LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 19 APRIL. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. I>e Banneling. No. 13853 Anno 1905 Over de leiders der oppositie rei „D e S ta n d a a r d" in een driestar: Tot dusver stond het vrijwel vast, dat nie mand anders dan mr. Goeman Borgeaiua de leider der oppositie was. Niet, dat de onderscheidene fraction der oppositie in hom den begeerden leider be groetten. Geestdrift wekt de naam van dezen leider in niet één kring. Maar hij was de leider, en geen ander dook op. Dook nu plaatst men van oud-liberale zijde don heer Van Houten naast en tegenover hem. Is dit zoo, dan laat zidh hieruit allicht de geprikkelde manier verklaren waarop mr. Van Houten in zijn Brieven" meer dan eens den heer Borgcsius ter sprake bracht. Doch hoe dit zij, stellig zit er in mr. Va«n Houten meer van een leider dan in den heer Goeman BoTgesius, aan wien ten eonenmale het rustige, het monumentale ontbreekt, en die 't type is van een beweeglijk parlemen tariër. Deze „beweeglijkheid" kenmerkt heel zijn optreden. Reeds physiek. Hij kan als hij spreekt geen oogenblik zijn rustigen stand behouden. Geen Kamerlid draait zich onder het spreken zóó in tal van wendingen. Dan naar reohts, dan naar links, dan zich ovor'ouigend naar wie voor hem cit. Dan zelfs zich keerend naar wte achter hem staat. Dat dit aan zijn optreden groot© levendig heid bijzet, ia juist. Maar gelijk alle beweeg lijkheid, laat het geen indruk na. Een lachen van de linkerzijde, on interruptie na inter ruptie van rechts, zijn al zijn succes. Dat rustelooze gaat zeer zeker gepaard met vlugge gevatheid, met grootc handigheid met toonwendingen, die imponeerenmaar het is toch altoos meer de volkstribuun dan de staatsman dio zich in dit „kwikstaart- achtige", gelijk het eens genoemd is, ver raadt. En met dit physieke correspondent nu een politieke soepelheid die verrast en verbaast. Nu zus dan zoo. Nooit om peil op te trekken. Altoos meer het reflex van de wisselende toestanden en verhoudingen dan dat hij die toestanden beheerscht. En daar tegenover nu maakt mr. Van Hou. ten, juist omgekeer i, den indruk van den zichzelf bezittenden, rustigen en tot rust stemmenden staatsman. Zelfs zakelijk gaat deze tegenstelling door. Van Houten blijft die hij was: de philo- Boofdie zich tegen het geloof keert. Borgesius it nu plotseling voorstander ge. worden van de school metde B ij bel. Althans, dat was hij j.l. Vrijdag. Zal hij het na Pasohen nog rijn? Niemand, die bot weet. In „Stemmen voor Waarheid en V red e" schrijft dr. A. W. Bronsveld over het p e n s i o e n-o ntworp; „Reeds is aan allerlei categorieën van on derwijzers een pensioen van Rijkswege verze kerd. Onder goedkeuring en met medewer king van de sociaal-democraten heeft de Re geering hier een weg betreden, die zich be weegt in de richting van zuiver Staatssocia lisme. D© heeren Fabius en Van Idsinga protesteerden maar de beer Do Savornin Lohman wist ook nu zijn meegaan met de Regeering, naar de wijze der sofisten, te ver. dedigon." In verband met de ondorwij snovol. 1 e lezen wij „De argumenten, die tegen dit ongrond wettig en onverantwoordelijk voorstel wor den aangevoerd, zijn inderdaad verplette rend er blijft geen stuk van heel. Ofschoon het zonder eenigen twijfel wordt aangeno men heoft de heer De Savornin Lohman een rede van 2£ uur gehouden, om het Regee- ringsvoorstel goed te praten, wel een bewijs, dat het een zwaar stuk is, om ook hier over. heen te komen." Onder het hoofd: „Het lot van het Vac cine wet j e" zegt de „Nieuwe Rotte rdamsohe Courant": Wij hebben de Handelingen" willen 6) „Gij zijt degene, dien ik noodig heb," eei'do hij aaa het eind van de ontvangen mededeelingen, trachtende wat beleefder te spreken. „En gij," vraag--:' Koloff nu, „hoenoemt men u?" „Iwan," antwooidde de onbekende kalm en bedaard. „Iwan?" herhaalde Koloff en zweeg een oogenblik, opdat 'do ander gelegenheid zou hebben zijn familienaam te noemen. Maar - deze zweeg daai omtrent verdor stil. „Ja, slechte Iwan 1" „En wat ge anders zijt en doet..." „Daaromtrent behoeft ge u niet te bekom meren." „Zool Ik meende, dat het vertrouwen van den een dat van den ander waard is." „Laat het u voldoende zijn, dat ik zoowel als gij, tot hiertoe behoor tot de onbespro ken lieden en dat ik voor onze gemeen schappelijke onderneming juist daaiom geen schurk van beroep gebruiken kan. Van u moest ik mij echter eerst overtuigen of gij te vertrouwen zijt." „Vat mij betreft, zoo zeg mij eindelijk, waai om het u te doen is, waarbij ik u mijn hulp moet verleL..en." Doodeenvoudig: wij nemen van zeker iemand het geld' af, dat deze zich niet op een heel eerlijke manier verworven heeft." »Q, dat zou zoo heel kwaad niet zijn." hot beste daarbij is, dat de zaak i geen bijzondere moeilijkheden zal opleve- afwachten, omdat wij niet durfden aanne men, dat het antwoord, door den heer De Savornin Lohman gegeven op de vraag van den heer Do Vrie6 in de Kamer naar het gebeurde met bet pokken wet je, door de verslagen in de dagbladen nauwkeurig was teruggegeven. Maar ja, de „Handelin- g e n" geven het antwoord, wat de hoofdzaak betreft, juist zóó weer. Bij de regeling der werkzaamheden vroeg de heer De Vries o. er mogelijkheid dou zijn om eenige inlichting te krijgen, hoe het staat met het Voorloopig Verslag over het wets ontwerp tot wijziging van de wet op de be smettelijke ziekten (afsohaffing van den zoogenaamden vaccinodwang.De Voorzit ter antwoordde, dat er geen Voorloopig Ver slag was te verwachten, maar wel een Eind verslag, aangezien er een commissie van voorbereiding is. Deze commissie heeft reeds lang geleden haar verslag aan den minister doen toekomen, maar verder wist de Voor zitter er niets van af. Misschien echter kon de Voorzitter der oommissie van voorberei ding inlichtingen geven. Deze nu, de heer Lohman, was terstond bereid. Na het on derzoek in de afdeelingen der Kamer in Ju ni 1903 was zeide hij de commissie vele malen bij elkander geweest, en nadat haar verslag gereed was (het eischte veel corg), is het 28 Juni van het vorige jaar naar den minister van binnenlandsohe zaken gezon den. „De oommissie wacht nu het verder verloop van zaken af', voegde de heer Lohman er lakoniek bij Lot wel op de data! De commissie nam een heel jaar voor het gereedmaken van haar verslag; en bijna tien maanden heeft nu reeds de Minister gehad voor de beant woording en nog altijd blijft zijn antwoord uit. Wij kunnen niet zeggen, dat wij voor ons er reikhalzend naar uitzien, maar er zijn anderen, die er prijs op stellen, dat dit wetsontwerp mot spoed wordt behandeld: monschen, die deze Regeering zeer na staan, de naaste en liefste „Luisgonooten des ge looft1" van den Minister, diein den Mi nisterraad voorzit. M^u zou zeggen, dat, wanneer er één zaak was, die na het belang zijner Vrije Universiteit en na het belang van do eonfes- sionneele lagte'i school, dezen staatsman na aan het hart ligt, hot de opheffing van den ,,vac -aeowang" moest zijn. Wat heeft men niet, vóórdat hij aan de ministersta fel plaats nam, in 'de dagen, dat hij dage lijks zijn „Standaard" schreef en het klavier der volksconsoicntie bespeelde, over het gruwelijke van dien „vaccinodwang" moeten hoorca 1 Hot was een onduldbare dwang, de c>nsc;entie aangedaan, zoo iets, dat herinnerde aan de dagen van don Juan de Vargas. Hoopvol zullen ook de eenvoudigen van geest, d._ .ider dozen gewetensdruk leden, - hebben opgeaiéo tot den staatsman, die zoo moedig zich voor hen in de bres gesteld had, toon deze aan liet hoofd van een Kabinet optrad en dit zijn Kabinet aan hot land voorstelde als bij uitsluiting Christelijk. Een Christelijk Kabinet onder de leiding van dr. Luyper, den grooten leider der partij, zelf, dat was iote boven bidden en verlangenHet Kabinet-Mackay was m-ar een ministerie van „Christelijk bewustzijn' geweest; bewustzijn, niet meer; het was ja, van „antirevolutionair signa tuur", maar het droeg niet zóó duidelijk het merk va/n echtheid, als het huidige Ka binet, door don .,S t a n d a a r 'd",redacteur zelf samengesteld en opgetreden na een overwinnning bij de stembus, door den grooten partij-leider aangeduid als een „overwinning van den Naam Gods." Zoo er ooit van eenige regeering ophef fing van dien geweldigen gewetensdruk te verwachten was, dan van deze. Moest het niet geacht worden een allereerste eisch van „Christelijk regeeringsbeleid te zijn, de consciënties van zoovele brave Christe nen te bevrijden van dezen druk? En moest dat niet inzonderheid voor dr. Kuyper een eero6ohuld zijn tegenover de trouwe volgelingen, wier klachten over den „vacci- nedwang" bij hem steeds steun gevonden hadden en die hem zoo kinderlijk aanhin gen? Werkelijk heeft de Minister een wetsont- ren." „Des te beter." „Doet gij aan gymnastiek „Ja, dat wil zeggen, wanneer mijn maag verzadigd is", antwoordde Koloff met een zekeren galgenhumor. „Nu bepalen mijn lichaamsoefeningen zich daartoe, om dien ongeduidigen aanmaner tot zwijgen te brengen.'' „Ik zal u langs don meest natuurlijken weg daarbij tor hulpo komen", zeide Iwan even bedaard, als tot hiertoe, greep in den zak en overhandigde hem een roebel, die in het maanlicht glinsterde. Koloff greep er naar met een begeerte, die duidelijker dan al zijn uitdrukkelijke verzekeringen te kennen gaf, hoe ver het reeds met hem gekomen was. De vreemdeling bemerkte dit ook mot zichtbare voldoening. „Gij schijnt tamelijk veel lichamelijke geschiktheid te bezitten", ging hij voort. „Stel mij maar op de proef', hervatte Koloff lachend. Het zilverstuk scheen hem wonderbaar lijk bezield te hebben, alsof hot reeds ver anderd was in het voedsel, waarnaar zijn lichaam zoo vreeselijk verlangde. „In de schermzaal, in het worstelen en klimmen heb ik reeds als halfvolwassen knaap mijn meester gezocht. Mij was geen tuinmuur, geen vruchtboom te hoog." „Voortreffelijk, dat is een eigenschap, die bij onze onderneming als hoofdvereischte in aanmerking komt." „Ik begrijp u; gij meent bij het klimmen ii de woning van zeker iemand, dien wij een bezoek willen brengen." „Zoo is hetl" Iwan stond op, drukte den hoed vaster op het hoofd en trok zijn Litewka terecht. werp, dat de bedoeling had om aan de gowetensfcczwaren dezer getrouwen te ge- moet te komen, hij de Staten-Generaal aan hangig gemaakt. Maar of het daar al ligt, wat hebben zij er aan? Met een ontwerp zijn zij niet geholpen; zij moeten een wet hebben. Verantwoord tegenover hen zou hij alleen zijn, wanneer hij, toon zijn ontwerp eenmaal ingediend was, spoed gezet had achter de behandeling. Dit nu heeft de Mi nister zóó weinig gedaan, dat hij na bij na tien maanden nog niet eens het verslag der oommissie van voorbereiding beant woord heeft! Met het govolg, dat, mocht de stembus zijn minisiterieele loven niet verlengen, de „vaocinedwang" bestendigd blijft, zonder dat gezegd kan worden, dat het „Christelijk" Kabinet ernstige pogin gen heeft aangewend om dien weg te nemen. En nu zijn er na Juni 1904 geen werk stakingen tusschonbeide gekomen, die hot Kabinet in zijn workzaamheden van wet geving hebben tegengehouden. In het jongste „Maandblad tegen de Kwakzalverij" komt het volgende ingezonden stuk voor: In bet „Leidsch Dagblad" van 26 October 1901, later herhaald, vindt men in do ru briek „Reclames a 40 cents per regel" een verklaring van mijn vrouw: Mej. W. F. Zuurdeeg, Spoorstraat Ho. 12. Mijn vrouw is, volgens verklaring van haar medicus, een nierenlijdster en soms zeer ziek geweest. Toen nu, door reclamebiljetton, haar aandacht gevestigd was op FostorsRug- p ij n -N i o r o np i 11 e n, gratis verkrijg baar gesteld bij de HH. D. W. E. F. de Waal, Mare 56, D. M. Kruisinga, Nieuwe Rijn 33, en Royst en Krak, Steonstraat 41, heeft zij bij eerstgenoemde een doosje met genoemde pillen gehaald en die pillen ge bruikt. Baat heeft zij daarvan niet ondervonden. Na veertien dagen meldde zich een heer bij haar aan, dio kwam informeoren naar do werking van de pillen. Toen hij vernomen had, dat er geen gun stig resultaat morkbaar was on hij eenige vragen tot mijn vrouw over haar ongesteld heid had gericht, deeldo hij haar, als zijn gevoelen, mode, 'dat al de onaangename gewaarwordingon en pijnen, dio zij lichame lijk ondervond, voortkwamen uit do nie ren. Zij moD3t nu maar even haar hand— teekoning ph...teen op een blanco stukje papier, en dan zou een tweede doosje pillen gratis worden yerstrekt, oa het gebruik waarvan zij zeker genezen zou zijn. Of nu later boven haar handteokening is geschreven o dit soms verband houdt met hetgeen is afgedrukt in het „Leidsch Dagblad" onj r „reclames k 40 oents per regel" is mij niet bekend; maar ik wensch beo-mede te verklaren, dat wat daar staat afgodrttk-Tronwaar ie en datr mijn vrouw noch na het eerste, noch na het tweede doosje pillen gebruikt te hebben eenige baat of genezing gevonden heeft. W. F. Zuurdeeg. Leiden, 14 Maart 1905. Naar aanleiding van de mededeeling van m r. D. A. van Eek, dat hij sociaal-demo craat is, en dit feit aan minister Borgesi us bekend was toen deze hem benoemde tot burgemeester van Mijntheorenland- Westmaae, schrijft „Land on Volk": Waarom zou een sociaal-democraat, die uit eigen beweging een betrekking aanvaardt, de<ze niet volgens eed en geweten kunnen ver vullen f Men informeer© maar eens te Mijnshee- renland-Westmaas en te Bodcoop. In «Is laatste gemeente heeft het nogal eens ge spannen. Bij twee optochten, een ter gele genheid van de opening dor nieuwe openba re school, en een van anarchisten ging de burgemeester mr. Van Eek, als hoofd dor politie, persoonlijk mede om de orde te handhaven. Voor de laatste gelegenheid had de burgemeester buiten zijn eigen twee veld wachters, vier rijksveldwachters ontboden, hoewel niet eens herrie verwacht werd. Dat deze, toen de meetinggaugerB door tegen standers werden aangevallen, niet op het moment kon onderdrukt worden, omdat de politiemacht te zwak waa, was allerminst de schuld van don burgemeester, door wiena beslist en waardig optreden toen erger din gen werden voorkomen. Toon later de anarchisten weer een protest- meeting wilden houden had mr. Van Eek, ter handhaving van de orde, twaalf rijks veldwachters ontboden, wel een bewijs, dat het hem steeds ernst is geweest orde en ge zag te handhaven. Dit was natuurlijk niets meer dan zijn burgemeesterlijken plicht, doch deoe dingen moeten toch worden gezegd waar men hot thans als een misdaad van mi- nistor Borgcsius wenscht voor to stellen, dat één enkelen keer door hem een sociaal democraat tot burgemeester werd benoemd. Als minister Kuyper dat nooit zou doen, zou het niet pleiten voor zijn rechtvaardig heidsgevoel. Wanneer van onze zijde, wellicht ten on rechte, wordt gezegd dat een vurig anti-rev. als schoolopziener de belangen van het open baar onderwijs niet voldoende kan boharti- gen, dan komt men direct met verontwaar diging zeggen, dat men zoodoende in conflict zou komen met eed en geweten. Maar als het een sociaal-democraat geldt, doet men of bij deoen eed en geweten niet gelden. Wij zouden willen zeggen: Oordcolt niet, opdat gij niet geoordeelt wordet. Of moeten wij dit beschouwen als een bangmakorij voor vreesachtige kiezers? Maar het doel heiligt de middelen toch niet! „De Vaderlander" schrijft: Men kent dr. Kuypers „oude plunje." Wat gisteren voor dien staats man heilig beginsel was, gaat hij heden met minachtend schouderophalen voorbij, 1 en betitelt het zijn „oude plunje". Ieder kan van meening veranderen; maar wie zijn vroegere beginselen wegwerpt, als gold het een versleten jas en vest, mag niet veel eerbied vorderen voor wat hij als zijn beginselen van hot oogenblik verkondigt. Ziehier een aardig staaltje uit do oude kleerkast. Bij de onderwijsnovolle, die thans bij de Tweede Kamer in behandeling is, wordt voorgesteld de reeds hooge subsidien voor de bijzonder© scholen aan to dikken met eventjes 2i a 3 milliocn 'sjaars. En in 1895 schreef dr. Kuyper Let vol gende in „De Standaard": „Togen subsidio is men onzerzijds fel gekant. Niemand wil cr van hooren. Reeds do enkele klank wekt onzen tegen zin. Voor recht strijdend bogcercn wij geen aalmoes. Onze strijd is een nobele worsteling voor een heilig beginsel. Dien strijd staken we niet, wijl men ons een douceur (geschenk) in de hand wil stoppen. Onder wolken vorm dan ook, tot een vragen om subsidie brengt men ons nooit. Wat wo dan tegen subsidie hebben? Waarom we haar met al do kracht,, die in ons is, verfoeien Do reden ligt voor do hand. Subsidie is oen willekeurige toelage, die door den rijke aan den arme gegeven wordt, van zijn gril en willekeur afhangt, ver plichting in het loven roept jegens hom, die ze gaf, en aanleiding geeft tot een admi nistratieve inmenging, die met een fier be sef van vrijheid en onafhankelijkheid onbe staanbaar is. Subsidio onderstelt onderzoek naar de bestaande behoefte en evenzeer bewijs, dat do toegestane gelden op doeltreffende wijze zijn besteed. Beide zijn ondenkbaar zon der aan den subsidieerendon Staat een con- tróle over onze scholen too te staan, die elk denkbeeld van vrije school met tak en wortel zou vernietigen. Wie dus, wel ietwat haastig, van oordeel was, dat de eisch tot verleening van zulk een subsidio, zij het dan ook i*n bedekten vorm, door ons be pleit werd, begreep onze bedoeling verkeerd en dichtte ons een denkbeeld toe, waarvan wij ten eenenmalo wars zijn. Dr. Kuyper heeft zijn „tegenzin'' tegen subsidiën voor de vrije sohool aardig we ten te overwinnen. Of strijdt hij misschien nu niet meer voor „een heilig beginsel" en is het doe] thans, om zooveel mogelijk uit do schatkist te halen? Wat daarvan rij de „oude plunjt" van den dagbladschrijver dr. Kuyper was voor de belastingbetalers heel wat goodkooper dan tie tegenwoordige galarok van de% ininister Kuyper. Misstanden in de Lampougs. De correspondent to Batavia van da „N. R. 0." seint: Do officier van justiti* mr. Rhemrev gaat heden als rogeerins commissaris naar do Lamponsche distrio- ten, waar ernstige misstanden aan den landvoogd zijn gerapporteerd. Holl. Maatschappij van Landbouw* Onder de punten van behandeling voor dm algemcene vergadering van do Holl. Maat schappij van Landbouw, den l7don Mei tua te Amsterdam in het hotel Krasnapolsky te houden, komen voor: Mededeeling van hot hoofdbestuur omtrent do in 1907 te houden vijfjaarlijksche tentoonstelling. Gewijzigd voorstel van hot hoofdbestuur in rake het bekende kaas-rap port. Dat voorstel luidt: Do algemeone vergadering besluit: a. Dat bij gebleken medewerking van do zijde van belanghebbenden nullen wordei opgericht oen of meer kaascontiöle-statione Dat do zich daarbij aansluitende producer ten zich tot 't eerlijke en juiste gebruik dek. volgende merkon moeten verbinden: lo.Een merk, waarbij minstens 40 pCt. v* in dé droge stof wordt gegarandeerd. 2o. idem; waarbij minstons 25 pCt. vet in de droge stof wordt gegarandeerd Dat aan het hoofdbestuur worde opgedn gen de zaak nader uit te werken, waarvoor een crediet verleend woTdt van f 26C0, ter wijl het wordt gemachtigd zich tot hot be stuur van Rijk- on provincie te wondon om 6tcun b. Dat een adres aan do Rcgeoring zal wor den gezonden tot het verkrijgen van een wofc^ waarin wordt bepaald: lo. Het is verboden in Nederland kaas te maken, te verhandelen, in voorraad to heb ben, in te voeren of te vorvooron, waarin an<iero bestanddcclon voorkomen don van melk afkomstige (behoudens strompel) kleursel, zuursel, zout, salpotor of kruiderij- rijen) 2o. hot is verboden in Nederland kans te maken enz. als voron in do bekende vormen van Goudscho of Edammer k.uia, wannoer de kaas minder don 15 pCt. vet in de drogo stof bevat. Verder zal ter tafel komen een voorstel van de afd. Rotterdam, Schiedam on om- stroken, luidende: A. Aan het hoofdbestuur op te dragen bij do Nederl. Rcgeoring aan te dringen op hei indienen van een wetsvoorstel, waarin de volgende bepalingen voorkomen: lo. Het ia verboden ka i te ma ken, waarin andcro bestanddcclon voor- komen, dan dio van melk afkomstig; 2o. De Nederiandsclio kaas wordt verdeeld in drie soorten naar verhouding van hel vctgehalto in do droge 8tof n. vette kaas b. halfvette kaas o- magere kaas; 3o. a. vette kaas zal gemaakt mogen wor den in elk gowonsoht model, mits bdvattende een minimum-vetgehalte in de droge stof, nader bij Kon. besluit vast te atollen b. halfvette koos zal gemaakt mogen wor den enz. als voren. Elke kaa« tot do» soort behoorende, zal door don maker moeten worden voorzien van een duidelijk ingdrukfc onuitwischbaar stempel; o. magere kaas aal niet mogen worden gemaakt in do bekende Goudsche en Edam mer modellen, dooh hiorvan in vorm duide lijk moeten verschillen B. Als haar meening uit te 6proken, dal de bij Kon, besluit te bepalen cijfers all minimum-percentage vetgehalte in do draf* stof behooron te worden vastgesteld; voor vette kaas op 40 pCt., voor half vette kaam op 25 pCt. Alkemado. Van J. Los te Oudewoto- ring is op rijn verlangen wederom con tu berculeus rund door het R togen schade loosstelling overgenomen. Rgnsburg. Volgens rooster zijn dit jaar aan dc. beurt van aftroc. ig als lid van den' gemeenteraad d hccren N. v. Egmon'd D* cn H. don Haan. looping genoog om hem een in lang niet gekend ge\ocl van bevrediging te doen smo ken. Toon hij zijn ergston honger gestild had, logde hij zich neer om te slapen. Maar dat ging niet zoo spoedig. Do gedachte aan het avontuu van dozen avond hield nog lang zijn opgevokten geest bezig. Die r'jnh r Iwan was in elk geval een merkwaardig persoon. Kolff had bij het af scheid-nomen tot zijn veriassing con verba zend zachte, teedoro hand in dc zijne go voeld en vi. gors, 'die zeker aan goen ar beid gewoon en goed verzorgd waien. Een aristocraat kon geen meer fluweelachtig» hand hebben. Deze slanke jongeling waa geenszins r- gewono spitsboef on zijn be wering, dat ook hij tot do tot nu toe onbe sproken personen behoorde, was zeker to go- looven. ""es to v assondcr was daarom rijn kalm, doeltreffend optreden en zijn gohoo- le manioi van handelen, toen hij de ver bintenis met den aanstaanden compagnon bij zijn duistere zaak aangegaan had. Koloff voelde zich andermaal getroffen door een zekere prikkelende overspanning bij het herdenken van rij i avontuur en sliop eindelijk in met do overtuiging, dat ook hij voor zijn toestand den rechten man gevon den had. II. „Ia mijnheer Olfers reeds op het kan toor?" vroeg mijnheer Strömholt, de chef van do ijzergieterij der firma W. A. Strömholt, aan den bediende, die op zij» bellen verscheen. „Oscar Gawirlowitech is sedert gister avond in het geheel nog niet thuis geko men." (Wordt vorvolffd.) Kóióff richtte zich eveneens op. „En dezen nacht nog misschien?" sta melde hij, doch nu door een rilling over vallen. De andero schudde het hoofd. „Neen, en ook morgen niet. Misschien overmorgen of nog later. Ik moet gele genheid nog nauwkeuriger onderzoeken. Dat zal echter niet tot uw nadeel zijn. Ik betaal u eiken dag wachtens tot op het gunstige oogenblik vijf roebels uit." „Bravo I Maar hoe?" „Hoe ik u het gold zal ter hand stellen? Laat eens zien 1" Iwan dachu na. Toen knikte hij. „Kom olkcn avond na do schemering op deze plaats bij deze bankl" Let op,..l" Hij bukte zich, om onder de zitting der oude, verweerde bank te tasten. Koloff, die nog niet begreep, wat de ander wilde, bukte eveneens en zeer snel om onder de bank te kijken. Daarbij stiet hij hem aan en Iwan viel de hoed van het hoofd. Do man raapte dien, wel is waar, spoedig weer op en zette hem weder haastig op het hoofd, maar Koloff had in weerwil van de duis ternis toch reeds ten minste zooveel kunnen zien, dat deze Iwan inderdaad een zeer jonge man moest zijn, dat hij baarde loos was, een mager gezicht had en in het bezit van een grootc hoeveelheid haar was. „Hier hebben we, wat we noodig hebben" vervolgde Iwan toen en beduidde F oloff onder de zitting der bank te grijpen, waar hij tu3schcn ze en een der in den grond gestoken palen een scheur in het ver molmde hout ontdekt had, groot genoeg, dat men er een paar vingers halverwege insteken kon. „Daarin zult gij eiken'mor gen van af dezen avond do beloofde vijf roebels vinden, totdat ik zelf op deze plaats verschijnen zal om u naar hot ter rein van onze onderneming te brengen", „Goed. Dus van af morgen." „En nu, vorwijder u, Gregor Dimitrije- witech, naar den kant der rivier heen. Ik blijf nog een poosje hier, om do sterren te aanschouwen." Koloff begreep, dat mijnheer Iwan uit voorzichtigheid zoo sprak en zich aan elke nieuwsgierige navorsching van den aange nomen kamoraad onttrekken wilde. Hij bewonderde de slimheid van dezen jongen man, zooals hij reeds diena rustige zeker heid en energie in zijn gesprokken en ge- baa-en had moeten bewonderen. „Nu, leef wel, Iwed, en laat mij hopen: tot spoedig wederzien. Voorloopig bedank ik u voor de hulp, dio gij mij geboden hebt." Koloff reikte den jongen man de hand; deze beantwoordde dien groet met een ongeduldige beweging, alsof de tegen- wooidigheid van den andei hem reeds las tig geworden was. Koloff wendde zich met vluggen tred naar do Naberesehmoja heen, zonder nog eenmaal om te kijken. Hij begreep, dat dit den ach toi blijvende slechts aangenaam kon zijn. Ook lag ei hem zelf veel aan ge legen zoo spoedig mogelijk een herberg op te zoeken, waar hij zich eindelijk het zoo dringend noodigo voedsel kon versohaffen. Vooraan in het Ochtasohe-stadsgodceJto vond hij tot rijn groote vreugde ook werke lijk een kroeg, waar hem na lang kloppen opengedaan werd. Het was wel is waar slechts een strooien hut, maar waai hij toch wel een glas-brandewijn en een stuk brood op dit late uur voor geld en goede wooiden zou kunnen krijgen. Dat was voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5