Over de heerenkleeding. Stofgoud. en den ezel, en zou dus aan dezen zijn ko ninklijken schepter moeten afstaan. Onze minder ruime borstkas, ons hart van be perkt volumen beletten ons, m§t den man te "wedijveren om het kampioenschap in het loopen of voetballen, of in het praten op de tribune of in het drinken aan het buffet. Doch zie niet, hoe men van een meer derheid kan spreken, die gegrond is op de spierkracht der beenen of do krachtiger slagen van het hart, op den omvang van de longen of het weerstandsvermogen van de keel. En als het volumen of het gewicht der hersenen den doorslag moest geven in het bepalen van 's menschen geestelijke waarde, dan zou Voltaire zeker niet de geestigste man van de wereld geweest zijn, of Napoleon een onbeteekenend wezen, want hun herse nen hadden niet den normalen omvang, noch het gemiddelde gewicht. In weerwil dus van zijn lichamelijke voorrechten is de man niet de meerdere van de vrouw, en zelfs haar mindere, en ziet hier waarom. Wat maakt de grootheid van het mensche- ]ijk wezen uit? De hoofdvermogens, die hem toebedeeld zijn: het gevoelsvermogen met zijn vertakkingen van gewaarwordingen en aandoeningen, het verstand met zijn ontel bare verdeelingen en onderverdeelingen, de wil met zijn hooge en prachtige macht over het blinde instinct. Het gevoel is het voornaamste vermogen v^n den mensch, waarvan alle andere het uitvloeisel zijn. Door het gevoel wordt het verstand verscherpt en verfijnd, dc wil ver sterkt en verlicht. Een wezen, dat slecht gevoelt, begrijpt ook slecht; tusschen het gevoel en het begrip en het willen bestaat een onverbrekelijk verband. Het gevoel schept verfijning van het hart en de ziel, schenkt het vermogen om te ge nieten en to lijden, genot te hebben van het schoone, de onuitsprekelijke genoegens van het goede te smaken, om al de kruimeltjes van vreugde .te verzamelen, die van het groote feestmaal des levens afvallen, en het geluk er mee samen te stellen. Een wezen zonder gevoel is onvolmaakt. In zedelijken, verstandelijken en maatschap- pelijken zin staat het laag. Hoe gemakke lijker de snaren dor menschelijke ziel in trilling worden gebracht, des te fijner wordt haar wezen; hoe gevoeliger iemand is, de3 to meer komt hij tot zijn volle recht. En wie zou de geweldige meerderheid van het gevoel der vrouwen boven dat der mannen durven ontkennen? Het moge waar zijn, dat het denken der vrouw minder omvangrijk is dan dat des mans, of dat haar gevoel minder rijk besnaard is, on tegenzeglijk is het, dat het dieper en krachtiger is. Dooh is het indirdaad waar, dat haar denken minder omvangrijk is'? Is van de beroemde Hypatia tot aan mevrouw Curie hot aantal der verstandelijk hoog ontwik- 1 kelde vrouwen niet talrijk en roemvol? Er zijn niet alleen geleerde mannen, maar ook geleerde vrouwen. Doen zij min- der van zich spreken, het komt omdat zij bescheidener zijn. Zijn er tegenwoordig geen jonge en be. vallige vrouwen, die op uitmuntende wijze het instrument van den chirurg, de liniaal van den bouwmeester, het kompas van den astronoom hanteeren? Verken zij niet oven goed met beitel en penseel als onze moder ne Michel Angelo's? Zij zijn geen rechters omdat haar teer gevoel haar te medelijdend zou maken, geen soldaten, omdat haar roeping is, zo- nen aan het vaderland te schenken en niet j do zonen van andere moeders te dooden geen priesters, omdat zij zich toewijden aan het gezin en de priester aan allen toebe hoort. Deze uitsluiting bewijst niets voor de minderheid der vrouwen, omdat op ander gebied haar meerderheid zoo treffend uit komt. En dan, de vrouw is koningin, wer kelijk koningin soms, feitelijk koningin al. tijd. Zij leidt vlo wereld, omdat zij leidt die haar besturen. Sinds Egeria, de bezie lende nymf van den Latijnscheu koning, bezielt de vrouw en leidt het 'denken en "willen van den man. "Voor een wezen als zij is do waaier, dien zij voert, niet minder dan de schepter van den veroveraar. En viie leidt, staat hij boven hem, die g6L leiu wordt? Doch de vrouw heeft nog andere gaven. Zij kenmerkt zich door grootcre fijnheid, door grootare tcoderheid en kieschheivl dan do man, bovenal door meer goedheid, door een rijker gemoedsleven^ door grooter lief de en toewijding. Een beroemd sohrijver heeft gezegd: God schonk aan de vrouw eerst de goed heid, daarna de schoonheid. Niets is zachter, vriendelijker, rijker aan vurige toewijding dan het hart der vrouw. Geschapen om do gezellin, en de troosteres des mans to zijn, is zij saamgeweven uit zachtheid en kracht, bezit het geheim der hoogst© zelfverloochening, der volkomenste zelfverzaking. Zij alleen weet ware toewij ding in practijk te brengen; voor baar is de droesem van den beker, voor haar de taak om de wonden der ziel en des 'li- chaams te verbinden en te heelen. Zij weet zichzelve te verge Un; do man kent dit kostelijke voorrecht niet; zijn persoonlijk heid werpt op alles een hinderlijke scha- duw, terwijl de vrouw zich op den achter grond stelt zonder klagen, met een glim- laoh. Volgens een oude leer is do staat van vrouw die der volmaaktheid. Die van man vertegenwoordigt een onontwikkeldcn toe stand. De man wordt vrouw door achter eenvolgende, gelukkige transformaties. Volgens deze leer wordt de man van lie verlede volmaakter; het lichaam verliest zijn oorspronkelijke grofheid, de omtrekken worden zachter, -e organen verkrijgen een hoogeren graad, van fijnheid in overeen stemming met de ontstaando fijnere be. hoefteook de smaak wordt verfijnd, ge lijk do gewaarwordingen en gevoelens; de hersenen trekken zich samen en winnen in scherpte van vermogen, wat zij verliezen in omvang; do uiterlijke vormen krijgen een meer harmonisch karr.L.er, meer gratie en sierlijkheid. Do man heeft plaats gemaakt voor de vrouw, het schepsel, dat bevallig heid aan schoonheid en goedheid paart. Deze leer heeft haar voorstanders. Hoe dichter de vrouw, zeggen dezen, bij haar oorspronkolijken toestand staat, des te meer heeft zij nog over van de grofheid des mans, van zijn gebrek aan bevalligheid, van zijn zelfzuchtige en heftige neigingen: het is een manwijf; hoe meer zij zich van dezen staat verwijdert, des te volmaakter wordt zij. De Koning der Schepping heeft zijn wenschen voor werkelijkheid gehouden. Dat hij koning blijve van hot land der in beelding; daarin heeft hij altijd verkeerd, daarin zal ixij blijven verkeeren. Tot zijn genoegen; want hij zal eeuwig een wezen vol hoogmoed en hersenschimmen blijven. Maar in het land der werkelijkheid blijve de vrouw, meer doordrongen van do eeuwi ge krachten der natuur, waarvan zij het uitverkoren vat is. En zij doordringe zich van de waarheid, dat leven gelijkluidend is mot voortbrengen, lijden, liefhebben, en dat zij alleen tot voortbrengen, lijden en liefhebben in staat is. Waar van leven, waarachtig leven sprake is, daar slaat de vrouw het record. In ,,Het Nieuws van den Dag" werd ge schreven over de heerenkleeding. Een heer moet er vooral zorg voor dra gen, dat hij door zijn kleeding nooit de op merkzaamheid trekt, hetzij door het dra gen van in het oog vallende stoffen en kleuren, hetzij door een vreemdsoortig model hoed of buitengewone zichtbare ver sierselen., Den waren gentleman herkent men door de goede verzorging van de klei ne onderdeelen van zijn toilet. De vrouw moet de zorg op zich nemen voor rein linnen en om het kostuum van haar echtgenoot vlekkeloos te doen blij ven. Dg hoerenmode biedt niet zooveel ver scheidenheid als die der vrouw, en ook 1 i gaan de veranderingen in die kleeding ge leidelijker. De zwarte rok wordt van zeer fijn laken en ook van corkscrew gemaakt. De revers, lang en smal, zijn meestal van doffo zwar te zijde, hetgeen er eleganter uitziet dan wanneer zij van dezelfde stof gemaakt zijn. Eluweelen kraag in hst geheel niet meer. D© panden middelmatig lang. Het daarbij beboerende vest moet yaa wit piquó zijn, met vier knoopen; het -ein digt in twee punten. Do knoopen zijn .van wie linnen en niet meer verguld of fanta sie. Bij uitzondering ziet men gouden, fijn' geciseleerde knoopen aan zoo'n vest. Er worden ook taffetas vesten gedragen, maar die bekooren bij het dag kostuum on der jacquette of redingote. Zcx/n fantasie- vest nooit bij den zwarten rok. De pantalon is eng.noch wijd, wordt yan dezelfde stof als de rok gemaakt, en op den zijnaad wordt een smal zijden gaJon gestikt. Aan den modernen zwarten rok is de rugnaad sterk uitgehold, de rok zelf eng aansluitend en met fijne zwarte zijde gevoerd. Te Parijs heeft men getracht bij huwelij ken den donkerblauwen rok met vergulde knoopen in te voeren. Het is echter tot nu toe niet gelukt en slechts enkelo jonge aristocraten hebben er zich aan gewaagd. Tegenwoordig ziet men er ook die de redingote (gekleede jas) als trouw-kostuum kiezen. Deze is wijd uitgesneden en wordt met drio knoopen dichtgemaakt. Daarbij eenige bloemen in het knoopsgat, verlakte schoenen, losse das met fraaie dasspeld, fantas ie vest, donkore pantalon, hooge zij de en "do zakdoek even uit den linker-borst- zak. Wanneer de bruidegom in dit tenue trouwt, moeten do genoodigden ook Diet gerokt zijn. De witte das is tegenwoordig van fijn batist en moet met de hand gestrikt wor den (dus geen gemaakt© strikdas). Dö uit einden van zoo'n das zijn vierkant en mo gen slechts tot aan hot vest reiken, ter wijl do knoop sterk toegehaald moet zijn. Handschoenen, gris-perl© en wit, worden aan de hand en niet i n Ido hand gedra gen. Dc hooge zijde is dit jaar iets hooger dan in het vorige seizoen, do randen zijn minder omgekruld, het lintje is een goeden, vinger breed, van crêpe. Het kapje in den hoed is wit of grijs, niet meer bruin. De chapeau-claqitó heeft uitgediend en is waarschijnlijk voor langen tijd opgebor- gen. Reeds probeerde men den zacht vil ten hoed, dien men gemakkelijk vouwen kan, er voor in de plaats te stellen; maar dat. heeft geen opgang gemaakt. Verder ziet men den fantasichood, meestal meloen- vormig, in grijs en lichtbruin, terwijl do zwarte hoed in elk jaargetijde kan gedra gen worden. Voor stroohoeden kiest men fijn stroo, niet meer het dikke, zooals in het vorige jaar. Het lint is zwart, blauw of zeer flets rood. Een Panamahoed is niet meer chic; ze zijn' te algemeen. Er zijn hartstochtelijke karakters met kalme oppervlakte, vulkanen met sneeuw bedekt P i r s o Het is een groot zelfbedrog in fde mee ning te verkeeren, dat men meer invloed uitoefent 'deer een ruw machtsvertoon dan door een vriendelijke terechtwijzing. Terentius. Sommige menschen, vooral vele oude menschen, zijn te zelfz- -htig om lang ach tereen zich de zaken van anderen aan te trekken. Thackeray.' Is er wel iets schooners dan een m'cnsch, die door zijn woorden den adel fijner ver schijning niet schaadt? Albert Verwey.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 11