Willem III in den slag. PIJPEN. een dief ben. En, Meneer, u moet Papa dat van bet station niet zeggen; anders krijg ik ook daarvoor een pak slaag. En dat voor het stelen heb ilc nog te goed. Ik heb me vanmorgen uit de voeten ge maakt, toen Frrt3 kromp ineen. Zijn vader stond achter hem; hij had hem in zijn ijver niet eens hooren aankomen. Eerst wilde de knaap <- en brief nog ver bergen. Aangezien dat niet meer ging, bleef hij met de armen over elkaar staan en zag zijn vader in spanning aan. Klingen bom las. Indien het kind in de ziel van zijn vader had kunnen lezenDeze moest zich beheersohen' en toch kwamen de tranen hem in de oog om Snel nam hij den kleinen jongen in zijn armen en kuste hem op de lippen. Een traan rolde over de behaarde wang eD bleef als een parel in het blonde haar van het kind hangen. Frits had het wel bemerkt. Hij was daarover en nog meer ovor de liefkoozing, dermate verbluft, dat hij m het geheel niet donken kon. Ving verliet de vader het vertrek om zijn ontroering te verbergen. Frits kwam weder tot zichzelf. „Papa heeft ook geschreid," dacht hij, „die stren ge Papa. Het moet wel iets heel ergs ge weest zijn, dat je gedaan hebt." Met den voet stampte de kleine jongen op den grond. „Nimmer wil ik weer peren stelen!" riep hij uit. „Nimmer! Zelfs niet, wan neer Frans en Willem mij uitlachen. En Papa heeft mij ook niet geslagen. Dat is lief van 'hem. Ik wil dankbaar wezen en hem geen aanleiding meer geven mij te slaan." Willem III en Lodewijk XIV, 'dat zijn de twee mannen, die de geschiedenis van het einde der zeventiende eeuw beheer schen, niet echter als bondgenooten, maar als elkanders vijanden tot in den dood, ja tob zelfs na den dood, want toen de Hol- landöche stadhouder onverwacht uit het leven werd weggerukt, had hij alle toobe- refcbeleo gemaakt tot den oorlog, welke den overmoedigen Koning zou doen vree- zen voor zijn troon. Lodewijk wilde geheel Europa overlieer- acben en weinigen vorsten dienden alle omstandigheden in dat streven zoozeer als hem. Het Fransahe leger was uitstekend georganiseerd en werd aangevoerd door de bekwaamste veldbeeren van dien tijd; de Fransohe vloot was in enkele jaren tot een hoogte gebracht, dat ze niet behoefde onder te doen voor de beste der wereld; een muur van sterke vestingen, door Vau- ban aangelegd, beschermde het land. Een goed ingericht belastingstelsel deed voort durend nieuwe 's~ romen in do schatkist vloeien; bekwame ministers waren op de hoogte van alles, wat aan de Europeesche hoven voorviel; sluwe diplomaten waren in alle landen werkzaam en wisten door hun goud den sleutel te vinden tot alle staats- 1 geheimen. Daarbij, vie waren zijn tegen standers Duitschland was onderling verdeeld en werd bedreigd door de Turken; Spanje was machteloos; ICarel II van Engeland en Zweden viel voor zijn schitterende be loften en in Neerland zelf, in Nederland, waarop hij m de eerste plaats het oog had, was een machtige partij, die onder geen omstandigheden van oorlog hooren wilde. Doch wie blind bleef voor het gevaar, Willem III niet. Hij was het, die waakte voor 'de vrijheid van Europa, die steeds aandrong op versterk., j an de landmacht, steeds wees op de heersch- en veroverings zucht van Lodewijk; hij was de ziel van het g-roote mbond, dat in 1688 tusschen Duitschland, Spanje, Engeland, Neder land, Zweden en Savoye werd gesloten. En dat hij goed gezin-had, heeft de uitkomst bewezen, want in datzelfde jaar brak de negenjarige oorlog uit, die allo inspanning I der bondgenooten tegen den gemeenschap- pelijken vijand vereisohte. Ook thans was België weer de groote kampplaats van Europa; een drietal bloe dige slagen werden hier geleverd, in twee waarvan zich onze Stadhouder, destijds ook Koning van Engeland, onsterflijken roem verwierf. De voornaamst, tevens de laatste, dien Willem III geleverd heeft, was die van Neerwinden of Limburg in het jaar 1693. Lodewijk had dat jaar buitengewone toe rustingen gemaakt; hij bad een leger op de een gebrac1 nog talrijker dan dat, wat hij in 16T2 tegen ons land had aange voerd, en evenals in 1672 trok hij ook thans persoonlijk mee naar het oorlogs veld. Vóór het tot vijandelijkheden kwam, keerde hij echter, om welke reden is onbe kend, naar Frankrijk terug en zond een gedeelte van het leger naar Duitschland, het opperbevel over het overgebleven ge deelte overlatend aan Luxembourg, den waardigen opvolger van Condé en Turenne. Willem III becctukto over tachtig duizend man en had nabij Leuven een zoo sterke stelling ingenomen, dv.t Luxembourg het niet waagde, hem daar nan te vallen. De Fransche veldheer trachtte hem dus uit deze positie te lokken en zond daartoe den maarschalk Vdleroi naar Huy, om deze vesting te nemen. Dit gelukte en nu brak Willem III, die vreesde, 'dat de Franschen het op Luik gemunt hadden, van Leuven op en sloeg zich neder bij het dorp Neerwinden, waar ook Luxembourg tegen den avond van den 28sten Jnli aan kwam vasthechten den ■volgenden morgen slag te leveren. Koning Willem had in den korten tijd, die hem geboden werd, zijn stelling onge looflijk versterkt. Van Neerwinden op den rechtervleugel tot Neerlanden op den lin ker was een borstw ring opgeworpen en met geschut bezet en de Fransche gene raals komen allen overeen in de erkenning, dat 'deze positie uitstekend gekozen en met bewonder e nswaar digen spoed geducht ver schanst was. Doch daartegenover stond, dat het Fransche leger bijna de helft sterker was vian dat der bondgenooten, waarvan een groot gedeelte naar Vlaande ren was getrokken, om de vestingwerken, door de Franschen daar aangelegd, te ver overen. Met het aanbreken van den mor gen begon Luxembourg den aanval op het 'dorp Neerwinden. Na een geweldig ge schutvuur rukten de Franschen aan, doch tweemaal werden zij met zware verliezen teruggeworpen, niettegenstaande steeds versche benden de aanvallers ondersteun den. Eerst bij den derden aanval verover den zij het dorp, doch werden er weer uitgedreven; uren lang werd op deze wijze gestreden, zonder dat eenig voordeel werd behaald. Intusschen hadden de Franschen, hoewel met minder hevigheid, ook Neerlanden aangevallen, doch allengs had daar de strijd een grootere uitbreiding verkregen dan Luxembourg bedoeld bad. Ook hier waren de Franschen teruggeslagenreeds was hot middag en nog was het tot geen beslissing gekomen en de stelling der bondgenooten bleek zoo sterk, dat de Fran sche generaals hun opperbevelhebber aan raadden, den strijd op te geven. Dan, de groote veldheer wilde nog een geweldigen aanval wagen en door een kleinzoon van Con dié geleid, rukten allo beschikbare troepen tegen Neerwinden op. Weder etuiten ze op een hardnekkigen tegen stand, weer moeten ze wijken, doch op dat beslissend oogenblik snelt een pas aange komen legerkorps onder den markies d'Harcourt t?r hulp en nu vermeesteren de Franschen het dorp. Ook de borstwe ring is nu weldra ge: n en thans ont staat over .te geheel© linie een vreeselijk gevecht, waarin de hulptroepen der ver schillende landen wedijverden in dapper heid. Boven allen uit schitterde echter koning Willem. Men zag hem daar, waar het gevaar 't grootst was, alles overziende van 't eene korps naar bet andere vliegende, te midden van een kogelregen zijn bevelen gevende, tot viermaal toe van het paard stijgende, om te voet. de infanterie aan te voeren. Doch hij kon de nederlaag niet be letten en nu wist hij met een buitengewone koelbloedigheid te redden, wat te redden was. Te midden der grootste verwarring van hoopen vluchtelingen, die radeloos wapens en vaandels wegwierpen, van een menschenmassa, waarvan niemand op be velen wachtte, omgeven door krijgsrumoer, bleef hij kalm, plaatste zich aan het hoofd van eenige nog standhoudende regimenten en hield met oovenmenschelijke krachtsin spanning den vijand tegen. Om hem vielen zijn soldaten, een kogel schampte hem, men smeekte hem aan zijn veiligheid te denken, maar hij hield stand en week niet, vóór zijn leger in veiligheid was. Luxembourg had c 3 overwinning be haald, maar een overwinning, welke wei nig vruchten opleverde, ant na den slag trek bij terug, om zich te herstellen van de verliezen, en de inneming van Charle roi was het eenige voordeel, dat in den veldtocht van het jaar 1693 behaald werd. De verliezen —aren aan beide zijden ont zaglijk geweest. Opmerkelijk is bet, dat hier twee man nen tegenover elkander stonden, die van nature niet voor krijgslieden geboren schenen: de zwakke, ziekelijke Willem III en de Fransche maarschalk, van wien zijn spotters zeiden, dat hij heel Frankrijk op zijn rug had. „Bij Landen," zegt de beroemde ge schiedschrijver Maoaulay, „zijn een paar ziekelijke wezens, die in een ruwen staat der samenleving zouden zijn aangezien als te zwakkelijk om aan oorlogs ge vechten mee te doen, de zielen geweest van twee groote legers. Bij sommige heidensche vol keren zouden zij als onnooaele kinderen zijn te vondeling gele- i. Het ie waarschijnlijk, dat van de 120,000 soldaten, die rondom Neerwinden in orde geschaard stonden' onder alle vaandels van Westelijk Europa, de twee zwaksten van lichaam geweest zijn de ge bochelde dwerg, die den vurigen aanval der Franschen beeft doorgezet, eaa de aamborstige skeletman, die den aftocht der Engalschen gedekt heeft." Het maken van steenen pijpen dateert van zeer lang terug. In de oude gildeboe- ken van Gouda bomt de naam van Dirk Goedewaagen reeds voor m de zestiende eeuw. Feitelijk is Goedewaagen oog de eenige, die uit dien ouden tijd is overge bleven. De Goudsche pij pen-in dus trie heeft de wereld voor zich. Op de wereldmarkt zijn ook Engeland en Ierland en Duitschland bekend om hun steenen pijpen, doch geen enkel van deze landen heeft de Gouwe naars kunnen overtreffen. Om een Goudsche pijp te maken, is er klei noodig. Alle hout is evenwel geen timmerhout en alle klei geen pijpenklei. De klei, diei wij noodig hebben, komt uit Duitschland, België, Frankrijk en Engeland. De Duit-f sche klei komt uit de omstreken van Val-i lendar aan den Rijn en wordt uit heel diepe putten te voooschijn gehaald. Zooals alles, wat uit Duitschland komt, is die klei zeer goed bruikbaar, maar niet bet beste, wat er te brijgen is. De fijnste klei is die uit Engeland, zoogenaamde zeeklei. Dan hebben wij die uit de Ardennen. Op een diepte van 100 meter onder den grond zijn er formeele mijnen om de klei er uit te werken. In zeer groote blokken wordt zij omhoog geheschen. Een bezoek aan zulk een mijn vordert een beschrijving op zich zelf. Met de voeten in een soort van aard beienmandje en de handen aan een touw geklemd, gaat men de diepte in. Op handen en voeten moet men door de nauwe gangen kruipen. Voor de meesten iets om kippenvel te krijgen, doch een Hollandsche jongen staat voor niets. In ladingen van 2- k 3,000,000 K.G. komt de klei in Gouda aan. De stad ligt prach tig te midden van al de omgevende landen die de grondstof leveren. De eerste bewerking, die de grondstof nu ondergaat, is het hakken in kleine stukjes. Dan worden verschillende soorten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 10