LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 10 MEI. - TWEEDE BLAD. Aniio 1905 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. 33 e Banneling. No. 18869 In No. 18 zijner „Staatkundig i Brieven" schrijft m r. 8. van Hou- fce n Onder, do goede plannen, die in onze ipcnbare meening tot 2oodanig?ii staat van rijpheid zijn gebracht-, dat een goed be werkt voorstel nauwelijks bestrijding zou ondervinden, reken ik de inrichting eener Staatslijfrcntebank voor verkrij ging van kleine, niet voor vervreemding of m-beslagneming, op een leeftijd door len verzekerde to bepalen, doch niet beno den bijv. 55 jaar ingaande lijfrenten. Het is als het ware een complement van het ipaarbankwczcn. Een deel der sparendon tracht een kapitaaltje bijeen to brengen, om het bij huwelijk of oprichting van eea aak je weder geheel te gebruiken, maar een ander wil een appeltje voor den dorst er zijdo leggen en zou zeer gebaat zijn, indien dit, althans gedeeltelijk, volkomen veilig kon omgezet worden in een, in even redigheid tot do ovcrlijdonskans vermeer derd levensonderhoud voor den ouden dag. De Staat kan deze kleine oontracten op veel billijker voorwaarden aanbieden dan sen particuliere maatschappij. Vooreerst reeft hij in de Rijkspostspaarbank reeds bet orgaan, om kleine inleggelden rente- ge vond aan to nemen, totdat een lijfrente van een minimum-bodrag van bijv. /5 of f 10 per kwartaal kan worden gekocht; te vens om zulke kleine uitbetalingen door iet gcheele land te doen. Verder behoeft do Slaat geen oommissiën aan agenten to jotalen, noch rente cn winst aan aandeel houders. Eindelijk en dit is het voor naamste kan dc Staat de tarieven bere kenen naar de werkelijke sterftekansen en do werkelijke uitzichten ton aanzien van Iden rentestand over een zeer lang tijds verloop. Een particuliere maatschappij moet hierbij uit bezorgdheid voor haar eigen credict belangrijk naar zich toe re kenen. Bij aanzienlijke misrekening met betrekking tot den rentestand zou een par ticuliere maatschappij failliet? gaan. Do Staat, die de gunstigo kansen van een anderen loop van zaken ook gehad heeft, kan gemakkelijk de ongunstige kansen lijden te meer, omdat daartegen altijd het voordeel eener in dat geval mogelijke con versie van Staatsschuld opweegt. Waarom is dit plan, reeds door het mi nisterie-Röell van Pierson overgenomen, onuitgevoerd gebleven Wat het ministerie- Roell betreft, wegens bedenkingen, door den toenmaligcn Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid opgeworpon tegen het plan van zijn collega van Financiën, die onopgelost zijn gebleven. Ik heb dit zeer betreurd, maar kon er niets aan doen. Waarom is hot plan echter niet weder door de opvolgende Minisfceriën opgevat? Ik waag do gissing, dat heb hun tc indi vidualistisch was. Verzekering alleen van hen, die voor zichzelf zorgen cn in do mate, waarin zij voor zichzelf zorgen, was niet in de mode. De raode, ondersteund door het botrokken ministerieel© bureau, bracht on der die ministeriën mode, naar spaar- dwang voor den ouden dag te drijven, en aan hen, die nog niet in de gelegenheid zou den zijn geweest, om do vruchten van den spaardwang te genieten, gratuite uitkeerm- gon uit de Staatskas te beloven. Met den spaardwang kwam natuurlijk vanzelf een geheel bureaucratisch toestel, dat wedor honderden baantjcajageis zou kunnen be vredigen. Voor echte bureau- cn partijman nen iets al te verleidelijks 1 Voor het mini- storie-Kuypcr kwam daarenboven de over weging, dat het geld voor de staatsbijdrago zou worden gevonden door tariefverhooging, zoodat ook dprotectioniston voor het mi- nisterio gewonnen werden. Door dc indiening van dr. Kuypers ont werp kunnen wij nu diens plannen in hun geheel overzien en beoordcolen. Tevens vcr- oordeelon; onoverkomelijke bedenkingen lig gen voor l.-t grijpen. Voor de jongere wèrkliedon die zelf hun invaliditeits- en ouderdomsrente zullen moe ten betalen, brengt het ontwerp financieel geen voordeel. Zij storten ten volle, ofsohoon 6tuitend ongelijk. De storting is verplicht, ook bij de grootste wanverhouding tusschen inkomsten ©n behoeften. Nominaal zal de helft van de pensioenbijdrage ten laste van den werkgever komen, i t zoover, dat hij slechte de helft op het bedongen loon mag inhouden; maar ook de werklieden begrijpen dat de andere helft bij het bepalen van het loon wordt ingehouden, hetzij door minder loon aan te bieden, hetzij door een loonsver- hooging terug te houden. Werkgever en werklieden zullen samen den haast ondraag- lijken last ondervinden, dat de fiscus bij elke loonbetaling staat met zijn eisch van de bijdrage, waarvan het bedrag niet zelden onzeker zal zijn. In Duitschland gaat dit, al zij het met morren, maar ieder weet, dat de staatelastdragende eigenschappen bij den Duitsaher t veel hoogere ontwikkeling zijn gebracht 'dan vooralsnog althans bij den Nederlander. Dit gedeelte van het ontwerp is absoluut onsympathiek, haast onvermengd kwaad. De lokvogel daarvan is de overgangsbe paling ten behoeve van do zeventigjarigen bij de invoering van den spaardwang cn van hen, die hun zeventigste jaar bereiken, voordat zij door stortingen aanspraken heb ben verkregen. Zijn vleiende lokstem wordt echter geneutraliseerd door de eigenaardig heid der met do staatsbijdrage van 6 milli- oen gulden samenhangende tariefsverhoo- ging dat de klasse, waartoe de bevoordeel den behooren, ook het grootste deel draagt van de lasten die het nieuwo tarief oplegt. Misschien echter zou die klasse zich deze getroosten, als zij daarmede haar hulpbe hoevende zeventigjarigen hielp. Maar het curieuste van het geval is dat het voordeel der gunstigste overgangsbepaling zoo goed alB niet in hulpbehoevende zaJcken komt. Invaliden beneden 70 jaren krijgen niets. Zeventigjarigen, hetzij valide of invalide, krjjgon 1.50 of 2 ptr week, doch slechts wanneer zij van de laatste vijf jaar voor afgaand aan hun zeventigste jaar, 4 jaar als loontrekkend en hebben gewerkt. Alzoo feitelijk slechts de volledig validen onder hen, die aan de eischen 'der werkgevers in die periode hebben kunnen voldoen, allicht omdat zij de gemakkelijkste baantjes heb ben gehad die zij waarschijnlijk ook na hun 70ste jaar vervullen. Die in ziju leven zwaar werk heeft gehad is eerder versleten. Hij mag nu en 'dan nog een beetje verdienen, hij kan zeker slechts hoogst zelden voldoen aan de voorwaarde der overgangsbepaling en is dan ock waarschijnlijk niet hulpbe hoevend. De bedeelden hebben er natuurlijk zoo goed als niets aan. 't Spreekt vanzelf, dat de armbesturen de staatsrentcniers van hun bedeeldenlijsten schrappen. .Het ligt ook in de bedoeling van het ontwerp op de uitgaven voor armenzorg te bezuinigen. Mocht men toch eens weder in onze rc- geeringskringen ophouden Bismarokiaan- 6cho wetten na te schrijven. Kuyper komt met zulk lcopiew rk nog wel op een tijdstip, waarop Posadowsky, de betrokken Pruisi- scho minister, verklaart, 'dat die wetten onhoudbaar worden en de roep naar een dictatoriale reorganisatie daarvan luid wordt 1 Laat men toch een ieder niet enkel den loontrekkende, maar ook hem, die buiten loonbetrekking wat voor dit doel besteden kan gelegenheid geven om op do beste en goedkoopste wijze voor zijn eigen ouden dag te zorgen cn dit te doen in de tijdper ken waarin gunstigo omstandigheden hom 'daartoe in staat stellen en tegen een leef tijd, die met zijn omstandigheden strookt. En laat men verder allo krachten conoen- fcrccren op een ruimere verzorging door gemeenten en particuliere armbesturen, met bijdrage van den Staat, van alle in validen, voor wie hun betrokkingen niet of niet voldoende in staat zijn te zorgen. Met het oog op zulke Kuyperiaanscho \iwangwetten met haar bureaucratie en geldvermorsing, sluiten zich vele beurzen, die zich gaarne zullen openen wanneer met verhoogde belasting ook de overtuiging verkregen wordt, dat in armoede, zonder schuld of verregaande zorgeloosheid ont staan, behoorlijk wordt voorzien. Do blijkens geregeldo toeneming der rijksmiddelen algemeen welvarende toestand des lands doet in dit opzicht een welwil lende, zelfs mccwarigo strooming ontstaan, die helaas op onze politiek tot dusver on gunstig heeft gewerkt, daar zij slechts po- litieken steun heeft gebracht aan hen die het meest geneigd waren Duitsche wetten na te schrijven, zonder de lasten daarvan behoorlijk te wegen; gelijk mede aan hen, dio de grootste beloften konden doen, omdat zij de willekeurigste beschikking over an dermans beurzen in uitzicht durfden stel len. Mogen de aanstaando verkiezingen ook in dit opzicht een kentering brengen 1 Do „Nieuwe Ro t te rda m s c h o Courant1' schrijft: „De inmenging van den gods dienst in de politiek schijnt onder het tegenwoordige regime steeds groofcer proporties te moeten aannemen. Dat blijkt uit do mededeeling, die wij aan een katholiek blad ontleend hebben. Het contraal-bestuur eter katholieke kiesver- eenigingen te Amsterdam heeft tot de kerkelijke autoriteit in het bisdom van Haarlem het verzoek gericht, dat de dag vóór de stemming over do candidate© voor het Kamerlidmaatschap in alle ker ken tot een dag van gebed worde gemaakt. Het is een kras stukWij hebben reeds beleefd, dat pastoors briefjes rondzenden aan hun parochianen om bepaalde candi- datcn aan te bevelen; en ook, dat de kan sela worden misbruikt voor de politieke propaganda. Gezwegen dan nog, dat wordt toegelaten, dat bij het uitgaan der kerken colporteurs zich posteeren op den drempel dezer gewijde gebouwen, om politieke strijdschriften aan de kerkgangers uit te reiken. En nu zal het al zóó ver komen, dat er politieke bidstonden worden gehou den in de kerken 1 Natuurlijk zal het wel in dc bedoeling liggen van hen, van wie het verzoek aan dc kerkelijke overheid uitgaat, dat er on- cfer voorgang van den priester gebeden worde voor de candidaten hunner kies- vereenigingen. Maar waar blijven dan de andersdenkenden, zij, die hun politieke voorkeur aan andere candidaten geven? Doch laten wij niet dieper in de zaak in gaan. Laten wij alleen vragen: Wat moet er onder dit noodlottige drijven van ons goede Nederland worden Nader zegt het blad: Van twee kanten worden wij aangevallen over onze opmerkingen naar aanleiding van het verzoek van het centraal bestuur der katnolieke kiosvoreenigingen te Am sterdam aan de kerkelijke overheid in het Lusüoru van iaaarlem, aal de dag vóór do stemming over de iLamcr-canclnlaten tot een dag des gebeds worde gemaakt. „De vclencaleLx e ld d r 1 a n de r" wil er een uiting van auti-papisme in gezien bebben> Dat is een aantijging, die wij ver re van ons werpen. Er een tijd geweest, dat ons blad, mét de airdere liberale bla den genegcld „papo-thorbeckiaansch" werd genoemd door de Calvinisten, do tegen woordige bondgenooteD vaü „D e Gelder- lander", die haar zoo na aan bet hart liggen. Van dat scheldwoord had men zich evenmin iets uan te trekken, als van de beschuluiging van anti-papisme, ons nu naar het hoofd gegooid. Wij zijn niet ver anderd cn thans evenmin anti-papistdsch als destijds papistiscb. Maar wij keuren het af, dat men den godsdienst in de poli tiek mengt, de politiek in de Kerk, nu zelfs in den bidstoel brengt. Voor ,,D c G o 1 de r 1 a n de r" is het, zegt ze, een raadsel, hoe wij het ernstig kunnen meenen, „dat een bidden tot God om voor lichting cn zegen bij den hoogst gewichti- gen stap, dien het Nederlandsen© volk te doen staat, niet gepast zou zijn.'' Er wordt 1 immers in den gemeenteraad van Amster dam ook wel gebeden. .En dadr I idt men -uiten do kerk. „Zouden dc katholie ken het dan niet in de hunne mogen doen?" Daargelaten, of in de Amsterdainsche raadzaal, of in de vergaderzaal van welk ander college van bestuur ook, het gebed op zijn plaats is, is er dan toch in elk ge val een groot verschil, want dat gebed heeft geen politieke strekking of beteekenis, I en daarmede wordt dc politiek niet in de kerk gebracht. Dat men een gebed houdt voor den oogst (zooals in Overijsel gebeurt) of bedestonden uitschrijft bij nationale rampen, zooals onder de oude republiek zelfs de wereldlijke overheid deed, kunnen wij begrijpen, maar in do kerken te bid den voor de zegepraal eener bepaalde partij of bij politieke verkiezingen dat is in ons oog den godsdienst verlagen, het is zoo be slist mogelijk in strijd met de roeping der Kerken; het is iets, dat, naar onze meo- ning, in hooge mate moet afgekeurd wor den. „De Gelderlander" laat het niet bij de genoemde aantijging aan ons adres, maar grijpt ook de gelegenheid aan, om do liberalen in het algemeen verdacht te ma ken. Als, zegt zij, onze geestverwanten de zegepraal mochten behalen aan de stembus, dan zouden de Kerken komen te staan on der de critiek cn de oensuur van een libe rale pers, en ons land „zou worden overge leverd aan een anti-clericalisme, dat dc ge- loovigen niet eens vrij zou laten, in hun eigen tompels te bidden om hetgeen hun goeddunkt." Is het niet heel min? Van „D e (antirevolutionnaire) Rotter- d am m er" komen wij te vernemen, dat ook in de gcloovig-Protostant6che Kerken voor den goeden afloop van de verkiezin gen gebeden wordt. Als wy dat niet be schouwen als dc eenvoudigste zaak ter we reld, dan komt dat, omdat wij te bot van verstand zijn om van het standpunt, waar op men aan christelijke zijde staat, iets to kunnen begrijpen. En do „christelijke" in zichten over „de worsteling der eeuwen" aan het liberalisme duidelijk to maken, is een hopeloos werk; het is „den mo^: n ge schuurd." Wij zouden „Do Rotterdammer" (en ook „De Go 1 do rl an dor") wel iets willen vragen. Er is een tijd geweest, toen nog niet ontdekt was, dat calvinisten en roomsch-clericalen eigenlijk stengels zijn van één gemeenschappelijkcn wortel des ge loof 8; een tijd, toen Kuyper nog verkon digde, dat de banier met de Protestantsohe kleuren voluit van de antirevolutionnaire veste moest wapperen; of een tijd, toen het meerendeel dor katholieke Kamerclub in een plechtig manifest zich losmaakte van het bondgenootschap met de calvinisten. Welnu, hoe maaktet gij het toen met uw politiek gebed En wat inzonderheid de roomsch-clericalen betreft, zal men zich den tijd herinneren (het was bij de voorbe reiding der verkiezingen van 1891), dat in diezelfde Amsterdamschc kiesvereeniging, die thans het politieke gebed in de Kerken wil brengen, een geweldige verdeeldheid heerschte. Wat had zoo willen wij vra gen toen wel de inhoud van het stem bus-gebed moeten zijn?" Het „Handelsblad" meent, dat, trots de zekerheid, dat én de w ij z i g i n g bij bot hoog er èu die bij het lager ondor w ij s in beide Kamers de meerdorheid zullen erlangen, de afkondiging als wetten nog volstrekt niet zeker is. Het blad zegt, dat de meerderheid der kiesgerechtigde natie allicht tot de overtui ging zal zijn gekomen, dat de leiding van 's lands zaken niet veilig is in hanacn van het ministorio-Kuyper, en daarvan getuige nis afleggen zal bij do stombus, die over een maand gereed zal worden gezet. „Gaat het onder zulke omstandigheden aan, vraagt hot blad, „wetsvoordrachten, door een wellicht wegstervende meerder heid goedgekeurd, tot wetton te verheffen? Formeel mag het: een voordracht van de Regeering, door beide Kamers goedge keurd en door do Koningin met mede-on- derteekening van een der ministers, be krachtigd, wordt wet, ook al blijkt die meerderheid bij de ongeveer tegelijkertijd plaats hebbende verkiezingen het vertrou wen van de meerderheid onder de kiezers to hebben verloren. Formeel mag het. Maar van een m o roei standpunt mag het stellig niet. Partijwettcn doordrijven juist op het tijdstip, dat de Grondwet de uit spraak der kiezers vordert, is in lijnrechten strijd met goede constitutioneel© beginse len. Wanneer niet reeds dc Eerste Kamer, met het oog op do verkiezingen, de behan deling uitstelt van do beide ouderwijs-ont- werpen, zoo dat over het hooger als dat over het lager onderwijs; wanneer dus beide regelingen te midden van den verkiezingsstrijd door beide Kamera zullen zijn aangenomen, dan behoort bet Kabinet zelf zijn voorstel aan H. M. de Koningin, om zo tot wetten te verheffen, to verda gen, totdat do stembus over zijn voortbe staan zal hebben beslist. Dit is een cisch van constitutioneele betamelijkheid Zoo alleen kan het Kabinet voorkomen, dat do Kroon, gebruik makend van haar grondwet tig recht op het oogenblik, dat daarvoor de meest klemmende reden bestaat, ver klaart haar beslissing tc willen aanhouden, totdat de uit-slag der Kamerverkiezingen zal hebben getoond, of de kiezers uan de rechterzijde ook in do nieuwo Twc 'e Kamer do meerderheid zullen hebben ver schaft Do Kroon staat boven de partijen cn het behoort juist tot haar hooge roe ping, in gevallen als thans met de onder- wijsregelingen zich voordoeu, te wak n, dab niet, in strijd wellicht met do weldra blij kende wenschon der natie, partijregelingcn worden doorgedreven op hotzelfdo oogen blik, dat do kiezers volgens het grouchvet- tige voorschrift worden opgeroepen om over het Regeeringsbeleid oen afkeurer oordeel uit te spreken. Zal het KabinebKuyper dezen oi-cli van constitutioneele betamelijkheid in acht no men in zijn optreden tegonovcr uo Kroon, na do aanneming der bedooldo wetsontwer pen? Wij durven c niet voor instaan, maar vertrouwen, dat in allen gevalle do Kroon in do aanstaando verkiezingen aan leiding zal vinden tot verdaging, ook var neer het Kabinot een andci- ïucening moaht zijn toegedaan. Wij rijn overtuigd, dat het gevoelen, in bovenstaande opmerkingen ontvouwd, door duizenoen in den o wordt godceld, ook door voorstanders var» het minisloric- Kuyper, maar constitutioneele mannen, dio invoering der ondorw'jsrcgclingen enkel oorbaar ach. n wanneer uit do stembus van Juni de oizijde wodcr als meer derheid to voorschijn ko fc. Werd een ver zoekschrift in dien geest tot do Kroon go- richt, dan zou daarvoor oen indrukwek kend antal ondertcekeningen stellig niob uitblijven." Na mededeeling van con cn ander, hetwelk door katholieke bladen omtrent dc ingezon den stukken van katholicko schrijvers ia haar kolommen geschreven word, zegt do ,,N i o u w c Rotterdamse h o Cou rant": Wij hebben ten slotte uog een onaangena me mededeeling te doen, niet ten aanzien van do inzenders in ons blad, dio zich tegen de kerkelijke coalitie verklaarden, maar ten aanzien van den cenen inzender, die ton gunste van die coalitie schroef. Onder hot opschrift* „Do katholieken on do coalitie", kwam in do „N. R. Ct." van Zaterdag 29 April, Eersto Blad C, een in gezonden stuk voor, ondertcckend: „Een ware Katholiek" en eindigende met do woorden: „Onze Heeren weten ons to bren gen op dc goede wegen en wij zullen onzo dankbaarheid hun tooncn, door hen to blijven achten boven ons, voor zoover het betreft buiten ons zakenleven." En in dc „N.. R. C." van Dinsdag 2 Mei Eersto Blad A, werd over hetzelfde onderworp van denzelf- don inzender opgenomen een ingezonden stuk, ondertcckend„Een waar katholiek" cn eindigende met do woorden: „Stemt dus op een liberaal, hccren vrijzinnige katholie ken, dan stemt gij tegen de Kerk." Het is ons gebleken, dat do inzender van deze beide ons van elders toegezonden stuk ken, welke een strekking hebben, tegenover gesteld aan dio der stukken van allo ovcrigo inzenders over dit onderworp hoogstwaar schijnlijk misbruik gepleegd heeft van den naam van een goed katholiek, dien hij met voorletter cn geslachtsnaam als den zijncq aan ons heeft opgegeven. Alth ins geen dra ger van dien naam, bij wien wij persoonlijk informeerden, had, volgens eigen mededee ling het stuK ingezonden. Het schandelijk feit werd ons heden be kend. Wij haasten ons, het ter kennis to 86) VII. Elli zat in den Amerikaanschen schom melstoel aan den vlammenden haard, ineen gekrompen alsof zij koud was, in weerwil van het flikkerend vuur naast haar. Tegen over haar, twee schreden van haar verwij derd, zat do heer Opinsky, nu eens kijkend naar zijn zwavelgele handschoenen, dan we der naar het in het zwart gekleede meisje, dat voor hem zat en voor niets oplettend heid scheen te hebben dan voor de knet terende vonken, dio nu en dan uit de gloei ende stukken hout in den haard opspron gen. Wie Elli 6edert don laatsten zomer niet gezien had, die zou haar niet licht her kend hebben. Haar jeugd verried zich nog in do omtrekken van haar teedere gestal te, maar haar houding was vermoeid, bijna ziekelijk, en het eertijds zoo vroolijke ge laat, dat eenmaal scheen gediend to hebben tot speelplaats van spotzieko minnegodjes, was nu door voortdurende zwaarmoedig heid verdonkerd. Wel hadden dio donker blauwe oogen het afgeleerd in vroolijken moed te flikkerenHoe verbleekt waren de zwellende lippen, waarvan eens het kinder lijke gebabbel in zijn snaakschheid als zoe te klokketonen verrukt had. Wanneer dat lieve mondje nu begon te lachen, dan lag daarin een uitdrukking, dio een menschen- yriend door het hart moest snijden; van vroolijkheid en levenslust was geen spoor meer op haar gelaat te bemerken. Het was, alsof het grootste deel van haar leven reeds achter haar lag. Zij was levensmoede; zij had voor alles, wat haar nu overkwam, slechts een koele onverschilligheid. Had haar vader haar vroeger dikwijls op onverantwoordelijke wijze uit laffe toegeef lijkheid den vrijen wil gelaten, hoeveel te meer nu, nu zij meer zelfstandig geworden was. Niemand kon er zich dan ook op be roemen invloed op haar uit to oefenen; zij ging steeds haar eigen weg cn verachtte de gezellige kringen, waarin zij zich vroe ger zoo vroolijk betoond had. Zij ontving haar gewone bezoeken, omdat de beleefd heid dit eiscni.e, doch bekommerde zich ver der niet in het minst om de buitenwereld, waarover zij zich overigens zelden had be kommerd. Van de vroegere bekenden was alleen die mijnheer Opinsky nog een tame lijk geregelde gast in het huis van Ström- holt. Deze kwam echter eerst sedert den vorigen herfst meer dan vroeger. Toen be hoorde hij slechts tot de vluchtige bezoe kers van Strömholt. Hij was do eenige ge weest, die den ouden man na de treurige gebeurtenissen van den laatsten zomer met een hartelijkheid was komen bezoeken, die den ter neer gebogen, eenzamen va<der wol kom geweest was. Elli gewende zich aan den omgang met dezen wakkeren, steeds gedienstigen man, dat wil zeggen: zij 'duld- do zijn vriendschap, maar zou hem in geen geval gemist hebben, als hij haar wat min der bezocht, of zijn bezoeken geheel en al had nagelaten. „Vindt gij niet Elli, dat ik werkelijk ge lijk heb?" vroeg hij zacht. Zij hief het hoofdje op, ah opgeschrikt uit een dri.ru, cn keek hem wezenloos aan. Hij zuohlto bedroefd. „Ach, gij hebt weer aan heel wat anders gedacht! En ik, dwaas, verbeeldde mij, dat gij naar mij luistcrdetl" „Pardon, ik ben soms wat verstrooid Wat was dat voor een opmerking, die ik toevallig niet gehoord heb?" „Een opmerking? O, Elli I Ik sprak reeds tien minuten lang tot u; ik put mij uit om uw schijnbaro belangstelling nog meer te boeien en heb slechts voor doove ooren ge preekt. Wil ik maar heengaan?" „Als ik u verveel, Wasil Wasil jewitsch..." „Of gij mij verveelt? Ik geloof, dat het juist omgekeerd is." „Neen, neen, gij ziet immers, ik ben zoo onbescheiden, zoo egoïstisch, dat ik mij geen dwang opleg, door naar u te luiste ren, terwijl ik over iets anders nadenk." „En wat waren dat dan voor gedach ten?" vraagde hij na oenig oponthoud, zijn armstoel wat dichter bijschuivende. Zij schrikte, toen zij een zekere stoutmoedig heid in zijn vraag bespeurde. Zij gevoelde het, hij wilde eindelijk het onderwerp aan roeren, dat hij reeds lang gaarne bespro- kon wilde hebben. „Wasil Wasiljewitsehzeido zij verwij tend en vreesachtig en keek over hem heen alsof zij gelegenheid zooht om te vluch ten. „Ik kwel u misschien met zulk een vraag, ik schijn u opdringend en ruw, nu ik mijn teederste gevoelens niet langer kan ver zwijgen. Maar ik geloof, dat het noodzake lijk is, dat wij die schijnbare onhartelijk heid tusschen ons ter zijde stellen en onzo meest verborgen gedachten in het volle dag licht plaatsen." Voor wien noodzakelijk?" lispelde zij, een weinig geërgerd over' zijn aandringen. „Vooral voor uzelvc, Elli Arwedowna! Gij gaat ten giuncle ondor diezo eigenzinnige zwaarmoedigheid, die in tegenspraak is met de eischen uwer natuur. Er ligt een ware verbittering in de droefheid, die gij aan het verleden wijdt en die, vo c zoo ver ik kan opmerken, eer erger wordt dan dat zij vermindert. Ik heb er reeds met uw vader over gesproken en deze deelt mijn meening met groote zorg. Ik zou mij niet veroorloven mij als vreemdeling hiermedo te bemoeien, wan neer ik verwachten mocht dat het van meer bevoegde zijde zou geschieden. In de eer ste plaats zou dat immers aan den beer Strömholt moeten overgelaten worden, maar deze moest mij met smart bekennen, dat hij daartoe den moed miste, omdat hij overtuigd was, dat er tusschen hem en zijn dochter een zekere verwijdering was ont staan. Een treurige bekentenis voor een vader." Elli wilde iets zeggen, maar hield haar woorden in en ging weder met een zucht in den schommelstoel zitten. Haar armen hingen als krachteloos over de beide leu ningen. Opinsky boog met een uitdrukking van innige deelneming in zijn gelaat voor haar. „Hoe bleek cn doorschijnend zijn die lan ge vingers", zeidc hij zacht. „Elli, ik vrees, dat gij een ernstige ziekte zult krijgen, als gij u niet weder opricht cn be denkt, wat het leven van u cischt. „En wat zou dat dan zijn?" „Met en voor anderen leven." „Ik leef..." „Alleen in uw kleine wereld en in uw herinneringen, maar dat moest op uw leef tijd slechts uitzondering zijn. Gij hebt do voornaamste genietingen des levens nog to wachten. Gij moogb niet het verlangen koesteren om langzaam weg te kwijnen. Achter dc zwarte wolken tintelt voor u nog een toekomstig morgenrood. Het is een misdaad, aan uw jeugd gepleegd, dat gij daaraan niet gelooven wilt. Er is nog con roeping voor u, namelijk te leven als in een frissche lento, te midden van zonnigo lucht en vroolijke kleuren. Dat zwarte kleed moc6t eindelijk eens afgelegd worden, maar het schijnt een onveranderlijk wedu- wenklced geworden te zijn." Elli kromp ineen en hief angstig afwerend do hand omhoog, om Opinsky het zwijgen op te leggen. Maar do man kon het een maal begonnen onderwerp niet zoo spoedig weder laten varen. „Ik wil u c jn verdriet aandoen, dierbare vriendin; dat kunt gij gelooven. Integen deel, ik hoop u den weg tot genezing te toonen en in u den wil op te wekken, dien te betreden." „En toch doet gij mij werkelijk verdriet aan 1" „Omdat ik uw geheim geraden heb? Hoe, verschrikt gij weder? Behoort cr dan zoo veel helderziendheid toe, om tc weten, wa*J u kwelI Hij keek haar aan cn fluisterde: „Gij hebt Oscar Gawirlowitseh bemind. En dat meendet gij als een geheim te bewaren cn te moeten blijven bewaren." (Wordt veri'oTgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5