N£. 13923 Derde Blad. 15 1905. DE VERBORGEN SCHAT. ROZEN. Eenigen tijd geleden, toen verschillende Londensche couranten van de jacht op den verborgen schat" praatten, zou iemand de volgende weddenschap aangaan: Hij zeide, dat hij tien bankbiljetten van ieder vijf pond sterling op zekeren dag er gens zou begraven en dat niemand ze zou kunnen vinden. Den volgenden dag werd er in de cou rant van deze weddenschap kennis gegeven, waarbij de volgende bepalingen en voor waarden waren gemaakt: Men mocht er vier en twintig uur, niet langer en niet korter naar zoeken. Hij zou er voor instaan, onder een waar borg van vijfhonderd pond, dat het aanbod te goeder trouw was, en dat de schat noch door hem of den een of anderen handlan ger van de plaats, waar hij verborgen lag. zou weggenomen worden vóórdat de tijd om was. Verder, dat, wanneer iemand de vijftig pond vond binnen den bepaalden tijd, hij ze zou mogen behouden. Daar het aanbod zeer voordeelig was, kwamen zeer vele menschen bij den bewus ten heer, om zich aan te melden. Den volgenden dag verborg hij de bank biljetten en den daaropvolgenden dag ging hij naar de plaats, verzamelde er de solli- 'citeerende menigte, die uit een paar hon derd menschen bestond, en sprak deze aldus aan ,,Heeren, gisteren verborg ik tien bank biljetten van vijf pond zes voet verwijderd .van waar op het oogenblik mijn rechter- 'voet staat. Wanneer hetgeen ik zeg niet waar is, moet ik vijfhonderd pond verbeu ren. Hij, die de vijftig pond in bankbil jetten vindt binnen de volgende vier en twintig uren, is volkomen vrij ze te behou den, en er zal verder niets gevraagd wor den." Toen keerde hij terug. Onnoodig te zeggen, dat men dadelijk naar de plaats toeschoot. De menigte ging er in een kring om heen staan. Iedereen viel over zijn buurman door het dringen. Die buiten den kring stonden, wilden er in. 'en die er in waren, wilden er uit. Door dat duwen en dringen werd de juiste plaats uit het oog verloren. Dit ging zoo verscheidene .uren door; toen verminderde de menigte, >doordat er velen gewond waren, en nu be- ,gon de jacht in ernst. Tot nu toe hadden de zoekenden nog geen gebruik gemaakt van werktuigen, maar nu werden er spaden en houweelen bij gehaald, en het omploegen begon. Het zoeken bleef echter vruchteloos. De avond viel en het werd donker maar de vijftig pond was nog niet uit den grond opgedolven. Lantaarns werden er heen ge bracht en honderden zwoegden en zweet ten den geheelen nacht door. 't Werd morgen en nog was de schat .niet gevonden. De grond was meters ver i in de rondte omgegraven. Toen kwam het noodlottige uur in zicht. De vier en twintig uur waren bijna verstreken. Naarmate de minuten voorbijvlogen des te ijveriger werden de pogingen voortgezet; maar alles was en bleef tevergeefs. De vier en twintig uren waren juist om toen do vreemdeling weer verscheen. De menigte staakte haar pogingen en keek op. ,,Heeren", begon de vreemdeling. Er heerschte een doodelijke stilte. Nie mand bewoog zich. Geen geluid brak die stilte af. Men zou een speld op de omwoelde aarde hebben kunnen hooren vallen. „Heeren, ik bewonder uw geduld. Gij hebt vier en twintig uren gezocht, maar natuurlijk niets gevonden. Ik verborg de bankbiljetten te zorgvuldig. Gij zult u we' herinneren, dat ik zeide, dat ze zes voet verwijderd van mijn rechtervoet verborgen waren. Heeren, dat was ook zoo. Zij zijn er nog: in mijn binnenzak. Kijk, hier zijn ze Hij putte in zijn zak, maar haalde zijn hand er leeg uit. Het pakje bankbiljetten was er niet. Het was weg. ,,Dat is vreemd," mompelde hij en zocht in al zijn andere zakken. Maar, helaas 1 Er was geen spoor van de vijftig pond te vinden. Op dit oogenblik stapte een kleine, dikke jongen naar voren. „Heeren", zei de knaap, „toen wij de banknoten niet konden vinden, dacht ik over het geval na en ik snapte wat er achter zat. Daarom wachtte ik tot deze heer beneden kwam. Maar voor dat ik verder ga" zei de jon gen, „moet ik u allen eerst wat vrageD. Deze heer heeft immers gezegd, dat, wie •'.".o bankbiljetten vond, ze mocht behou den V' „Ja", brulde de menigte, die nu geheel en al geprikkeld werd. „En dat geen verdere vragen gedaan zouden worden?" „Geen één", stemde de volkshoop toe. „Dus ik wachtte totdat de heer hierheen kwam en juist toen de tijd om was, rolde ik zijn zakken. Ik heb de bankbiljetten." De heer ging zeer ter neer geslagen en ar mer naar huis. Een zomer zonder rozen kan men zich haast niet voorstellen. En toch vergeten rJe meesten, dat doze lievelingen van Flora niet alleen in ons vaderland, maar in heel Europa vreemdelingen zijn en eerst ever Griekenland en Rome bij ons haar intre de deden. Zeshonderd jaar vóór Christus' geboorte was de roos den Grieken reeds bekend, want Homerus teekent net ..mor genrood" bij voorkeur als hebbende rozen- vingers. Egypte is het land, waar de heerlijkste rozen het geheele jaar Moeien en waar men zelfs omstreeks Kerstmis een reuzenbouquet kan koopen voor 1 tot 2 piaster (12 ets-) Do Romeinen kregen de roos van lo Grie ken. Vooral bij de maaltijden werd met da kostbare bloem gepronkt. De kussens, waar op de gasten aan tafel lagen, werden zelfs met rozebladeren gevuld, om ze welriekend te maken. Nero verkwistte bij een feestmaal voor een waarde van 360,000 gulden aan rozen 1 De schoonheid en heerlijke geur der ro zen waren oorzaak, dat ze als zinnebeeld van Venus en Eros, evenals van de muzen en gratiën aan deze godheden waren toe gewijd, en wanneer de Romeinen iemand blijken wilden geven van genegenheid en liefde, dan zonden ze aan dien persoon als te eken daarvan e enige rozen. Vandaar be te eken t „sub rosa" ook „in vertrouwen." Hiermede hangt samen de symbolische beteekenis van de roos voor den bloeitijd van het menschelijk leven, daar ze de hoog ste schoonheid aanduidt; zij is ook een beeld van vergankelijkheidvandaar, dat baar bladëren over de graven van dier bare overledenen worden gestrooid. In de oud-Germaanscbe mythologieën is ze Holda, „de godin van schoonheid en ge negenheid," de beschermvrouw van deïjve- rigen, gewijd; vandaar haar naam „moeder roos." Toen het Christendom bij de Germanen doordrong, werd deze geliefde godin, die de afgestorven helden in haar bergpaieis welwillend opnam, met de Maagd Maria verpersoonlijkt, doch zoodanig, dat men al leen de goede eigenschappen der heiden- sohe godin op de Christelijke Moeder God» overbracht: de godin zelve werd oud en afschuwelijk voorgesteld, om het voBc af- keerig te maken van haar vereering. In den volksmond leeft de roos met betrekking hot het leven van Maria nog steeds voort. Wij herinneren slechts aan de Maria-rozen, welke volgens de overlevering uit den .grond opkwamen, toen de Moeder Gods haar Zoon voor het eerst wïesch en de waterdruppels op den grond vielen. De Germanen hadden de gewoonte, op hun offerplaatsen rozestruiken te planten. Toen de Christenkerk haar prachtige Gods huizen begon te bouwen, nam men dit gebruik over. Het oudste bekende voor beeld hiervan vinden wij in het jaar 1061, toen bisschop Hézik den dom te Hildes- heim deed Opbouwen op de plaats, waar zoo'n groote rózestruik stond. Een andere bekende rózestruik vindt men in Rancha (Saksen), waar hij een 24 meter langen muur bedekt en jaarlijks 50,000 rozen draagt. De roos kreeg ook een symbolische be teekenis bij do wereldsche gebouwen. Dat blijkt uit het Heridelbergsche kasteel bij het AJKamhra, enz. De natuurkundige geschiedenis van de roos is deze Er zijn twee soorten de wilde en 'de ge kweekte. De zoogenaamde hondsroos, de duinroos, komt hri; meest- voor. De wilde heeft slechts één bïaderrand, is lichter van kleur en sneller verbloeicL Een verscheidenheid van de hondsroos

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 9