No. RÜ23.
LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 15 JULI. TWEEDE BLAD.
Anno 1905.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Brimo en Julia.
doodstak, is ontslag van rochtsvei 'ging
geoischt en plaatsing in een krankzinnigen
gesticht voor den tijd van hoogstens één
In een asterisk: „Om dc publieke
veiligheid" lezen wij in „Dc Resi
dentiebode":
Op een vraag van den rechter mr. Feifch,
den lust tot dooden, die telkens bij hom
opkwam, eens te omschrijven, zei'do de 18-
jarige moordenaar Brouwers: „daartoe
niet bij macht© te zijn."
„Hij moest iemand dooden. Hoe dat
deed er niet toe. Bepaalde zucht om bloed
te zien was het niet. Het vreeselijke van
zijn daad zag hij niet in en hij kon zelfs de
verzekering niet geven dat hij niet nog
maals hetzelfde zou doen."
Dc deskundige, prof. Jclgersma uit Lei
den, verklaarde op een vraag van don
verdediger, mr. Francken:
„•dat het zien van messen in een winkel
étalage (gelijk hier is geschied) den moord
lust kan opwekken bij een patiënt als
beklaagde- Hier deed hot zien van mess©n
wellicht den emmer overloopen."
Zooals onze lezers weten, heeft het O.
Ministerie bij dc Haagsche rechtbank in de
zaak-Brouwers geconcludeerd tot ontslag
van rechtsvervolging en plaatsing in een
krankzinnigengesticht voor een proeftijd
van hoogstens een jaar.
Met het eerste kunnen wij ons opperbest
Vereonigen. Iemand, die krankzinnig is,
moet niet gestraft, maar in een gesticht
liefderijk behandeld worden.
Tegen het laatste: opsluiting voor hoog
stens 1 jaar, hebben wij echter overwegende
bezwaren.
Dio man heeft zelf verklaard, niet de
verzekering te kunnen geven, dat hij niet
nogmaals hetzelfde doen zal. En de des
kundige hoogleer aar getuigt, dat alleen
het zien van een mes do passie bij hom
kan ontsteken. Die man is dus hoogst
gevaarlijk voor do samenleving, ook ad is
hij misschien geheel onschuldig, indien
men ten minst© aanneomt, dat hij niet
genoegzame beschikking over zijn rede
had om dien gevaarlijken hartstocht aan
banden te leggen.
Die man is dus t© vergelijken mot een
gevaarlijk dier. Ware hij een dier en geen
menseh, over zijn lot zou niet lang ge
praat worden. Hij zou gewoonweg worden
afgemaakt tot beveiliging der maatschap
pij. Nu wij met een menseh te doen heb
ben, moest o. i. een andere weg worden
uitgegaan en moest hij niet voor hoogstens
een jaar, maar levenslang achter slot en
grendel gesteld worden.
Ook zelfs, als hij genezen verklaard
wordt door de wetenschap, is de maat
schappij nog niet veilig voor hem, want
ook de wetenschap is zich blijkbaar be
wust, dat de geringst© aanleiding hem in
het oude euvel kan doen vervallen.
De man, dio aan het lijden, waaraan
deze ongelukkige onderhevig is, zijn naam
heeft gegeven, was de markies Do Sade.
Naar dezen worden de lijders aan hetzelfde
euvel „Sadisten" genoemd. De Sado werd
in de anno 1789 t© Parijs bestormde
Bastille opgesloten en was een der zooge
naamde bovrijde slachtoffers daarvan.
Binnen een jaar had hij zich aan het
zelfde vergrijp opnieuw sohuldig gemaakt,
en was later herhaaldelijk met gevangenis
gestraft. De groot© Napoleon begreep het
geval en zijn arendsblik wees hem hot
eenige middel. Die man hoort niet in een
gevangenis thuis, luidde zijn antwoord:
in een krankzinnigengesticht, maar dan
ook levenslang.
Indien onze wetten niet toelaten op ge
lijke wijze met Brouwers t© doen, dan
deugen onze wetten niet, want de maat
schappij heeft er reoht op beschermd te
worden tegen dezen 18-jarigen ongelukki
ge ©n zij moet van dat recht gebruik
kunnen maken, vóór zijn weder-in-vrijheid-
stelling nieuwe offers gevorderd' zal hebben.
Ook „HetContrum" schreef over do-
ze zaak in een driestar „O n to orek en-
b aar".
Dit blad oordeelt daarin aldus:
In de rechtzaak tegen den jongen man te
;s Gravenhage, die in de Scheveningsche
Boschjcs zonder eenige aanleiding een damo
jaar.
De medici hebben den beschuldigde on
toerekenbaar verklaard, die geen misdadi
ger is, maar een patient, een gedegenereer
de, handelend onder de impulsie van een
d w angvoors telling.
Van straf in den eigenlijken zin mag dus,
volgens dit advies, geen sprake zijn. Deze
moordenaar behoort niet thuis in de gevan
genis, maar in het krankzinnigengesticht.
Voor deze uitspraak dor wetenschap
wij zeiden het reeds vroeger heeft men
het hoofd te buigen, ook al staat het vast,
dat niet elk barer uitspraken onfeilbaar is.
Waar echter de ontoerekenbaarheid op
gezag der alleszins bevoegde deskundigen
moet worden aangenomen, ware het onre
delijk een Btreng vonnis tegen den be
klaagd© to verlangen.
Het Recht eischt zulk een vonnis niet.
Echter blijft toch een andere vraag
over, de vraag namelijk: Wat eischt de
publieke veiligheid?
De verdediger van don beschuldigde
maakte zieli in zijn pleidooi al heel gemak
kelijk van deze vraag af.
D© rechter heeft zich alleen af 1 vragen,
zelde hij, of beklaagde al of niet toereken
baar is, zonder te vragen naar de
g e vo 1 g e n.
Dit is wat al te eenvoudig geredeneerd.
Een ontoerekenbare moge reoht hebben
op een behandoling ais zóódanig, d© bur
gers onzer samenleving hebben niet minder
reoht cp het nemen van maatregelen tot
hun veiligheid en ter voorkoming van een
zoo bloedig geval als zich heeft voorge
daan.
M.a.w. het is gewenscht en noodzakelijk,
dat personen, die blijken uiterst gevaarlijk
te zijn en geen weerstand kunnen bieden
aan „dwangvoorstellingen", gelijk het heet,
uit de maatschappij wordep geweerd.
Men laat toch ook geen gevaarlijke
krankzinnigen vrij rond loopen.
En met zulke krankzinnigen is de onge
lukkige, die in Den Haag terecht.:.ond,
op één lijn t© stellen.
Tijdens het verhoor verklaarde hij het
vreeselijko van zijn daad n retin te zion
on evenmin de verzekering te kunnen geven,
dat bij niet nogmaals hetzelf
de zou doen.
In het rapport der deskundigen wordt
omtrent hem verklaard, dat hij verkeert
„in nervouzen, melancholischen toestand,
geneigd tot dwanghandelingen, waartoe
do neigingkan terugkoere n."
Het O. M. wees er dan ook volkomen te
recht op, dab gezorgd moet worden voor
de veiligheid dor maatschappij. En het is
duidelijk, dat onze rechtspleging onder dit
opzicht een bedenkelijke leemte vertoont.
In Engeland bestaat de mogelijkheid, om
dergelijke beklagenswaardige personen voor
zeer langen tijd uit de maatschappij te ver
wijderen.
Ten onzent worden zij voor een proef
van hoogstens één jaar in een krankzin
nigengesticht geplaatst.
Het is meer dan tijd, dat, nu al meer en
meer het ontoerokenbaarhiedds-element in
onze rechtzaal doordringt, ook maatregelen
worden genomen, om, mèt het recht van
gedegenereerde personen, ook de veiligheid
der nict-gedegen©reerden in do samen
leving te beschermen 1
Prof. P. van Ge e r schrijft in ,,H e t
Vaderland":
Noch de plechtige opening, noch d© voor
treffelijke rede van den rector-magnificus,
noch d© opneming in do wet H.-O., zullen
do technisch© hoogeschool to
Delft tot een ware school van hooger onder
wijs verheffen, indien niet tevens do geest
der instelling veranderb. In dit opzicht is
geen heil te wachten, zoolang de toelating
blijft geregeld als thans het geval is, en
al wat rijp en groen van d© burgerscholen
komt, als leerling wordt aangenomen.
Nooit is de burgerschool bestemd geweest
als voorbereiding tot het hooger onderwijs
slechts door afdwaling van de bedoeling des
stichters, den minister Thorbecke, is deze
bestemming aan het eindexamen der hoo-
gere burgerscholen gehecht. Velen, die uit
diploma verworven hebben, werden uit ge
brek aan beter uitweg door hun ouders naar
de Polytechnische School gezonden en ble
ken totaal ongeschikt om het onderwijs te
volken. Zonder behoorlijke voorbereiding
ontstaat geen vatbaarheid voor het hooger
onderwijs. Waar zoovelen zijn geroepen, blij
ken slechts weinigen uitverkoren. Zoo is
een schifting hier onvermijdelijk; zij kan
gemakkelijk verkregen worden, wanneer bij
do toekenning van heb einddiploma der
EL B.-S. rekening wordt gehouden met de
vatbaarheid voor het hooger onderwijs in
da technische wetenschappen, en dat op
het diploma wordt uitgedrukt, zoodat
slechte zij, wien deze onderscheiding te
beurt valt, tot de examens der T. S. wor
den toegelaten. Over d© examens der Pol. S.
schreef ik reeds is vroeger in dit blad, en
behoef daaraan thans niets toe te voegen;
ook deze móeten, om aan het doel t© be
antwoorden, geheel worden gewijzigd.
Het onderwijs aan de T. H. blijve hier
buiten beschouwing: de bekwaamheid harer
docenten staat boven mijn oordeel, doch
hun onderwijs kan d© gewenschte vruchten
niet dragen, wanneer zij moeten spreken
tot leerlingen, dio onvatbaar zijn om hun
onderwijs te volgen.
De instelling van hot doctoraal blijf ik
overbodig achten, in zoover zelfs bedenke
lijk, dat zij den titel van ingenieur
declineert. Met nadruk herhaal ik, dat deze
titel, waardig gedragen, naar mijn oordeel
niet lager staat dan die van doctor of
moester der universiteit; thans wordt
hij ondergeschikt gemaakt aan dien van doc
tor in d© technisch© wetenschappen omdat
slechts aan enkele ingeneurs die titel zal
worden toegekend. Tenzij men den nadruk
wil leggen op do toekenning van het docto
raat honoris causa, waarvan ook aan
binnen- en buitoni and sche universiteiten
niet zelden misbruik is gemaakt. Daarbij
is zij hier overbodig, omdat d© mannen, die
reedB don titel van ingenieur droegen en
zich door zuiver wetenschappclijken arbeid
ondorscheidden, door de universiteiten tot
doctor honoris causa werden benoemd. Dit
was o. a. het geval met mijn leermeester
Lobatto, met den eersten directeur
Cohen Stuart, den hoogleeraar Van den
Berg, den nog fungeerenden hoogleeraar
Cardinaal; verder met den hoogleeraar Van
Pesch, te Amsterdam, en Kluyver, te Lei
den. Men mag dus niet beweren, dat de
wetenschappelijke verdiensten van inge
nieurs ten onzent werden miskend, en het
noodzakelijk was om deze op andere wijze
tot haar recht te brengen.
Do Technische Hoogeschool zal voortref
felijke diensten aan het vaderland bewijzen
en hoogo beteekenis verkrijgen, wanneer zij,
onafhankelijk van het apparaat, waarmede
zij thans is omkleed, zich tot taak stolt
hear kweekelingen te vormen tot zelfstandi
ge mannen, die hun krachten wijden, hetzij
aan do ontwikkeling der techniek, hetzij
aan do beoefening der wetenschappen, die
daarvan den on misbaren grondslag vormen.
Dit resultaat zij haar bij deze van harte
toegcwcnschFI
Over den uitslag der Kamerver
kiezingen schrijft dr. Bronsvelds
„Stemmen voor Waarhoid en
V re'd o" het volgende
„Niet te veel, maar toch iets moeten wij
zoggen over den uitslag van do verkiezin
gen voor de Tweede Kamer.
Die uitslag is alleszins noodlottig geweest
voor dr. Kuyper en zijn partij. Hij zal
als minister moeten aftreden. Over het re
sultaat van moer dan één verkiezing zijn
wij ten hoogst© verbaasd en verblijd- Wij
willen zoo weinig mogelijk persoonlijk we
zen, en noemen dus goen namen, maar dat
in meer dan één kiesdistrict „gereformeer
den" on tweeslachtige leden van de Ned.-
Herv. Kerk niet gekozen of herkozen zijn,
verblijdt ons zeer. Maar do grootste oor
zaak van vreugde is voor ons natuurlijk,
dat dit ministerie heengaat, en cr een
einde is gekomen aan de macht der droeve
„coalitie."
Wij waren op weg, om te geraken onder
de maoht eener anti-p rotestanteche bedoe
ling. Ingetoomd zou worden de eeno vrij
heid na de andere. Wanneer wij nog vier
jaar geregeerd waren geworden door de
partij, die nu de nederlaag leed, d*vi zou
ons land in menig opzicht zijn aloud
evangel isch karakter verloren hebben, öet
werd al meer en meer een kanon, dat in
onze bestuurscolleges, en dat bij officieel©
benoemingen, de roomsch-katholiekcn dc
helft der beschikbare plaatsen innamen
In de doleerende kerken werden regce-
ringsbanken aangewezen voor de pas-oe-
noenxde burgemeesters en andere autoritei
ten.
Maar dat was het ergste niet; cr zou
meer en meer op den voorgrond zijn ge
treden een type van ohistenen, wier vroom
heid §en vreemden bijsmaak heeft; iots,
dat maar al te zeer doet denken aan het
farizeïsme. Zulke vertegenwoordigers van
een rechtzinnig geloof zullen er ook nu nog
wel blijven, maar zij zullen 'daarin niet
meer een aanbeveling vinden bij de regee
ring des lands en een aanspraak op benoe
ming en bevordering-
Daar is meer.- rondom den heer Kuyper
had zich geschaard een kring van mannen,
die zijn staf waren geweest, toen hij nog
agitator was, en die voor hem bij verkiezin
gen een arbeid verrichtten, dio de mannen
van het vak het „vuile werk" noemen. Zij
behooren ook tot des Ministers „oude
plunje". En van hèn heeft hij zich niet ont
daan. Hij bleef zioh van hen bodienon. Zij
gingen voor hem op verkenning uit. Hij
zag dikwerf door hun oogen. Hij gedroeg
zich naar hun informaties. Zoo had op den
gang van zaken in ons land een kring van
lieden invloed, dio partij-mannen waren in
den slechtsten zin des woorde, een soort
sycophanten, dio den Minister precies wis
ten te zeggen, welke dignitarissen in den
Lande „liberaal" waren of „christelijk".
Dat net van spionnen is nu gebroken, die
bureaux van informatie zijn nu gesloten.
Ook is door de verkiezing van Juni dui
delijk het den roomsch-katholioken aange
zegd, dat men do suprematie van hun Kerk
en geestelijken in ons vrije land niet be
geert. De kiezers hebben zich door don room
schen schijn van onbaatzuchtigheid niet Ink
ten misleiden. Er waren slechts weinig can-
didaten gesteld, dio tot hun Kerk behoor
den. Zij hadden cr in bewilligd, dat ook in
districted, waarin zij grooto macht had
den, „christelijke*' protestanten dongen
naar een zetel. Maar zij waren van die pro
testanten even zeker, alsof het „geloovi-
gen" waren in engeren zin- Zoo werd te
Rotterdam het volgend schrijven verspreid
Rotterdam, 27 Juni 1905.
Mijnheer.
Tegenover do bewering, dio van verschil
lende zijden wordt vernomen, als zouden
ondergeteekenden voorstanders zijn van do
oandidatuur-De Klerk voor de Tweede Ka
mer der Staten-Generaal achten ondor-
getcekenden het noodig u langs dezen weg
te verklaren, dat zij beslist© voorstanders
zijn van dc oandidatuur: de. J. Th. de Vis
ser.
Hoogachtend,
G. A. H. Ovcrwater, C. A. Hammer,
Passtoors, A. L. v. Giezen, C. H. v d-
Boezem, O. v. Velzen, J. W. Geeve, Th.
Gulikem, A. v. Nistelrooij, Th- J. Gielon,
J. L. C. J. Sondaal, J. M. Lucassen, Ka-
pelaane.
Was zulk oen aanbeveling voor een recht
geaard Protestant niet genoog, om tc zeg
gen: Neen, zulke candidaten steunen wij
niet? Hun schijnbare onbaatzuchtigheid
(een trouwens bij hen uitheemsch gewas)
heeft den rcomschen niet gc-haat. Ons volk
heeft gezegd: „Los van Rorael"
Velen hebben willen protestecrcn tegen
het vereenzelvigen van dit „christelijk"
ministerie met den naam en do zaak van
don hoogen, heiligen God. De leuzen „Kuy
per of Satan", „heidendom of christen
dom", en dergelijke hebben velen geërgerd
on doen zeggen: dat klinkt in onze ooren
als laster.
Daar komt bij, dat dc oude liefde voor de
Ned.-Herv. Kerk bij velen is ontwaakt, en
zij er niet too wilden medewerken, dat do
mannen van 1886 en 1887, in verbond met
do ul tram on tanen, nog eens weder vier jaar
de teugels van het bewind in handen zou
den hebben.
Honderden, die in 1901 er toe hebben mee
gewerkt, dat het libcriaal ministerie viel,
hebben nu gezegd: Van dit „christelijk"
ministerie zijn wij uiet meer gediend.
Wat niet weinigen tegen de borst is ge
weest, was de begeerte van zoovele predi
kanten, om lid der Kamer to worden.
Dit verschijnsel deed zich vooral voor bij
rechtzinnig Leraren. Te Rotterdam dongea
niet minder dan 3 predikanten naar eea
zetel, en een hunner presenteerde zich als
candidaat op 3 plaateen.
De uitslag der verkiezing is hun niet
gunstig geweest. Vele Hervt aden hebben
zich over die Kamerzucht of -ziekte bij zoo
velen hunner voorgangers geërgerd. Hot
ambt van predikant is in velfer achting ge
daald, gelijk de waardeering vau geloof en
godsdienst in deze campagne bij velen zoor
is achteruitgegaan.
Wij weten zeer wel, dat wij ook nu ge
staan hebben aan do zijde van velen, die on
ze godsdienstige gevoelens niet declon. En
het heeft ons ook nu gesmart, op te moeten
komen tegen velen, met wie wij knielen voor
denzelfdcn Heer, en misschien eerlang aan
zitten aan dezelfde tafel dos N. Verbonds.
Maar het is onze vaste overtuiging, dat do
coalitie vaD gereformeerden cn roomschen,
de samenkoppeling van dit ministerie mot
den naam van God een ramp was voor ons
land, en ons evangelisch geloof onteerde eu
in gevaar br..cht. Daarom konden wij om
des gewetons wil niet andors adviscereu
dan wij het reeds jaren lang hebben gedaan.
Dat zoo geheel anders dnn in 1901 dc
uitslag der vorkiczing was, gelijk wij dion
wenschten, is ons ccu groot© reden van
dankbaarheid.
Werpt men ons tegen, dat wij nu zijn
overgeleverd aan de socialisten, dan zegt
men iets, dat men niet bewijzen kan. Hot
is waar, dat vele liberalen geKozen zijn ook
door de stemmen der socialisten; maar ik
vraag: Hoeveel van dc 15 anti-revolutionai-
ron zouden zijn gekozen, indien de room
schen hen niet gesteund hadden?
Nu zijn er 7 socialisten in de Kamer, en
het is zeker, dat zij het den liberalen, die
45 stemmen tellen, zeer moeilijk zouden
kunnen maken.
Maar bij deze verkiezing heeft ons volk
het duidelijk uitgesproken dat het ccn ge
matigd ministerie verlangt. Het wil noch
socialistische noch clericalc „stoutigheden
Het wil niet „door pastoors en dominees"
wordon geregeerd, maar ook niet door vij
anden van het geloof. Het wil vooruit, maar
langs don weg van historische ontwikkeling.
God geve aan H. M. onze geccrbicdigdo
Koningin de wijsheid, welke zij behoeven
zal, om haar troon van dienaren te omrin
gen, dio ook Hddr gezag ecren, on ons volk
besturen willen met wijsheid, met gemft
tigdheid, met kracht, ©n met het oog op
God."
Over „Do Overwinning?" zegt
„Do Dolvonaar":
Do Historio weet menig voorbeeld van
een. nederlaag, dio het begin werd van
een overwinning, die verkoerdo in con
nederlaag.
Onze schoolstrijd is daarvan ook een
bewijs.
„Do Schoolwet-novelle werd mede
do steen des aanstoots, die ons Christelijk
Ministerie deed vallen. Na al dc jaren
van onrecht, van uitbuiting \an de voor
standers van het Christelijk Onderwijs,
willen do partijen der linkerzijde ons rcchfc
nog niet erkenneu. De haat tegen de.
Ohristolijko school heeft hun oog an
verblind voor -do eerst© beginselen van
het reoht.
Zulk eon ovorwinning zal oen-
nederlaag blijken.
Moet het den strijd weer in, welnu, wij
hebben nog niet verleerd de wapenen t©
hanteeren, cn zullen in Gods kracht don
strijd blijven voeren.
Dezo nederlaag zal ons niet achteruit
zetten.
Die metons zijn, zijn mcor dan
diomethon zijn.
Wij willen niet moedeloos klagen over
wat verloren ging, maar ons vorblijden
in. hetgeen verkregen werd, en 'daarvoor
onzen God danken.
Hij 7ji,ct haar bij deze woorden zóó smeo-
kend aan, dat Julia van haar goed hart
niet kon verkrijgen anders to antwoorden
dan: „Ik geloof het ook. En nu moet je
maar cena beginnen met een plattegrond
van het huis to maken, waar alle afme
tingen naukeurig op staan. Dan kunnen
we dadelijk aan het werk- In dien tusschen-
tijd ga ik het huis eens rond. Geef mij het
portret maar eens, verliefde bruidegom,
opdat ik tracht©haar smaakt© raden."
Bruno zocht in zijn zak, maar tevergeefs.
„Ik heb hot niet bij mij," zeide hij wat
verlegen.
„Maar, jongen, juist nu wij het noodig
hebben 1 Draag je het 'dan niet altijd bij
je?"
„x3 dat C. -1 zoo noodzakelijk?"
„Zeker 1 Als ik verloofd was, zou mijn
aanstaande man mijn portret nooit ergens
mogen achterlaten."
„Dat is van iemand, zoo practisch als
j' al een zeer zonderlinge eisch, Julia.
Heb jo misschien al eens een portret bij
jo gedragen?"
Zij bloosde lioht en antwoordde: „Kom,
tnalle jonge i, aan het werk. Ik ga vast
naar boven. Dat kamertje met den uitbouw
©n heb eene venster is heel lief. Daar zul
len we een boudoir Tan maken. Nu jo de
fotografie niet bij je hebt", vervolgdo ze
plagend, „moet mijn geheugen maar hel
pen: prachtig donker haar, blauwo oogen,
het kleinste mondje, dat ik ooit gezien heb;
„Ja, ja, Brund, je hebt goed uitgeke
ken."
Zij snelde de trap op en een oogenblik
daarna hoorde men haar lichten tred op
den kalen vloer.
Bruno stond een oogenblik onbeweeglijk.
Het lachje, waarmee liij haar vroolijko
woorden had beantwoord, was verdwenen
cn zijn golaat stond somber. Plotseling liep
hij naar de deur on drukt© zijn lippen
op don knop, dien Julia's hand had aan
geraakt.
II -ü
„Vijfhonderd dollars," sprak het jonge
meisje, toen li weer in den trein zaten,
„en er zijn zes kamers: huiskamer, eet
zaal, koukon en drie slaapkame.s."
„Vergeet niet," voegde Bruno er bij,
„dat de reparaties en het stukadoorwerk
ook van die vijfhonderd dollars af moeten.
.Voor de inrichting van heb huis kun je dus
hoogstens driehonderd rekenen."
„Ja, ja, in or^e."
Julia had haar notitieboekje in de cone
on Bruno's plattegrond in de andere hand.
„Ik kan dus voor iedere kamer ongeveer
vijftig dollars bestoden, maar natuurlijk heb
ik voor dc cene moor noodig dan voor dc
andere."
„De keuken zal heb meest kosten," merk
te mevrouw Dingley op„het fornuis al
leen kost al 25 dollar ©n dan al het vaat
werk nogl"
„O, maar misschien Icv.nnen wij het wel
met een gaskomfoor doen," viel Bruno in.
„D© keuken is Vijftien bij twaalf voet,"
zei Julia* „Als men mid'den er in staat,
kan men met een bezem bij do vier mu
ren komen. Maar het behangsel in de huis
kamer cn eetzaal, Bruno, dat zal nog het
lastigst© zijn. Als j daarvoor de juist©
kleuren hebbc dan 7-1 de rest wel schik
ken."
Ongelukkig bleken later de kleuren en tee-
keningen, dio miss Marcy verlangde, in
de lagere prijzen niet voorhanden te zijn.
„Voor do huiskamer moet ik heel zacht
groen hebben, zooals dit hier," verklaarde
Julia.
„Maar dat k een dollar per rol,"
fluisterde Bruno ongerust.
„Nu, dit dan?"
„Drio kwart dollar."
„Maar voor het kleine kamertje dan,
Bruno?"
„Een halven dollar de rol, hooger mogen
wij niet gaan. Eu voor do andere kamers
moet het nog minder zijn," verklaarde
Bruno beslist.
Eindelijk slaagd© de voorkomende ver-
kooper er in, Julia's wenschen omtrent
kleur en patroon to gelijk met Bruno's
verlangens met het oog op den prijs, t©
bevredigen.
„Ziezoo," sprak het meisje, „nu gaan wij
voor den vloer zorgen."
Zij werd blijkbaar warm voor de zaak.
Ondanks do hitte, haastte ze zich naar
de af deeling, waar tapijten lagen. Hier
bracht het gezelschap eenige moeilijke
uren door. Hot viel miss Marcy niet ge
makkelijk kleine, eenvoudige kleedjes t©
koopen, waar zij het liefst Perzische ta
pijten geko7.cn had. Eindelijk nam ze Bruno
even t©r zijde, terwijl mevrouw Dingley
met den verkooper over een kostbaar Chi-
neesch weefsel 6prak.
„Zeg," zeide zij, „laat mij nu dat mooio
Turkscho tapijt voor de huiskamer koopen.
Het zal een sieraad voor het vertrek we
zen en do kleuren zijn wezenlijk prachtig.
Stol u eens voor, hoe mooi het staan zal
bij den antieken haard, dien wij gekocht
hebben; alleen om dat gezicht zou je des
avonds al thuis blijven."
„Geloof jij dan, dat ik licht behoeft© zou
gevoelen, mijn avonden elders door te
brengen," vroeg Bruno. „Hoor eens, Julia,
ik zou heel graag hot Perzisch tapijt ne
men, dat jo zoo bewondert, maar zelfs van
het Turksche kan geen sprake zijn."
„Mag ik het dan koopen, als een geschenk
in jo huishouding? Ik zou zoo gaarne iets
geven."
„Dat is heel lief van je," antwoordde
hij hartelijk, „maar behalve jc vriendclijko
hulp cn uitstek den smaak mag ik niet©
van je aannemen. Mijn bruid moet tevre
den zijn mot r t ik haar uit eigen midde
len geven kan."
„Hoe dwaas van jol" klonk het uit den
frisschen meisjesmond, cn Julia wendde
zich pruilend af. „Alsof zij niet allerlei
fraais zal meerbengen, waarbij al dit
goedkoop© goed geducht afsteekt."
„Dat zal ze niet. Zij brengt niets mee,
wat niet past bij het geheel."
„En je zei, dat zij zoo rijk was?"
„Dat is zij ook, maar als zij trouwt,
doet zij van al dien rijkdom afstand en be
gint een'nieuw leven. Anders zou ik haar
niet tot vrouw willen hebben."
„Nu, ik meet zeggen, dat je voor een
lid der familie Robeson uit Kentucky een
tamelijk groote dwaas bent," sprak Julia
boos.
En met de houd r ccn prinses en
wangen als klaprozen beitelde zij voor do
woonkamer het goedkoop o tapijt.
Misschien was het Julia nog tegengeval
len, zoo weinig als zij maar uitgeven
mocht; van het oogenblik af, lat ze dei
tapijtwinkel verlieten, vroeg zij Bruno niet
meer, voor dit of dat een uitzondering to
maken. Zij koos eenvoudig, fijn mousse
line voor dc vensters, zonder naar de
fraaist© stoffen om te zien, kocht gebloemd
katoen, alsof zij van kostbaarder weefsels
nooit gehooid had, cn wendde het hoofd
af, als haar verleidelijk prachtige Indi-
soho eu Turksche kanten werden voorge
legd „daarvan had zo op bet oogenblik
niet© noodig," verklaarde zij.
IV.
Het duurde a t dagen, cor alle inkoo-
pen waren gedaan. Wel mesndo Bruno, na
ccnjgo dagen, dat h'.j to veel van do dar
mes verlangde, maar hij k n niet verhin
deren, dat Julia heele dagen onderweg
was, zonder zioh om vermoeienis t© bekom
meren. Mevrouw Dingley vergezelde hen
met het meesto genoegen, cn gaf gaarne
haar raad cn ondervinding ton beste.
Het kiezen r meubelen nam veel tijd
in beklag. Toe 1 de eetkamer aan de beurt
was, liep Julia wanhopig van den eenen
winkel naar uea anderen; eens sprak zij
verontwaardigd tot Bruno:
„Is liet geen schande, dat men in de lar
gere prijzen niets heeft dan die leelijke
dingen daar?"
(Slot volgt.)