gen, zeggen ze; nee, ik durf het werkelijk niet meer te gebruiken; 't is wel zonde en jammer, Marie, al dat kostelijke bedde- gced. Ik zal 'n briefkaart naar 't Diako- rtessenhuis schrijven, en vragen of ze het willen laten halen, voor de kinderafdeeling; <Üe zullen het dolgraag willen hebben. Ja, we hoeven er niets van te zeggen, van die diphterie, néé, waarom zou je de men- schen zonder noodzaak ongerust maken? Wacht, Marie, neetm die kapotte kousen ook maar, Jantje kan er niet meer mee loopen, en ik zie geen kans meer ze te stop pen, kijk eena, er zijn al weer gaten in de doppen, en die oude bruine broek, die van achteren heelemaal door is, kun-je ook wel weggevendie is onmogelijk meer te gebrui ken, maar voor 'n arm mensch is ie nog heel goed." „O grut", zegt Marie een poosje later lachend tot een vriendin, ,,aa alle men- schen zoo goed waren als m ij n mevrouw, dan was 't zoo erg niet 'n arm mensch te rijn jjNee, waarlijk niet," zegt d<v vriendin. Cacao en Chocolade. De tijd waarin cacao nog betrekkelijk zeld zaam was, en winkels, waarin uitsluitend chocoladewaren verkocht werden, in het ge heel niet voorkwamen, ligt zoo lazen wij in „Eigen Haard" nog niet ver achter ons. In Engeland bedroeg het cacao-verbruik in 1820 nog slechts 267,321 pond. Geleidelijk stijgende, noteerde men voor 1875 bijna 10 millioen pond en als bet gebruik sedert dien tijd in dezelfde mate is vooruitgegaan, moet het thans ongeveer 40 miiiioen pond bedragen. Toch werd reeds in 1657, zij het dan ook tegen hoogen prijs, te Londen cho cc lede verkocht. Twee of drie jaar vroeger was de koffie er verschenen en een jaar la- ter deed de thee er haar intrede. Tropisch Amerika is het vaderland van de cacao. Toen thee en koffie uit bet Oos ten tot ons kwamen, kwam zij ongeveer te- 1 gelijkertijd uit het Westen. Ferdinand Cor- tez, de ontdekker van Mexico, bracht haar omstreeks 1519 van daar naar Europa. Tot in de 17de eeuw bleef de vervaardi ging van chocolade een geheim. Alleen Span jaarden waren er mee bekend. Doch de Flo- rentajner Carletti wist het machtig te wor den, en hield het, wonder boven wonder, niet onder zich. Aan hem vooral danken wij de verbreiding der chocolade-bereiding, die zich in onze dagen tot een belangrijke indus trie verheven heeft, over geheel Europa. Hoewel Mexico zelf geen grondstoffen voor de Europeesche cacao-industrie levert, bleef het gewichtigste cultuurgebied voor den ca- caoboom nog steeds tropisch Amerika. Hij gedijt slechts in een warm klimaat, waar de temperatuur nooit onder de 10 gr. C. daalt en waar de gemiddelde temperatuur niet minder dan 22 gr. C. bedraagt. Maar niet alleen warmte vereischt hij, doch ook voch tigheid. Vochthoudend moet de bodem zijn, waarin hij zijn wortels uitbreidt, vochthou dend ook de lucht, waarin hij zijn vruchten moet ontwikkelen. Vandaar, dat men de meeste cacaoplantages aantreft m de dalen der gToote rivieren of op de Westindiscbe eilanden, die van een droge atmosfeer niet te lijden hebben. Warmte en vocht zijn echter niet de eeni- ge voorwaarden voor goede ontwikkeling. De boom beeft een diep in den bodem door dringenden pen wortel, die wijst op groote behoefte aan voedsel. Daarom mag de bo dem noch steenachtig, noch arm aan plan- tenvoedsel zijn. 't Best komt hij dan ook voort op raaagdelijken grond. Maar daarmede is men er nog niet. Hoe wel de boom zelf een stootje kan verdra gen, zijn groote vruchten zijn niet zoo stevig bevestigd, dat zij een Zuidamenkaan- schen storm trotseeren kunnen. Wie dus zijn geheelen oogst niet herhaaldelijk wil zien verloren gaan, dient zijn plantage ook in een tegen krachtige winden beschermd oord aan te leggen. In den natuurstaat bereikt de cacaoboom gemakkelijk een hoogte van 8 meter; voor de plantages heeft men echter het liefst boomen, die het niet verder dan 5 1 6 me ter brengen. De langwerpige, glanzend groene bladeren zijn wel 40 cM. lang; de jonge bladeren aan het einde der takken hebben een helderroode tint die het oog uiterst aangenaam aandoet. Tusschen het loof gluren de talrijke roode bloemen en de groote, goudgele vruchten, die bijna het geheeTe jaar naast elkaar zijn te vinden. In tegenstelling met hetgeen wij bij onze ooft- boomen waarnemen, ontwikkelen de bloe men zich niet aan jonge takken, maar wel aan de oudste takken, en aan den stam zelf; aan den laatste tot onmiddellijk bij den bodem. In groote kortgesteelde bundels breken ze in groot aantal als het ware uit de schors. Betrekkelijk weinig bloemen zet ten echter vruchtwellicht slechts één op de duizend. De bloem bestaat uit vijf groote roode kelkhladeren, vijf kleinere gele bloembladen, tien roode meeldraden, die voor de helft on vruchtbaar zijn, en uit een vijfdeelig, boven- standig vruchtbeginsel. Beeds in zijn derde of vierde levensjaar begint de boom te dra gen den rijksten oogst brengt hij voort als hij ongeveer acht jaar oud is, maar dan kan hij nog wel dertig of veertig jaar zijn vruchtbaarheid behouden. De vrucht heeft uiterlijk wel eenige gelij kenis met een dikke komkommer; bij een t lengte van 20 k 30 cM., heeft zij een gewicht van 300500 gram. Haar kleur is schoon geel en rood en komt door de overlangsche groeven en de wratten op de vruchthuid sterk uit. Ook wat den inwendige® bouw be treft, vertoont rij ook wel eenige overeen komst met de komkommeT. De 2040 aman- del-groote zaden toch liggen in rijf rijen binnen het weeke, rose gekleurde en zuur achtig smakende vruchtvleesch. Daarom heen sluit dan de dikke schil. Eigenaardig mag het heeten, dat de oor spronkelijke bewoners van Zuid-Amerika het gebruik der boonen eerst door de Span jaarden leerden kennen. Voor dezen daar landden, gebruikten zij wel het vrucht vleesch, doch de boonen wierpen zij weg. De voedingswaarde der cacaoproducten berust voor een deel op de cacaoboter. Maar als alle vetten heeft zij bet ongeluk moei lijk door zwakke magen verdragen te wor den. Vandaar dat de fabrikant de cacao ge deeltelijk ontvet, ja dit proces, ter wille van het duur betaalde bijproduct, wel eens ver der voortzet dan wenschelijk is. De bruine kleur der cacao, die algemeen als chocoladebruin bekend is, wordt veroor zaakt door het cacaorood, dat van 135 pet. aanwezig is. Het verleent echter niet alleen de kleur, maar is ook de drager van de smaak- en geurgevende stoffen. De bittere bijsmaak, die cacao eigen is, wordt veroor zaakt door een gehalte looizuur. Naast vet, komen als voedende bestand- deelen in de eerste plaats de eiwitachtige stoffen 014 a 15 pet.) en daarna het zetmeel (6 a 8 pet.) in aanmerking. Hoewel de chemische analyse, al naar de herkomst der boonen, verschilt, is dit voor de prakc jk van betrekkelijk weinig belang. Op de welsmakendheid toch komt het in de eerste plaats aan en de stoffen, waarvan deze schijnt af te hangen, komen in zulke geringe hoeveelheden voor en z.".i nog zoo weinig bekend, dat er van analyseeren daarvan voor loop ig nog wel geen sprake zal zijn. In dit opzicht vertoont cacao groo te overeenkomst met andere genotmiddelen als wijn, koffie en thee. WoetfaaE en geEd. Een Engelsch blad schrijft over de fi- nancieele beteekenis der voetbalbeweging in het Vereenigd Koninkrijk: Blijkens de officieele statistiek der Rijks telegraaf worden jaarlijks ongeveer 5 milli oen telegrammen betreffende voetbalwed strijden verzonden, waarvan de seinkosten bedragen 165,000 pond st. (bijna 2 millioen gulden). De spoorwegen hebben natuurlijk groot profijt bij deze sport. Men rekent, dat ge middeld voor een grooten wedstrijd 3000 rei zigers vervoerd worden over een afstand van tien EngeJsche mijlen. Rekenend op 300 matches elke week en een shilling vracht per persoon, wordt dit 1,360,000 pond Iemand, die het narekende, aan de hand der sportberichten, kwam tot de uitkomst, dat in Engeland jaarlijlcs 6 millioen pond wordt besteed in verband met het voetbal spel RECLAME. Bern humoristische beschrijving van üal, effect van ad verteeren verscheen in dej „Richmond Enquirer" van 20 Dec. 1669*! Den lsten keer, dat iemand naar een ad ver-, tentie kijkt, ziet bij ze niet. neemt hij er geen notitie van- is hij er zich nauwelijks bewust van. herinnert hij zich flauw tjes vroeger al eens iets dergelijks gezien te heb-' ben. leest hij ze ten halve, trekt hij er zijn neus voor op. leest hij ze geheel en ad door en zegt; „Bah f" roep hij uit: „Daar is dat ding alweer." is hij nieuwsgierig af er iets in zit. denkt 'hij: ,,'t Mag mis schien voor iemand anders iets goeds zijn, voor mij is 't niets." „Ik zal nnjn buurman eens vragen of hij er Lts meer van weet en of hij het al geprobeerd beeft." staat hij er verbaasd over hoe zoo iets kan ren xren. denkt hij misschien wel, dat het toch een goed ding moet zijn. meent hij, dat bet juist iets ia, waaraan hij al lang behoefte heeft, besluit hij het te probee- re® zoo gauw hij bet zich veroorloven kan. neemt hij nauwkeurig het adres op en maakt er aan- teekening van. ergert hij zich bij de ge dachte, dat hij het zich moeilijk kan veroorloven, bemerkt hij spijtig hoezeer hij dat uitstekende artikel noodig heeft. telt hij zijn geld om te zien, hoeveel hij nog over houdt, als hij het gekocht heeft. rent hij, in een vlaag van wanhoop naar buiten en.... koopt. Het zwemmen dep visscben. Om het geruisch te boor en, dat de vis- schen in de zee make®, heeft een geleerde uit Noorwegen een telefoon uitgevonden, die van de visschersbooten af in het water gelaten wordt. Hij beweert, dat een via- scber met behulp van deze telefoon kan na gaan of er visscben aanwezig zijn, in welk aantal en van welke soort. Wanneer haringen en kleine visschen in een groot aantal komen aanzwemmen, ver raden zij hun aanwezigheid door een flui- tenden toon, de kabeljauw door een hui lend geluid. Het stroonxen va® het water door de kieuwen klinkt als het moeilijk ademhalen van een viervoetig dier. De be weging der vinnen doet een dof roll en boo nen. Het instrument bestaat uit een microfoon in een luchtdicht afgesloten kast van staal, welke door electrische draden met een te lefoon op het schip verbonden is. Ieder ge luidje in het water wordt door den micro foon versterkt e® op de telefoon overge bracht. h 2de® 3de® 4den 6den 6de® Wen 8ste® 9de® 10de® 11de® 22den n Ï3den 14de® 15de® 16de® 15de® 18den 19den 20ste®

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 11