RIJWIELEN. Maison PBINS, Attentie s. v. p. 1 ~i. j. mmm, P rima Versche Orasboter LEIDEN, SEOPEND: het Café met grooten Tuin, RÜBR1EK VOOR DE JED6D. Onsisodëge waarheid. BETAAL® GEZET. I>e l>eclelaar. Een moderne Robinson Crnsoë. Vervolg Advertentiën. Conüseur, Cuisinier, idif tj Wed. J. STEENHAÜER Zn., BREESTRAAT 83 ESu?&2st@© li cl. W©Üêmi, "nTboP Kassiers en Commissionnairs lnlsr5- voorheen „ESSEN Z&RG". Stationsweg 29. 6uo as Rapenburg 8. Déjeniiers, Diners, Soupers. KONINGSHUIS Het eerste tijdperk van de Fransche Revolutie, No. 1S915. LEIDSCH DAGBLAD. DONDERDAG 6 JULI. - TWEEDE BLAD. Anno 1905. De Franschen hebben een zeer juist spreekwoord: Toute vérité n'est pas bonne a dire. Ons vriendinnetje Mimi had daar van waarschijnlijk nog nooit gehoord, toen zij haar ouders in grooto ongelegenhe;d bracht, door het zeggen van een dier dingen, üic liefst verzwegen moeten worden. Mimi was jarig geweest en had een beursje gekregen vol nieuwe centen. Zij speelde daarmede, toen haar moeder de .visite ontving van een zeer stijve, oude dame, die al heel weinig geld aan haar toilet besteedde, ofschoon zij rijk en van zeer aanzienlijke familie was. ,,Wel kindlief", zeide deze, zoo beminne lijk mogelijk: „Je hebt daar mooi geld. IWat zal je er mede doen?1' Mimi vestigde de groote, donkore oogen op de spreekster, dacht eens na en zeide toen heel ernstig: ,,Ik zal het geven aan oude bedelaressen zooals u." De stilte, die nu volgde, was onbeschrijf lijk; de ouders waren wanhopig, de dame .was verwoed en nam spoedig afscheid, om 'daar nooit weder te keeren. Mijnheer en mevrouw X heeten tot op heden slechts ouders te zijn, die hun kinderen schande lijk bedierven. De ,,oude bedelares" ver spreidde overal dat feit, zonder er bij te voegen wat haar overkomen was. En Mimi? Zij had dat antwoord destijds in alle onschuld gegeven; maar do treurige gewoonte alles te zeggen wat haar door het hoofd ging, bleef haar nog vele jaren bij. Ontelbare malen heeft zü daardoor haar hoofdje gestooten, zich blijvende vijanden gemaakt; zij veiloor er later haar vriendin dcor; men leerde er haar gezelschap om vreezsn, tot zij eindelijk en ten laatste door schade en schond wijs werd. Er leeft menige Mimi op aarde; menschen en kinderen, die soms het gezelligste bijeen zijn opeens kunnen bederven door een .vinnig of onaangenaam woord. Er zijn er anderen, in wier gezelschap men altijd gerust- is; men weet, dat hun nooit iets over _de lippen komt, wat een ander pijn doet en waarom zouden wij dan niet allen op deze laatsten gelijken? Daartoe is slechts één ding noodig: voor af na te denken over hot-geon men op het punt staat te zeggen en het niet uit te spre ken als het iemand kwetsen kan. De moeite is niet groot; spoedig wordt men er zoozeer aan gewoon, dat men het vanzelf niet meer naliet en hoeveel pijn besparen wij daarmede nietook aaD onszelven? Ik vind Sair->ers het gierigste wezen op aarderiep Daisy, haar hoed op do tafel der leerkamer gooiende. ,,Ja," verklaarde George. ,,Te 'denken, dat hi al die planten en bloembollen in de -sorre heeft en ons nog geen pakje zaad .voor onze tuintjes wil geven ,,En heb helpt ook niet, of wij er mama al om vragen," zeide Betsy klagend, „want zij zsgt maar, dat men Saunders piet ruot moet laten en dat, als wij bloemen vcjor onze tuintjes v' .en hebben, wij ons zakgeld moeten <pspaven voor zaad." ,,Ons zakgeld opsparen, om zaad te koo- pen." George stoof letterlijk op van ver ontwaardiging, als die oude vrek een serre Vol met planten cn dingen heeft. „Och, hij is eenvoudig to akelig gierig, om iets io doenriep Daioy. „En dat ikomt alleen maar, omdat hij niet kan uit staan, dat wij zelf tuintjes hebben. Ik weet er alles van „Ik denk, dat, wanneer menschen oud worden en rheumatiekerig zooals Saun ders, zij vanzelf onwillig worden," merkto Betsy op, naar ik vind ook, dat hij ons .Vaarlijk wel wat zaad mocht geven, als hij toch heel goen weet, dab er niets dan onkruid in onze tuintjes staat," voegde zij er bedroefd bij. Eenige ocgenbli.'n hccrschto er 6tilto in de leerkamer cn toen zeiae George opeens: „O, ik weet er wat opl" „Wat dan?" riepen Betsy en Daisy als ia één adem uit. „Niete meer of minder dan een prachtig middel om zaad voor onze tuinen to krij gen en meteen Saunders zijn gierigheid be taald to zetten." „01" hijgden de kleine meisjes opgewon den, „vertel ons eens wat hot is!" „Nu dan," begon George, „toen ik van morgen in. het tuinhuis kwam, zag ik drie kleine, witte pakjes zaad op de middelste plank liggen en toen ik ze opnam, om te zien, wat er in zat, zeide de oude Saun- der6: „Dat is een bijzonder soort zaad, jongeheer, dat ik morgenochtend voor het ontbijt in den tuin ga zaaien." „Ja, en vorder?" viel Daisy hem onge duldig in de rede. „Nu," ging Georgo voort, „ik ben zeker, dat wij wel wat ontuig, zooals mosterd en sterrekerszaad kunnen krijgen, dat stoppen wij precies in zulke zakjes als die in het tuinhuis en verruilen die voor het eohte zaad in onze tuinen en..." O, George, wat heerlijk denkbeeld 1" riep Betsy verrukt uit. „Wat zal Saunders ge fopt zijn „Ja, en hij zal razend wezen, als hij bij ons, in plaats van mosterd en sterrekers, beelderige bloemen op ziet komen 1" laohto Daisy. ,,En hij is daarbij zoo bijziende, dat hij nooit het verschil zal opmerken onder Het zaaien," zeide George. Zoodra het middagmaal was af geloop en, begaf het drietal zich naar het dorp om mosterd- en sterrekerszaad te koop en cn daarna maakto George zich meester van de kostbare pakjes, waarop Saunders met eenigszins bevende hand Pensées, Boone- bloesemzaad en Anjelieren had geschrevn en bracht ze in triomf naar do leerkamer. „Dit zal beelderig zijn, als het opkomt in onze tuintjes," zeide Daisy opgetogen, het pakje met boonebloesomzaad opsteken de en er een, dat precies eender was, vul lende met mosterdzaad. „Ja," giebelde Bet-sy, „en ik hoop, dat Saunders zijn pakjes onder de salonramen zal zaaien, want daar zullen mosterd cn sterrekors beeldorig staan." „Nu," merkte George op, onder het op nemen der drie pas gereedgemaakte pak jes, „mij dunkt, dat wij het den ouden Saunders dezen keer betaald hebben gezet en hem eens flink voor den gek hielden." Nadat het mosterdzaad, met do noodige opsahrifton, netjes in het tuinhuis waren nedergolegd, vertrok het trio jubelend, om het mooie zaad in hun zeer verwilderde tuintjes te zaaien. Den volgenden morgen, zoodra het ont bijt was afgeloopen, stormden zij naar bui ten en begroetten den niets kwaads ver moedenden ouden tuinman met een lachend „Goeden morgen, Saunders." „Goodon morgen, samen!" antwoordde Saunders. „En ben jelui van morgen al naar je tuintjes gaan zien?" „Noen. Waarom zou dat?" vroeg Betsy verbaasd. „Wel," zeide Saunders, zioh achter het oor krabbende. „Ik ging er van ochtend vroeg wat bloemen voor jullie zaaien." „Heb je bloemen in onze tuintjes ge zaaid, stamelde Daisy. „Ja", hernam do tuinman. „Dat deed ik. j Maar och, die tuintjes van jullie moesten j geducht omgespit en gewied worden voor- 1 dat ik er iets in zaaien kon. Het waren J anjelieren, boonebloesem en pensées. I Denkt er vooral aan, dat zo eiken avond begoten moeten worden." En daarop ver wijderde Saunders zich, het drietal geheel sprakeloos achterlatende George was do eerste, die zijn stem te rugkreeg. „Mij dunkt," zeide hij op on vasten j toon, „dat wij voor den gek werden gehou- den en niet do oude Saunders." „Och 1" kreunde Daisy, „dat ons plan daarop moest uitloopcnl" „Ja," jammerde Bctsy, „en al ons mooie bloemzaad omgespit en afschuwelijk mos terdzaad in de plaats!" Hot was een treurig en zeer moedeloos trio, dat rijf minuten later voor de lessen naar binnen ging en van dien dag af sprak geen van hen het woord „zaad" meer uit. Saunders kan zioh nog tot op den hui- viigen dag niet verklaren, hoe zijn fraai bloemenzaod: pensées, anjelieren en boone bloesem, toch met zooveel zorg gezaaid, als mosterd cn steiyekers opkwam. Op zekeren dag wa^ een oude bedelaar buiten het hek van een prachtig landgoed in Duitscbland gezeten. Hij wachtte gedul dig af dat een der bewoners van het kas teel zich vertoonen zou in de hoop dan een stuk brood of een paar centen te krijgen. De zolen van zijn schoenen waren geheel versleten en zijn kleeren hingen aan lom pen. Maar al zijn pogingen een aalmoes te verkrijgen bleven vruchteloos. Er kwamen herhaaldelijk Dedienden van het slot langs hem heen en dan zei hij „Wees zoo goed uw meester te zeggen, dat hier een grijsaard staat, die honger heeft en hem om wat eten laat vragen"; maar telkens ontving hij hetzelfde ant woord: „De baron geeft nooit iets aan bedelaars, je doet beter maar dadelijk heen te gaan." Maar de oude bleef aan het hek zitten en wachtte steeds voort. Na verloop vaa een uur werd het druk voor het huis, wer den er paarden en honden voorgebracht De eigenaar, baron Grimmenstein, zou zich op jacht begeven Toen hij te paard aan kwam rijden, ston-d de bedelaar aan het hok, nam de muts af en smeekte om oen stuk brood. Grimmenstein zag hem toornig aan cn zeide: „Word ik nu al weer gekweld door zulke lieden? Hoe dikwijls heb ik al niet gezegd geen bedelarij op mijn bezittingen te willen hebben! Maar ik zal het hun afleeren." „Heb medelijden met een zwakken grijs aard," hield de oude man aan, „ik sta al op don rand van hot graf. Bedenk, mijn heer, dat God u rijk gemaakt heeft om uwe in nood verkeerende broeders te helpen." „Wil je misschien als mijn Ieermeestei optreden"? riep de slotheer driftig. „Weg van hierEn waag het niet hier weer te koeren of ik lever je aan de politie over." Daarna reed hij haastig weg De bedelaar zag hem na en weende. „Je bent oud cn arm en hebc hier ver geefs hulp gezocht," zeide een vriendelijko stem achter hem. Het was een veertienjarige knaap, die voor hot hek stil was blijven staan om den baron uit te zien rijden. „Ik ben hongerig cn vermoeid," ant woordde de bedolaar, „maar vooral bo- droofd door wat ik hoorde." „Kom mede," zeide do jongen, „cn ik zal je iets te eten geven. Mijn vader is de dorpsschoolmeester." „Is jo vader dan zulk een welgesteld man, dat hij oen bedelaar kan helpen?" „Een rijke schoolmeester I Wie heeft ooit van zoo iets hooren spreken?" lachte de knaap. „Neen, rijk zijn wij niet, maar wij hebben toch nog wel altijd iets over, om aan een arme te geven." Een halfuur later zat do bedelaar in do schoolmccstorswoning, waar de moedor van den knaap hem plaats had doen nomen aan haar oenvoudige tafel en boterhammen met kaas voor hem klaar maakto, terwijl hij reed6 eon walmen kop koffie voor zich had staan. Ook de onderwijzer was binnen en de vriendelijkheid zelve. „Ik begrijp er niets van," zeide de oude, na gegeten te hebben, „gij zijt hier allen zoo goed voor mij en toch zie ik wel, dat gij niet veel hebt om weg te geven, terwijl de baron mij als een hond verjoeg." „O," antwoordde de schoolmeester, „ik beschouw het als mijn plicht anderen te hulp te komen, waar ik dat kan, maar de eigenaar van het slot is van een andero meening. Men zegt, dat zijn vader heel goed voor de armen was, maar nog nooit hoorde iemand van een weldaad van den zoon. Als kind was hij lief en vriendelijk, doch hij heeft als mensch tp veel noodig voor zichzelf en verjaagt alle armen van zijn landgoed. En toch is hij rijk cn wordt hij nog veel rijker, zoodra zijn oude oom, graaf SchÖLhoim, die ver van hior woont, sterft. Het ia jammer, dat zulk een hard vochtig mensch over zooveel schatten zou beschikken. Onder hartelijke dankbetuigingen verwij derde de bedelaar zich. Eenigo dagen later heerschte er groote bedrijvigheid op het slot, was alles daar met bloemen versierd, om graaf SchÖnhcim, den rijken erfoom te ontvangen, die voor het eerst sedert twintig jaar zijn eigen iandgoed verliet, om zijn neef een bezoek te brengen. Daar reed zijn rijtuig voor en toen hij uitsteeg, herkende Grimmen stein, die hem tegempet was gesneld, tot zijn schrik, den door hem weggejaagden bedelaar. De grijsaard zag hem bedroefd aan. „Ik zie, dat gij mij herkent, Edgar," zei hij zocht. „Ja, ik, die heel mijn leven in de afzondering doorbracht na den dood mijner kinderen, heb willen weten, aan wien ik mijn geld zou nalaten, dat ik zoo vele jaren besteedde ann weldoen cn ik leerde hier verstaan, dat het slechts aan overtollige weelde zou worden uitgegeven Ik kom u thans zeggen, dat ik het aan liefdadige inrichtingen heb vermaakt. Maar een legaat zal worden geschonken aan den schoolmeester hier die mij vol liefde en goedheid behandelde, en ik kom zijn oud sten jongen halen, om hem op mijn kosten te laten opvoeden te Berlijn. HET TENNISSPEL. houden, dikwijls ook bij ieder nieuw ver wisseld. Den eersten bal moet de torugworpor, niet zijn medespeler terugwerpen, ook mag de beginner zijn rol niet aan zijn medespe ler overlaten. Bij het begin wordt luide „geef acht" of een andere uitdrukking go- roepon, bij een buitenworp „mispunt" het aantal punten wordt door den beginner luide aangekondigd, eerst de zijne, dan die van den terugwerper. Eon partij bestaat uit 6 spelen, d.w.z. dc speler wint een par tij, zoodra nij do 0 spolen heeft gewonnen. Indien het mogelijk is, moet men eerst naar het spel van andoren zien cn zich goed oefenen met het raket door de ballen over het net te slaan of zich to laten toe werpen en beproeven ze terug tc slaan, totdat men ze treft; de beginner missen meestal, omdat zij to wild of te hoog wer pen, of don bal to veel tegemoet loopen of te veel er van af blijven staan'. Mon moet zich dus oefenen om een zekere hand en een scherp oog te krijgen. Men leggc er zich op toe om het plan van de tegenpar tij te raden en de plaats waar de bal moet nederkomen. Het is gemakkelijker den bal met de ra ket van den grond op to werpen. Men drukt dan met de raket op de wanden van don bal, waardoor deze omhoog springt, dan kan men hem vangen door de raket er snel onder te schuiven. Men speelt het tennisspel met twee, ook wel met vier of vijf personen. Zijn er 4, dan worden eerst 2 partijen gevormd; do beginner en do eerste terugwerper worden aangewezen bij loting, dan wordt bepaald naar welke zijde van het net ieder der partijen zich zal begeven; dat is nood zakelijk, want de beginner heeft altijd een klein voordeel en door zon of wind geeft mon soms aan de eeno of andere zijde de voorkeur. De 2 medespelers of partners houden zich achteraf om het spel over te nemen. Is dat klaar, dan plaatst zich de beginner aan het uiterste einde (niet do hoek) van zijn rechterspcelveld of right- hand-court met een voet btiiten dc grond lijn en werpt met dc raket don bal over het net in het tegenoverliggende rechter- speelveld. De terugwerper staat aan de an dere zijde van het net en moet den bal te rugslaan. Gelukt het den beginner niet den bal naar dc aangegeven plaats te werpen, dan mag hij den andoren bal (want hij heeft er bij het begin 2 in de hand) gebrui ken gelukt het hem weer niet, dan verliest hij een punt en moet opnieuw beginnen, maar dan van zijn linkerspeelveld naar hot tegenover liggend linkerspeelveld. Als do bal het net aanraakt bij den eersten worp, dan is dat een mispunt, maar valt de bal aan do andere zijde van het net, dan wordt het als goed beschouwd. Werpt dc beginner dzn bal in het goede speelveld, dan is hij in het spel (ball in) en moet door de tegen partij (partner) over het net worden terug geworpen, maar niet in zijn vlucht, doch nadat de bal eenmaal den grond heeft aan geraakt. Gelukt het den terugwerper, dan heeft hij een punt verloren en de beginner speelt opnieuw. Bij het begin van het spel mag dus de eerste bal niet in zijn vlucht worden teruggeslagen, maar nadat hij één keer op den grond is gesprongenverder mag men den bal wel in zijn vlucht slaan. Bij den aanvang worden de ballen krui selings geworpen van het rechter naar het tegenoverliggende rechterspcelveld en van 't linker naar het tegenoverliggende linker later worden ze overal heen geworpen, maar niet over de grens, dat is een mis punt. De spelers behoeven niet in de aan- gewozen speelvelden te blijven, maar kun nen binnen de speelplaats overal den bal terugslaan. In het 2de spel wordt de terug werper beginner, in het 3do do medespe ler beginner, in het 4de de medespeler van den eersten terugwerper beginner, in het 5de weer de eerste beginner beginner. Meostal worden de bepaalde zijden der partijen tot aan het einde eener partij be- Een 50-tal jaren geleden was een der eilanden van de Gallapagas-groep do schouwplaats van een voorval, dat, hoewel van geon bijzonder langen duur, toch met een enkelen dag langer, een treurig oindo zou gehad hebben. Lord, een zeventienja rige knaap, die tot de bemanning van ccn Zuidzee-walvischvaardcr behoorde, werd met nog eenige kameraden uitgezonden tot het opsporen van hout en water, waaraan men gebrek had. Door een of ander toeval raakte hij van zijn makkers goschekton cn dwaalde om en rond tot hem dc nacht overviel in do dwaalwegen van een uitge strekt woud, waar hij eindelijk nog blij was op hot gras een rustplaats to vindon. Bij het krieken van den dag was Lord wedor op do been en zorgde allereorst zicb te wa penen met oen stovigen stok, hopende zich daarmede iots te eten te zullen bezorgen. Hot duurde ook niet lang of hij kon dien stek gebruiken om een slang onschadelijk te maken, nog voor het ondier hot met zichzelvcn eens was wat te beginnen met den verstoorder van zijn rust; maar na dit intermezzo slenterde Lord uren lang rond, zonder ergens een uitweg to vinden or iets to ontdekken, waaraan hij zijn moed koelen en zijn honger stillon kon. Toen andormaal do nacht aanbrak, beklom de ongelukkige matroos een boom en BÜcp daar eenigo uren. Den volgenden morgen dooddo hij, bij het verlaten zijner onbehaaglijke rustplaats een grooto uil, die daar mede haar nacht verblijf lmd opgeslagen, en van dit dier verschafte hij zich een ruw en weinig aan lokkelijk ontbijt. Een tweede dag verliep, aan welks einde hij den voet oens bergs be reikte, waar hij sliep en door het 's nachts gevallen vocht des ochtends zoo doorweekt was, dat hij slechts met moeite vormocht den berg te beklimmen. Op den top geko men, 6chonk de aanblik der zee hem een tijdlang nieuwen moed en kracht; maar tot zijn schrik was nergens een spoor van zijn schip te zien, hoe duidelijk hij ook do baai kon onderscheiden, waar hot had voor an ker gelegen. Op dezelfde hoogte lag nu ech ter een brik, die naar allen schijn zich gc- reed maakte af te zeilen. Schier krankzin- j nig bij het denkbeeld dat eenigo uitzicht op redding te zullen verliezen, stormde hij den berg af, door doornen cn heesters, om het strand te bereiken, cn daar te zien dat de brik nog slechts een donkere stip was aan den verren gezichteinder. Schrik cn ontzetting brachten over den' armen knaap oen vordooving, die weldra tot volslagen bewusteloosheid overging. Toen hij tegen den avond weder bijkwam, wekte het verlangen naar voedsoï hem tot nieuwe inspanning en hij waggolde voort Breestraat 157, Telephoonn. 503, g844 11 bliyit zich sieeds nnukc velen voor «1c leveriug van I>iuers vaa af O.SO, 1 en booger. }J Verschillende perceelen Bonn terrein te koop, gelegen aan den Haarlemmerweg. Conditiën naar keuze. 8945 12 Inlichtingen b(J de Directie Jonker- fransstraat 35, Rotterdam, telefoon Interc. 62, alsmede by den Agent A. L. VERHOOG, Bouwkundige te Lelden, telefoon intorc. 68G. {r!.40 per K.G. Prima KEUKENBOTEK f 1.30 per K.G. Manüenmakerssleeg 4 bij de Waar. Prima ndres vooriuivere Natuurboter, Goudscbe, Loldscbo en echte Edammer Kaas. 132 13 6601 40 ingang boek Houtstraat, j{H8 8L¥ï@©ï©gï,i LEIDEN, Teleplioon lis. 62. 6163 16 loooi EnvcBoppcn f l.9ö, lOOO Hiritnnlfën of Nota's "2.50, lOOO Briefkaarten (Isle qualiteiQ f 2.50. lies bedrilkt met naam, ndres, onz. Handelsdrukkerij firma O. KOOTKËR, Nieuwe Rijn 10. BU groote getallen voordeelige prijzen. 10480 10 Bloemenspniten. A. W. NIJTHOFF to Leiden hooft Uitgogoven en b(J allo Boek handelaars verkrijgbaar gesteld: De Val van een OF DOOK P. J. ANDRIESSEW. VJ1RDE DRUK. Met 4 groote platen on 16 illustraliön tuischen den tekst. Ingf O.DO. In modernen stompolband a 1.20. Vroeger ztfn yan denzelfdon Schrijver verschonen: De Deserteur. Adolf en Clara. De Weezen van Vlissingen. Oe Tamboer van Öoalre-Bras en Waterloo. De Zoon van den Zeeroover. Elba en St.-Helena. Elk deel dezer Serie is op zich zolf compleet on behoort tot het beste wat ooit voor do Jeugd ge schreven le. Elk deel is geïllustreerd met 4 grooto on 16 tokst-illustratlön en kost slechts 90 Cfs. ingenaaid, ƒ1.30 in chromoband. Alle Boekhandelaren nemen bestel* lingon aan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5