ffö." 13884.
LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 27 MEI. - TWEEDE BLAD.
Anno 1905.
Offieieele Kennisgeving.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
13e Kaïiiieling-.
Kosielooze Inenting.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
brengen ter algemeene kennis, dat
op Dinsdag 7 Maart a.s. en tot
nadere aankondiging op olken vol
genden Dinsdag, telkens des namid-
dags te 2 uren, in het Elisabethshof aan de
Oude Vest, gelegenheid zal worden gegeven
tot kostelooze inenting van on- en
minvermogenden,' wordende tevens aan be
langhebbenden herinnerd, dat zij slechts zul
len worden toegelaten op vertoon van een
bewijs hunner geboorte-inschrijving.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE RIDDER, Burgemeester,
VAN HEYST, Secretaris..
Leiden, den 4dcn Maart 1905.
Onder het hoofd. ,,Een noodige herinne
ring" zegt de „N ieuwe Rottcrdam-
icheCourant":
,,Wij hebben medegedeeld, dat, naar „De
Standaara" gezegd heeft, een goed deel
van het gein, aan de scholen met ücn Bij
bel van Staatswego uit te keeren (dank zij
de wet van Kuyper), besteed zal kunnen
worden tot verbetering van de p r &-
dikantstraktomenten bij de Go-
ref ormeerdeKerken.
Dat dit billijk is, al wordt dan ook het
geld cl&arvoor niet gegeven, heeft 't lijfblad
van dr. Kuyper op de eigenaardige wijze,
welke men van die zijde gewoon is, trach-
ten aan to toonen.Do Gereformeerde Kerken
j (dat wil zeggen: die der zoogenaamde Af
gescheidenen en die der Doleerenden) ont
vangen niets van het Rijk, gelijk do overige
j Kerken, maar moesten zeiven gebouwen
I stichten en gaan onder de schulden, die ze
daarvoor hebben moeten maken, gebukt en
bovendien hebben ze geheel het traktement
van haar predikanten te betalen. Kijk nu
eens, wat een ongelijkheid! „De Stand
aar d" stelt ons twee huisvaders voor
oogen, elk met een inkomen van ƒ1500. De
écn is lid van door het Rijk bezoldigde
Kerk en maakt gebruik van de open
bare school hij betaalt dus niets voor kerk
gebouw en niets voor predikantstraktement;
sn voor twee schoolgaande kinderen betaalt
hij te zamen 6 per jaar. De ander daar
entegen moet betalen 10 in de rente en af
lossing voor het kerkgebouw, 10 voor het
predikantstraktement, 14 schoolgeld voor
twee kinderen, bovendien nog 10 voor het
1 schoolbudget; te zamen /44.
„Toch" roept „De Standaard"
uit„betalen beidon evenveel in rijks- en
stadsbelastingen, en beiden zijn burgers van
1— een zélfden Staat." En dan volgt de pathe
tische tirade over do tegenstanders, die niet
j weten, wat offer er „in onzen kring" ge
bracht wordt. En dat niet-weten zoo gaat
het dan voort maakt hen zoo vaak
hard"maakt, „dat ze ons door miskenning
zoo vaak noodeloos zeer doen." Volgt ten
slotte de verzuchting: „Laat ons hopen, dat
bij betere kennis van den toestand een an
dere toon uit hun hart zal weerklinken."
Waaraan hebben wij hier te denken? Moet
men misschien alvast er op voorbereid wor
den, dat er als Kuyper aan het bewind blijft
een middel gezocht zal worden om ook de
Gereformeerde Kerken in haar nood te hulp
te komen, zooals dr. Kuyper en zijn meer
derheid de confessionneele scholen en de
Vrijo Universiteit in haar nood te hulp
gekomen zijn 1
Of is het alleen maar te doen om op het
gemoed van de volgelingen te werken, door
hen (althans de „Gereformeerden" van bei
de Kerken onder hen) in de mecning to
brengen, dat zij o, zoo onrechtvaardig be
handeld worden, daar andere Kerken finan-
cieele hulp van den Staat krijgen en hun
die hulp onthouden wordt? Is het eenvou
dig te doen om een middel te meer te heb
ben om die volgelingen op te zetten tegen
de politieke tegenstanders, die zoo hard
voor hen zijn en zoo vaak noodelo 3 hun
zeer doen door miskenning?
Wat daarvan zij, „De Standaard"
heeft verzuimd do eenvoudige verklaring te
geven, waarom de „Gereformeerden"
niets krijgen van het Rijk voor hun Kerken
en anderen wel, ofschoon zij zeer goed we
ten kan, dat er onder de volgelingen vele
eenvoudigon zijn, die aan willekeur denken,
vooral wanneen zij hooren van de wreede
hardheid der tegenstanders.
De zaak is deze: Bij dc uitvaardiging van
het Koninklijk besluit van 8 Januari 1841,
dat bestemd was om, naar den edelmoedi-
gen wensch van Koning Willem II, een ein
de te maken aan de vervolgingen tegen de
zoogenaamde „afgescheidenen" (hun Kerk
heette destijds: „Christelijk-Gereformeerdo
Kerk onder het Kruis"), werd van hen door
de Regeering een verklaring gevraagd, dat
zij zonder rijksonderstand zouden kunnen
bestaan en niet voornemens waren op de
bezittingen van andere kerkgenootschappen
aanspraak te maken. Deze verklaring werd
geheel volgens den eisch der Regeering af
gegeven, en de besturen van dit kerkgenoot
schap hebben dan ook nooit op eenige uit-
keering van rijkswege aanspraak gemaakt.
Zeiven in de behoeften hunner Kerken te
voorzien was integendeel voor deze lieden
eere-zaak.
Dit wat betreft het kerkgenootschap, dat
tot op het oogenblik der samensmelting in
1892 Christelijke Gereformeerde Kerk heet
te. Wat aangaat do Kerken, die tot op dat
oogenblik „Nederduitsche Gereformeerde
Kerken" genoemd werden, is de geschiede
nis eenigszins anders. Deze zijn namelijk
voortgekomen uit Kuypers korkelijko revolu
tie van 1886, toen beproefd werd zich, als
do kortste weg om aan kerkelijke goederen
te komen, eenvoudig met geweld meester te
maken van eenige kerkgebouwen der Her
vormde Kerk. Deze wijze van doen vond be
denking bij de wereldlijke autoriteiten, 011
de rechterlijke macht besliste, dat Kuypers
aanspraken op een deel der aan een ander
kerkgenootschap toebehoorenae bezittingen
niet gewettigd waren, en wees die aanspra
ken af.
Deze feiten zijn natuurlijk aan ,,D e
Standaard" niet onbekend, allicht zelfs
nog beter, dat wil zeggen meer van nabij,
bekend -an aan een ander. Wat bcteekont
het 'dan, wij herhalen do vraag dat
dit blad het voorstelt, als geschiedde aan
hen, die tot de genoemde Kerken behoo-
ren, een gruwelijk onrecht dat 2ij niet als
anderen uibkeering van het Rijk krijgon
voor hun kerkgebouwen en voor de trakte
menten hunner preeanten?
Naar aanleiding van het geval-Sy-
brandy schrijft ,,D e Nederlander":
„Tegen mr. Sybrandy wordt de klacht in
gebracht, dat hij, na een half jaar geleden
op een meeting verklaard te hebben, dat
in Noord-Brabant onder liberaal régime
slechts drie r.-k. notarissen waren, en na in
do bladen terstond van de onjuistheid daar
van overtuigd te zijn, verzuimde zijn be
schuldiging te herroepen, ja zelfs dezer da
gen op een meeting te Amersfoort, toen nog
maals die zaak te pas gebracht word, wei
gerde hierop te antwoorden.
De heer Sybrandy heeft nu zijn vergissing
erkend en herroepen. Hij had do onjuistheid
in een of ander blaadje gelezen, en dat hij
te Amersfoort er niet op wilde ingaan, vond
zijn oorzaak in het onbehoorlijk optreden
van den debater die de zaak oprakelde. Hij
was echter toen reeds van plan in een pu
bliok schrijven de mededeeling te herroepen.
Hiermee is intusschen nog niet verklaard,
waarom hij een half jaar lang zweeg, noch
hoe hij zoo onverstandig was dergelijko ab
surditeit van dat blaadje aan te nemen. Dit
laatste verraadt weinig onderscheidingsgave
tusschen rijp en onrijp, en het eerste weinig
zucht om een ingeziene dwaling te herstel
len.
Ons dunkt, vooral de mannen van rechts
behoorden zich van dergelijk lichtvaardig
spreken te onthouden.
Men hoort op de meetings vaak met het
grootste aplomb de wonderlijkste dingeD
vertellen.
Op een dorp in Gelderland hield enkele
weken geleden een liberaal debater in twee
termijnen stofstijf vol, dat de Vrije Univer
siteit door de nieuwe wet 's jaars een ton
subsidie kreeg. Tegenspraak hielp niet. In
zijn tripliek zegde toen dc inleider den de
bater een ton toe, voor het geval hij hem
het bewijs hiervan uit de wet thuis zond.
Een paar dagen later kreeg de inleider een
brief, waarin het ongelijk erkend werd
debater had zijn verhaal uit een, waar
schijnlijk verkeeid gelezen, artikel in „De
Vrijzinni g-D emocraat" en waar
in beloofd werd, op de eerstvolgende mee
ting in dat dorp de fout te zullen herstellen.
Dit zal dan ook wel geschied zijn.
Aan mr. Sybrandy schijnt nu iets derge
lijks overkomen. Doch hij heeft van wcioig
ueiging tot spoedig herstel blijk gegeven.
Zalks is af te keuren. Wij verdenken den
spreker geen oogenblik, het notarissenver-
haal als onzettelijke onwaarheid gegeven te
hebben. Veeleer gelooven wij aan beperkte
heid van blik in het aannemen en aan licht
vaardigheid in het ongecontroleerd naver
tellen van 'n dergelijk praatje. Maar een on
juistheid, die, wanneer men haar heeft in
gezien, op verzoek niet herroepen wordt,
wordt meer dan een onjuistheid. Dit behoor
de te worden begrepen.
Overigens achten wij over het algemeen
zulk een benoemingen-argumentatie buiten
gewoon laag bij den grond. Wanneer ze dient
om een bedenkelijk liberaal systeem bloot
te leggen als bijv de door den heer Van
Rij gewenschte uitsluiting van de helft der
natie van het schooltoezicht, dan is zo
niet misplaatst. Dergelijko uitingen toch
leggen een exclusief stelsel bloot van: „de
Staat zijn wij." Maar overigens wordt aan
dit punt, ook van rechtsche zijde, veel te
veel aandacht besteed en kracht verspild.
Of er wat meor of wat minder mannen van
rechts benoemd worden, is niet een zaak
waard om een politièken strijd voor aan te
binden. Eer zou, wanneer hieromtrent een
liberaal en een rechtsch régime verschillend
effect gavon, dit een roden zijn om dezer
zijds niet te strijden, daar het zoo licht on-
gowenschte beweegredenen in den strijd zou
brengen Ook geven dergelijke beschuldigin
gen aan het linksche adres al licht aanlei
ding tot het postvatten van de averechtsche
meening, dat er een soort „achterstand" is,
die nu zoo spoedig doenlijk „ingehaald"
moet worden. Dit wekt het dubbele gevaar
van de „verkeerde beweegredenen" on van
het meer letten op partijkleur dan op ge
schiktheid. Hot eerste is een gevaar voor de
zuiverheid der christelijko beginselen. Het
laatste is een gevaar voor een richtige be
hartiging der algemeene belangen.
Meü moest daarom deze derde-rangs
argumenten nu maar eens loslaten. Er staat
zoo ontzaglijk veel gewichtigers en hoogers
op het spel, er is zooveel cdelers en waarde
vollers voor land en volk to behoeden, dat
dit klein gedoe gerust op den achtergrond
kan blijven."
„De N ederlander" knoopt aan deze
beschouwingen echter de vraag vast, waar
om de liberale pers zweeg over den heer
Roodhuyzcn, wiens verhaal omtrent den
doop der officierskinderen een legende
bleek Over den hcor Kotelaar, die borichten
over menigo bijzondere school gaf, welker
onjuistheid onomstootelijk gebleken is? Over
de inzenders van stukken als nu weer in
zake de Apeldoornsche notarisbenoeming,
waarvan letterlijk heel do politieke tondenz
van a tot z op fantasie berust?
De oneerlijkheid is een kanker uit den
verkiezingsstrijd. Wanneer iedere partij eens
in eigen boezem begon haar te bestrijden,
zou men missohien het verst komen.
Aan het „Katholiek Sociaal
Weekblad" is ontleend het volgend
ertukjo van den heer J. M. Scholte, te Bre
da:
Daar is geen grooter belang voor de ge-
heelo maatschappij dan dat het voedsel
zuiver is en aan de eischen der hygiëne
voldoet.
Do Regeering doet do boter controlcercn,
zij het dan ook tor wille van den handel
met het buitenland, en noodzaakt do vcr-
koopers van kunstboter openlijk daarvan
blijk te geven, opdat bedrog zal worden
buitengeoloten.
Het vleesch wordt in vele gemeenten
gekeurd, om to voorkomen, dat den ingeze
tenen bedorvca of minderwaardige waar
zal worden geleverd. Ook visch is in vele
gemeenten -an keuri g onderworpen. En
Regeoring èn gemeenten ijveren en dragen
zorg zooveel als in haar vermogen is om
dezo levensbehoeften van d:ugdelijke 1-va-
litoit te doen zijn.
Trouwens, geen wonder Het is een wel
begrepen volksbelang, cn het mag een taak
van de openbare gezondheidscommissiën
gonoemd worden om dat belang te bevorde
ren.
Vreemd mag het daarom worden genoemd,
dat het grootste, het voornaamste, het
meest noodzakelijke volk^voedsei het
brood niet aan keuring is onderworpen.
Te meer is dit opmerkelijk, omdat zoo her
haalde keeren berichten in de pers de ronde
doen over kunstmeel of dergelijko surrogaten,
welke het gewone meel moeton vervangen
Als men bovendien weet, dat, wanneer de
normale bloemprijs 11 a 11.50 is, er
toch meel aan de bakkers geleverd wordt
tegen den prijs van f7h /7.60... wat voor
kost moet dat goedje dan zijn En toch.
do burgerij wordt zulk spul als goede waar
in de maag gestopt ten nadeele der gezond
heid en tot voordeel der broodloveranciers
Zij, die het meeste daarvan ondervinden,
zijn wel de werklieden. Het brood wordt aan
de huismoeders één of twee centen goedkoo-
per geleverd dan de gewone prijs en om dat-
voordeeltje te hebben eet de werkman
brood, dat dikwerf nadeelig is voor zijn ge
zondheid en in ieder geval hem niet dat
voedsel verschaft hetwelk voor het behoud
zijner krachten noodig is.
Men is, en zeer terecht-, gekant tegen het
gebruik, althans tegen het misbruik van
sterken drank, maar zou het geen tijd wor
den, dat ook eens te velde werd getrokken
tegen het gebruik van minderwaardig
brood Een voedsel toch, waarop de werk
man en zijn gezin grootendecls moeten te
ren
Zou het bovendien niet wenscholijk zijn,
dat do huismoeders wisten hoeveel brood zij
voor een bepaald bedrag ontvingen? Het
verschil toch in kwantiteit voor denzolfden
prijs is groot, olweor ten nadeole van den
werkman en diens gezin.
Het is daarom, dat de wenschelijkheid
mag worden uitgesproken tot het nemen van
het initiatief tot controlcering der kwaliteit
van brood door gemeenten en zoo het moge
lijk i3 de oplegging van den plicht de zwaar
te van het brood kenbaar to maken.
Mr. J. M. van Stipriaau Luïscius ver
volgt de polemiek in het „Weekblad van hot
Recht" over den „onhoudbaren toestand"
aan de Haagsche rechtbank met de vraag te
stellen, hoe do minister van justitie zal zor
gen, dat een volgende rechtbank (bij de
tegenwoordige samenstelling is dat onmoge-
lijk) hem niet dwingt om er meer rechters
bij to benoemen
Volgens den schrijver zou do minister dit
kunnen doen door naast do vermeerdering
van het aantal rechtersplaatsen in het wets
ontwerp een maximum-termijj voor de
pleidooibepaling en voor do dagbcpaJing
der gefcuigenverhooren, bijvoorbeeld vaD
hoogstens vier maanden, te stellen.
En wanneer de rechtbank die rechtsbepa
ling, om welke reden dan ook, evenals de
wet-Van Raalte, niet zou toepassen, dan
zou mr Van Stipriaan Luïscius wenschcn,
dat datgene, wat op rechtsweigering zou ge
lijken, door de wet uitdrukkelijk als wets-
weigering worde gestempeld.
Hij besluit zijn schrijven aldus:
„De gebreken dor Nederlanders zijn lang
zaamheid en overdreven vrijheidszin. In
dien de onhoudbare toestand niet het ge
volg is van langzaamheid der rechtbank, is
zij het gevolg van langzaamheid dor regee
ring, die zich vooral niet wil laten dwingen
Ik vraag 't woord vuor de Rechtvaardigheid.
Ik vraag, dat men ter wille van het belang
der justitie twee rechterspiaetsen en een
substituut-griffierplaats met een nieuwe
rechtbankkamer te VGravenhage instelle
en dat men daarbij tevens een oaximum-
termijn van hoogstons vier maanden voorde
bopaling van pleitdagen en getuigenverhoor-
dagen zoo imperatief mogelijk voorschrij-
ve.
„De rechtbank der toekomst moet het
j niet in haar macht hebben om haar leden
I tal uit te breidendat is het werk der re-
geering; maar de regeering moet niet nala
ten dat ledental uit te b'eiden^ waar do
noodzakelijkheid, hoe dan ook, bestaat;
i da wetgever evenwel ocoet zorgen, dat die
j noodzakelijkheid aileen dan bestaat, wan
neer bij voldoenden werklust en werkkracht
de rechtbank haar niet afkan."
Ondor het opschrift „Netelig vraag-
stuk schrijft „De Standaard":
Vóór bet Hoogt-r-Ondcrwijs-Ontwerp ton
tweeden male in behandobng kwam, ver
oorloofden we ons op het netelige van hot
t h e 0 1 o g i> 6 c h e-f a cu 11» i t-v r a» a g-
st u k dc aandacht te Ydstigen; spraken we
uit, dat alleen wederzijd&eh vertrouwen
hier bot een oplossing kon leiden, en oor-
deelen we het het veiligst, er in dit tijd
perk van voorbereiding op officieel terrein
voorehands het- zwijgen toe te doen.
Het lag toch voor dp hard, dat elke on
voorbereide bespreking in offieieele stuk
ken nieuwe dwarsbalken op dc rails zou
achterlaten.
Toch heeft men geacht anders te moeten
handelen; de zaak wèl iu geheel onvoorbe-
reiden toestand tor sprake gebracht; en zelfs
een amendement voorgedragen, om reeds
in dit wetsontwerp een oplossing, go'.'jk do
minister het noemde, to „bestellen".
Natuurlijk bestond hier formeel geen over
wegend bezwaar togen, nu het amendement
in zóó algemeenen vorm gesteld was, dat
hot elke denkbaro oplossing toeliet.
Dit neemt echter niet weg, dat wo toch
betwijfelen, of zij, die hiertoe hot initiatief
namen, op den duur zelve met dozen stap
j vrede zullen hebben.
j Reeds nu immers gat artikel XXVII van
het wetsontwerp in het Voerloopig Verslag
dei Eerste Kamer aanleiding tot opmer
kingen, die naar beide kanten wantrouwen
kunnen voeden; en gelijk tc vermoeden
viel, ontbreken ze reeds nu niet, die naar
I de. blaasbalg grijpen ora dit vuurtje aan te
I blazen.
We veroorloven ons nogmaals tegen het
gevaar, dat hieruit op kan komen, een
woord van waarschuwing te doen hooren.
Critiek op het kindeke, weJi.s geboorte
tegemoet wordt gezien, kan pas beginnen
bi.i dc kraamvisite.
Niet eer."
IDc Nederlaiulsche Vl»nchcrij.
Te Volondam werd gisteren de algemee
ne vergadering gehouden van de Vereoni-
I ging tot bevordering der Nod. Visscbcrij.
Het openingswoord werd gesproken door
uc.i voorzitter, den heer T. A, O. de
der. Spr. constateerde, dat de zoctvater-
visschorij een gooue toekomst tegemoet
j gaat, nu zij ondor do bescherming staat
der lieidcmaa chappij. De havon to Bclio-
veningen x Ut mee. Do oosteroampagno
werd gedrukt door zware onderlinge oon-
1 currentie. Do haringvisschcrij in do Zui
derzee was loonend.
xact resultaat dor zalmvissclienj io wo-
1 dcrom zeer ongunstig geweest; waarheen
j 't mot dezen tak van industrio gaat, weet
de voorzitter niet, doch dc toestand is
hoogst bedroevend.
Do vi8Schorijscholcn vallen hoe langer
hoe meer in den smaak. Urcdictgcbrek is
een groot nadeel voor velo visschors on
recders. Er moeton komen cooperalicvo
bankon, die Je financiën kunnen steunen.
Hierna werd het jaarverslag uitge
bracht.
Tot loden van liet hoofdbestuur werden
herkozen: dc heeren L. Spaander, to Vo
londam; H. (J. M. IJzerman, tc Vlaar-
dingenG. H Kakebecko, to Goes; G. A.
ten Houten, to Kralingscheveerterwijl ia
plaats van don heer J. G. Everwijn, to
Rotterdam, die bc-dankt had, word geko-
zon do heer J. P. Vermeulen, te IJmuidco.
Pj heor Evorwijn werd tot eerelid be
noemd.
De volgende algemeeno vergadering zal
to IJmuidon plaats hebben.
OUDSHOOItN. bevallen- E. Tuyn cob.
Slins I). M. Iloogenduk gob. Bol Z. M. p,
v. tl. Laan geb. Vhu der ïioogt Z.
Overleden; J. Rietkerk im. 78 j.
G e h u w d: A. van Oossanen jm. on N. Slapper jd.
REEUW IJK. B e v a 11 0 nII. vao Koon gob.
Anker D. G. Middelman geb. Domburg Z.
I C. Fianon geb. Uoudjjk D.
67)
Vijftien duizend roebels geeft gij hem als
bedongen loon. Dan wendt gjj u naar den
kant van lleha. Den weg daarheen wijzen
u de Tartaren. Van daar gaat gij langs den
j grooten weg door het bovengebied van de
Sunghari naar Tschéguan, Girin en Mock-
deu, totdat gij te Nin-Tsjwang komt. 'Ion
zoolang zullen uw middelen ruim voldoende
zijn. Te Nin-Tsjwang lost gij den wissel in
bij de Engelscho Bank en daar zult gij
ook uw verdere aanwijzingen ontvangen.
Wees moedig en kloek en God bescherme u
op uw weg
Verder niets, geen naam, geen cijfer,
niets wat den ontwerper van dit buitenge
wone plan tot ontvluchting kon doen ken
nen. Olfers stond als van den donder ge
troffen met de hand voor de oogen en met
den elleboog op een dwarshout van zijn
tralievenster leunende. De mogelijkheid
tot ontvluchting, die hem daar werd voor
gespiegeld, maakte hem bijna duizelig.
„Wat, de vrijheid; de vrijheid? Zou dat
mogelijk, zou dat denkbaar zijn?" Ja zeker,
dit plan moest gelukken, want het was
immers tot in de kleinste bijzonderheden
op het papier gezet. Vergissen was onmo
gelijk. Geld was ook hier weder het too-
v'crmiddel, waarvoor deze onderaardsche
kerker zich opentie, zooals eenmaal
de grot in de „Duizend en één Nacht" zich
geopend had voor het tooverwoord: „Se-
Barn; open ui"
Maar dat geld I Mocht hij dat wel gebrui
ken? Het was immers duidelijk, dat het
mosst dienen tot bevrijding van een
medelid der Nihilisten, waarschijnlijk wel
van een hunner voornaamste aanvoerders,
naar deze buitengewone middelen to oor-
deelen. Hij dacht daar echter niet lang
over na. Hij wilde het gebruiken. In de
eerste plaats zeide hij tot zichzelven, dat
zijn terugkeer in de beschaafde wereld
de stap zou zijn tot het verkrijgen van een
nuttigen werkkring, in elk geval nuttiger
dan de terugkeer van een Leider van dat
ontzettend genootschap, welks doel slechts
moord en anarchie is. En bovendien,
wanneer hij eens niet wilde vluohten, wien
zou hij dan dat geld moeten verantwoor
den? In de hand van den waren eigenaar
zou het nimmer komen. En mocht hij er
niet een vingerwijzing der Voorzienigheid
in erkennen, dat dit geld juist hem in
handen was gekomen, en niet in die van
den persoon, voor wien het oorspronkelijk
bestemd was? Het zou geen nauwgezetheid
van geweten meer zijn, maar dwaze kin
derachtigheid, om een gelegenheid, zooals
die nimmer weder zou aangeboden worden,
ongebruikt te laten voorbijgaan. Dus
vooruit
In de volgende dagen had Olfers zijn
nieuwste verbeteringen in de samenstelling
van den door hem uitgevonden smeltoven
door zijn onverpoosden arbeid zoover gereed
dat hij hem aan de goedkeuring van den Di
recteur der mijnen kon onderwerpen. Hij
vroeg dus vergunning hem eigenhandig op
te stellen en op de plaats zelve te beproe
ven. Zijn verzoek werd, zooals te begrijpen
is, goedgekeurd, en zijn doel was bereikt;
hij kwam weder beneden in de mijn. Zijn
ijver bracht de beambten in verbazing. Niet
alleen, dat hij den bouw van den nieuwen 1
oven met de grootste nauwkeurigheid be- i
stuurde cn zich niet ontzag, zelf de handen
uh te steken, doch hij verplaatste zelfs zijn
nachtverblijf naai' de onderaardsche ge
welven, om ieder uur bij zijn oven te kun- j
non zijn en zijn waarnomingen te doen.
Als al het gewonnen zilver in zijn eigen be
zit komen moest, dan zou hij zich niet
meer voor de zaak hebben kunnen inte
resseeren. Ging daarbij iets niet geheel
naar wensch en verwachting, dan nam hij
de deelen met onvermoeide volharding
weder uit elkaar en vijlde, sleep, lijmde en
monteerde opnieuw. Hij week, als het zijn
moest, dag noch nacht van zijn plaats. Het
was dus natuurlijk, dat" men hem langza
merhand steeds grootore vrijheid van be
weging vergunde. Hij had zoowel bij dag
als bij nacht onverhinderd toegang tot do
stookplaatsen en in de mijnen, zoowel in de
bovenste als in de onderste. En dat was
het, wat hij gowild had. Spoedig was hij
dan ook zóó thuis in het verschrikkelijke
mijngraf, dat hij iedere gang, elk luchtgat
en elko uitgegraven ader kende en zelfs
zonder lamp den weg kon vinden. Het
pakje met het geld en de papieren, bene
vens de ontworpen van zijn hoogoven, be
waarde hij ondor het hemd, met een riem
vast op de bloote borst gebonden; dat was
zijn schat, die hem niet verlaten mocht.
Biet ijzeren kistje met den sleutel lag ech
ter sedert lang in den afgrond, waarin de
lijken dor gevangenen, die onder hun lijden
Bezweken waren, geworpen werden. In
zijn cel was niets achtergebleven, dat hem
had kunnen verraden.
Dat zijn bevrijders den nacht van den
derden Mei tot zijn vlucht hadden geku- I
zen, was een duidelijk bewijs, hoe goed zij
do omstandigheden kenden cn beheerech-
ton. De derde Mei is in den Griek; hon
kalender do naamdag van den hoiligen Ti-
motheus, den beschermer van de bergwer
ken van Krasnojarsk, en men is gewoon in
den nacht daarvóór dien heilige met grooto
drinkgelagen te vereeren. Dan is het berg
werk, vooral in de onderste deelen, zoo
goed als uitgestorven. Olfers had zijn hal
ve vrijheid ook gebruikt om den hom aan-
geduiden waterloop in do zevende gang
van de derde mijn tc onderzoeken Het
hakken van erts was in dezo gang reeds
sedert jaren opgehouden en van de gevan
genen wist misschien niemand meer, dat
deze onderaardsche stroom door een na
tuurlijken weg onmiddellijk in de vrije na
tuur leidde; in een dal, dat reeds tot het
Chineesch-Mongoolsche gebied van de
bergketen Kin-Schang behoorde. Wel is
waar was het in dat jaargetijde, waarin
het water zeer hoog is, niet zonder gevaar
hier door heen te dringen, maar des te vei
liger was de koene zwemmer, die dezen
weg nam, vooral met het oog op een mo
gelijke vervolging.
Do gewichtige nacht kwam. Thans rustte
do arbeid bij de smeltovens; alle gevange
nen waren in hun cellen, opdat de opzich
ters en gendarmen zich des te ongestoor
der aan het drinken konden overgeven. Al
leen Olfers was niet in zijn slaapstede. Hij
had tot aan den avond van het feest aan
den oven gewerkt en was toen naar do on
derste mijn geslopen. Een uur reeds had
alle geluid in het gansehe mijngebied op
gehouden. Hij had op de onderste sport der
laatste ladder gezeten, die bij heit afstijgen
naar de derde mijn gebruikt werd, en met
gespitst oor naar alle kanton geluisterd.
Toen begaf hij zich op weg naar de opening
waar hem de golven in vrijheid moerden
brengen. Hot kostte hem slechts een enke
len ruk om zijn ketting van de voeten to
krijgen; hij had er weken lang gchecle nach
ten aan besteed, om do ringen wijder te
maken door, zc uit te vijlen en daarna met
ijzerlijm dc resultaten van dezen J eimclij-
ken arbeid te verbergen. Het hart klopto
hem geweldig, maar mot eiken polsslag
voelde hij het oogenblik nadercD, waarin
de poorten van den kerker zouden geopend
worden. Stap voor stap ging hij vooruit,
totdat hij het murmelen en ruiscbcn van
het mijnwater hoordo. Nu stond hij voor do
zevende mijngang, dc ongebruikte neven-
mijn.
„Wie daar?" riep hem plotseling eer;
ruwe stem tegemoet. Hij zag een licht voor
zich, dc gordcllamp van den bewaker, en
op hot vooruitgestoken geweer bespeurde
hij een bajonet.
„Miloserdnaja riep Olfers stoutmoedig.
Hij wist, als hij niet de goede man voor
zich had, dat dan alles verloren was: in'
dat geval doorstak hem de bajonet of een
alarmschot riep zijn vervolgers achter hem-
Doch neen, het parool was een waar too-
vermiddel. Dadelijk ging de bajonet in do
hoogte en „Chasownaja 1" antwoordde de
gesmoorde stom van den soldaat.
(Wordt vervol yi.)