v Een rupsenleger aan 't werk. Wekelijksche Kalender. Zondag* Een argloos wijze zin is een hoogo gave Gods. Maandag. Er zijn monschen, die lezen, omdat zij •niet durven denken. Dizasclag. Er zijn lieden, die bediend willen wor- iden als vorsten en betalen als bedelaars. Woensdag. Bedenk, dat de helft van het geluk in geduld bestaat en de andere helft in zelf verloochening. ©onderdag. Sommige menschen schijnen hun familie betrekkingen nooit te waardeeren voordat zij hen verloren hebben. 4 Vrijdag. Het ongelukkige kind ligt het naast aan het ouderhart. Zaterdag. Wanneer ge een dwaasheid hebt begaan, Zoo biecht haar eerlijk op. Zoo'n wreedaard heeft er nooit bestaan, Die 't loonde met een schop. ALLERHANDE. In Japan verkoopen de vischhandelrren alleen levende visch. Spinnen zijn in verhouding zevenmaal zoo sterk als leeuwen. De Hottentotten, nu een van de mqest ongeciviliseerde inenschenrassen, stonden eeuwen geleden bekend als zeer beschaafd. In Niauw-Zeeland koken sommige Mao- ries hun groenten boven de hitte van de vulkanen Te Kotta, in Saksen, worden de namen van hen, die in gebreke gebleven zijn bun belasting te betalen, op een lijst geplaatst, die in al de restauraties der stad wordt opgehangen. Een adelaar kan twintig dagen, een con dor veertig dagen zonder voedsel leven, i Het grootste insect ter wereld is de oli- fantkever in Venezuela. Een volwassen specimen weegt bijna een half pond. J Onder de Babyloniërs was het leggen van i een knoop een der ceremoniën bij het hu- welijk. De priester nam een draad uit het I kleed van de bruid en een ander uit dat van den bruidegom en knoopte de einden te zamen. Dit was het symbool van den 1 band, die nu tusschen de echtelieden be j stond. Hooien ontfeB* water*. De schepen zullen binnenkort ook ooren 1 hebben; ooren, die de nadering zullen op- merken van een torpedoboot, welke de ka- pitein niet zien kan, of die het geluid zul- len hooren van de mistklok of de golven, i slaande tegen een gevaarlijke klip in den etormachtigen nacht. Deze electrische oo^en zijn scherper dan menschelijke ooren, omdat de geluiden, die i zij op te vangen hebben, door het water worden overgebracht, wat beter geschiedt dan door de lucht. Deze grootere geschikt heid van het water om geluiden voort te planten heeft de uitvinding doen geboren I worden. De toestellen noemt men ,,onderzeesche telefoon''. De voornaamste onderdeden be staan uit voortreffelijke geleiders of micro- i fonen, die aan de huid van het schip, be neden de waterlijn vastgemaakt worden. Deze gevoelige instrumenten vangen de I geluidgolven op, die door het water wor den voortgeplant, en brengen ze door ge- wone telefoondraden over naar den kapi tein, die met ontvang-schelpon aan zijn ooren in den stuurstoel te luisteren staat. Proeven hebben reeds bewezen, dat de onderzeesche telefoon bij mist of dreigende aanvaring van grooten dienst kan zijn. AX.Z.£RX.m. Stuöcntenstroek. Op verboden tijd stonden zij naarstig een kleed te kloppen. Terwijl het bolde en kuilde en dofknalde, lachten ze luid, de gezichten hoogrood van pleizier. Door de duffe stofdampen, die dik op- walmden, schreeuwden ze vroolijk elkaar toe met haar frissche, jonge stemmen; had den ze het over haar mevrouw en de andere dienstmeisjes van de gracht. Verderop kwamen twee heeren aan: een lange met zwaren rooden baard, een korte met klein zwart kneveltje. Ze hadden dic taat-cahiers in de hand; ze moesten naar college. Ze zwegen, 's Morgens vroeg is een stu dent vaak weinig spraakzaam. Toen ze de wolken van stof zagen, vloek ten ze. 's Morgens vroeg is een student dik wijls prikkelbaar. Maar daarna smoezelden ze wat; verdwe nen de dictaat-cahiers in de binnenzakken. De groote glimlachte flauwtjes in zijn roo den board, de kleine kreeg zenuwtrekkinkjes om den mond, van ingehouden pret. Nu wa ren ze bij do schaterende dienstmeisjes. De groote tikte een harer op den arm. Vrouwtje", begon hij ernstig, „vrouwtje", weetje wel, dat ik je zal moeten bekeuren?'' Het lachen verstierf. Groote ernst heersch- tebij hetkleed, dat slap neerhing. Toen kiijschte de stem van het „vrouwtje": „Gaat jou dat wat an Je bent toch geen kl „Wat zegt u van zulk een brutaliteit, inspecteur?" viel afgemeten de roodbaard haar in de rede, sprekende tot zijn collega. „Onduldbaar, commissaris. Er moet een voorbeeld gesteld worden." „Er móét een voorbeeld gesteld worden", hernam de roodbaard gewichtig, „ik zal go- noodzaakt zijn uw huisnummer op te schrij ven, juffrouwen, cn uw namen". Een stuk papier werd voor den dag ge haald. Bij het zieltogend vloerkleed noteerde de roodbaard hoogernstig, wat de overtreed- sters hem gelaten biechtten. „Ik zal er ook nota van nemen, dat u een commissaris van politie in politiek beleedig-i hebt. Is u al eens meer met het gerecht in aanraking geweest?" „Och neen, meneertje, nooit." En de namen van uw echtgcnooten „We benne niet getrouwd." „En de namen en woonplaatsen en be trekkingen van uw aanstaanden?" „Hoort dat er ook bij, meheer?" „Ja, hoort er ook bij." Bedrukt biechtten ze op, de zooeven nog luidruchtige keukenmeisjes. Daarna vertrokken de gewichtige mannen. Bij het kleed, dat verstijfd lei, stonden ver slagen de meisjes, nastarend den commissa ris en den inspecteur. Toen de twee mannen verdwenen in de dwarsstraat, kwamen ze los over „die vuile dienders." In de dwarsstraat bezweken de dienders" van het lachen. De commissaris brulde, dat zijn baard er van schudde. En des „inspec teurs" snorpunten wuifden van het lachen tot dicht bij de van pret kleingeknepen oogen. Een ervaren Alpengids beschreef eens als volgt wat r i~?rs van verschillenden landaard doen als zij den top van een berg hebben bereikt. j,Een Duitscher," zegt „wil zoodra hij cp den top is, precies da hoogte weten van den berg, aarop hij staat, en die van al de bergen in den omtrek. Een Franschman geraakt in verrukking over 'de woeste omgeving en de schoonhe den der natuur en soms toont liij daarbij neiging zijn gids te omhelzen. Maar een Engelschman plant, wanneer hij zijn tocht heeft aigedaan, zijn pikhou weel in de sneeu% kijkt rondom zich en zegt: „Doe nu de mandjes open en laten wij eens wat gaan eten". Theorie. Luiten an t-a d j u- dant: „Korporaal Smits, hoe wordt „signaal" geschreven?" Korporaal: „Dat wordt niet geschre ven. Het wordt geblazen." Voor de rechtbank. „Beklaag de, ben je getrouwd?" „Ja zeker!" „Met wie?" „Nou, met een meisje 1" „Zeg niet zulke dwaashedenDat spreekt immers vanzelf „Zegt u dat niet! Ik heb" bijvoorbeeld een zuster, die met een manspersoon is getrouwd 1" A.„Hoe kom je op bet idee, dat ik ge trouwd zou zijn?" B.„Wel, ik heb je toch gisteren met een dame gearmd gezien." A.: „En toen dacht je dadelijk maar het ergste." Onbegrijpelijk. Dien stmeis j e (tot keukenmeid, die zich een nieuweD vrijer heeft aangeschaft)„Hoe kun je in zoo'n vent zin krijgen, die geen haar meer op z'n hoofd heeft;... en bovendien moeten ze vroeger nog rood geweest zijn ook." Mislukt compliment. „Ja, waarde heer", zei een Kamer-candidaat tot een dagbladredacteur, dien hij voor zich wilde winnen, „ik vind, dat uw blad in de laatste vier weken bijzonder goed is geworden; beter dan ooit te voren." „Welzoo, vindt u!" sprak da redacteur. „Ik ben juist teruggekomen na een maand va can tie en het doet mij veel genocgeD dat te hooren." Mijnheer de Redacteur! In uw Zondagsblad van 17 Juni las ik een antwoord <.j een vraag betreffende bet verwijderen van rupsen (boometors). Het is velen beken v!, dat rupsen een ver bazend vernielenden invloed op boomen en gewassen kunnen uitoefenen, maar het is misschien weinigen bekend, dat een derge lijk groot vernielingswerk aan den gang is in de nabijheid van Leiden. Voordat de rogels komen om de vernie lers „in te pikken' zou ik uw lezers' wel willen aanraden dit indrukwekkende verschijnsel eens te gaan bewonderen. Vooral voor de fietsers is het plaatsje ge makkelijk te bereiken en voor bezoekers te voet van af het Huis Den Dey] in een halfuurtje, .uien loopt van het Huis Den Deyl uen weg op naa-, Wassenaar, daar het dorp door tot aan het Wassenaarsohe Slag, even voorb"; den bondswegwijzer. Daar stijgt de weg aanmerkelijk. Waar nu aan bet einde der stijging aan de linker band het geboomte en struikgewas op houdt, daar boude men halt en richte zijn blik naar links. Een ieder zal het evenals mij opvallen, hoe blauw-grij3 dat struik gewas getint is. Men weet eerst niet waar voor men het honden met, tot men, nader bij gekomen, bemerkt, dat die kleur ont- 6taan is door de tallooze rupsenwebben, die in millioenen draden tusschen alle takken en struiken onderling zijn gespannen. Het geheel dat vrij uitgestrekt is, levert een treurigen aanblik op, maar doet tevens ons weer zien, dat eendracht macht maakt. In dikke trossen hangen de rupsen aaneen zijdt.; draadje, schitterende in de zon, te wiegelen op den wind. Werkelijk, de na tuur is hier greotsch ïd haar wreedheid. Hier en daar nog een enkel takje groen, overigens een koud en tevens schitterend gezicht. Ik hoop, dat velea dit schouwspel eens zullen gaan zien en met mij zich dat uit stapje niet zullen beklag Tb. Met dank voor uw welwillendheid, Hoogachtend, R. I. D.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 12