drinken"
De financiën van Z. H. den Pans.
De doodstraf in Frankrijk.
pisch Amerikaansche stad is. De vrucht
baarheid van den grond en bet snelle op
komen van de stad beeft individuen uit allo
.mogelijke Europcesche Staten bierbecn ge
trokken, zoodat Tacoma meer een soorö
van internationale verzamelplaats is, zeer
verschillend in menig opzicht van het Ame
rika- >n Indiana en andere Staten van het
Oo6ten).
Maar, heeft men geen voorouders, men
heeft wel vóórhuizen.
In tegenstelling met de meeste andeto
steden van de wereld waar het Westeinde
de aristocratische bevolking huisvest, is
hier het Noordeinde de fatsoenlijke residen
tieplaats. Ieder kijkt met verlangen uit
naar het oogenbhk, dat het hem gelukken
zal, zich een buia te laten zetten in het
Noordeinde.
Hij begint met een heel klein optrekje
in het Zuidelijke gedeelte der stad en lapt
daar schoenen of verkoopt daar spek, enz.
Dat optrekje vertegenwoordigt den stam
vader of liever het stamhuis. Langzamer
hand naarmate hij meer schoenen lapt of
meer spek verkoopt, klimt hij op van straat
tot straat, tot hij eindelijk het einddoel
van zijn zwoegen bereikt heeft en met vóór-
huizen, vrouw en kinderen in het Noordein
de beland is.
Sommige van die huizen zijn ware pa
leizen met prachtig uitzicht over de biau-
wo wateren van den Puget Sound cn de
met sneeuw bedekte toppen van het Olym
pische Gebergte. Bijna alle zijn in villa-
stijl met galerijen rondom het huis, waar
de bewoners zich 's zomers verheugen in
hun schommelstoelen, en in den overvloed
van rozen, die de vruchtbare bodem hier
welig doet bloeien.
Wandelt men zoo 's morgens tusscheD al
deze paleizen door, dan ziet men overal
de vrouw des huizes met opgestroopte
mouwen druk bezig aan het vegen, ramen-
wasschen of iets dergelijks üomt men
'b middags echter een bezoek brengen, dan
ontvangt mevrouw in een beeldig toilet en
imponeert de gasten door haar intellectu-
eele ontwikkeling. Ze kan zwijgen in vier
talen, en ze kan vloeiend spreken over de
dienstboden, die ze maar niet krijgen kan,
en over de babies, die ze wel krijgen kan.
Maar ze heeft een huis in het Noordeinde
met een heele rij vóórhuizen, cn ze vindt
zichzelf volstrekt niet minder dan een prin
ses van den bloede
Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap l
DorsMijden is nog heel wat anders dan
honger-lijdendat zal ieder onmiddellijk
toegeven. Men heeft trouwens hieromtrent
proeven op dieren genomen en het is ge
bleken, dat een hond, die zonder vast voed
sel gelaten wordt, ongeveer dubbel zoo
lang leeft als een, wien men geen drinken
geeft. Zonder water kan een hond nog
twintig dagen leven, zonder vast voedsel
veertig dagen, vooropgesteld natuurlijk,
dat het dier gezond was.
Ook cc mensch kan veel langer buiten
vast voedsel dan buiten drinkener komen
dan ook wel af en toe „hongerkunstenaars"
maar van een „dorstkunstenaar" hoorden
wij nog nooit.
De behoefte van den mensch aan drinken
wordt ons duidelijk, als wij nagaan, dat
ongeveer twee derden van zijn lichaam uit
water bestaat, dat voortdurend verbruikt
wordt en door ander moet worden vervan
gen. En al wordt hem een groot gedeelte
door zijn voedsel verschaft, voldoende is
dit niet. Het is dus begrijpelijk, dat ds
mensoh, vooral in don zomer, dorst heeft.
Een medewerker van de Parijsche „Cos-
mos" vertelt een en ander over de hygiëne
van het drinken.
Wijn en oier noemt hij gezond, als de
dranken met mato worden genoten. Het
schijnt, dat do mensch gemiddeld 1 k 1^
liter vloeistof tot zich moet nemen, behalve
wat hij door zijn voedsel naar binnen
krijgt. Of men warme of koude dranken
nemen moet, ze gedurende het eten of
daarbuiten moet drinken, omtrent deze
kwesties is reeds zoo lang meening^verschil
geweest, als er menschon zijn, en nog is men
het er niet over eens. Voorzichtigheid en
matigheid alleen kunnen hier een richtsnoer
vormen.
Heb schijnt voor den gezonden mensch
vrijwel hetzelfde, of hij gedurende den
maaltijd of daarbuiten de noodige vloei
stof gebruikt. Zij echter, die aan slechte
spijsvertering lijden, doen beter bij het
eten niet te drinken. Dranken met ijs ver
mengd zijn in den warmen tijd arer geliefd
maar toch moet men er altijd op letten, ze
langzaam te drinken. Dan oefenen ze een
goeden invloe^ op de spijsvertering uit.
In de oudheid waren de geneeaheeren
bijzonder voor het gebruik van warm wa
ter, dat te Rome in speciale inrichtingen,
overeenkomend met onze café's, verkocht
werd. In het oude Griekenland vielen
daarentegen ijsdranken reeds zeer in den
smaak, zoodat Hippocrates het voor noodig
hield, de menschen opmerkzaam te maken
op de schade van een to groot gebruik.
In Duibscho bladen en ook in pelgrims
kringen is telkens uitgesproken de mee
ning, dab de Paus er financieel good bij zit
en een St.-Pieterspenning daarom een
alleabohaJve terecht uitgereikte aalmoes
zou zijn.
In strijd met deze meening is een mede-
deeling van een persoon, die over den fi-
nancicelen toestand van den H. Stoel
autluntieke bc.ichten bezit.
De Paus heeft ter bestrijding van rijn
noodzakelijke, doorloopendo uitgaven iede
re maand ongeveer 400,000 lire of f 200,000
noodig, en de interesten van zijn kapitaal
bereiken deze oom in de verste verte niet.
Moet de Paus alzoo zijn nunciaturen, de
legaties, rijn paleis, zijn kunstverzamelin
gen, galerijen en musea- die eenig zijn
ter wereld zijn wetenschappelijke en
vrome stichtingen onderhouden, zijn amb
tenaren en de uit te keeren pensioenen be
talen, de kardinalen van de Kurie uitrus
ten, en bovendien nog weldadigheid doen,
zoo moet hij wel met de medehulp van de
Katholieken der geheele wereld, d. i. met
den zoogen aamden Pieterspenning, reke
ning houden.
Dat de Franscbe Katholieken voor het
oogenhlik voor zichzelf moeten zorgen, en
niet, zooals eertijds, rijke aalmoezen naar
Rome kunnen zenden, is het natuurlijk
gevolg van den Franschen Kuituurkamp.
In de overige landen moeten de Katholie
ken, die den Paus trouw en hulde bewijzen,
een zoo helder mogelijk beeld zien te krij
gen van den toestand van den H. Stoel.
Het beheer der Kurie zoekt Pius X zooveel
mogelijk te vereenvoudigen cn sommige
mogelijk nog bestaande sinecuren te onder
drukken. Het grootste gedeelte van zijn
hofstaat is onbezoldigd en do bezoldigde
betrekkingen zijn aanmerkelijk vermin
derd. Niettemin blijft voor den Paus de
plicht bestaan, een reuzen-organisme, als
de Kerk is, overeenkomstig zijn behoeften
te doen besturen en ook in de kerkelijko
hiërarcl.ie geldt de grondregel: de arbeider
is zijn loon waard.
Uit het oogpunt van spaarzaamheid
worden voorloopig ambten opgeheven of
met andere verbonden. Zoo goed als op
deze wijze onnutte personen uit de Kurie
verwijderd worden en het Pauselijk Hof
meer en meer zekere uitwendigo weelde in
boet, welke nog een overblijfsel was uit
den Renaissance-tijd, even zeker is het, dat
den H. Vader voor gewichtige en noodza
kelijkë doeleinden, bijv. voor co oprichting
van nieuwo Apostolische Delegaties, de
financiecle middelen ontbreken. Dit laatste
is het geval, naar uit ue meest gezagheb
bende bron wordt verzekerd.
Evenzoo is de ondervinding opgedaan,
hoe niet alle Katholieken ï.et goedkeurden,
dat bij hun bezoek aan Rome cic uitwendige
luister van het Pauselijk Hof, vergeleken
met vorige pontificaten, aanmerkelijk ver
minderd hleek to zijn. Over dit punt kan
men verschillend oordeelon. want dit is
slechte kwestie van uiterlijkheid. Zoo
dra geloovige Katholieken echter vernemen,
dat het Opperhoofd der Katholieke wereld
buiteii het gewenschte en nuttige ook het
noodzakelijke ontbreekt van hetgeen hij
voor het bestuur en de uitbreiding der
Kerk noodig heeft, mogen zij den toestand
wel ernstig noemen. Vroeger konden de
Pausen op vorstelijke wijze kunsten en
wetenschappen bevorderen. Thans moet de
H. Vader „rekenen" om de noodzakelijke
uitgaven voor een sterk vereenvoudigd be
stuur en voor kerkelijke aangelegenheden,
die dringend voorziening eischen, te kunnen
bestrijden.
Uit een particulier schrijvon aan het
„Handelsblad", iets beschrijvende letterlijk,
zooals het te Orleans op het laatst der
vorige maand gebeurd is, vertellen wij hier
het volgende na.
Languille had een ouden man vermoord
en leefde sodert zijn ter-dood-veroordeoling
in de afwachting of president Loubet hem
gratie zou verloeren. Hij wachtte op dio
beslissing in de gevangenis van Orleans een
en veertig dagen.
In den vroegen morgen van Woensdag,
het liep tegen drie uren, kwam de officier
van justitie et drie griffiers en vijf „be
voorrechte" personen, hoofdzakelijk journa
listen, hem zeggen, dat hij zijn bals gereed
had te houden. Languille was daarop voor
bereid, want sedert drie dagen en nachten,
vooral des nachts had het om zijn gevange
nis niet opgehouden van de kretenA
mort, Languille." (Languille moet dood 1)
Het timmeren van de guillotine ging bo
vendien luide zijn gang in don nacht van
27 op 28 Juni. Het volk, iu dc straten om
de markt heen samengestroomd uit alle
hoeken van het stadje en uit de dorpen in
de omgeving, rook dus de naderende exe
cutie en schreeuwde harder dan anders:
„Dood moet hi: 1"
Voetvolk, bereden militairen en een heele
wacht agenten hield de massa op een af
stand. Dat ging moeilijk, want men rekte
zijn hals en duwde en stompte om al was
het maar de hoed van den beul te zien.
Deibier, „monsieur de Paris", genoemd,
had' een fantasiehoedje op, heel eenvoudig,
zonder vertoon, en liep mot 2ijn handen op
den rug naar de laatste toebereidselen te
kijken, een deuntje tusscken de tanden
neuriënd.
Inmiddels waren door een lange gevange
nisgang griffier en belangstellenden aan
de deur van Languille's cel gekomen.
De officier van justitie wilde juist do deur
opendraaien, toen ze vanzelf openging tot
ontzetting van de aanwezigen. Languille in
zijn gevangenispak ontvangt de hoeren.
„U ziet, ik heb u gewacht. Ik ben tot uw
dienst. Ik wist, dat het vandaag zou zijn
en heb me dus gekleed om u te ontvangen.
U ziet wel dat ik kalm ben en niet bang. Ik
heb alleen een paar woorden aan mijn ad
vocaat to zeggen, en <_an volg ik u."
Minder kalm in ieder geval dan deze man
stottert de officier van justitie: „Als dat
'dan zoo is, Languille, goed dan, goed
goed."
De veroordeelde neemt een enveloppe ült
zijn binnonzaak en wil haar zijn advocaat
geven. „Geef me een potlood", zegt hij en
uit do bevende handen van den advocaat
neemt hij het potlood. Hij adresseert dan
de enveloppe.
„Nu, heeren, ben ik klaar."
Een cipier brengt hem échter rijn eigen
kleeren: „O ja", zegt hij dan, „de admi
nistratie wil haar kleeren natuurb'jk niet
graag in de kist laten rotten." Hij strijkt
zijn snorren wat op, strijkt met de hand
de plooien nit zijn jas, die hij netjes toe-
knoopt. Hij zegt lachend, "dat men wel voor
een spiegel had kunnen zorgen.
Dan gaat hij, door allen gevolgd, de ge
vangenisgang door naar het bureau, waar
Deibier hem wacht. Telkens draait hij zich
om en zegt: „U ziet wel, dat ik niet bang
benIk ben niet bang
In het bureau gekomen, loopt hij op
Deibier toe: „U bent zeker mijnheer