RECEPT.
Wekelijksche Kalender.
Stoigoud.
AXX.E5m.E2X.
Deibier. Ik ben uw man. Ik ben Lan
guiile."
Drink eerst eens," zegt een cipier, die
hem een waterglas cognac toereikt.
Graag", is het antwoord, ,,dat is het
laatste, dat ik drink. Ik hoop, dat het dan
ook maar lekker is. Heeren, op uw gezond
heid Ik kan moeilijk zeggenOp de
mijne!" Intusschen knippen twee beuls-
knechten zijn hemd in de rondte om den
hals weg.
„Wat bent u allen bleek!'' zegt Languii
le. „Zoudt u bang zijn in mijn plaats?" En
hij gedraagt zich, of een kapper hem zijn
toilet verzorgt.
Als de groep, met den veroordeelde in het
midden, de gevangenispoort bereikt, hoort
men de kreten van: „Dood aan Languiile 1"
en ook worden er liedjes gezongen.
De soldaten, die hem zien aankomen,
verblaken. Drie wankelen er, en men
moet hen wegbrengen. Ze liggen in bezwij
ming.
Onder de menschen staat ook de zoon
van den door Languiile vermoorden man.
Hij is toevallig postbode voor de wijk, waar
de gevangenis in ligt.
Als Languiile op een plek aanlandt, waar
de massa hem zien kan, vlak voor de guil
lotine, gaat er een ontzaglijk tumult op.
Duizenden kelen brullen: „Hij moet dood!
Dood aan Languiile!" Soldaten worden op
zij geworpen, zóó onweerstaanbaar is de
aandrang van het publiek, om te zien, te
zien
Deibier aarzelt er even door. De veroor
deelde, die intusschen een beetje bleek is
geworden, krijgt het biuc^* naar de wan
gen: „Vuile boeren, dat je bent, vuile boe
ren
Hij omhelst den priester, die hem bege
leid heeft, wordt op de bank gelegd, onder
de bijl geschoven. „Adieu la vie" (goeien
dag, mijn levenroept hij, en het hoofd
rolt in de mand.
Nu gebeurt er iets bijzonders.
Een dokter, die-daartoe van het gerecht
speciaal verlof beoft gekregen, grijpt het
hoofd bij de haren uit de mand, houdt het
vlak vóór zich en schreeuwt het toe: „Lan
guiile!" De oogleden gaan omhoog. De
dokter en het hoofd kijken elkaar in de
oogen. Maar die luiken weer toe en ten
tweeden male gilt nu de dokter, nog steeds
het hoofd bij-de haren houdende: „Languii
le F' Weer gaan de oogen van het hoofd
open, weer kijken de levende en de doode
elkaar een oogenblik aan. Een derde
„proefneming" mislukt. De heele geschiede
nis heeft dertig seconden geduurd.
Dit verhaal is van a tot z waar, driedub
bel gecontroleerd. Door de pers is het
over heel Frankrijk verspreid.
Is het wonder, dat de gewetens zich
gaan roeren?
De Temps", het uiterst gematigde blad,
is vertoornd, dat men de doodvonnissen
niet binnen de muren der gevangenis vol
trekt. Dat gaat in Engeland zoo goed,
zegt het avondblad.
In welken tijd leven wij toch? vraagt
men zich af bij zulke geschiedenissen.
De onthalzing van dien Languiile maakt,
dat ge u schaamt een mensch te zijn.
Komkommersoep.
Men neemt: 3 groote komkommers, 90
gram boter, 60 gram bloem, 11/2 liter kip-
pen- of kalfsbouillon, 1/2 liter melk, 11/2
deciliter room, 2 eierdooiers, zout, peper,
nootmuskaat en croutons (stukken brood
met korst.)
Bereiding: Schil de komkommers, snijd
ze in vieren, verwijder het zaad, snijd ze
in stukken, kook deze gaar in water met
zout, plaats z© op een vergiet en doe ze
opnieuw in een pan met 30 gr. boter, peper,
zout en 1/2 theelepel suiker, laat ze zoo
1/2 uur stoven. Roer de overige boter met
60 gr. bloem op het vuur door elkaar, voeg
den bouillon en de melk toe en laat dit
roerende even doorkoken, doe er daarna
de komkommers bij ©n laat alles nog 20
minuten koken. Doe daarna de massa door
een zeef. Klop de eieren met den room,
voeg ze bij de soep en verwarm alles voor
zichtig tot de soep gebonden is.
Bij deze soep worden croütons gepresen
teerd.
Zondag.
Eenzaamheid is een zegen voor den werk
zame en een vloek voor den luiaard.
m
maandag.
Ofschoon arbeid bij het begin der schep
ping den mensch als straf is opgelegd,
schijnt hij de lichtste van alle straffen en
is hij vruchtbaar door duizend zegeningen.
Dinsdag.
Menigeen cëreikt nooit zijn doel, omdat
hij het met zijn plannen al vooruit is.
Woensdag.
Niet door te zien op wat wij missen
maar door bijeen te zoeken was ons geble
ven is, kunnen we ons leven bevredigend'
maken voor onszelven en daardoor ook
voor hen, die met ons moeten omgaan.
Donderdag:-
Het verstand heeft ook zijn parvenu's.
Vrijdag.
Yele menschen vergeten een tegenspoed
zeer gauw, zoo cij di -n slechts voor het oog
der wereld verborgen kunnen houden.
Zaterdag.
Ieder mensch heeft drie karakters: dat
gene, wat hij toont; datgene, wat hij denkt
te bezitten en datgene, wat hij heeft.
Het is moeilijk te bepale:, wie in het
leven het meeste kwaad berokkenen: vijan
den met de slechtste bedoelingen of vrien
den met de beste bedoelingen.
Thackeray.
Leerstellingen verspreiden zich als J.e
modes en worden een pronkartikel voor
menschen, die er niet in doorgedrongen
zijn.
G. M. V altour.
Zij, die het zorgvuldigst hun leven ver
bergen, zijn dikwijls degenen, wier voor
naamste plicht zou zijn het bloot te leggen.
Hippolyte Lucas.
De zon ziet de wereld vol warmte en
licht.
Begin met zon te zijn en bezie dan de
wereld.
Carmen Sylva.
Weelde in Neur-Yor*k.
De bekende millionnair te Nieuw-York.
James Hyde, gaf dezer dagen een diner in
•18de-eeuwsche stijl, waarop een bal in
rococo-kostuums volgde. De tafeldecoratie
was geteekend door kunstenaars van betee-
kenis. Beroemde beeldhouwers hadden ta
felversieringen van suiker gemaakt.
Het diner alleen kostte 36,000 gulden en
het bedienend personeel bestond uit niet
minder dan 270 personen.
Te New-York eten verbazend veel men
schen buitenshuis.
D© groote restaurateur van d'e vijfde ave
nue, Louis Sherry, schat het aantal, dat
eiken avond in restaurants dineert, op
400,000. Amerika is nu eenmaal het land
van vlug verdienen en vlug weer uitgeven.
Het keukenpersoneel van de groote restau
rants te New-York bestaat uit een leger
van chefs en koks. Het Waldorf-Astona-
hotel heeft er 300, Sherry evenveel, Delmo-
nico 250.
Verschillende restaurants laten door
bekende kunstenaars de menu's teekenen
en de decoratie der tafels aangeven. De chef
voor de tafelversiering in bet Hotel „Sher
ry" ontvangt een salaris van 24,000 gulden.
Daarvoor moet hij dan ook telkens weer
nieuwe versieringen uitvinden.
Om een proefje te geven van de reusach
tige sommen, die in de restaurants worden
uitgegeven, is het voldoende te vertellen,
dat de garderobier bij Delmonico jaarlijks
3000 gulden aan den hoteleigenaar als pacht
betaalt en zich daarbij zeer goed' bevindt.
Vier blinden over den olifant.
Vier blinden mochten, onder gsleide van
een oppasser, den olifant in een dierentuin
betasten.
Een, die zijn staart te pakken kreeg,
vond, dat een olifant veel had "\an een
touw. Een ander, d e zijn achterpoot be
voelde, meende, dat een olifant veel had
van een boomstam. De derde, die de zijden
van het dier betast had, meende, dat een
olifant sprekend op een muur moest gelij
ken.
„Mis, mis!" zei nummer vier, wiens hand
men bij een oor van het dier gebracht had,
„ik houd een olifant voor een grooten le
deren zak."
Het gaat zoo met verscheiden zaken, van
verschillende kanten bekeken; evenzoo ook
voor zienden.
Het een of het ander. Boer
(die voor het loket op het station zijn
aartsvijand ontmoet tot den ambtenaar,
die de spoorkaartjes verkoopt): „Als hij
meerijdt, rijd ik niet mee nu moet je het
zelf maar weten."
Wraak. Kastelein (tot kellner)
„Wat heeft het paartje, dat daar in dien
donkeren hoek zit, tot dusver verteerd?"
Kellner: „Den heelen middag twee
koppen koffie."
Kastelein: „Meer niet? Steek dan
dadelijk het gaslicht in dien heek op
„Nu ben ik oud, maar daar is een tijd
geweest, toen reed ik in mijn eigen wa
gentje."
„En je moeder duwde dat vooruit 1"
De eerste Mensch. Meester: „Wie
kan me zeggen, wie de eerste mensch was?"
„Nul Wie weet het?
Jan: „Cohen, meester".
Meester: „Cohen! Hoe kom je daar
aan? Dat heb ik je toch niet geleerd. Ik
heb je geleerd, dat Adam 'de eerste mensch
was".
Jan: „Dat hebt u wel geleerd, maar
dat is niet zoo, meester, want bij ons in de
straat staat op een winkelruit: „„Adam,
voorheen Cohen"".
De grootste uitvinder. „Jon
gens, wie is de grootste uitvinder?"
„Vader, meester".
„Je vader?"
„Ja, meester, want als vader 's avonds
laat thuis komt speelt moeder op en dan
zegt ze: „Jij vindt eiken avond wat nieuws
uit"".
Mejujffrouw A.: „En toen zei zij:
„Ik wü je niet meer zien!"
Mejuffrouw B.„En wat deed hij
toen?"
Mejuffrouw Au: „Hij draaide bet
licht uitl"