ZUURKOOL Extra aanbieding Alles prima kwaliteit. OOGST 1904. Li NIEWENHU Hofermaiiit 20. f No. 13858 LEIDSCH DAGBLAD, DINSDAG 18 APRIL. - TWEEDE BLAD. Anno 1905. Landbouw-Ongevallenwet. Marktberichten. van uit liet Blik gewogen Groenten. Bruine Capucijners f O.IO per pond Doperwten 0.12 99 99 Postelein 0.12 99 99 Andijvie 0.13 99 99 Snijboonen 0.15 99 99 Stasnspersieboonen 1 B 0.15 99 99 Voorts de bekende rauwe en geblancheerde gezouten Groenten, als: Snijboonen, Spersieboonen, Stamboonen, Andijvie, enz., enz. r 3 I Invaliditeit#- en ouderdomsverseke- ring Tan werklieden. u. Art. 34. De minimum toe te kennen ren te wordt bepaald door het aantal premiën "te vermenigvuldigen: ten aanzien der premiën in de eerste loonklasso met 9, de tweede met 16, de der de met 132, de vierde met 165 en de vijfde met 174, en de som van deze producten te deelen door het aantal weken, dat de ver zekering geduurd heeft. De uitkomst der deeling geeft de minimumronte in guldens. Bij de berekening blijven buiten aanmer king zoowel do door den verzekerde in mi litairen dienst doorgebraohte tijd, waar over premicn door het Rijk betaald zijn, als do over dien tijd door het Rijk betaal de premiën. Art. 53. De rente van de weduwe be draagt 104 gulden per jaar. De rente wordt verhoogd met 26 gulden per jaar voor elk der kinderen van de weduwe, beneden den leeftijd van zestien jaar, gesproten uit het huwelijk met of ge wettigd door haar overleden echtgenoot. De verhooging houdt op bij het einde der kalenderweek waarin, het kind den leeftijd van zestien jaar bereikt of overlijdt. Art. 54. De rente der weduwe houdt op bij het einde der Icalenderweek, waarin zij een huwelijk aangaat. Zij ontvangt als afkoopsom harer rente een som, gelijk aan 104-maal het bedrag, haar uitgekeerd over de week, waarin het huwelijk gesloten is. Art. 73. De premiën worden betaald door het plaken van rentezegels op een rente- kaart. Bij algemeen en maatregel van bestuur kan een andere wijze van premiebetaling worden toegelaten aan daarin aan te wijzen werklieden en, voor zoover die werklieden betreft, aan hun werkgevers alsmede aan de krachtens artikel 12 verzekerden. Art. 80. De werkgever is bevoegd van het loon af te houden de helft van het bedrag der premiën die, door hem betaald zijn of gelijktijdig met de betaling van het loon betaald worden over do kalenderweken, waarover het loon betaald wordt, of, in dien de premie niet vóór of gelijktijdig met de betaling van het loon behoort te worden betaald, do helft van het bedrag der pre miën, die later door hom betaald moeten worden over dc kalenderweken, waarover het loon betaald wordt. Dc premie, betaald voor den werkman, wiens loon valt onder het laatste lid van artikel 2, of voor don verzekerde, vallende onder artikel 82 of onder artikel 83, blijft voor het geheel ten laste van den werkge ver. Art. 81. De werkgever mag de door hem betaalde of verschuldigde premie geheel noch gedeeltelijk op eenigerlei wijze op den werkman verhalen, voor zoover hem dit niet is toegestaan bij of krachtons deze wet. Art. 82. Over den tijd, krachtens de Mi- litiewet 1901 onder de wapenen of in wer- kelijken dienst verplicht doorgebracht, door een krachtens deze wet verzekerde, die se dert het tijdstip, waarop hij opgeroepen is, om onder de wapenen of in werkelijken dienst te komen verzekerd en op het tijd stip, waarop hij onder de wapenen of in werkelijken dienst komt, niet ontheven is van den verzekeringsplioht, wordt de pre mie door het Rijk als werkgever betaald, mits de verzekerde de bij algemeenen maat regel van bestuur gegeven voorschriften in acht neemt. Art. 100. De werkman, in dienst van een publiekrechtelijk lichaam, wien op den vijf tienden April 1905 door den werkgever bij verordening pensioen verzekerd is bij in validiteit of ouderdom, is niet verzeke- ringsplichtig. Art. 107. Gedurende de eerste twee jaar na het in werking treden van artikel 1 is ook de werkman, die verzekeringsplichtig zou zijn, indien hij niet onder artikel 8 viel, verzekeringsplichtig, indien hij den leeftijd van zeventig jaar niet vervuld heeft. Art. 108. De werkman, die van den vijf tienden April 1005 of een vroegeren dag af is verzekerd voor een pensioen of een ren te voor zijn geheele leven, niet lager dan 10-4 gulden per jaar en ingaande uiterlijk bij de vervulling van zijn zeventigste jaar, wordt op zijn verzoek door het bestuur der Bank voor altijd ontheven van den verze keringsplicht, indien do verschuldigde pre miën tot aan de indiening van het verzoek om ontheffing betaald zijn en hij, desgevor- derd, aantoont, dat de uitkeerdng van het pensioen of do rente eventueel voldoende verzekerd is. Art. 110. Hij, die op het tijdstip, waarop artikel 1 in werking treedt, den leeftijd van zeventig jaar heeft bereikt, heeft rooht op een rente, indien hij aantoont, dat hij in do vijf jaren, onmiddellijk voorafgaande hetzij aan bedoeld tijdstip, hetzij aan de vervulling van zijn zeventigste jaar, krach tens het eerste lid van artikel 1 te zamen gedurende ton minste 208 weken verzeke ringsplichtig zou zijn geweest, indien de verplichte verzekering bij den aanvang dier vijf jaar reeds ingevoerd ware. Art. 112. De rente, bedoeld in artikel 110, be-draagt 104 gulden per jaar. Yoor echtr~nooten, die beidon recht op de bedoelde rente hebben, bedraagt de rente 78 gulden per jaar. Art. 138. Uiterlijk vijf jaren na het in werking treden van artikel 1 dezer wet worden voorstellen van wet bij de Staten- Gcneraal ingediend o.a. tot regeling der volgende onderwerpen: al wat betreft de verplichte verzekering bij de Bank van personen, die in een straf gevangenis. een Rijkswerkinrichting, een Rijksopvoedingsgesticht, een tuohtschool of, omdat zij een stafbaar feit of een poging daartoe Lebbon gepleegd, daaraan hebben deelgonomon of daarvan worden verdacht, in een huis van bewaring zijn opgenomen, alsmede vAn ter beschikking der Regeering gestelde jeugdige personen, met wier ver pleging vercanigingen, stichtingen of in stellingen van weldadigheid van regee- ringswege zijn belast, met dien verstande, dat. do helft der premie door het Rijk wordt gedragen de ontheffing van den verzekeringsplioht op vei zoek van don verzokoringsplichtige; do tijd wanneer en, voor zoover de beta ling niet geschiedt door-het plakken van rentezogols j een rentekaart, de wijze waarop de premie wordt botaald, met afwij king voor zooveel noodig van de bepalingen betreffende den persoon, door wien de pre mie wordt betaald, en den tijd en de wijze van afhouding door den workgevor van het deel der premie, dat ten laste van den werkman komt; de berekening van hot aantal kalenderwe ken, waarover een promie moet worden be taald, indien door den werkman stukwerk verricht wordt niet in dc werkplaats noch onder toezicht van don werkgever; de wijze waarop bepaald wordt de dag van ingang der verzekering. Hetgeen -> eider tor voorboroiding van hot in werking treden dezer wet of tot haar uitvoering noodig is wordt, voor zoover de ze wet daaromtrent geen bepalingen in houdt, bij algemeenen maatregel van be stuur geregeld. II. Beroep. Over de beslissingen, waarte gen iDgovolge de bepalingen dezer wet beroep openstaat, wordt geoordeeld door de raden van beroep on in hoogste ressort- door den oentralen raad van beroep, be doeld bij artikel 1 der Boroepswet, wet van 8 Dcoembor 1902. Indien een raad van beroep oordeelt over beslissingen, waartegen ingevolge de bepalingen dezer wet beroep openstaat, hebben in dien raad van beroep behalve do voorzitter uitsluitend zitting werkgevers en werklieden in den zin van deze wet Toezicht Bij Kon. besluit worden plaatselijke oom \1is3ies ingesteld, hetzij voor óén gemeente afzonderlijk, hetzij voor meor dan een gemeente of gedeelten van meer dan een gemeente, mits in óén pro vincie gelegen. De oommissiën bestaan uit een voorzitter, noch werkgever noch werk man zijndo, omvexler uit een gelijk aantal werkgevers en werklieden in den zin van dozc wet. Het aantal loden wordt voor iedere commissie door den minister be paald. De voorzitter wordt bij Kon. besluit benoemd, geschorst on ontslagen; de overige loaen worden benoemd, geschorst cn ont slagen, indien de oommissie zal workon voor slechte een gemeente, door den ge meenteraad, en indien zij zal werken voor meer dan een gemeente, door dc Gedepu teerde Staten. Aansprakelijkheid van den Staat. De inkomsten en uitgaven der Rijksverzeke ringsbank botrcffende de uit doze wet voortvloeiende verzekering worden geschei den gehouden van de overige inkomsten en uitgaven der Bank. De Staat verleent bij het in werking treden dezer wet aan de Rijksverzekerings bank een voorsohot, voldoende ter beetrij- ding van allo schadeloosstellingen en ad ministratiekosten, zoolang de Bank voor dc betaling dier kosten nog niet do noodige middelen bozit. Dit voorschot moet binnen vijf jaar terugbetaald zijn. Strafbepalingen. Yan de strafbepalin gen vei.IJdon wij de volgende: Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar wordt gestraft hij, die mondeling of schriftelijk, persoonlijk of door een bij zonder daartoe gemachtigde opzettelijk omtrent oen aan een workmao overkomen ongoval een valschc verklaring aflegt. Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden wordt gestraft hij, dio opzettelijk niet voldoet aan een volgens doze wet op hem rustende verplichting tot aangifte van een ongeval, of bracht to bewerken, dat een ongeval aan een verzekerde overkomon, niet ter kennis komt van het bestuur der Rijksverzekeringsbank. Met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ton hoogste driehonderd gulden wordt gestraft hij, die een verzekordo of een zijner nagelaten betrekkingen opzettelijk beweegt geen ge bruik te maken van een hem volgons deze wet toekomend reoht. Slot-bepi-lingon. Deze wet kan worden aangehaald onder den titel van ,,Landbouw- Ongovallenwet 1905." Doze wet treedt in werking op een nader to bepalen tijdstip met uitzondering van artikel 1, dat daarna op een nadar te be palen tijdstip in werking treedt. Memorie van toelichting. Do hoofd punten, waarop do voorgcsteldo regeling afwijkt van die dor Ongevallenwet 1901 zijn do wijzo van loonborekening, do wijzo, waarop dmiddolon tot dokking behooren to worden opgobracht on het uitstrekken der verzekering tot de werkgevers in do 1 an dbo u wb cdr i j ven. Wat de vorzokoring der werkgeverb be treft, merkt do minister op, dat do onder nemer in do landbouwbedrijven in den re gel, meer dan zulks in do industrie hot geval is, aan dezelfde gevaren blootebaat als zijn werklieden, doordat hij zelf meer mede workzaam is in het bedrijf, en niet uitsluitend met de leiding dor werkzaam heden belast ia. Do minister heeft daarom gemeend de verplichte verzekering van werkgever in liet ontwerp te moeten, -opoe- men, wil niet een groot gedeelte van hen, die in de landbouwbedrijven werkzaam zijn en aan dezelfde gevaren blocb-taan als hun werklieden, verstoken blijven van de voor- deelen, toegekend aan dio werklieden did economisch nagenoeg op een lijn staan me# hun werkgevers. Daar het praotisch niet gemakkelijk, zon zijn een grens te trokken tusschen grooted on kleinen workgever, heeft do minister lu># wensohelijkor gevonden in do verzekering allo werkgevers op to-nemen. Een analog# regeling vindt m i ook in do Ongevallen wet 1901 ten aanzien van de volgens di# wet verzekerde werklieden. Hoewel de On gevallenwet ten doel heeft den ooonomisob' zwakkeron werkman te gomoet te komou< vallen toch ook do hoog bezoldigde werk lieden onder die wet. Immers, de verzeko* ring van den werkman wordt aldaar niol' afhankelijk gemaakt van het loon, dat hij verdient; de, wet bepaalt, dat olko verze kerde, onverschillig hoeveel hij verdient,, een uitkeoring zal ïtvangon wolko even re- dig is aan zijn dagloon, maar nooit meer' dan 70 pCt. van eon dagloon van ƒ4. Dezot regeling "dor Ongovallenwot 1001 is opga. nomen naar aanleid :ng van de opmorkinj dat hot mooilijk is eon juiste grens tc trek ken, zoodat bracht men alleen do werk lieden met een inkomen van 1200 of lage onder de wettal van personen, wio inkomen hot eeno jaar boven, het anders' jaar beneden do gestelde grens violen, niob of wel vorzekord zouden zijn. Een ovorzioht van de buitenlnndsche wet geving ton aanzien van de verzekering tegen geldelijke gevolgen van bedrijfsonge val Ion in den landbouw is als bijlage bij 'dcffio Memorie gevoegd. Rottordum, 17 April. Hot aanbod van Witte Tarwe was ruim gouoeg. Alloa is opgeruimd tot dooréén vorigo pryzeu. Do puiko qualiteit ging van ƒ7.46 tot ƒ7.66 of per 100 kilo ƒ9.30 tot 9.40. Vervolgens 7 tot '7.26 of per 100 kilo 9 tot 9.20. Mindore qaaliteit ƒ8.70 tot ƒ8.90. Rogge puike blanko ƒ6.26 tot 6.60, inindera ƒ4.76 tot ƒ6.10. Gerst. Winter 8.20 tot 8.66. Zomor /7.60 tot A8. Haver. Zeouwsche ƒ7.30 tot ƒ7.60, mindert ƒ6.76 tot 7.10. Bruinoboonon waron ruim tor markt maar bpn# niet gevroagd. Do beate grove ƒ10 tot 10,60; mindere soorten 9.60 tot 8.60. Blnuwo Erwten ƒ7 tot ƒ7.40, mindere ƒ0.40 tot t 6.70. Kanarie?:and 12.76 tot 14.60. Buitenlandsobe Gmnen. Rogge. 73 KG. Dnieper 140.60. 71/73 KG. Nicolaieff 14 60, 9 pud 20/26 dito Stooinond ƒ147 por 2100 Kü. Gerst. 00/02 KG. Zwarte Zoo ƒ118 a 119 pel 2000 KG. Maïs. Ameriknanscho Mixed loco ƒ113 a ƒ11(L dito uit Zeeboot 108.60 n 113.50 n.iar qunütell per 2000 KG, T—WWW' L"l I -^-TTT— - ."Ci - j VOOR DE PAASCHDAflEH. ca

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5