mijn vrouw afgestapt ben." „Zooals u belieft. Als u het goedvindt, zend ik u den collier." „Dank u, ik wil u niet bezorgd maken. U kent mij niet, en bij dergelijko inkoo- pen ko-uen, helaas, allerlei onregelmatig heden voorhet eenvoudigste, is dat ik mijn bediende, die buiten op mij wacht, naar liet hotel zend, dio kan dan het geld dadelijk halen." De vreemdeling, die de© ooilier aan den heer Lampert had teruggegeven, ging naar de winkeldeur, maakte die even open en liet: „pst, pst" hooren Op dit teeken kwam een jongmensoh in eenvoudige liverei over dc© drempel, nam den hoed af on wachtte in eerbiedige hou ding op do bevelen van zijn meestor. Frits," zeide de vreemdeling, „ik zal u een briefje geven, dat gij aan mevrouw in heb „Kaiaorhof" moet brongen." Hij had, terwijl hij zoo sprak, een portefeuille voor den dag gehaald, bladerde in de pa pieren inhoud, om de ontbrekende som vast to stellen, en ging vfoort: „Mevrouw zal je 3500 mark voor mij overhandigen, daar mede komt gij zoo spoedig mogelijk hier terug. Verlies het geld niet en haast jeGij kunt een droschke neme©." „Ja, baron 1" antwoordde de bediende. Do vreemdeling wendde zich thans tot den heer Lampert, en een lessenaar wijzen de achter de toonbank, zeide hij: „U ver gunt mij even." „Als het u belieft, baron, alles staat te uwen dienste." Do vreemdeling begaf zioh naar deD les senaar, legde met dc linkerhand een velle tje postpapier voor zich, lachte toen mis moedig en wendde zich naar den heer Lam pert om. „Ik vergeet geheel, dat het mij onmogelijk is met de liokerhand te schrij ven ik heb onlangs drie vingers van mijn rechterhand aan een van mijn dorschmachi- nes geblesseerd. Maar dat is gemakkelijk te verhelpen. U hebt zeker wel de goedheid naar mijn diotaat een paar woorden te schrijven „Met het grootste genrfoegen, baron; be schik over mij." Reeds stond de heer Lampert aan den lessenaar, doopte de pen in den inkt en wachtte op hetgeen hij schrijven zou. „Lieve Vrouw," zoo begon de baron te dictcereu, „geef brenger dezes dadelijk 3500 mark van het geld, dat gij voor mij bewaart; ik kan toevallig zeer sehoone paarlen koopon. Den besten groet van uw Wilhelm." Zoo, hebt u het? Dat is vol doende." D© baron nam het briefje, dat Lampert geschreven had, doorvloog den inhoud, vouwde het samen en gaf het don bediende. „Hier, maar snel, opdat ik niet zoo lang behoef te wachten." De bediende verwijderde zich haastig. Zijn heer had een zwaar gouden horlogo voor den dag gehaald, om den tijd te con- stateerendaarna nam hij uit een schild padden sigarenkoker een sigaret en vroeg beleefd: „U vergunt, dat ik rook?"4 „Zeker, baron; hier is vuur en een asch- bakjo." Gedurende dit voorval in den winkel zat Friedrich Just in het kantoor cn zocht in den omvangrijken woninggids de nomen der beide broeders Dechner. Maar rw/jl hij las en het eindelijk gevondene in zijn notitieboekje schreef, hoorde hij onwille keurig met zijn scherp oor het onderhoud van de beide in den winkel zijnde hoeren. Plotseling hield hij met schrijven op, wendde zijn gezicht naar de glazen deur cn luisterde vol spanning naar elk woord, dat daarnaast gesproken werd. Hij legde de pen op den met groen laken overtrokken lesse naar, stond op, sloop naar do deur en zag door do ruit daarin naar den vreemdeling. Daar het in het kantoor tamelijk donker was, kon men den bespieder uit den in het zonlicht liggenden winkel onmogelijk zien. alet vooruitgestoken iiooid en ingehouden adem, de oogen struk op den vreemdeling gericht, blond bij duar en docht na, waar bb deze gcetalt© reeds vroeger gezien, deze stem reeds eens gehoord bad. Fas was tb bediende van den baron met bet briefjo uit den winkel gegaan, of or gleed over liet ge laat van Friedrich Just een uitdrukking, welke men als bohrik, maar ook als voldoe ning over het eindelijk in de herinnering opgerezone kou verkaren. Zonder lang na te donken spoedde de man op do teen en zich door de tweede deur van het kantoor, welko onmiddellijk op de vestibule uitliep, opende die behoedzaam cn verdween ongezien daar door. Op straat zag hij nog den bediende, dio voorloopig geen drosebko gevonden had en t© voet do richting naar do Hornstrasa© iDsloeg. Voor het huis, grenzende aan dat van den juwelier, hield in dit oogenblik een droschke stil, waaruit een dame steeg, die den koetsier betaalde. Friedrich Just liep haastig op het vrijgekomen rijtuig toe en zeide tot den koeteier: „Als gij mij zoo spoedig mogelijk naar do Hornstrasse 200 brengt, dan krijgt gij een thaler fooi." De koetsier meesmuilde. „Dat zullen wé hebben; stap in, mijnheer." Na tien minuten hield het snuivende paard voor het genoemde huis stil cn Frie drich Just steeg de trappen naar de tweed# étage op. (Wordt ïtrrol-jd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5