LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 17 MEI. - TWIEDE BLAD. Anno 1905. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. De lOaixKieliiig. No. 13875 de beslissing van de Kroon over die voor drachten niet behoort to worden verdaagd totdat vie verkiezingen hebben uitgewezen of de rechterzijde nog do meerderheid heeft in den lande. Zulk een uitstel en niets anders wordt gevraagd; en niets anders zou ook do inhoud mogen zijn van een petiti onnement, indien dit op het getouw werd gezet. Enkel: voorkomen, dat wettelijke regelingen worden doorgedreven nagenoeg op hetzelfde oogenblik, dat do stembus do meerderheid, die zo wil doordrijven, wel licht in een minderheid verandert. „Het Centrum" heeft echter ook de aandacht geschonken aan wat het „Han dels blad" geschreven heeft en wijdt er onder het opschrift: „Onbetamelijk e n erger" het volgende artikel aan: Een zonderling betoog, waarover in de pers reeds ce-nigc polemiek ontstaan is. werd vóór enkele dagen geleverd door de redactie van het „H and o 1 sb 1 ad'' Zij beweerde nl., dat do beslissing der Kroon, 0f de ontwerpen tot wijziging der Hooger- en Lager-onderwi'jswetten inderdaad wets- kracht zullen erlangen, diende te worden uitgesteld tot na afloop der verkiezingen. M.a.w. de Koningin zou haar handteekening aan de beide ontwerpen moeten onthouden, totdat de stembus opnieuw gesproken had ten gunste der Rechterzijde. Het blad redeneerde hierbij aldus. De H.-O.-wet en de Lager-Onderwijs-novollo zijn „partij-wetten". Ze zijn bij stemming van Rechter- tegen Linkerzijde aangeno men. En nu is het constitutioneel onbeta melijk dergelijke beslissingen voor de natie bindend te verklaren aan den vooravond van een verkiezing, waarbij het volk wordt opgeroepen om zich over het Rcgeerings- beleid uit te spreken. Ieder onbevooroordeelde voelt terstond, hoe zwak deze redeneering is. Ging de theorie van het blad op, dan zou men fei telijk het recht, om over deze of gene zaak een votum uit te brengen, aan de Kamers moeten ontnomen, zoodra de verkiezingen in het zicht kwamen. Immers, wanneer zulk een votum slechts waarde krijgt door een bepaalde uitspraak van het kiezerskorps, heeft het feitelijk geen zin meer, dat het Parlement vergadert, wijl do stemmingen en beraadslagingen wellicht straks zullen blijken louter tijdvermorsing te zijn ge- weost. Maar, zegt het „H a n de 1 s b 1 a d", do bedoelde ontwerpen zijn aangenomen bij „zuivero partij-stemming". Wij zouden wil len vragen: wat hiermede de constitutie to maken heeft 1 De Kamers beslissen over ge wone wetten bij meerderheid van stemmen en deze werd ruimschoots verkregen. Over w e 1 k o groepen die stemmen zich verdeel den, doet niets ter zake. De Grondwet kent geen Linker- of Rechterzijde. Zij kent slechts de beide Kamers der Staten-Gene- raal. Maar do betamelijkheid dan Dc re dactie van het „Handels blad" had o.i. verstandiger gedaan met daarover het stilzwijgen tc bewaren. Van „onbetamelijk heid" kan i?en sprake zijn, waar het vorig jaar de kiezers nog in de gelegenheid zijn gesteld over het Regceringsbek i tc oordee- len bij den strijd voor de Provinciale Sta ten. Het blad zal zich wel herinneren, dat toon vooral op de o n d c r w ij s-p o 1 i t i e k van het tegenwoordig Kabinet de nadruk werd gelegd. De meerderheid der Staten moest liberaal zijn; anders zou de Regcering haar onderwijs-plannen „doordrijven" met behulp der Eerste Kamer, het laatste libe rale bolwerk. Welnu, de kiezers hebben toen geloond, dat zij voor die plannen niet beducht waren. Zij hebben zich niet door de boozo voorspellingen der oppositie uit hun koers laten drijven, maar over het Regee- ringsbeleid zeer duidelijk een goedkeurend votum uitgebracht. Wat rest er dan van de grief, door het „Handelsblad" zoo breed uitgemeten Is dit blad bovendien reeds den school strijd vergeten? Heeft het geen heugenis meer van de grootc inspanning en de zware offers, welke ons volk zich voor het bijzonder onderwijs sinds een lange recks van jaren getroostte? Weet het niet, dat vooral de onderwijs-politiek een einde heeft gemaakt aan de heerschap pij der liberalen en dat de Rechterzijde steeds sterker werd in haar strijd voor de rechtsgelijkheid ten aanzien uor school? Het is dan ook volkomen juist, wat „D o Nederlander" zegt, dat, wanneer de Tweede Kamer in Juni mocht „om" gaan, dit niot zal te wijten zijn aan de Lager- onderwijs-wet. Men'moet dan naar andere oorzaken zoeken: de houding der groep staal man het gemis aan de noodigo samenwerking in Friesland, misschien ook de fistale politiek. Maar de onderwijs-no- velle staat voor de meerderheid van ons volk zeer zeker op de creditzijde van het mi nisterie. De geschiedenis der laatste twin tig, dertig jaren is ddir om het te bewijzen. Wat het „Handelsblad" op dit be toog antwoordt, is waarlijk allerslapst. „De Nederlander", dus luidt do re pliek: „versterkt ons betoog, dat vei wa ging zeer gowensoht is... ook voor de rech terzijde." „Indien werkelijk het kiezerskorps bereid ia ter wille van de schoolwetten zoo hooger als lager de meerderheid rechts te handhaven, dan zullen die wetten im mers zedelijk vet grootor kracht hebben, wanneer zij na de nieuwe zegepraal wor den afgekondigd, dan wanneer zij te voren door preano op do Kroon werden -.oorge dreven l" Hot gaat echter niet enkel om de school wetten, maar om de moor dorheid" in het algomoep. Do sohoolwettcn zijn daarbij slechts een deel van den in zet. Overwegingen, daaraan te eonenmalo vreemd, kunnen wij zeggen niet zuil on oorzaak zijn, dat een grooter of kleiner deol der kiezers thans anders stemt dan in 1901. Wij voor ons zien do verkiezingen met vertrouwen to gcmioot. Wij meenen gerust de overtuiging te mogen uitspreken, dat de meerdoiheid der Rechterzijde in do Tweede Kamer zal behouden blijven. En wij zouden geen oogenblik aarzelen onzo handtcokening te plaatsen onder het ver zoek, een referendum over de onderwijs wetten uit te schrijven, wanneer dit insti tuut in ons vaderland bestond. Maar van de aanstaande verkiezingen, die a 1 g o- moon behooron te zijn, een plebisciet t.o maken ovor een bepaald punt van het Re- geeringsprogram, achten wij ongerijmd en inconstitutioneel. De redactie van het „Handelsblad" zal dit, naar wij" vertrouwen, bij nadere overweging, zelve begrijpen. Zij zal zich herinneren, lat o liberalen er indertijd geen bezwaar in hebben gevonden de school wet van Kappoyne, die een „zuivere partij- wet" was, aan te nomen en „door te drij ven". En zij zal ten slotte wellicht zelfs in zien, dat het een enormiteit is te verhin gen, dat do Kroon, die boven de partijen en den partijstrijd moet staan, haar be- kraoht'sir j, z-j L-jfc dan oók slechts tijdo- lijk, aan ccn tweetal wetsvoordraebten zou onthouden, omdat die voordrachten zijn aangenomen met een moerderheid der Rechterzij Jo I Zulk een cisch is nu eens onbetamelijk en erger 1 Naar aanleiding van het tweede, hiervóór aangehaalde artikel van het „H a n d e 1 s- b 1 a d", waarin op 't verschil tusschcn bet petitionnement van IP J en hot thans door dat blad gewerischte gewezen werd, schrijft de „Middelburgsche Courant": Na deze nadere opheldering on duidelijker uiteenzetting van de bedoeling der redactie van het Amsterdamsche orgaan, beginnen wij wel iets meer te gevoelen voor haar idee. De haast, waarmee ook de Eerste Kamer besloot de onderwijsnovollc nog vóór de verkiezingen te behandelon, getuigt van een gejaagd, partijdig stroven, ongehoord in de parlementaire geschie lonis van ons land. Er is, zooals het „H andelsblad" te recht aantoont, onderscheid tusschen den toestand in 1..8 cn nu. Kappeyno voldeed toon als het ware aan een opdracht der kiezers en deed dit dade-^ lijk na zijn optreden. Hier staan we voor een laatste pogiug, aan hot einde van een vierjarig tijdvak, om buit binnen te halen op zeer partijdige wijze. En waar slechts uitstel wordt gevraagd voor niet meer dan ééne maand, komt het idee van het ,,H an d e 1 s b 1 a d" ons in eon ander licht en ons meer .^anbeTolcnswaardig voor dan dit eerst het geval was. Toch blijven eenige bezwaren tegen het plan nog bij ons wegen. Zoo o. a. ditgesteld, dat de stemmingen in Juni in vrijzinnigen geest uitvallen brengt men onze Koningin dan niet in een zeer moeilijk parket? Moet H. M. dan weigeren goed te keuren wat langs wettigen weg tot stand gekomen is? Huldigt men dan niet te veel de volkssou- vereiniteit En zou dan niot een gevaarlijk precedent in het leven geroepen worden? Ligt het ook soms op den weg der veree- nigingen van wie do verl. Zondag te 's-Gra- vanhage gehouden protestmeeting uitging, om eens ernstig te overwegen of het ge- wenscht is -on beweging op touw to zetten in den door het „Handelsblad" aan gegeven geest?" „Do Nederlander" zegt onder het hoofd: „Tweo publieke kasseu.", liet volgende: „Maar tooh in hun tweeheid één." Ten Kato. Do fout van de linkerzijde, in haar oppositie tegen den „aftrek" is, dat zij een hooger intrensiok gelijk rookt veronderstelt van gemeentekas en bijzon- dere-school-kas op Rijksgeld. Dit intronsi-ko gelijke recht, zooals dat bijv. bestaat tueaohen het ééne schooh stuur en het andere, bestaat natuurlijk niet en kan niet bestaan tuseohen do ge meente en de bijzondere school. Immers, tegonover do gemeenten verkeert hot Rijk in een geheel andere positio. Hot Rijk is bij de goede nnancicn der gemeente ge ïnteresseerd, het is er voor verantwoorde lijk. Wanneer het mot de gemeentefinan- ciën misloopt, moet het Rijk raad schaf fen. De bronnen, waaruit de gemeenten middelen kunnen putten, worden van Rijkswoge bepaald en omsohroven. Wan neer die bronnen nieb genoeg leveren, moet het Rijk ze uitbreiden of zelf bij springen. In hot kort, de gemeente is een deel van het Rijk, een deel, waarbij het geheel uiteraard rechtstreeks belang heoft. Dit allea 19 geheel anders met de bijzon- dere-school-kassen. Kan eon bijzondere school het niet volhouden, dan gaat dit buiten het Rijk om. Men gevoelt dus, dat van een congruent recht van die beide ongelijksoortige ele menten op Rijksgcld nooit sprake kan zijn. Wel van do ééne jzondcro school en de anderemaar niet van een bijzondere school en do gemeente. Wat do gemeente te kort komt, moet wol, wanneer bet Rijk haar geen andero bronnen aanwijst, ten slotte door het Rijk worden bijgepast. En 'k is dan ook ge schied, cn zal oc'c in do toekomst geschie den. Do uitkeeringwet van 1897 heeft op dit punt haar werk gedaan. En in Jo laatste jaren hebben de geleerden uiteen gezet, dat, door de stijging der gemeonteuit- gavcn door o n dc r w ij s, armenzorg en politie, de uitkeeringen van 1897 onvol doende zijn geworden, zoodat er straks nieuwe Rijksuitkeeringcn moeten komen. Even dwaas als het nu zou zijn, die uit- keering8wct van '97 en die straks te vcr- lceoon nieuwe uitkeeringen te bestrijden, omdat daarin óók onderwijsuitgaven zit ten en dus de gelijke onderwijsbijdrage voor gemeente cn voor bijzondere sohool er door zou worden geschondon, even dwaas is het, thans, nu die laatste Rijks bijdrage verhoogd wordt, op soortgelijk motief strijd te voeren tegen den „af trek", een aftrek, welke uitsluitend ge schiedt, omdat men niet tusschcntijds en zonder voldocndo vo -rbcreiding do verhou ding van Rijks- cn gemeenef in ancien wil wijzigen. De ceJijko Rijksbijdrage voor onderwijs aan gemeente cn bijzondere school is sloohte de belichaming dezer dubbele ge dachte: lo. dat hot gewonsoht is ook do bijzondere school uit do publieke middelen te steunen; 2o. dat het om allerlei rede nen ongewcnsckt is de gemeenteraden daarmee te belasten. Maar principieelo rech tswaardo bezit deze gelijkheid niet. Immers, wat do gemeente te kort komt, wordt toch door het Rijk op an der© wijze aangevuld. D© speciale onderwijsbijdrage vormt slechts een eer- eten termijn van betaling. Lees do betoo- gen der deskundigen uit de laatst© jaren. \erhooging der Jiijksuitkeeringen van '97 wordt daar gevraagd op grond van de stijging der uitgaven voor onderwas, armenzorg en politie. Men beuenke .rbij, dat Rijks- en go- meontckas i dezelfde beurs gevuld wor den, nl. do hours van a 11 o n, zonder ver schil van ricv.. ng of lovensbeginsel. Voor de belastingbetalers maakt het geon ver schil, of j aan het Rijk dan wel aan tie gemeente betalen. Daarom zijn deze bcido kasren ten opzit j van do sohoolkwcgtio éón. En kan er nooit van n recht, van ongelijkmatige behandeling dor burgers sprake zijn op grond van de wijze, waar op Rijk cn gemeente de financieel© zorg voor een openbaren tak van dienst-, bijv. onderwijs, onderling vordeelcn. „Dc Nieuwe Courant" plaatst on der het opschrift: „Ootrapt subsi die": In „De Hcrau t", het orgaan der Ge reformeerde Kerken, met welker redactie dr. Kuyper nog in betrekking staat, le t men „De zware lasten, die op het christen volk drukken met het oog op het onderwijs der kinderen, worden nu voor een groot deel door de Rogooringvan do ouders ov er ge nomen. Wie zoo aan dö eeno zijde verlicht wordt, kon aan de andero zijde meer doen. En de vraag mag wel mot ernst overwogen worden, of de tijd thans niet gekomen is, om de traktementen onzer pre dikanten, voor zoover dit noo- dig is, op hoogor peil te b ren- g e n Men zou zooals mon van getrapte vor- kiezing, spreekt do onderwijs-novelle dus kunnen noemen een getrapt Rijkssubsidie aan de Gereforraoerdo Kerken. De Staat geeft het gold aan het kerkelijk ondorwijs, do Kerk eeonomiscert op dat onderwijs en geeft het bezuinigde aan haar predikanten. Toch mag or niet van clericalismc gespro ken worden... Hierop dient „D e Standaard" reeds van antwoord, hetwelk wij in eon volgend Overzicht onzen lozers zullen meededen. In een driestar „Het H e d o n d a a g- ache Sociulismo" zegt „D o Stand aar d": Do hoor Rudolph, van Leiden, heoft onze literatuur verrijkt met oen dege lijke uiteenzcttiug van het „liedenduag- scho Socialisme." Het is een keurig uitgevoerd boekdeel van bij dc -l(X> bladzijden, dat historische expo sitie, zakelijke toelichting on ernstige tac tiek levert. Aan zulk een werk, uit onzen eigen kring voortgekomen, bestond behoefte. Want wel ontbreekt het allerminst aan degelijke werken, die over allerlei, wat mot het Socialisme in verband staat, goed gedo cumenteerde bijdragon geven; maar wijl de schrijvers moest het Socialisme uit geheel ander oogpunt bezien dan wij, brengt hot lezers uit onzo kringen zoo licht in verwar ring. Daarom deed Ds. Rudoljih zulk een goed werk, met niet alleen een uiteenzetting te geven, die tot op dezen tijd is bijgewerkt, ©n van ernstige studie blijk geeft, maar ook om dit alles in één boekdoel saam te vatten, eu het lio bezien van uit ons stand punt. Dat zulk een werk speling voor schakco- ring laat, spreekt vanzelf. Het vrije onder zoek sluit zelfs do mogelijkheid uit, dat ieder denker in onze kringen op elk punt steeds tot dezelfde conclusie zou komen Zoo iets begeert niemand onder ons. Do ontwikkeling der gedachten moet vrij blij ven, mits zo gebonden zij aan éénzelfde uitgangspunt. Over de bewuste „O on b tl t u toio- neele betamolijkhei d'' zegt het ,,H a n d e 1 sb 1 a d" nog: Ons betoog, dat, naar constitutioneel© be tamelijkheid,de beslissing der Kroon behoort t© worden verdaagd over partij wetten, vlak vóór of tijdens een Kamerverkiezing aangenomen, heeft tot dusver van do rechterzijde geen ernstige tegenspraak uitgelokt. „De Maasbode" wist er niets tegen in tc brengen dan eenigo hatelijkheden en een constitutioneel© ketterij, dio de Minis ters in de plaats stelt van de Kroon. „De Nederlander" wilde zich „in de con stitutionele vragen niet verdiepen" en be paalde zich tot de bewering, dat onderwijs wetten als leus bij de verkiezingen zeker aan de rechterzijde do overwinning zouden .verschaffen. Ziedaar alles. En dat stilzwijgen of ge brek aan goede tegengronden is begrijpelijk genoeg. Immers, in 1878 hebben do clerica- len zeiven het voorbeeld gegeven. Toen heb ben zij tegen de Schoolwet van Kappeijne een beweging op het getouw gezet en door een monsterpctitionnement getracht Ko ning Willem III te bowegen do „scherpe resolutie" gelijk zij die wet tot vorbo- tering van het volksonderwijs noemden niet tot wet to verheffen. Hoe kunnen zij dan thans afkeuren, dat van de Kroon gevraagd wordt: niet do thans aan hangige ontwerpen op Hooger cn Lager Onder wij.te bekrachtigen, maar enkel de beslissing to verdagen tot do verkiezingen zullen hebben uitgewezen of de rechterzijde, welko die wetten wil doordrijven, nog wel de meerderheid heoft in den lande? De „Middel - urgsoho Courant" vraagt, hoe wij in 1878 over het petition nement hebben gedacht en of do toesband, toen en nu zooveel verschilt. Ons antwoord kan volkomen afdoende zijn. In de eerst© plaats: Wat in 1878 door de rechterzijde word gevraagd, was iets geheel anders dan wij thans als oorbaar hebben aanbevolen. Gelijk wij zooeven reeds herinnerden was toen de „bode" deze, dat do Koning aan een door beide Kamers aangenomen Schoolwet zijn onderteekening ten cenen- male zou oni-aouden, of althans een oom missie bonoemon, om Z. M. voor to lichten, oen commissi© d- i, dio tusschen de Sta- ten-Generaal en de Kroon zou geschoven worden. Dit liebtx ook wij destijds afge keurd. Maar thans geldt hot alleen een uitstel, om Kr^on nh een beslissing te doen nemen, dio indruischt tegen hetgeen de stembus weldra wellicht zal oordeelon. Ook do toestanden waren niet dezelfde. Ec6 Jiatinofr-Kapprj-no waö in Noy. 1877 opgetreden ten gevolge van do in dat jaar gehouden Kamerverkiezingen, waarbij ook het onvoldoend onderwijs-ontwerp van den minister Heemskerk e.n groot© rol had gespeeld. In hot voorjaar van 1878 was do liberale meerderheid versterkt door den uitslag der verkiezingen, die ingevolge do herziene kiestabel noodig waren. In dat eerst© jaar van het nieuwo Kahinet werd reeos do Schoolwet voorgedragen en afgehandeld, waartegen do rechterzijde op positie maakt©. In Aug. 1878, toen de Eer ste Kamer met 26 tegen 16 stemmen de voordracht had aangenomen, waren geen verkiezingen in aantooht. Er bestond der halve voor de Kroon geenerloi rede do voordraohb, door do beide Kamers goedge keurd, to beschouwen als strijdig met den volkswensou. Thans zijn de omstandigheden immers geheel anders dan in 1878. Wij staan nu aan den vooravond vr.n algemeene verkie zingen: de bladen, ook de „Middelb. Ct." zijn vol berichten over candidaturen en kiezersvergaderingen. Het kiezerskorps wordt binnen enkele weken opgeroepen om uitspraak te doen over het regeeringsbe- leid der laatst© vier jaren en bij dien strijd nemen de onderwijswetten een voor name plaats in. Thans is er dus zoker aan leiding voor heb stellen van de vraag, of 45j „Doch machteloos, als hom de omstan digheden dwingen", zeide Murawin met dreigend© stom. „Maar laton wij dezen twist eindelijk, aanreken. Het rijtuig wacht." „Ga alleen lk blijf thuis." „Neen, jrijqvrouwJuist heden heb ik mijn redenen er voor, om gezamenlijk aan het Hof to komen. Gij moet." Toen was Olga als waanzinnig. Een ruk on zij had de kostbare kanten van haar ja-pon afgetrokken; een vluggo be weging van haar handen en daar vloog haar briljanten collier den man voor do voeten. Zij rukt© zich dit glinsterend sie raad van het lijf, alsof het een giftig dior was, dat tegen haar was opgekropen. „Oefen nu uw schurkenstreken uit, gij vuile intrigant cn moordenaar! Scheur mij in stukken, maar zoolang er nog een drop pel warm bloed in mij is, verzot i£ mij tegen uw dwang." Dozo vreeeolijko uitbarsting bracht ook den Vorst van zijn stuk. ,,Zijt gij razend?" siste liij, op haar los stormend© cn haar bij don arm grijpende. „Gij zult gehoorzamen, zeg ik. Gij zult al zou ik u mot deze handen...." Zij rukt© zich los en plaatst© Jen stoel aan do toilettafel t-ussahen zich en den m-a dio qr uitzag, alsof hij haar wildo aan vliegen, In het volgende oogenblik echter belde zij, dat men het door heb geheele huis hooren kon. Dat bracht den Vorst tot be zinning. Hij trad tandenknarsend terug en steldo zich mot een dreigend gebaar te vreden. Dadelijk daarop versoheen Katja, ontsteld op het zien van dit tooneel. Olga keerde zich om, ten einde zich in haar slaapkamer t© begeven. „Zijne Doorluchtigheid kan heenrijden," zeidc zij onocr het heengaan. „Vorst Mu rawin schijnt alleen do deur niet tc kunnen vinden." Murawin deed moeit©, om zich goed t© houden. Toen zijn vrouw verdwenen was, gelukt© hot hem een meer bedaarde hou ding aan t© nomen. Hij wenkte do kame nier, dio in de grootst© ontroering daar stond, haar meestere© to volgen. „Een klein zenuwtoevalBinnen tien minuten zal Mevrouw gereed zijn om weg t© rijden. Gij komt h.b mij in mijn kan toor zeggen." Daai ->p verwijderd© hij zich. Hij behoefde echter jeen tien minuten in zijn apparte ment t© wachten, want dadelijk reeds ver scheen Katja, die hem bevend cn stotte rend de boo ©chap bracht, dat haar meestc- ro3 volstrekt niet to bewegen was, om toi let t© maken; zij voel'da zich zeer onpasse lijk. Murawin raasde en tierde, maar het gansche resultaat daarvan was slechts, dat hij zelf opnieuw toilet moest maken, waar door hij weer tien minuten van den reeds ver gevorderden tijd verloor. Boris, d© koetsier, kreeg het bevel 'do paarden t© laten loop en zoo hard zij konden. Met het horloge inde hand zat Murawin in het rijtuig. Och, «als do Keizer maar niet zoo uiterst stipt was! Het was volstrekt niet meer mogelijk in de cercmoniezaal tc ko men en een plaats in t© nemen in de rij der genoodigden. Lievo Hemel, Zijn© Ma jesteit zag misschien op 'dit oogenblik met den bekenden trek van misnoegen op het voorhoofd den kring rond, naar den tal menden Staatsraad Murawin, dio juist bo den niot ontbreken mocht... Waarlijk, Leo Nicolajowitsch had geen hoveling moeten zijn, om niot t© weten, wat soms eon mi nuut van keizerlijk misnoegen kan betcc- kenen. Aan het hof is geen oogenblik van stilstand. Ieder zoekt de gelegenheid om een ander den pas af te snijden, en vaneen schijnbaar onbeteekenend verzuim hangt dikwijls een gansche carrière af. Maar één ding had de Vorst zoker nooit kunnen droomon; dat hij door deze vcrtragiDg zijn leven had verbeurd... Als dol vloog het rijtuig langs het News- ky-Prospekt; voor het gebouw van den go- neralen s.af zou het middelste paard bijna gevallen zijn, maar het gelukte Boris nog dit te beletten. In het volgende oogenblik bereikte de Vorst zijn doel en stond bij in uj groot© vestibule van het keizerlijk win terpaleis. Murawin werpt zijn pelsjas, die hij reeds uitgetrokken had, den eersten 'Jen besten lakei toe, die hem op de trap te gemoet komt, en laat zich deze vijf woorden ont vallen: „Hoe ver is men boven?" Do be diende begrijpt hem natuurlijk dadelijk Hij zet een 'droevig gezicht en fluistert vol ontzag: „Zijne Majesteit is zooeven de eet zaal ingegaan." En Murawin neemt twee, drie treden t© gelijk, misschien heeft hij nog het geluk, dat zijn afwezigheid door Zijno Majesteit nog niet is opgemerkt. Reeds heeft hij de halve hoogte achter zich daar, wat gebeurt er...? Daar wankelt het onder zijn voeten, do muren storten naar hem toe, ccn vuurstraal, een donderslag... en toen is ook alles reeds voorbij. De vor stelijke Staatsraad Leo Nicolajewisch Mu rawin bestaat niet meer; zelfs zijn lijk is niet meer to vinden. Wat sterfelijk aan hem was, ligt in afgescheurde deolen onder het puin cn de steen brokken begraven. Een wankelen is zijn laatst© gevoel geweest; hij heeft zolfs geen pijn bespeurd, niets van liet opvlammend vuur gezien, niets van den vrcesclijkia donderslag gehoord, waarvan het ge-luid zich in dit oogenblik over geheel St.-Pct©r&burg doet hoeren. Vijf minuten, nadat het afschuwelijk bericht der gebeurtenis het Liteinijscho deel der stad in alarm had gebracht, dringt het reecb door tot do ooren van vorstin Olga Potrovna. D© kamerdienaar van haar man is het, dio haa in de voorkamer to gemoet treedt en haar met een door schrik verbleekt gelaat het ongelooflijke toeroept ,,Een ontploffing in het winterpaleis Maar eerst mot den aanbrekenden morgen vernam zij den dood van den Vorst en na der© bijzonderheden. Murawin was door zijn vertraging juist in de vestibule door het onheil overvallen geworden en met hem een paar der bedienden. Van de Keizerlijke familie en het geheele hofgezelschap was niemand gedeerd. De Tsaar was juist van plan aan het hoofd van den stoet de eetzaal te betreden en slechts de omstandigheid dat hij in het laatste oogenblik nog een paar woorden met ecu vreemden gezant wisselde en zich daardoor opgehouden had, was hem cn den overigen tot redding geworden. Nog eenmaal had d© hand van het toeval het plegen van een ni- hilistischen schurkenstreek verijdeld. Slechts dc ledige eetzaal was over do in dc lucht gesprongen vestibule ncdcrges/.ort. Dat het den schurken echter gelukt was hun mijnen op zulk ccn plaats aan te leg gen cn zoo op dosecondo af don vernietigen den slag te doen vallen dab was wel eou tcckcn dat het revolutionnairo element reeds tot in do naaste omgeving van don Tsaar doorgedrongen wasAan den dank voor do w idervolle redding des Keizers verbond zich dus dc ontzettende angst dut men een herhaling van zulk een ramp niet zou kunnen afwenden. Do banvloek, die do politieko atmosfeer sedert het begin van den winter altijd racer met zijn adembeklem mende stikstof oververzadigde lag nu met dubbelen nadruk over het land... X. Met het begin van den winter was Wasil Wasiljowitsch Opinsky uit St>Petersburg vertrokken. Hij had elke hoep moeien opge ven Eleonoro Strömholt ooit tot aanneming van zijn aanzoek te kunnen L-wegen cn meende in het buitenland vergetelheid to vinden. Elli sprak niet eens meer ovor hem zij bewaarde niet eens de smartelijke woor den in haar geheugen, die hij haar bij-zijn afscheidbezoek gezegd had. Zij zou hot misschien niet eens bemerkt hebben, wan neer haar huis gedurende den nacht in ccn vreemd land ware geplaatst geworden cn zij van uit haar ramen op een morgen in plaats van p het jeugdig lentegroen van het Petersburger Basilins-eiland, op do ijskorst van het uitetste Lapland gekeken had. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5