No. 13917. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Het ,,H andelsblad" hield zich bezig met de vraag: „Is een nieuwe partij- groepeering reeds mogelijk Niemand zegt het blad zal ontken nen, dat een nieuwe partijgroepeering do moeilijkheden van den toestand aanzien lijk zou verminderen. Wanneer niet meer clericaal of anti-clericaal de leus behoeft t© zijn, wanneer dus ook niet meer by do samenstelling van een nieuw kabinet in de eerste plaats behoeft te worden gevraagd of de eventueele minister tot een der „christelijke"' partijen behoort of niet, dan zal zeker een zuiverder politieke toestand geboren worden. De Tweede Kamer zal in September hoogstwaarschijnlijk beetaan uit 48 mannen der christelijke partijen, 45 vrijzinnigen, 7 sociaal-democraten. Een voste Regeeringsmeerderheid is met deze partijformatie niet to verkrijgen. Tenzij het komt tot een nieuwe partijgroepeering, tot een whig- en tory-verdeeling, om de oude namén nog eens weer te gebruiken. Het blad gelooft echter niet, dat die nieuwe groepeering der partijen zoo maar dadelijk tot stand zal komen. Zullen vraagt het de christelijken, onder wie er zijn, die nu reeds spreken van een herwin nen van het regeerkasteel over vier jaar, zich tot een samenwerking laten vindccT Zullen zij zich in meer of min vooruitstre- venden willen laten splitsen? Zij hebben dat zullen zij moeten toegeven in de vier jaren, dio achter ons liggen, de noodige voordeelen speciaal voor hun partijen ge oogst; voor wat zij „vrijmaking van onder wijs" gelieven te noemen, hebben zij met succes gewerkt. Zij kunnen tevreden zijn, zou men zeggen. Of zij nu evenwel zich niet toch nog verplicht zullen achten, te blijven arbeiden voor verdere „vrijmaking van het onderwijs" en andere specifiek clericale be langen, en dus him krachten niet te ver snipperen door deel te nemen aan den Ro- geeringsarbeid met in andere opzichten gc- lijkdenkenden dat staat aan hen te be slissen. Er zijn onderwerpen (werkliedenverzeke ring bijv., en belastinghervorming, waarbij ook de verhouding van de gemeenten te genover het Rijk -ter sprake zou komen), die aanleiding zouden kunnen geven tot een nieuwe partijgroepeering. Na dit vooropgezet te hebben, laat hot Handelsblad" volgen: „Een ministerie, in de tegenwoordige omstandigheden gevormd, zal, dunkt ons als men let op de samenstelling van Eerste en Tweede Kamer beide, geen sterk geprononceerd karakter kunnen hebben. En dat is, met- het oog op de eischen, die het openbare leven juist nu stelt, zal het ziqh geleidelijk kunnen ontwikkelen, nau welijks te betreuren. Men zou een gowensch ten leertijd kunnen doormaken, waarin de hartstochtelijkheid, waardoor het tijdperk 1Ö011905 zich heeft onlerscheiden, werd vervangen door kalm overleg. Wanneer in de komende vier jaar grootendeels onder werpen, behoonende tot de neutrale zone, worden behandeld in do Volksvertegen woordiging, bestaat er groote kans, dat ten aanzien van de vraagstukken van staats inmenging en vrije ontwikkeling van finan- eie-icgeling, gemeentepolitiek, legerhorvor- ming, technisch onderwijs, enz., voor zoo ver deze aanleiding geven tot andere dan practische verschillen van meening, do groepeering der partijen zich beter zal hebben' gezet, en dan zal wellicht over vier jaren oen verkiezing op andere leuzen en daarmee een andere partijgroepeering mo gelijk zijn. Of deze thans reeds zal worden voorbe reid, zal wel grootendeels afhangen van de taak, die het eerlang optredend nieuwe mi nisterie zich stelt, en van de houding, welke de partijen, die thans in do minderheid zijn gebracht, zullen aannemen. „D e.Ncd erlander1' bevatte een in gezonden stuk van ds. B. J. Kromsigt waaraan wij ..et volgende ontleenen: Zullen de christelijke part ij on thans, ziende den uitslag der stemming, waarvoor geen menschen, maar God zelf LEIDSCH hen heeft geplaatst, willen volgen ©en p o- litiek van verzoening, waarvoor thans ook vele stemmen opgaan aan <le lin kerzijde? Mij dunkt, <le pers heeft hier een gewich tige roep:- g- Er is toch wel iemand te vin den, die een dergelijke politiek van ver zoening zou willen leiden. Nog bezit feite lijk de rechterzijde de meerderheid, n.I. 48 stemmen, waartegenover de liberalen staan van allorlei schakoering met 45 stemmen. Men heeft dus m. i. dit ééne te doen in de pers; de liberalen te houden aan hun woord, dat zij niet ééns geestes zijn met de socialisten en met hen niet tot één par tij willen gerekend worden. En laat men dan van onze zijde maar eens ruiterlijk er kennen, dat men zich in het vuur van het debat niet altijd genoegzaam voor overdrij ving hoeft gewacht. En laat men het nog maar eens onderstrepen, hetgeen gelukkig reeds gezegd is, doch nu de daad bij het woord voegende, dat de antithese van „Christen en paganist" op een wijze is ont wikkeld en toegepast geworden, die niet in de bedoeling lag van hem, die haar in anderen vorm en in ander verband het eerst besprak. Als men dus ziet op de nog beslaande christelijke meerderheid, in verband ook met den niet-radicaal socialistischen, maar veeleer overwegend-christelijken geest van ons volk als volk, dan zou men m. i. mo gen verwachten een kabinet, saamgestcM uit de christelijke partijen en diegenen van de liberalen partijen, die nog niet met do christelijke tradities van ons volk hebben gebroken. Hier en daar is het denkbeeld geopperd om onkelo van de demissionaire ministers in het nieuwe Kabinet op te nemen. „D e Standaard" ziet daarin een t'eeken, dat de oppositie een onverantwoor delijk spel heeft gedreven en nu voor de ge bakken peren zit. „Onze mannen" mogen zich echter niet leenen tot hetgeen van hen gevergd wordt. Nu zelfs mannen als Röell en Van Kar- nebeek op het schild der socialisten in do Kamer zijn gedragen, is er natuurlijk geen flauwe hoop zelfs, dat zij zich onder een verflauwde Christelijke banier zouden scharen. Neen, onze mannen zouden zich moeten scharen onder een verwaterdo libo rale banier. Onzerzijds zou men moeten medewerken, om alle beginselvastheid weer uit onze po litiek te bannen, en do water- en melk-po litiek uit t. dagen van Heemskerk senior zou nogmaals haar intocht doen. Zoo liep het vroeger, toen wij kerkelijke mannen als graaf Van Zuylen, mr. Van der Brugghcn, en later een graaf Van Lynden van Sandenburg in soortgelijke kabinetten zagen optreden; en met te zeggen is het, wat inspanning het heeft gekost, om do noodlottige gevolgen van die politieke fout weer to boven te komen. Eerst door het kabinet-Maekay, dat do fusie-idóe buiten sloot, en nu weer door dit kabinet, dat op gelijke coalitie als dat van 1888 steunde, zijn onze beginselen weer in eere gaan komen, heeft men weer geloofd aan onzen ernst, en is er weer serieuze 'kracht van ons uitgegaan. En nu acht men ons van links dwaas ge noeg, om weer te vervallen in dezelfde fout, waarvan de naweeën ons van '57 tot ,'58 machteloos gemaakt hebben. Natuurlijk speculeercn onze tegenstan ders daarop. Zij etten de val op. Dan waren zo voorgoed meester in het land. Althans voor twintig jaren. Doch dit durven we wel voor vast zeggen: van de antirevolutionaire partij zal nie mand in die val gevangen worden. En ook de andere partijen der coalitie zullen er zich wel niet toe laten vinden. Do heer D. P. D. Fabius zet in Rotterdammer" uiteen, dat aan blijven van hot tegenwoordig minister ie zeer goed mogelijk is. Daarbij zou gelet moeten worden op de verhoudingen, op de samenstelling van do Kamer; men zou moeten bedenken wat Z\T£3DAC 8 JUU. vooreerst zou aan 'de orde komen, en ook met de Eerste Kamer rekenen. „Misschien ware echter te duchten, dat de vrijzinnigheid, die, om weer op het kussen te komen, de verdeoldheid onder het volk op zoo roekolooze wijze heeft aan geblazen, met die agitatie zou voort gaan, en niet schromen ook verder zoo groote belangen des lands aan zuiver par tijbelang ten offer tc brengen. Daartegenover staat evenwel, dat ook het uit-den-weg-gaan voor zoodanige beweging niet zonder gevaar isdit allicht tot nieu we agitatie zou verlokken, als men zich weder belemmerd vond in het verkrijgen van wat men zocht; daardoor juist terro risme tegenover de Eerste Kamer kon wor den gekweekt, en eindelijk, dat het vooze van de beweging togen een Kabinet, het welk zoo gematigd optrad, dat zelfs wat nu als ergerlijke partijwet uitgekreten is, of ook van vrijzinnigen kant verdedigd is, ik denk aan mr. Limburg^ gunstig oordeel over de Hooger-Ondcrwijs-wet, óf geheel valt in de lijn van wat door tal van vrij zinnigen is bepleit, gelijk met de lager- ond er wijs-novelle de agitatio zelve wel licht even snel zou doen verloopcn, als de ingenomenheid met het Kabinet in 1903 thans bij velen in wilden hartstocht tegen het Kabinet is omgeslagen. Ten slotte kan ik dan ook slechts één omstandigheid ontdekken, waarom ik het heengaan van het Kabinet moet billijken. Een Ministerie moet ©enerzijds den moed hebben volerlei storm to trotseeren. Maar tevens, zal het wezenlijken invloed hebben, in zekeren zin ton allen tijde met de' por tefeuilles onder den arm staan; steeds be reid heen te gaan, zoodra het landsbelang dit vordert. En nu is eenmaal, door do oppervlakkige leer van het parlementarisme, de opvatting volgens welke een Ministerie in do Tweede Kamer de meerderheid voor de staatkun dige grondbeginselen, onafhankelijk van het Regeeringsprogramma, hebben moet, zoo diep doorgedrongen, en algemeen ver breid, dat, als dit Kabinet aanving met zich naar beter beginsel to gedragen, het zou kunnen schijnen, als had mr; Treub cfie van „gezagswellust" s Simpte, toch cenige waarheid gezegd, als kostte het aan het Ministerie uit persoonlijke ambitie moeite zijn plaats te verlaten. En daardoor zou het Kabinet juist wor den verzwakt. Zal er een einde komen aan het leven naar de platte theorie, dat elk Ministerie weg moet gaan, ook zonder botsing met de Sta ten-Generaal, zoodra is aan tc ne men, dat het in staatkundige grondover- tuiging niet langer een meerderheid in de Tweede Kamer vindt, al vloeit daaruit in het minst niet voort, dat onder wie daartegenover staan voldoende eenheid voor een Regeeringsprogramma is, dan dient de aandrang om die theorie te verlaten uit te gaan van degenen, die feitelijk do macht hebben baar toe te passen. Dit vrijzinnigen kring, en wel uit zoo- danigen kring, die voor de vrijzinnige po litiek van invloed is, had de stem moe ten komen, dat cr op het oogenblik voor wisseling van het Kabinet geen voldoende reden is. Nu zulks echter niet ia geschied, cn bij het overheorsohen van het partijbelang niet was te wachten, kan van dit Kabinet moei lijk gevergd worden, dat het het odium, hot nadeel, op zich zou laden, dat van hot toepassen van gezonder gedragslijn waar schijnlijk-liet gevolg zou zijn." In een artikel aan de kabinotscri- sis gewijd, zegt „De Tij d" o ir. „Liberalen on socialisten hebben bij do j'ongste herstemmingen schouder aan schou der gevochten; to zamen hebben zij over de rechterzijde de zege behaald; aan hen dus de voldoening te zamen de vruchten van de overwinning te plukken, aan hen ook de taak te zamen een Regecring te vormen, gelijk zij zich die wenschenl De rechterzijde kan daarbij toezien, kau zich er toe bepalen, haar wapenen gereed to maken voor den strijd, dien zij welhaast als oppositie zal te voeren hebben. Blijkt de volslagen onmacht der overwin- - TWHDE BLAD. naars van 26 Juni, de rechterzijde zal recht matige reden tot spotten en juichen heb ben. Zou deze inderdaad de gezindheid mogen zijn, waarmede wij in deze ernstige dagen do toekomst te gemoet gaan? Ja, indien wij het voorbeeld onzer tegenpartij wilden vol gen; ja, indien wij, evenals zij, de politiek wilden boschouwen als in haar hoogste doel en wezen een strijd van partijen, waar bij de nederlaag van een gehatcn tegenstan der als hoogste triomf wordt beschouwd, ja, indien niet sterker dan het grievende van elke achterstelling en miskenning, lui der dan de smart van elko wonde van den strijd, in ons sprak, in ons heersclito cén hoog ideaal... het Vaderland, hetwelk bbjft bij alle worsteling der partijen, en dat on ze liefde en onze diensten blijft vorderen altijd cn onder alle omstandigheden. Dat dit in een «.ogenblik van smart en te leurstelling voor een korto poos wordt ver geten of ter zijde gesteld; dat er dan ge zegd wordt: „Ons gaat, wat verder geDou- ren zal, niet aande tegenpartij moge zien, dat zij zonder ons do belangen van deu Staat in veiligheid stelle" is menschelijk, tot zekere hoogte natuurlijk. Het mag echter geen blijvc .do stemming wezen. Allerminst verlangen wij, dat één of meer der onzen deel zal uitmaken van het Kabi net, hetwelk over eenige dagen of wekou door do Kroon tot het Staatsbestuur en de behartiging der belangen van het vaderland zal geroepen worden; allerminst kan or sprake van wezen, zelfs, dat onzo partij, geheel of gedeeltelijk, onderdeel worde van een nieuw te vormen Regeeringspartij, hoo ook samengesteld. Doch evenmin moge er sprake zijn of ïu de toekom-t ooit komen van een oppositie quano même, van bestrijding of belemmo- ring van Rogeeringshandehngen of Regco- ringsontwerpen, alleen omdat zij komen van een Rcgcering, die als Regcoring der tegen partij in de plaats trad der tegenwoordige evenmin sprake van leedvermaak, wanneer wij de moeilijkheden aanschouwen, waariu de onverantwoordelijke houding der libera le partijen de Kroon en de natie gebracht hebbon. deaden wij in deze nut stichten of uitkomst verschaffen, het zou uit rancune over hetgeen achter ons ligt, niet nagelaten mogen worden. Als overwonnen partij, vooral niet min der dan als zegevierendo en bovendrijven-cie, blijvc voor ieder van ons de leuze: Het Vaderland getrouwe blijf ik tot in den dood." „Hot Centrum" is ook voor loyale oppositie. „Door niet deel to nemen aan do Regce-- ring, onttrekt do rechterzijde zich aller minst aan dc behartiging van 'a lands be lang. Van haar toch mag verwacht, dat zij niet het voorbeeld der oppositie van de af- geloopen vierjarige periode zal volgen, maar dat zij zal voeren loyale oppositie, gelijk zij onder vorige liberale regeeringen ook steeds placht te doen. Maar meer dan loyale oppositie mag men van de rechter zijde niet vragen; mederegcercn behoeft zij niet en kan zij in do gegeven omstandighe den ook niet. r plicht tot regcering rust op do linkerzijde en op haar allceD. Zij heeft zulks zelf gewild." „Land dn Vork'' hoeft gevraagd of hot nu toch aan ernstige liberalen, die de moeilijkheden van den toestand beBoffen, niet geraden zou zijn „de boemanspolitiek, dio enkel de zweep Van Troelstra als wapen en schild heeft, to laten varen". „Do Nieuwe Courant" merkt daar bij het volgende op: „Het beeld is... stout, maar do gedachte, welke het wil verduidelijken, is niet juist. Laat do weigering om met de sociaal-demo craten mee een Regeeringsmeerderheid te vormen, voor een deel gevolg zijn van socia- listenvrees (liever: inzicht in het gevaar eenor socialistische of door socialisten bo- invloede politiek) voor ccn zeker even groot deel spruit zij toch voort uit het besef van da practische onmogelijkheid, van het vol slagen gemis van weerstandsvermogen eener zoo heterogene bijeenvoeging. De aard en Anno 1905. hel beginsel der sociaal-democratische partij sluit uit, dat zij een eeuigszius duurzame coalitie met welke andere partij ook aan gaat. Onze „parlementaire" socialisten zijn niet parlementair in dien zin, dat zij zich schikken naar de parlementaire practijk en haar consequenties ten opzichte van de verhoudingen der partijen, maar slechts in dezen zin, dat zij deelneming aan het par lementaire werk het besto middel achten ter bereiking van het sociaal-democratiseho doel. Wie dit niet aanstonds inziet, leze de han delingen van het Amstcrdamscho Congres van verleden jaar nog maar eens na, het welk op hoe gematigde cn bemiddelende wijze ook feitelijk zeer beslist dc Mille- rand cn zelfs do Jaurès-politiek heeft veroordeeld. Daarom zijn, afgescheiden nog van anti pathie of beginselvcrschil, de sociaal-domo- ciaten een groep, die van een parlemen taire meerderheid geen deel kunnen uitma ken. Binnen een half jaar zou het spaak loopen bij deze of gene stemming waar een socialistisch beginsel mee gemoeid was, en bij wolk onderwerp is dat niet het geval 1 Zelfbehoud zou dus de „vrijzinnige «onli- tie", die „Land on Yolk" zich denkt, noodzaken vóór alles zulke stemmingen to voorkomen en dit zou niet anders mogelijk wezen dan door overal cn altijd waar bot sing dreigde, den socinal-democrateu ter willo to zijn. Gevaarlijk vooruitzicht, maar vruchteloos pogen ten slotte toch ook, daar .-3 u kalm he*- beentje zouden helpen lichten, zoodra een of ander verondersteld proletarisch of „arbeiders-belang" tusschcnbride kwam". „Dc Tijd" plaatst onder het hoofd: „Tweeërlei socialistisch oor- cfeel over socialisten" het volgen de: De heer Panuokoek, een dor sociaal de mocratische leidera te Leiden, is er over verontwaardigd, dat de sociulisten zich bij do horstemmingen niet gehouden hebben aan het besluit, op het laatste congres go- nomen, van a 11 eo n steun te verleoiion aan de candidateu, die zich voor de urgen tie van het algemeen kiesrecht verklaarden, In een lang ingezonden stuk, voorkomend in „Het Volk' vin 1 Juli, schrijft hij om. „Van hetgeen nu in onze partij geschied is, is allereerst liet Partijbestuur schuld, dat over onzo houding in districten, waar kiesrecht-tegenstanders mot elkaar ra her stemming komen, geheel cn al zweeg, cn aan de afdeelingeu overliet, zelf uit te zoe ken, wat zij tc doen haddon. Grooter nog is do Bchuld van de Redactie van „Hot Volk", die door een listige uitlegkuust Het Congresbesluit in zijn tegendeel omge keerd heeft, en daardoor 'do afdeelingen op dezen wog voortgestuwd heeft. Zij ver dedigb een gedragslijn, die practisch onge veer op hetzelfde ucerkorat aJs wat Tak [hij stelde op hot Congres voor den socialisten vrijheid te laten, ten einde dc Kamer op het doode punt te brongen] wilde, met een boroop op het Congres-besluit, dat daar scherp tegenover stond. Evenals verleden jaar heeft men het Congres laten besluiten, cn org principieel doen, om er later lijn recht tegen in te handelen. Door liaar voorbeeld van ongehoorzaamheid aan hot Congresbosluit to erger nog, nu zij den schijn aanneemt, het juist te volgen is •do redactie verantwoordelijk voor den geo3t van desorganisatie en van politiek bederf, dio wij nu in onzo partij zien Het ergste hooft zij bot ochtcr gemaald, toen zij in „Hot Volk" van Donderdag avond (22 Juni) in duidelijke termen op merkte, dat wij onze stemmen behoord'ii te gebruiken als sjaggermid'del, om onze in herstemming komende partijgenooten er in te helpen. Het hoogste doel onzer politiek dus een paar Kamerzetels mcerl En vorder: Wij hebben vroeger de vrijzinnig-demo craten op de kaak gesteld, die, toen het oogenblik van pal-staan kwam, om oogen- blikkelijk gewin bot algemeen kicsreobt in den steek lieten. Wij hebben daartoe geen recht gehadwij zijn evenmin vast gebleken Wij hehben het honderdmaal in do verkie- Een Tfronwesilist. 23) Rodolphe nam zich voor van deze vrien delijke vergunning gebruik te maken, en hij geloofde ook, dat, naast het genoegen Marie-Louise voor het laatst te zien, zijn bezoek in het bijzijn en met goedkeuring 'barer ciders, het beste middel was om de jonge weduwe, die hij zich als ontroostbaar voorstelde, te behoeden voor alle laster praatjes in de buurt. Toen hij haar ging bezoeken, deed hij «it midden op 'den dag cn ging er heen 3angs den straatweg. De familie Verchères bij elkaar op de Dague. Do jonge vrouw kwijnend en bleek, se- cert het drama bij den vijver, zat in een gemakkelijken stoel, tegen den muur van latwerk, waar de late herfstzon nog scheen. Zij had een tafeltje vóór zich; Marie-Louisc cn dc haren waren geheel in het zwart. Het groote ongeluk als gevolg van den brief van Delphine Verchèrcs, de vreesclij- ko angsten, die zij, ten gevolge van dien dwazen brief, had uitgestaan, hadden op haar gelaat en in haar bewegingen hun sporen achtergelaten. De oude tuinman ging luidruchtig den heor De Crósne aandienen. Maric-Louise, die plotseling een erge kleur kreeg, teen zij Rodolphe zag, sta melde vei ontroering eenige woorden van dank. Met toestemming van haar ouders kuste Rodolphe de mooie, gelukkig-geredde vrouw op het voorhoofd. Toen gingen allen in don tuin wandelen. Er waren nog alleen wat Bengaalsohe rozen en eenige chrysan- thon. Maric-Louiro plukte daarvan onder het wandelen een bouquetje, dat zij den heer De Crósne bij het weggaai aanbood. Om aan dit bezoek bet aanzien van een verloving tb geven, ofschoon dit zoo niet was gebeurde hot, dat, op het oogenblik van scheiden, de Verchères alle drio RoJolpho o'mheledcn. Toen de poort achter hem gesloten was, greetto Rodolphe zijn korstendigen gast heer cn gastvrouwen nog, door met zijn zak doek te wuiven. Hij was ontroerd. Do schoonheid van Mario-Louise was in zijn geheugen geprent gebleven. Had Rodolphe niet Marie-Louiso onschuldig in zijn ar men gehouden, toen hij dacht, dat zij ster ven ging? Hij had zooveel zelfbeheersching gehad, dat Lij hasj niet eens met een kus had aangeraakt. Hij had eerbied voor haar getoond. De heer De Crósne was vervuld van deze govoolens en gedachten, toen hij Jacques bij een bocht van den weg ontmoette. Jacques stond roerloos en zijn gelaat, an ders zoo zacht en vriendelijk, was bleek en verwrongen. Toon Rodolpko hem gonadord wa<s, raakte hij even zijn hoed aan. Mijnheer Da Crósne", zei hij met horten de stem, „u is mijn gast, want u logeert bij mijn ouders." „Ja zeker, Jacques", zei deze, verbaasd over die woorden en dien grievenden toon. „Zoolang u onder mijn ouderlijk dak vertoeft, is het niet mogelijk, dat wij ducl- leerenl Maar later..." „AVaardm zouden wij duelleoren? Ben je mijn vriend niet meer?" „Neen, dut kan ik niet meer zijn. Hoe zou dat mogelijk wezen? Ik heb gehoord, ik heb gezien, ik heb begrepen. Alles is uit tussohen ons..." „Wel, allo duivels 1 Wat heeft u begre pen, mijnheer? Spreok ten minste niet in raadsels..." „Mijnheer," antwoordde Jacques, „er zijn hier overal molenaars en kolenbran ders, -die oververtellen wat zij hoo ren... Spreek dus zacht, als 't u blieft 1 IJ weet wie u dat bouquetje gaf-' Dan weet u ook het overige. Dio geschiedenis te verhalen zou mij al te zwaar vallen." „Wie zal mij dio dan verhalen Dat bouquetjo? Maar, mijnheer De Valigny, u is gek geworden...?" „Geen bolecdigingen meerWat gebeurd i", vraagt om bloed. U zult het mijne hebben of ik het uwe. Ik zal alleen nog zóó lang wachten, totdat u het huis v^n mijn oudere heeft verlaten. Ik laat den tijd aan u over. 17 zult intusschen uw ge tuigen kiezen do mijne zullen te uwen dienste staan." „Zeer goed, mijnheer, als u het zoo ver langt", zei Rodolpeh bedroefd, maar waar dig. „Spreek slechts één woord en ik ga van bier om u eerst op de plek van het tweegevecht weer te zien: u is op schande lijke wijze 1 edrogen 1" „Op schandelijke wijze bedrogen I" sprak Jacques hem na. „Ja, dat is waar 1" Zoo keerde hij Rodolphes eigen woorden, dio deze tot zijn verdediging sprak, als een wapen tegen hem. Vervolgens raakte hij nog eens zijn hoed even aan ca de twee jongelieden gingen elk een andoren kant op. XVI. Van af do hoogte van Franohesse, dicht bij de Dague gelegen, had Jacques gezien, dat Rodolphe bij 'de Verchères een visite ging maken en in dit feit meendo hij de bevestiging te zien van de praatjes, die in de buurt werden rondgestrooid: do lief desgeschiedenis van Marie-Louise en Ro dolphe. Hij liad gezien hoe de eigenaars van de Dague hun gast tot aan het hek haddon uitgeleide gedaan, en hoe zij daar, met ondubbelzinnige bowijzen van sympathie, van elkander afscheid hadden genomen. Rodolphe begreep nu eerst, door deze hevige uitbarsting van drift, dat Jacques Marie-Louise liefhad, en dat dit reeds van vroeger dagtcekende. Kort daarna vond do heer De Valigny op de schrijftafel in zijn kamer het volgen de briefje: „Zeer waarde Heer, Ik ben gedwongen Avrcuil onverwachts te verlaten, zonder zelfs aan dc voeten van mevrouw dc barones mijn buide cn mijn vcrschuldigden dank te kunnen neer leggen. Ik hoop later tegenover haar on u deze schijnbare onbeleefdheid te kunnen goedmaken. Ik moet vóór alios trachten een wolk to doen overdrijven, die zich, door droevig misverstand, boven mijn hoofd heeft samengepakt, en dat geheel buiten mijn schuld. Uw zeer onderdanige dienaar, Rodolphe." Mevrouw De Valigny echter vond op een tafeltje in haar salon de rozen en chrysanthon, die Rodolphe van zijn laat ste wandeling had meegebracht, maar zon der verklaring er bij van waar die kwa men. Toen do heer De Valigny het afscheids briefje van Rodolphe las, wa3 deze reeds ver weg van het. kasteel Arouil. Hij was terstond vertrokken; terwijl bij zijn kof fer op een gohuurd karretje liet wegbren gen, had hij zijn fooien aan de dienstbo den gegeven cn was toen naar Lurcy ge wandeld. De beer Dc Valigny ontbood zijn zoon bij zich, doch deze was nog niet thuisgekomen. De vader liep gejaagd heen cd -weer, zon der zijn oogen te kunnen afhouden van liet raadselachtig briefje van Rodolphe. Mevrouw De Valigny zag den baron in den tuin en ging er heen om hem te vra gen of hij iets wist van dien bouquet. Wo- derkeerig gaf de baron haar zijn briefje. Beiden waren stil en verslagen, toen Ja cques zich bij hen voegde. Hij zag zijn ouders op een bank in den tuin zitten. Zijn ontsteld gelaat scheen aan tc duiden, dat hij ook rr xis van hot ver; dwijnen van den heer D Crósne wist, cn dat hij er de reden van vermoedde. „De heer De Crósne is vertrokken. ITeeft hij u goeden dag gezegd 1" „Wij hebben hem zelfs niet gezien," ant woordde de baron, „maar ik heb dit brief je op mijn kamer gevonden... hij veront schuldigt zich ovor zijn overhaast vertrek, maar wil or eerst later 'de verklaring van geven... (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5