H. PAUL, Attentie s. v.p. De Vrijzinnige Kiesverenigingen. KIEZERS ÏOOR DES GEMËËSTËRAAD IS HET DISTRICT! Monogram Puddingpoeder en Vanieljesuiker. het Café met grooten Tuin, Hygiënische Stofzuigen], LEIDSOH DAGBLAD, DOHOERDAC 13 JULI. - TWEEDE BLAD. BUBRIEK VOOR DE JBUBD. Een verzameling, die men verwaarloost. De eerlijke schaapherdersjongen. Et het leven van een wolk. Anekdoten. Nieuwe Raadsels. Vervolg Advertentiën. WISKUNDE. Ch. TSIVILY Go., Voor de herstemming op Vrijdag 14 JuSi a.s. voor één lid van den Gemeenteraad èn Uw district wordt met den meesten aandrang aanhevoien: de omd-gemeenf©^architect, etoond h die in zake fabricage eeff de rechte man op de rechte piaafs e zijn, en die bij de talrijke Gemeente-werklieden de herinnering heeft nagelaten van een zeer humaan chef te zijn. VRAAGT: Keur van - -- -- -- - Rijn- en föfloezeSwijnsn. Voorradig bij - -- -- -- -- -- -- - Firma M. A. KLUIT. 5886 20 voorheen ^EiGEN ZÖRGW. No. 18921. Anno 1905. IWij leven in een tijd van verzamelingen. Postzegels, prentbriefkaarten, munten, schelpen; de hertog van Connaught houdt er een verzameling van pijpen op na; de Shah yan Perzië van lucifersdoosjes, wij kenden iemand, die uren ver zou hebben geloo- pen om een poststempel bij haar collectie te voegen, zegels zijn ook al in de mo<le geweest; maar waarom schenkt men zoo .weinig aandacht aan een verzameling yan portretten en andere photografieën 'l Wij bedoelen niet de albums met de por tretten van kennissen, hoe aangenaam het ook moge wezen die te bezitten. Zij zijn ook al minder in zwang geraaK.. dan eenige jaren geleden en wel om een treurige re den, die een eind maakt aan zooveel goede dingen. Ook in de photografieën heeft de weelde veel bedorven. Twintig jaar go- leden stelde men zich tevreden met por tretten in den vorm van visitekaartjes; heden moeten het op zijn minst kabinet portretten zijn, liefst nog grooter en zoo •wordt het veel te duur voor menige beurs. Maar als men den moed had tot het een voudige weer te koeren, welk een aardige collectie zou men aan nietf vooral wanneer men jong begint, kunnen maken van eigen beeltenissen uit verschillende levenstijdper ken, deze in een album steken en er het jaartal onder schrijven. Men zou aldus op gevorderden leeftijd als het ware een geheel overzicht van eigengedaantewisselingen hebben, terwijl bijna niemand er thans aan tienkt een photografie van zichzelf te bewa ren. Zij worden uitgedeeld, zoodra het do zijn ons thuisbezorgd wordt en het is heel moelijk er later nog hier of daar een terug te vinden. Om zulk een verzameling com pleet te maken, zou men telkens zulk een portret van zichzelf moeten omringen van de photografieën zijner vrienden op datzelf de tijdstip. Een tweede album zou moeten worden aangelegd van de kunstwerken van het land. Ook de prentkaarten naar werken van onze meesters kunnen daarvoor dienenzij zijn goedkoopor en dus beter voor de me nigte geschikt. De dieren van het land, de kleederdrachten, alles kon zijn plaats yinden, alB elke mooie serie zorgvuldig uiteengehouden wordt. Dan komen de groo- te figuren uit de geschiedenis aan de beurt, do helden, do mannen der wetenschap, do .vorsten, de staatslieden, dc kunstenaars en dichters. Eindelijk komen onze merkwaar dige tijdgenooten aan do beurt, die ook zoo spoedig een voor een tot het verleden zullen behooren. Een photografie-verzame ling kan in het oneindige worden voortge zet. En wanneer men daarmede in zijn vrije uren veel bezig is, heeft deze collcctio hot voordeel, dat zij ons niet eenzijdig ontwik kelt; maar onbemerkt een algemeene kennis bchenkt. Zonder het te bespeuren, dat men met studie bezig is, leert men daardoor de kunst van zijn vaderland kennen; men doet ©r costuum-kunde mee opmen oefent zicb voortdurend in de geschiedenis en men ver krijgt er gelaatkennis door; want men zoekt op do trekken, in den blik dier man nen en vrouwen van naam den sleutel tos hun ons bekende daden. Laat ons dus, als wij een verzameling jwillen beginnen, ook eens denken over deze collectie. Er is er geen, die meer de moeite loont of waaraan ook voor het volgend le- yen meer voordeelen verbonden zijn. Het was op een kouden wintermorgen, toen Johan Baarton, de schaapherdersjon gen, zijn huis verliet. Hij zou weer op do Bchapen passen van boer Jones. Johan was een ijverige, vroolijko jon gen. Hij had een prettig gelaat en een zacht, eerlijk karakter. Toen do jongen aan de plaats van zijn arbeid kwam, plaatste hij zijn middageten in een hollen stam van een ouden boom, die hem diende als een soort kast. Dat deed hij altijd, want hij kon des middags niet naar huis gaan. Dezen morgen had Johan het erg druk, want hij moest 'de schapen naar een andere schaapskooi voeren, waar ze beter be schermd zouden zijn tegen den kouden wind. Juist, toen hij bezig was de dieren door het hek van het land te drijven, zag hij zijn baas op hem afkomen. „Johan," zeide de boer, toen hij naderbij kwam, hbb je misschien mijn zakboekje ook ergens gezien Ik was hier voor omstreeks een half uur en moet het hier verloren hebben." „Neen, ik heb er niets van gezien, maar ik wil wel eens voor u rondkijken, als u wilt." ,,Doe 'dat zoo spoedig mogelijk," zeide de boer, „er is geld in en ik kan het slecht missen." Johan ging den eencn kant uit en zijn baas den anderen, beiden druk zoekend, om den verloren sohat terug to vinden. Plotseling hoorde Johan, dat Jones hem riep aan de andere zijde van het veld. Hij dacht, dab heb boek gevonden was en daarom liep hij vroolijk op Jones af. „Wel, wat moet dat beteekenen", vroeg de boer boos. „Ik meende, dat je zei, dat je niet wist waar het book was." „Ja, baas, on ik zei de waarheid." „Hoe kan jij hot dan verklaren, 'dat ik het gevonden heb in den hollen stam van den ouden eik, vlak naast je eten?" Johan stond den boer vreemd aan to kij ken. Dat snapt© hij zelf ook niet. Toen de boer zijn verlegenheid merkte, dacht Hij nog meer, dat de knaap er schuld aan ha'J; dat hij loog. Eindelijk zeide Johan: „Ik kan hot niet zeggen, ik weet slechts, dat ik hot er niet neerlegde." Maar Jonca geloofde den Jongen niet; hij gaf hem een flinken uitbrander en zond hem tevens naar huis. Hij wilde geen dief langer aan het werk hebben. Het is niet gemakkelijk to verdragen voor een leugenaar en een dief uitgemaakt te worden. Maar de gedachte, 'dat hij nu niet meer in staat was zijn arme moeder, die weduwe was, to onderhouden, was nog er ger dan alles. Had boer Jones daaraan wel gedacht? Johan had evenwel één troost. Hij zei: „Moeder zal mij gelooven." Ja, en zijn moeder geloofde hem en zij zeide tegen hem, dat j niet boos moest zij a op Jonea. D© boer kende hem niet zoo goed immers als zij I „En," voegde zij er bij, „de waarheid moet eens aan het licht komen, vroeger of la tor." En zoo gobeurdo het ook na eenige maanden. Op zekeren dag ging Johan eens bij een heer vragen of hij ook een jongen noodig had, die voor het tuinwerk zou kunnen helpen Zooals gewoonlijk vertelde Johan eerlijk zijn geschiedenis en zijn gelaat schitterde van vreugde, toen de heer hem zeide: „Dan moet het jouw hond zijn geweest, dien ik zag met een boek in zijn bek. Ik reed door de velden, waarvan je eprak. Het is reeds eenige maanden geleden. De hond liep snel weg en stak zijn kop in den hol len etam van een ouden eik." Johan klapte in de handen van vreugde. „Ik wist wel, dat de waarheid eens uit zou komen," riep hij vroolijk. „Peter, de hond, de arme Peter 1 Het was zijn vrien delijkheid jegens mij, die al dat verdriet veroorzaakte. Hij vond het boekje, en, denkende, dat het van mij was, bracht hij het in den boom, waar ik mijn middageten altijd wegborg." Johan werd door den heer als tuinjon gen aangenomen. Zijn meester hield oven- wel spoedig zooveel van hem, dat hij in huis werd genomen als huisknechtjo. Ook liet zijn meester hem leeren en leerde hem zelf tevens. Toen Johan 23 jaar oud was, werd hij rentmeester bij zijn heer. Zijn meester werd namelijk ouder en kon dat werk niet zoo goed meer doen. Dat Johan een eerlijk rentmeester was on dat er nooit een halve oent aan zijn rekeningen ontbrak, behoef ik zeker niet te vertollen. Als hij boer Jones ontmoette, bloosde deze nog altijd even. Hij schaamde zich, dat hij zoo'n flinken jongen zoo slecht had vertrouwd en op zoo'n los vermoeden had weggezonden. Johan was echter altijd vriendelijk tegen hem en deed, of hij niets merkte. Had hij aan het ongelukkig toeval zijn geluk en dat van zijn moeder niet te danken Ht»begon met een kleine droppel water ia do donkerblauwe zee to zijn. Wat ik voor dien tijd geweest ben, weet ik niet te vertollen. Ik moet toen nog in mijn zuige- liugB-jaren zijn geweest, want tevergeefs is het dat ik daaromtrent mijn geheugen zoek te raadplegen. Maar op zekeren dag, dat ik nu eens hier, dan weder daarginds werd heengedreven, voelde ik opeens hoe ik omhoog getrokken werd door een groot monster, dat de oude Zon bleek t© zijn. Ik zweefde nu plotseling hoog boven de aarde en had den vorm verkregen van een neveL Later werd ik veranderd in een doorschijnende witte wolk. Dat was mijn heerlijkste levenstijd. Maar helaas, evenals kinderen on mcnschen, gaf ik er mij geen rekenschap van, dat het thans mijn blijdsto dagen waren, verlangde ik als zij naar nog hiets beters en vergat daardoor van do vreugde van het oogenblik te genieten. Eerst nu zie ik in, hoe goed ik het toen had, maar die schoono tijd is nu voorbij. Andere wolken ontmoetende, begon ik vriendschap mot hen aan te knoopen en had den wij dolle pret. Dr<ar bleef het echter niet bij, want als alle ondeugende wolken, wildon wij kattekwaad uitvoeren. Wij maak ten een plannetje eens een grap te hebben, ten koste van de lieden op aarde. Wij wil den er heel donker uitzien, alsof wij boos waren en dan den ouden Donder vragen te brommen en nog meer angst aan de men- schon te veroorzaken. Hierin stemden al mijne vriendinnea toe ou wij hadden succes op onze pogingen. Menig hart, daar omlaag, was dien dag droefgeestig gestemd, omdat het weder op eens zoo onheilspellend was geworden en heel wat uitstapjes vielen daardoor in het water. Maar ten slotte toch hadden wij ons ge noegzaam vermaakt en kwamen wij weer wit eu doorschijnend to voorschijn en straalde d> oude Zon opnieuw in al haar pracht. De menschen op aarde waren wederom tevreden. Maar ik trachtte later, toen ik wijzer geworden was, dergelijke streken aan jonge wolkjes over te laten en goed te doen waar ik kon; nu eens door rcgcndruppolen te laten valen op een verdroogd veld, dan we der door de holten der omgekrulde bladeren te vullen met kristalhelder water voor dor stige vogeltjes. Wolkjes doen wel eens kwaad, maar zij pogen hot to herstellen. Menschen-kinderen ook? IN SNEEUW EN IJS. Henry Hudson, een Engclscho zeevaarder en ontdekkingsreiziger, werd omstreeks do helft der zestiende eeuw geboren. Aangezien Indië's rijkdommen de kooplieden vol ver langen deden uiteien naar een korteren weg naar Oost-Indië dan tot daartoe bekend was, verliet Hudson op 1 Mei 1607, verge zeld van tien mannen, in een klein vaartuig, Engeland, om don zoogenaamden Noord- Oostdoortocht te ontdekken. Zijn plan was recht over don Noordpool te gaan, maar hii stuitte op ijs en zag zich verplicht van Groenland af zijn weg in Noord-Oostelijke richting voort te zetten en kwam aldus bij Spitsbergen terecht. Bij gebrek aan levens middelen was hij genoodzaakt terug te kee- ren. Toch gaf hij den moed niet op. Reeds het daaropvolgende jaar bevond Lij zich weer op reis on stuurde voorbij den Noordkaap en ditmaal tot Nova^Zembla, waar hij door zooveel ijs en zware misten werd gedwars boomd in zijn streven, dat hij andermaal tot den terugtocht werd gedwongen. In dienst zijnde van onze Oost-Indische Compagnie, beproefde hij later een weg Westwaarts te vinden en ontdekte toen do i golf, die naar zijn naam do Hudson-baai werd genoemd. Zijn laatste reis ondernam hij in dezelfde windstreek, maar Noordelijker, in het jaar 1610. Hij ging langs de Westelijke kust van Groenland, zeilde over Baffins- en Hudson- baai, onderzocht de Westelijke kust daar van en overwinterde in James-baai. Op 1 Juni van het volgend© jaar werd hij weder vrij uit het ijs, wa&rtusschen hij bekneld had gezeten en stuurde do zee tegemoet. Gebrek aan levensmiddelen en allerlei last met ijsbergen maakten dat de bemanning van het vaartuig in oproer geraakte. De onverlaten hadden don treurigen moed Hudson zelf met zijn pleegzoontje en ecni- g3 zieke matrozen in een boot over te bren gen, waarna zy de sloep tusschen het ijs stieten en do opvarenden aan hun lot over lieten. Slechts enkelen van de muiters, die niet hadden ingezien dat zij door eigen schuld een bekwaam leider verloren hadden, die hen zonder moeite huiswaarts had kunnen brengen, wisten later Ierland te bereiken. Dc- overigen 6tierven ton deele van honger en werden ten deele ook door hun kameraden verslonden. Uit Engeland zond men twee schepen af, om Hudson op te sporen, maar nooit vond men iets van hem of den knaap weer. Waarschijnlijk waren zij de prooien der ijsberen geworden. (Ingez. door A. J. Stafleu, te Leiden). Vergeten. Dienstmeisje: „Ik moet een muizenval hebben." Winkelier: „Beet, heb je de mant van de muis?" Dienstmeisje, leuk: „O, he, neen, die heb ik vergeten." (Ingez door Rika Sanders, to Leiden). Slagvaardig. Eens noodigde Hend :k IV van Frank rijk een bekend geleerde, die zeer bij hem in den gunst stond, bij zich ton et-en. De geleorde man vergat echter de uitnoodi- ging en verscheen niet aan tafel Den dag na het gastmaal ontmoette hij een vriend, die wèl ten hove was geweest. „Nu, vriend, dat ziet er leelijk uit," zoido deze. „Zijne Majesteit is zeer mis noegd, dat gij niet gekomen zijtl" De professor besloot den Koning zijn verontschuldigingen t-o gaan aanbiedon. Hij liet zioh 'daartoe bij Hendrik IV nandie- nén en trad do zaal binnen, waar de Ko ning ontving. Hij zag Zijne Majesteit met iemand in gesprek en naderde eerbiedig, doch zoo gauw Hendrik hem bemerkte, draaide hij hem den rug toe. „O, Sire," riep daarop de geleorde uit, „wat ben ik verheugd, to bemerken, dat ik uw vriend nog mag zijn I" „Wat," zei de Koning, zich verwonderd omwendend, „waarom denk je dat?" „Omdat het bekend is, Sire, 'dat u uw vijanden nooit den rug toekeert." Do Koning lachte en do vrede was her steld. (Ingez. door Suzan'na Tegelaar, te Lei den.) Een slimme hond. Op een kostschool was een hondje, dat wel eens heel leelijk deed en 'dat de jon gens daarom „Smeerpoets" genoemd had den. Op een dag kwam cr een oude damo in school, zag het hondje en vroeg hoe het diertje heette. Maar de jongens wilden niet weten, dat ze Eun hondje zoo'n leelijken naam hadden gegeven en daarom zei een van hen „Mevrouw, het hondje heet „Poete- smeer." „Wel, wol," zeide do dame, 'dat is ook een rare naamkom er is hier, Poets- smeer 1" En wat deed de verstandige baas?" Achterstevoren kwam do hond naar de dame toegesfcapt. (Ingez. door Gerard Konings, to Lbi- deu.) Eon lodder. „Hoe is hot gegaan met dien man, die zeven on twintig medailles had voor het rodden van drenkelingen?" „Wol, hij is op zekeren dag in hot water gevallen, juist, toen hij al zijn medaille© aan had en liij is verdronken door de zwaarte van de medailles." (Ingez. door Joanc Hoogevcen, to Leiden.) Krijgsman seor. Luitenant (op het vaandel wijzende): „Wat denk je wel, Jochems, wanneer je «n hot veld die vaderlandsche driekleur ziet wapperen 1" Soldaat Jochems: „Dat het stevig waait, luitenant." (Ingez. door J. Weyers to Leiden.) I. Een kreeft is zwart in hot leven En na zijn sterven rood, Maar ik ben rood in het leven, En zwart na mijn dood. (Ingez. door Rika Sanders te Leiden.) il. De timmerman en metselaar, Die kennen best het woord; En als de baas het meervoud beeft, Dan gaat net zooals het noort. 6, 7, 8 is eon stuk land, Vooral in omertijd, 6, 5, 4, 1 heeft zeker nooit do luiaard* sterk verblijd, 1, 2, 3 is een vervoermiddel. (Ingez. door Geertje te Leiderdorp.) III. Ik ben een woord van vier letters. ATs men dit woord uitspreekt, noemt een 1 et morsig dier, wiens vlcesch de meeste kin doren graag lusten. Wanneer men do eerste letter weglaat, noemt men een kostbaren drank. (Ingez. door Clara Hakkaart te Leidon.) IV. Verborgen platasen. De jongens gooien me een steen, wiik er voor. Dat- meisje eet een snee krentenbrood. In do mijnen vindt men gcud; andere delfstoffen zijn: zilver, ijzer, tin, enz (Ingez. door „Wilhelmina" te Leiden.) V. Met zeven letters is geschreven Het woord in het raadsel u gegcvcD Mijn eerste vier dat is niet mis, Het sieraad ecner vrouw het is, En buitendien, nut heeft men er van, Daar men er veel van maken kan. Neemt gij mijn 7, 2, 3, 4, Een woord, dat ach I door velen schier, Verfoeid wordt, daar het in vele zaken, Niet rijp bedacht, veel last kan maken. Dan nog 4, 2, 3 en de 7, Komt gij in kerk, of school ora 't oven, Of wo in woonhuis, wagen, stal, Door dit voorwerp kijkt gij overal. Mot 1, 2, 7 bij den disch Verkies ik boven vlecscb of visch. 1,6 en 7 in zijn soort, Is een persoonlijk voornaamwoord, Men zou het ook manlijk kunnen noemen, Schoon 4, 2, 7 daarop roeme, Ik zeg niets meer en hoe of wat, Het geheel b een beroemde stad. Gedurende de vacantlo, gelegenheid tot ropetecren voor herexa mens. J. M KOOLHAAS, Leeraar M. 0. Wiak. Hoogawoerd 173. 207 8 GEVRAAGD een MEISJE, boven de 16 jaren, van 8-5 uren. Tevens oen WERK VROUW voor VrUdag of Zaterdag. Aan hetzelfde adres een splinter nieuwe Promenadewagen tekoop. B. T. ALOFS, Noordeinde 14. 390 7 Neemt proef by uw leverancier met de üjne en aromatische Egyptische Sigaretten van 5974 10 Cairo (Egypto). Namens het bestuur van Vooruitgang": L. VAN OEVEREN, Voorz. A. J. FOKKER, Secr. 866 89 Nam.ns hst bestuur der Vr(Ji. Kleerer. W. F. VERHEIJ VAN WIJK, Voorz. A. I. WITMANS Mzn., Ule Seer. En gros bij: B. VAN DE2L SLUYS, Rotterdam. 4I5M Opgericht A°. 1825. Langebrug 4, LEIDEN. GEOPEND: Stationsweg 29. oho as QEBR, DURIEUX, BEN HAAG. Tollenstraat 16. Inlichtingen en prijsopgaaf worden gaarne verstrekt door de ondernemers ten kantore der Firma TE ERODE VAN GALEN, Agentuur en Commissiehandel, Steenschuur 14 alhier, van 13 tot en met 15 Juli, van 9—6 uren. 393 26

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5