PERSOVERZICHT.
LEIDSCH DAGSLAO, WOENSDAG S JULf. - TWEEDE BLAD.
Anno 1905.
Gemengd Nieuws.
FEUILLETON.
SSyo ]>foetIei*.
Nö. 13026.
In een artikel: „Examontijd en
ÏVaoantie" wordt in het „Weekblad
voor Gymnasiaal en Middel
baar Onderwijs" gezegd:
Drukke tijden, 'die laatste dagen van Juni
en de eerste helft van de Julimaand l
Vooral voor onze leerlingen en voor andere
jongelieden, die bezig zijn met eind-, toe-
latings- en overgangsexamens.
Waarom moeten deze juist in het warm
ste jaargetijde gehouden worden Is het
noodzakelijk den cursus juist ai to sluiten
bij het begin 'der groote zomervacantde 1
In het buitenland wordt cr veel bij
semesters gewerkt, die afsluiten in voor-
en najaar.
Mij dunkt, wij moeten ook trachten
daartoe te geraken. Als onze examens eens
allo verplaatst werden naar Maart en April,
evenals nu reeds met de examens voor de
akte von onderwijzer bet geval isDe cur
sus op de kweekscholen voor onderwijzers
(essen), die op normaal Leasen, enz., zijn er
toch wel degelijk op ingericht geworden,
om tegen die voorjaarsexamens een afge
sloten geheel te vormen.
Dus kan dit ook geschieden voor onze
middelbare scholen en gymnasia, wanneer
men slechts ernstig den leergang van ad
die inrichtingen naar dat voorbeeld wil
wijzigen.
Deze zaak zou waarschijnlijk een ge-
jschikt vraagpunt kunnen zijn vooir een
volgende algemeeno vergadering van onze
Vcrceniging. Doch ik meende, dat het
bijzonder good kon zijn, nu, in den war
men tijd, te beginnen met er aandaoht op
to vestigen.
Misschien lok ik daardoor reeds bij voor
baat enkele voor- en tegenstanders uit om
hun licht in verschillenden zin op deze
vrij gewichtige zaak te laten sohijnen.
Een geheel andere zaak zou wellicht in
vorband daarmede op eenvoudiger wijze te
regelen zijn; namelijk den wensch trachten
te verwezenlijken, die hier en daar geuit
wordt: om den duur der zomervaoantie
een weinig in te krimpen, ten einde in de
plaats daarvan een kleine vacantie tus-
schen September en December in te las-
fichon.
Doch wij kunnen ons voorloopig bepalen
tot het eerste goopperde.Als er veel adhe-
siebctuigcrs opdagen, zouden wij onze wen-
schen omtrent regelmatige beëindiging van
den leercursus tegen of omstreeks Pa9cheu
nader kunnen formuleeren. Ook to dezer
zake zal door vereeude krachten wel wat
to verrichten zijn
Wanneer wij tooh onze examens, die wel
een noodzakelijk kwaad zullen blijven (al
is het ook slechts voor een gedeelte), van
de warmste dagen verschuiven kunnen
naar de koelere voorjaarsdagen, wie wcot
of er niet met koelere hoofden nog betere
uitkomsten te verkrijgen zouden zijn dan
thans. Hot i6 waar, dat de jongelui dan in
die warmste dagen ook weer geregeld bob
ben op te letten en te leeren, omdat er
dan gewone leasen zouden zijn. Maar over
hot algemeen wordt de overgangstijd toch
tot den meest inspannenden gerekend.
Om niet alle argumenten in één keer uit
te putten, noem ik nog slechts één voordeel
dat uit de genoemde wijziging zou kunnen
ontspruiten. Verscheidene leerlingen zijn
thans zoo geneigd te meenen, dat het
©inde van den cursus (gevolgd door een
grooto vaoantie) ecu goede gelegenheid is
om het geleerde to gaan vergeten. Die ave-
rechtsche meening zou wellicht komen te
vervallen bij den te verdedigen, gewijzigden
cursustijd.
Wie sluit zich dus aan bij een poging
tot bereiking van het volgende dool:
Verbannen der examens uit vie
warmste dagen van het jaar?
Volgens den ondergeteekende zou het zijn
eon weldaad, zoowel voor hot onderwij
zend personeel als voor de leerende jeugd-
Aldus schrijft vie heer D. Ingerman, zegt
do ,,M i d de 1 b u r g s c h e Courant":
Zijn opmerkingen zijn meer bestemd voor
zijn collega'6 leeraren, dan voor ons, lee-
ken. Maar wij meenen, dat ouders en leer
lingen hiervan ook zeker wel met belang
stelling kennis zullen nemen. En niet on
mogelijk, dat ook dezen over de doorhem
besproken punten hun gedachten wel eens
willen openbaren.
Vooral over het vaoantievraagstuk laat
menigeen zich dezer dagen nogal eens uit,
nu hun kinderen weer staan voor een
langen rusttijd, waarin het vaak moeilijk
ia de jeugd bezig to houden.
De kwestie is van algemeefi belang, en
ai herhaalde malen besproken.
Maar meer en meer blijkt de noodzake
lijkheid van een verandering in deze.
En een oploeeing kan slechts bevorderd
worden door wrijving van gedachten.
„D Nederlander" zei onder hat
hoofd: „Hoog sohoolgeld" het vol
gende:
Terecht stellen de voorstanders der chris
telijke sohool zich do ernstige vraag, wat
nu ter verbetering van 'do sohool moet wor
den gedaan. Evonmin als de subsidie krach
tens de wet-Mackay ons volk tot verminde
ring van hetgeen het voor zijn school uitr
geeft gebracht heeft, moet dit thans het ge
val zijn. Onze scholen behooren dit juist
rreezen de neutrale schoolonderwijzers
do openbare to overtreffen. Daarvoor is èn
geld èn persoonlijke toewijding onmisbaar.
Wij zijn echter niet van meeninf, dat op
hoog schoolgeld moet worden aangestuurd.
De meening, dat laag schoolgeld demcrali-
seerend is of teeken is van Staats bedoeling,
schijnt ons onjuist. Meermalen reeds toon
den wij het aan. Voor de meeste gezinnen
is, ook al behooren zij niot tot de on- of
minvermogenden, het opbrengen van het
geen een goedo sohool kost, onmogelijk,
tenzij men hen daarvoor het geheel e leven
laat betalen. Dit laatste nu geschiedt door
middol -van belasting. Geheel de bevolking,
voor zoover zij belasting betaalt, draagt
voor het onderhoud eener goede volkseohool
bij. Het is haar school, die zij betaalt, en
do christelijke solidariteit geen uitvin
ding van sooialisten moet er ons toe
leiden een goede volksopvoeding tot het
gemeengoed van allen te maken. Dat allen
gedurende den tijd, dat de kinderen
sohool gaan wat extra betalen, m. a. w.,
dab eenig schoolgeld geheven wordt, ook
van den mingegoede, daartegen bestaat
in onzo oogen geen bezwaar; het heeft in
tegendeel een zeer goede zijde. Volkomen
kosteloosheid is in vele gevallen af te
keuren. Maar nog meeT is, dunkt ons, het
drijvon af te keuren van hen, die meenen,
dat, als iemand niet aan schoolgeld
betaalt wat het kind dooreengenomen aan
onderwijs kost, hij „bedeeld" wordt.
Vroeger, toen de liberalen leefden op
kosten van orthodoxe christenen, had dit
zin; nu niet meer, nu in hoofdzaak het
Rijk alle scholen bekostigt; ook do bijzon
dere. Alleen het onderwijs, dat het gewone
volksonderwijs te boven gaat, behoort uit
sluitend door de gebruikers te worden
betaald. Dan eerst komt men tot juiste
kostenverdeeling.
,,D© Am s tor dom me r, Week
blad voor Nederl a n d" bepleit
als oplossing der crisis Grondwetsher
ziening. Na in den breed© de mo.Ilijk-
heden van den huidigen politieken toestand
te hebben geschilderd en te hebben betoogd,
dat bij een verhouding van 48 on 52 niets
goeds kan worden verwacht, hoe mcD een
kabinet, zoogenaamd parlementair of wel
een cabinet d'affaires, ook vorme, oordeelt
het blad, dat de vaderlandsliefde van
rechts zoowel als van links behoort te doen
uitzien naar een middel om met don zoo
verwarden, voor het wolzijn van land on
volk zoo gevaarlijken toestand to breken,
althans een uitweg te zoeken. En dan ver
klaart het, dat, zoo er ooit een oogenblik
gunstig was om Grondweteherziening aan
do orde te stellen, dit thans het geval is.
„Een grondwetsherziening, ton einde al
lereerst cle ontbindbaarheid der Provinciar
le Staten, als politiek kiescollege, vol
gens wijlen den ouden heer Heemskerk in
dertijd vergoten vast to stellen, opdat
het bij een ernstigen politicken strijd, gelijk
thans gevoerd is, niet mogelijk blijve, dat
d© Eerste Kamer jarenlang tegenover de
meerderheid der kiezers staat.
Een Grondwetsherziening, opdat de voor
standers van kiesrechtuitbreiding, met do
anti-revolutionnairon, die immera nog altijd
het kiesrecht voor huislieden en daarmee
gelijkgesteld/9© recht achten, te zamen eon
formule vindon, welke een eind maakt aan
de dwaze kieswet^ waaronder wij thans
leven.
Een Grondwetsherziening, waarbij het
beginsel van evenredige vertegenwoordiging
wordt aanvaard, al zoo mode rechtdoende
zoowel aan katholieken als aan socialisten,
die door de wijze, waarop bun kiezers in
den "fttnde zijn verspfeid, terecht zich over
het geringe aantal hunner vertegenwoor
digers kunnen beklagen.
Een Grondwetsherziening, welke, diene
zij ook andere punten te betreffen, een
zuivering geeft aan het vertegenwoordigend
en wetgevend organisme, dat in zijn aller
gebrekkigste wezen van het oogonblik, het
parlementaire stelsel, tot steeds grooter
schade, met onvruchtbaarheid slaat ©n zijn
prestige bij de natie ondermijnt."
„De Amsterdammer" wil voor do
uitvoering dezer taak een kabinet, dat uit
elementen van verschillende partijen is
samengesteld, een ministerie ad ho en
meent, dat, indien er dadelijk aan den ar
beid getogen on met bekwamen spoed
handeld wordt, er over een jaar oen nieuwe
toestand kan geboren zijn, waaronder, bij
eem andere aanvrnetelling van Tweede en
Eerste Kamer, het re-ge eren door links of
door rechts mogelijk is geworden.
„Do Nieuwe Koerier" schrijft:
Er komt eindelijk kentering m do
opvatting der ongeloovige kun
stenaars.
Tot nog toe gold steeds: L'art pour
l'art" (de kunst om do kunst), of mot an
dere woorden: allee, wat onder de opvat
ting van „kunst" valt^ mag nooit verboden
worden en ia geschikt voor iedereen.
Onder dezen dekmantel werden de schan
delijkste romans en boeken verspreid; wer
den de meest onzedelijke schilderingen en
beelden iu musea en tentoonstellingen toe
gelaten.
Maar deze zoogenaamde vrijheid ontaard
de zoo duidelijk in losbandighoid, dat heb
eindelijk ook te ver ging, voor 'die onge
loovige kunstenaars, die vroeger het hardat
riepen: „L'art pour l'art."
Hot gezond verstand heeft eindelijk bij
he© gezegevierd. Ziehier een merkwaardig
staaltje.
Een medewerker van „Hot Yolk" had
een boek geschreven, zoo walgelijk vuil,
dat de hoofdredactie van „Het Volk"
hem onmiddellijk de medewerking aan
„Het Volk" verbood. En dat wil wat
zeggen, want „Het Volk", dat romans
van Zola als feuilleton cpncemt, is niet
zoo kiesclr uitgevallen.
Maar het socialistisch hoofdorgaan be
greep toch, dat er ook een grens is.
Deze medewerker was echter niet tevre
den met zijn vonnis.
Hij beweerde, dat zijn boek een „kunst
werk" was, en al-s zoodanig niet slecht
kon zijn.
En om zekerheid te hebben, wendde hij
zich tot Lodewijk van Dcyssel
Nu zou men denken, dat Van Deyseol,
die op het gebied van slechte-bocken-sohrij-
vcn nogal wat lauweren verdiend heeft,
ook tegen het boek van den medewerker
van „Het Volk" geen bezwaar zou heb
ben.
En toch ook Lodewijk van Deyssel is
eindelijk, door de vreeselijke gevolgen van
zijn eigen leer afgeschrikt, van meening
veranderd.
Hij huldigt niet meer de leer van de
„kunst om do kunst." Een boek kan een
„kunstwerk" zijn cn toch zeer verderfelijk
voor de mensehen Zoo oordeelt Van Deys-
601.
In hot briefje, dat hij aan bovenbedoel
den medewerker van „Het Volk" schreef,
zeide Van Dcyssel:
„Voor mij zijt gij een zeldzaam cn goed
kunstenaar.
Evenwel heeft in de latere jaren mijn
eigen begrip van wat een letterkundig boek
behoort te zijn, zich ©enigszins gewijzigd of
aangevuld.
Zoo vernam ik onlangs, 'dat mijn roman
„De kloino Republiek" zich in de biblio
theek cener Hoogere Burgerschool bevond,
en moest dit uitdrukkelijk afkeuren.
Langs dio lijn doordenkond, komtmon er
toe de publicatie van een boek als daad
in de samenleving te beschouwen en het
dus in een publicatie minder goed te ach
ten, indien zij bevordert levenswijzen, die
men meent, dat niet bevorderd moeten wor
den.
Zooals ik zeide, geef ik u too, dat dit. miju
gevoelen niet geheel thuis behoort in do
nieuwe „G id s-theoriecn, maar het is
juist, wanneer een theorie zoo in haar
uiterste oonsoquentio wordt toegepast, als
door uw schetsen geschiedt, dat men er het
wankele of te ver gedreven deel van gewaar
wordt."
Daar blijkt uit, dat de katholieken ton
langen leste gelijk krijgen met hun moo
ning, dat „kunst" niet do vlag mag zijn,
die iedere lading dekt.
Bovon de kunst staan de wetten van
zedelijkheid, en wat daarmee in botsing
komt, mAg eigenlijk niet meer onder het
ware begrip van „kunst" vallen.
Gelukkig, dat onder ongoloovigen ook
kentering ia waar te nemen.
In oen asterisk: „Duur van het mi
nisterschap" zegt „Do Stan
daard":
Wij hebben indertijd beweerd, dat na
1S48 een vierjarige ambtsduur van cbn Mi
nister van Binnonlandsche Zaken het hoog
ste waa, op een kleine exoeptio na.
Nu het weersproke© ia, leveren wa bewijs:
Van der Heim 1 Jan. '4825 Mrt. '-48 3
maanden.
Luzao Nov. '48Nov. '49, 1 jaar.
Thorbccko 1 Nov. '49Apr. '53, ruim
3 jaren.
Van Rcenen Apr. '53—-Juli '50, ruim 3
jaren.
Simons Juli '50Jan '57, ©on i j.
Van Rappard Jan, '57Mrt. '58, ruim
1 jaar.
Van Tets Mrt. '58—Fcbr. '60 bijna
2 jaren.
Van Heemstra Febr. '60Febr. '62, 2 j.
Thorbooko Febr. '62Fcbr. '66 *4 j.
Geortaenia Febr. '66Juni '66, 4 m.
Heemskerk Juni '66— Juni '68, 2 j.
Fook Juni '68— Jan. '71, 2\ j.
Thorbeoke Jan. '71Juni '72, l£ j.
Van Bosso Juni '72Juli '72, 1 m.
Georteema Juli '72Aug. '74, 2 j.
Heemskerk Aug. '71Nov. '77, 3 j.
Kappeyne Nov. '77—Aug. '79, 2 j.
Six Aug. '79—Fobr. '82, 3 j.
Pijnacker Hordijk Febr. '82—April '83,
1 jaar.
Heemskerk Api '83—Apr. '88, *6 j.
Mackay April '88—Fobr. '90, 2 j.
Lohman Febr. '90—Aug. '91,
jaar.
Tak Aug. '91Mei '91, 3 jaar
Van Houten Mei '94—Juli '97, 3 jaar.
Borgesiua Juli '97—Juli 1901, *4 j.
Kuypcr Juli '01—Juli '05, *4 j.
Van deze 26 ministers dienden alzoo
slechts vier ministers langer dan drie jaar
bij dit Departement, cn van deze vier bleef
alleen Heemskerk vijf jaar aan ter oor-
zake van do Grondwetsherziening.
Do drie overigen waren Thorbccko, Bor
gesiua en Kuyper, die elk vier jaar aau
hot Departement bleven.
Men meldt uit Amsterdam: De
pogingen door het dagclijksch bestuur der
„Algemeene Winkeliersvereeniging" ge
daan om bijwijze van proef of ais over
gangsmaatregel, gedurende de zomermaan
den een vrijwillige sluiting van winkels
en magazijnen des avonds te 9 uren te vor
krijgen, mag alleszins geslaagd heeten.
Het aantal winkeliers, dat hun winkel van
nu af na 9 uren des avonds sluiten (of dit
reeds vroeger deden) is verbazend groot in
do voornaamste winkelstraten. Een daartoe
ingesteld onderzoek bracht aan hot licht,
dat van do winkeliers in Kalverstraat,
Nieuwcndijk, Loidschcstraat, Utrcchteche-
straat, Reguliorbreeetraat on nog enkel©
andor,c eerste-winkel-straten meer dan 80
pCt. na 9 uren gesloten waren. Verschoi
done winkelier* sloten cchlor ree da to 3
uien of nog vroeger. Verblijdend is. dat
bovendien een sterke strooming merkbaar
was om ook in dö niouwe stadswijken hei
sluitingsuur op 9 uren te brengen.
Men meldt uit het \V e s 11 a n d:
Do teelt van perziken staat dit jaar zeer
ongunstig. Do vrucht blijft in de kussen
klein van stuk en door do felle zonnehitte
wordt de pluk stork geforceerd. In de na
tuur is do toestand veol ongunstiger. Vroe
ge soorten dragen zeer matige late biji-in
het geheel niot. Geheel© muren staan zonder
vriicht. Men is van meening, dat de regens
uic het zuiden in den bloeitijd meer kwaad
hebben gedaan da© d© nachtvorsten.
Bloembollen ziju bevredigend ontwikkeld
en do droge handel is levendig mot hooger
prijzen dan iu het vorige jaar. Er is op do
gioene veilingen zeer veel voor kwceklust
gekocht, zoodat deze roeit aanzieulijk zal
toenemcu.
Hot „Niouwsbl. voor 81 io-
dreoht en Omstreken" meldt:
„Dezelfde correspondent-, dio ons het
bericht uit Gijbelaud zond van een gevon
den schat, ter waardo van ongeveer 50,000,
schrijft ons thans, dat sedert dit bericht
in ons blad verscheen, reeds -dozijnen oude
secretaires en kabinetten, waaronder stuk
ken van grooto waarde, door Alblassor-
waardschc boeren zijn stukgeslagen, in de
hoop ook een geheim laatje en daaidoor
eon verborgen schat te vinden.
„Hieruit blijkt ten duidelijkste dat do
man er ons in heeft laten loopen. Wij
hebben dezen onbetrouwbaren correspon
dent daarom zijn congé gegeven."
To Eist (Betuwe) ontstond
gistermiddag omstreeks drie uren biiand
in de groot© tabakahofstede, toebehoorendo
aan en bewoond door P Hcrmacn. Spoedig
stond bet gehcele pcroccl in lichterlaaie cn
waa het onmogelijk iets te redden. Bchalvo
dat de inboedel verbrandde, kwamen ook
nog vier varkens, een kalf en een bond in
de vlammen om. Door den wind werden
do vliegende vonken op de kapitale boer
derij van den heer H. J C Burgers over
gebracht. Ook dit perceel stond in weinig
fcijds gchcol in vlammen. Van het groote
woonhuis, schuren vol met pas gewonnen
hcelgras on kiaverhooi, een hooiberg en
een gedeelte van den inboedel, bleef nicte
gespaard.
Nog werd door het vuur in asoh gelegd
de wnrmooziorshofstede, bewoond door A.
Arissen, eigenaar P. Hermsen voornoemd.
Hier kon do inboedel nog gered werden.
Een iets verder gelegen boerderij van
Aalbers kon met moeite behoudon blijven.
Alles was verzekerd.
Do verpleegde, dio Zaterdag
uit het Rijks-krankzinnigengesticht te Mo-
domblik ontvlucbtto, is tc Purmcrcr.d aan
gehouden en naar cle inrichting terugge
bracht
Door don brigadecommandant
der marechaussee, te Groe-sbeek, zijn Zo-
terdag, in de nabijheid van den Duivels
berg, uit een zomorhuisje eenige planken
in beslag genomen, waarop een handteeko-
ning staat van Jules Chcrpion, don man,
die verdacht wordt van don bekenden
moord. Ernstig vermoeden bestaat, dat
deze door hemzelf daarop is geplaatst.
To Maastricht is Zondag een
jongen van zeetien jaren, bediende bij do
firma H aldaar, bij het baden in de Mans
verdronken Zijn lijk is nog niot opgovischt.
Eon paar krasso oudjes. Den
19den Juli zullen K, Smit en zijn echtge
noot© M do Ruytcr, wonende to Broek in
Waterland, het zeldzame feest kunnen
vieren zeventig jaar gehuwd te zijn. Do
man is alsdan 92 jaar oud cn zijn vrouw
88-i Van hun acht kinderen zijn er nog
drie in het leven, terwijl het aantal klein
kinderen 26 cn achterkleinkindoren 55 be
draagt. De man ziét er, hoewel het gaan
hem bezwaarlijk wordt, nog tamelijk
krachtig uit, terwijl zijn vrouw zoodanig
haar gezichtsvermogen heeft verloren dat
alleon plotseling ontsteken van licht nog
j door haar bospeurd wordt. Het denkver-
j mogen van beide oudjes is nog uitstekend,
I vooral van de vrouw. („Hbld.")
8)
De heer Lampert had een glazen kastje
voor den klant geschoven en het deksel
geopend. Hij kendo het aantal ringen i©
dit kastje een juwelier moet altijd voor
zichtig zijn en zeide daarom slechts:
„Doe uw keuze, mijnheer," en wendde zich
toen tot Friedrioh Just, wie© hij influis
terde: „Ga daar in miju kantoor, mijnheer
Just, u vindt daar een adresboek, waaruit
U de woningen der beide oudste zonen van
Teil kunt afschrijven, maar vergeet niet,
zij heeten Deohner, Adolf cn Peter
Dechuer; de e.rsto is instrumentmaker, de
ander voorloopig nog marmerslijper. Daar,
op den lessenaar, ga uw ga©g."
Hij schoof hem in het -door een glazen
deur van den winkel gescheiden half ver
lichte achterkamertje on keerde achter de
toonbank terug.
„Wat kost deze ring?" vroeg de vreem
deling, die zijn keus gedaan had en op een
eenvoudigen gouden ring met een prachtig
fonkelende edelsteen wees.
„Dezo hier? Tet is een zeer sehoone
steen van het reinste water, 560 mark, vas
te prijs."
Zonder een woord te zeggen haalde de
klant met zijn linkerhand iets onbeholpen
een lederen portefeuille voor den dag, nam
daaruit zes bankjes van 100 mark en legde
die op dc toonbank.
De heer Lampert deed den ring in een
met fluweel overtrokken étui wikkeldo de
zen in zijdepapier en gaf d.t pakje aan den
kooper. Toe© nam hij de zes banknoten cn
gaf twee twintigmavkstukken met een bui
ging terug.
Do vreemdeling li t do beide goudstuk
ken achteloos in den zak van zijn pantalon
glijden, knikte met het hoofd en wilde
heengaan. Reeds in de buurt van do deur
bleef hij achter de binnenste glasruit staan,
wees op een in de étalage-kast tentoonge-
stelden collier van parelen cn vrceg: „Wat
kost deze collier?"
„Vier duizend mark, mijnheer." De ju
welier opende het raam, nam den ooilier
en gaf hem den vreemdeling ter bezichti
ging. „Het is niet duur, de paarlen zijn
alle blauwachtig en van zeldzame regel
maat, zie dien prachtigen glans I"
„Inderdaad, 'dit s' raad bevalt mij, dat
zou cc© gesohikt huwelijkscadeau voor mijn
aanstaande" schoondochter zijn. Hebt u dea
aitersten prijs genoemd?"
„Den uitersten, mijnheer; ik overvraag
uit principe niet; u wordt bij Wilhelm
Lampert slechts op het reëelste bediend."
„Goerd, ik kojop deze paarlen. Maar ik
ben op dozen grooten inkoop niet voorbereid
en moet de vereisohte som eerst uit het
hotel laten halen, waarin ik met mijn vrouw
afgestapt ben."
„Zooals u belieft. Als u het goedvindt,
zend ik u den collier."
„Dank u, ik wil u niet bezorgd maken.
U kent mij niet, en bij dergelijko inkoo-
pen ko-uen, helaas, allerlei onregelmatig
heden voorhet eenvoudigste, is dat ik mijn
bediende, die buiten op mij wacht, naar liet
hotel zend, dio kan dan het geld dadelijk
halen."
De vreemdeling, die de© ooilier aan den
heer Lampert had teruggegeven, ging naar
de winkeldeur, maakte die even open en
liet: „pst, pst" hooren
Op dit teeken kwam een jongmensoh in
eenvoudige liverei over dc© drempel, nam
den hoed af on wachtte in eerbiedige hou
ding op do bevelen van zijn meestor.
Frits," zeide de vreemdeling, „ik zal
u een briefje geven, dat gij aan mevrouw
in heb „Kaiaorhof" moet brongen." Hij
had, terwijl hij zoo sprak, een portefeuille
voor den dag gehaald, bladerde in de pa
pieren inhoud, om de ontbrekende som vast
to stellen, en ging vfoort: „Mevrouw zal
je 3500 mark voor mij overhandigen, daar
mede komt gij zoo spoedig mogelijk hier
terug. Verlies het geld niet en haast jeGij
kunt een droschke neme©."
„Ja, baron 1" antwoordde de bediende.
Do vreemdeling wendde zich thans tot
den heer Lampert, en een lessenaar wijzen
de achter de toonbank, zeide hij: „U ver
gunt mij even."
„Als het u belieft, baron, alles staat te
uwen dienste."
Do vreemdeling begaf zioh naar deD les
senaar, legde met dc linkerhand een velle
tje postpapier voor zich, lachte toen mis
moedig en wendde zich naar den heer Lam
pert om. „Ik vergeet geheel, dat het mij
onmogelijk is met de liokerhand te schrij
ven ik heb onlangs drie vingers van mijn
rechterhand aan een van mijn dorschmachi-
nes geblesseerd. Maar dat is gemakkelijk
te verhelpen. U hebt zeker wel de goedheid
naar mijn diotaat een paar woorden te
schrijven
„Met het grootste genrfoegen, baron; be
schik over mij."
Reeds stond de heer Lampert aan den
lessenaar, doopte de pen in den inkt en
wachtte op hetgeen hij schrijven zou.
„Lieve Vrouw," zoo begon de baron te
dictcereu, „geef brenger dezes dadelijk
3500 mark van het geld, dat gij voor mij
bewaart; ik kan toevallig zeer sehoone
paarlen koopon. Den besten groet van uw
Wilhelm." Zoo, hebt u het? Dat is vol
doende."
D© baron nam het briefje, dat Lampert
geschreven had, doorvloog den inhoud,
vouwde het samen en gaf het don bediende.
„Hier, maar snel, opdat ik niet zoo lang
behoef te wachten."
De bediende verwijderde zich haastig.
Zijn heer had een zwaar gouden horlogo
voor den dag gehaald, om den tijd te con-
stateerendaarna nam hij uit een schild
padden sigarenkoker een sigaret en vroeg
beleefd: „U vergunt, dat ik rook?"4
„Zeker, baron; hier is vuur en een asch-
bakjo."
Gedurende dit voorval in den winkel zat
Friedrich Just in het kantoor cn zocht in
den omvangrijken woninggids de nomen
der beide broeders Dechner. Maar rw/jl
hij las en het eindelijk gevondene in zijn
notitieboekje schreef, hoorde hij onwille
keurig met zijn scherp oor het onderhoud
van de beide in den winkel zijnde hoeren.
Plotseling hield hij met schrijven op,
wendde zijn gezicht naar de glazen deur cn
luisterde vol spanning naar elk woord, dat
daarnaast gesproken werd. Hij legde de pen
op den met groen laken overtrokken lesse
naar, stond op, sloop naar do deur en zag
door do ruit daarin naar den vreemdeling.
Daar het in het kantoor tamelijk donker
was, kon men den bespieder uit den in het
zonlicht liggenden winkel onmogelijk zien.
alet vooruitgestoken iiooid en ingehouden
adem, de oogen struk op den vreemdeling
gericht, blond bij duar en docht na, waar
bb deze gcetalt© reeds vroeger gezien, deze
stem reeds eens gehoord bad. Fas was tb
bediende van den baron met bet briefjo uit
den winkel gegaan, of or gleed over liet ge
laat van Friedrich Just een uitdrukking,
welke men als bohrik, maar ook als voldoe
ning over het eindelijk in de herinnering
opgerezone kou verkaren. Zonder lang na
te donken spoedde de man op do teen en zich
door de tweede deur van het kantoor, welko
onmiddellijk op de vestibule uitliep, opende
die behoedzaam cn verdween ongezien daar
door. Op straat zag hij nog den bediende,
dio voorloopig geen drosebko gevonden had
en t© voet do richting naar do Hornstrasa©
iDsloeg.
Voor het huis, grenzende aan dat van
den juwelier, hield in dit oogenblik een
droschke stil, waaruit een dame steeg, die
den koetsier betaalde. Friedrich Just liep
haastig op het vrijgekomen rijtuig toe en
zeide tot den koeteier: „Als gij mij zoo
spoedig mogelijk naar do Hornstrasse 200
brengt, dan krijgt gij een thaler fooi."
De koetsier meesmuilde. „Dat zullen wé
hebben; stap in, mijnheer."
Na tien minuten hield het snuivende
paard voor het genoemde huis stil cn Frie
drich Just steeg de trappen naar de tweed#
étage op.
(Wordt ïtrrol-jd.