LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 15 APRIL. - TWEEDE BLAD.
Anno 1905.
No. 13850
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Doodsvy ante.
De schrijver van „Onder de menschen"
de „Nieuwe Rotterdamsche
ourant" had het dezer dagen over
e Volksconcerten van W outer
utaohenrujter te Utrecht.
Een van de groote verdiensten, zegt hij,
1 an Wouter Hutschenruyter is het, dat hij,
mdanks alle tegenwerking, zijn plan heeft
oorgevoerd, om ook het zoogenaamde
[volk", do lieden met do kleine beurzen,
- laten deelen in wat zijn eigen bestaan
oo gelukkig maakt: De Muziek.
Men wierp hem voor, dat de mindere
an daar nog niet rijp voor was, dat geen
kele minimumhjdor er zin in zou hebben
,om te komen luisteren naar serieuze muziek
^an een ernstig strijkorkest. Op zijn vraag
m do Tivoli-zaal te huren voor een volks
concert, kreeg hij een weigerend antwoord,
mdat. dit slag van lieden te veel schade
n do tafeltjes en het glaswerk zou aan
richten; des te snuggerder gelegenheids-
bezwaar, wijl de tafeltjes or natuurlijk uit
jouden gaan en geen kellner zou worden
.toegelaten. Maar in de Sociëteit was toen
"et koffiehuisvermaak stevig met de con
certen verbonden, en trouwens, op Zondag
middag wordt er nog dapper gerookt, wan
neer een voortreffelijk orkest als het Ste
delijke daar speelt. Dus was het eigenlijk
niets te verwonderen, dat het Sociëteitsbo-
Btuur zich het ingetogen samen-zitten voor
de muziek alleen van arbeiders, fabrieks
meisjes, kantoorklerkjes, dienstboden,
epoorwegwerkers, naaistertjes en „dergelijk
slag" onmogelijk in kon denken.
Maar gelukkig, zegt bij, ligt dit nu al
yerscheiden jaren terug en behooren do
Hutschenruyters volksconcerten al lang
tot de eerbiedwaardigste uitingen van
kunstzin onder de minderbedeelden. In de
grooto Tivoli-zaal kunnen vijftienhonderd
stoolen staan. En tienmaal op een winter
is daar geen één van onbezet, wanneer het
Utrechtech Stedelijk Orkest de belangrijk
ste werken van de groote toondichters uit
alle eeuwen naar zijn beste krachten uit
voert voor het „volk". Dagen te voren zijn
aan de kiosken v-K>r tien cents de program
ma's verkrijgbaar; elk muziekstuk, dat ten
gchoore gebracht zal worden, wordt hier
in kort en eenvoudig verklaard, en bij de
namen der componisten staat het tijdperk
yan hun leven vermeld.
De schrijver bespreekt daarna het publiek
en den toon, die er heerscht. Menigo kerk
gaat, bij een drukken doopdienst bijvoor
beeld, onstichtelijkcr aan, zegt hij. En dan
ïtegen halfacht zitten daar vijftienhonderd
menschen samen, stil in do verwachting
yan het mooie, dat tot hen zal komen.
„Maar je ziet er toch géén blauwe kie
len." Nee, want al komen de werklui net
yan hun fabrieken, dan hebben ze nog
gauw even "een jas aangeschoten. „En
dienstmeisjes zie je er óók niet." Nee, me
vrouw, toch zijn ze er bij massa's, maai* u
loopt toch óók niet zóó uit uw huishouden,
met uw schortje nog voor, naar een con
cert? Ze hebben een manteltje aan en haar
hoed op; Zondagsche kleeren, omdat het 'n
feestelijke uitgang voor haar is. „En wat
een massa heertjes 1" Ja zeker wel, alle
maal jongelui van kantoren, jonge beamb
ten van de spoorweg-administratie, onder-
er niet aan zit om een paar gulden te ge-
wijzers en ook wel studenten, bij wie het
yen voor 'n deftigen avond van muziek, en
'dio de deftigheid best missen kunnen, als
ze de muziek maar mogen genieten.
Hij vertelt enkele aardige staaltjes, die
bewijzen hoezeer de concerten op prijs ge
steld worden.
Onlangs was de heer Hutschenruyter
'b morgens aan het station. Toen was er
een colli harten en darmen gevallen, en
lot).
Michel antwoordde niet, maar speurde in de
yerte, keek in de diepte. Alles was stil ge
worden. Toen sprak hij:,,N 1 moet ik er heen.
Ik zal wed goed geraakt hebben, maar hel
kan ook zajn, dat hij nog leeft. En men kan
een mensch toch niet zoo laten liggcu.
Hij sprong naar benedeu, ging langs den
bergwand, terwijl hij een andere patroon in
!het geweer deed.
Ik was bijna niet in staat op mijn beenen
te staan, toch dreef mij do angst Michel
achterna. Het ging langzaam. Michel was
reeds verdwenen. Na een poos hoorde ik
hem roepen: „Bartl Hé! Bart! Hé! Zeg,
Waai- lig je?"
Stilte. Niets dan ..et rollen van kleine
eteenen. Toen een kreet vol medelijden:
„Daar ligt hij
Yan den rotswand, waarover ik was heen-
geklauterd, kon ik nu zien op de plaats,
waar Bart in zijn val was heengegleden;
Wat in de diepte was neergestort, was dus
aleoiits de zak geweest met de gems.
Hij lag stil op den rug, zijn linkerhand
om _;i struik geklemd, zijn buis halverwe
ge van den schouder gegleden, het masker
,van het doodsbleeke gelaat gerukt; er wa%
nog leven in de waterig-blauwe oogen.
En nu kwam het allermerkwaardigste,
waarom ik ook deze geschiedenis heb ge
schreven. Of mijn lezers het zullen kunnen
begrijpen? Mij, dio mijn halve leven onder
de bergbewoners heb doorgebracht, mij is
het in al die achttien jaren nog niet gelukt.
Daar ligt iemand te sterven en zijn
moor denaar staat vóór hemtwee men
schen, door haat verteerd, dio steeds meer
en meer is aangewakkerd, als het vuur on
der den invloed van den blaasbalg. Wat
zouden 'die beiden elkaar.te zeggen heb
ben?
Ik z. j, hoe Michel, met zijn beide han
den steunende op zijn bloote knieën, zich
oved hem heen boog en hoorde hem op vrien
tweo spoorwegwerkers waren bezig dat
bloederige goed weer met handen vol van
de rails op te rapen. „Onsmakelijk werk
je" zei de muziekdirigent voor zich uit.
„Ja, meneer," antwoordt een van de
mannen, „ik zit ook liever bij het Lo-
hengrin-voorspel in het volksconcert!"
Er zijn er, die komen er van buiten de Btad
geregeld drie uur ver voorgeloopen zoodat ze
's nachts pas weer thuis zijn. En een keer,
dat de orkest-directeur weer naar Tivoli
wandelt, komt hij twee armoedige jonge
kerels achterop.
„Wat een volk gaat er weer naar 't con
cert," zegt er een, met iets van graagte
in z'n stem.
,,'k Wou, dat 'k er heen kon... maar 't
kost nog tien spie."
„Da 's geen kossie voor arme duivels as
wij."
„Wou jullie waarempel naar 't Yolks-
concert?" houdt Hutschenruyter ze
staan. ,Dan heb ik nog wel twee pro
gramma's te missen."
„Nou hoor, ik wel 1" zegt er een.
Maar de ander draait af.
„Die is te groosch om dankie te zeggen",
verontschuldigt zijn maat. En zóó, in z'n
havelooze plunje, bedremmeld met 'n pet
zonder klep in z'n hand, zag de dirigent
hem daar zitten z'n gezicht bleek van ont
roering En toen 't uit was, schiet ie' m
verlegen op straat even aan, steek z'n hand
uit, en zegt enkel maar: „Dankie, me
neer."
Over den toon, die er op die concerten
heerscht, vertelt hij het volgende:
Zoodra Wouter Hutschenruyter dan in
z'n rok, wit gedast, naar het podium komt.
glijdt er een blijde lach langs al die gezich
ten, en met een handgeklap, dat flink klet
tert, heeten ze 'm allemaal hartelijk wel
kom. Maar dan hoor jo geen kik meer; in
gehouden stil laten ze de bekoring van
melodieën on klanken over zich komen uit
hot machtige en toch zoo subtiele orkest.
De meeste gezichten, strak van het begrij
pende luisteren, schuin naar boven gehou
den, de oogen dicht. En zij trappelen niet
hinderlijk maat mee, ze knikken niet do
hoofden... maar soms 's even, bij 'n mee-
sleepend rhytmc, gaat er 'n haast onmerk
bare deining door de menschen.
Dat storend geklap tusschen verschillen
de deelen van 'n werk... ze zijn er hier
nooit toe gekomen, omdat het meest alle
maal zuiver muzikale mannen on vrouwen
zijn. De anderen immers blijven na den
eersten keer weg, want ze hoeven er zich
niet te vertoonen om zich een houding te
geven, om er elkanders mooie kleeren te
bekijken... Wie het niet zuiver en alleen
te doen is om muziek, die komen cr nooit
weer.
Daarom ook is er nooit dat rumoer van
gekuch en gesnuit, van verholen gebabbel
of gelach. Want het is een muzikaal élite
publiek, dat zichzelf zoo talrijk uit het
volk geformeerd heeft. Met dc pauze bij
voorbeeldwie dan dorst heeft on het
doen kan, wandelt kalm naar de foyer
zaal. Heel ernstig, in de stemming nog van
het gehoorde. En daar moest u die zuivere
gesprekken dan hooren, die eenvoudige be
wondering, en ook de critiek, maar zoo
treffend bescheiden. Ze praten er niet over
zaken of fondsen, neen, zo zijn er nog
gansch van doortrokken cn zeggen hun
emoties simpol-weg uit. Maar zoodra is dc
dorst weer gelescht, of ze keeren torug
naar hun plaatsen, om stilletjes to zitten
als het straks weer begint. Daar hoeft
geen pauze met langdurig en nog telkens
weer dringend alarm tot een eind te wor
den gedwongen. Daar komen geen mannen,
ter willo van nog een paar haaltjes, bin-
nengestommeld met stoelen-geschuif, als
het orkest al weer ingezet heeft... Niets
van die stoornis; een prachtig-eenvou-
delijken, medelijdenden toon vragen: „Wat
denk jo, Bart? Is het erg?"
En do andere antwoordde met een for-
sche stem, als ware hij niet ernstig ge
kwetst: „Het is met mij gedaan, dunkt
mij; lang duurt het niet meei 1 Jo kunt
mij een dienst bewijzen door mij een gees
telijke te halen."
„Natuurlijk, graag zal ik loopen wat ik
loopen kan 1"
„God ver gel de het je 1 en terwijl de
geestelijke zich gereed maakt, kan je het
meteen aan vader gaan zeggen."
„Zeker." En Michel wilde heensnellen.
Hij bedacht zich echter. „Wacht, ik weet
nog wat!" Met zijn gi.oote handen trok hij
een graszode tussohen den rotswand uit
en legde die met den graskant op Barts
bloedende wond.
„Weet je, dat stelpt het bloeden?"
„Denk je?"
„Ja. Dat heeft men mij gezegd. Maar
nu uithouden, hoor, denk er aan! Ik hoop,
dat ik loopen kan. God behoede jol" En
terwijl Michel den rotswand langs snelde,
als was het een gemakkelijke, gebaande
weg, riep hij mij toe: „Kom eens naai bo
neden, mijnheer, en blijf wat bij hem, anders
duurt hem het wachten zoo lang. In vier
uren, denk ik, kan ik terug zijn 1"
Alle ontzetting, die ik zooeven had ge
voeld, had plaats gemaakt voor een gren-
zenlooze verbazing over die beide men
schen, die het gebeurde beschouwden als
de natuurlijkste zaak ter wereld, waarover
het niet noodig was een woord te reppen.
Toen ik echter beneden kwam en den
stervende zag liggen, badende in zijn bloed,
ging mij weder een huivering door de leden.
Hij steunde en greep met zijn rechter
hand naar zijn hals.
Bevend vroeg ik hem: „Kan ik wat
voor u doen?"
„Een beetje mos onder mijn nek schui
ven. Zoo'n steen is haz.dl"
Mot de eene hand raapte ik wat mos op;
met de andere klemde ik mij vast aan den
rotswand, het was een gevaarlijke plaats,
en do plek, waar Bart lag, was zoo smal,
dat ik over hem heen moest stappen om
bij zijn hoofd te komen. Hij wilde zich op
digo wijding ligt er over deze volksconcer
ten, en een vertrouwelijke eerbied voor
Hutschenruyter en zijn ernstig korps.
De „Nieuwe K o 11 or dam 8 c h o
Oourant" maakt de volgende opmerkin
gen;
„Men zou het niet kunnen gelooven, als
men het niet gedrukt voor zich zog 1 „D e
Standaard" maakt or de Tweede
Kamer een grief van, dat zij niet in een
zucht en een vloek (zooals de volksterm
luidt) de onderwijswetten afgedaan
heeft.
De pensioenwetten hadden in één vloek
behooren af te loopen (verbeeld ul wotiten
van zóóveel gewicht en waartegen ook uit
den boozem der „christelijke" coaliticpar
tijen zeiven ernstige principieedo bedenkin
gen waren ingebracht), maar do Kamer
vond goed „er weken aan te vermorsen.".
En over de onderwijsnovelle, „dio best in
veertien dagen kon afloopen", is de Kamer
nu reeds drie weken aan het algemeen be
raadslagen en men komt or zelfs vóór Par
schen niet mee klaar.
Ja, zelfs „moest de Kamer haar kostba
ren tijd besteden voor een tweede behande
ling van de hooger-onderwijs-wet, alleen,
omdat do Eerste Kamer goedvond dit voor
stel te verwerpen." Dus de meerderheid
der Eerste Kamer had haar zeer ernstige
bezwaren tegen die wetsvoordracht maar
aan een kant moeten zetten,-alleen .om do
andere Kamer, do moeite eener tweede
behandeling van Kuyper's wet to sparen
Inderdaad, als de Staten-Gcnoraal maar
alles goedkeuren, wat de Rogeering hun
voorlegt, en met den Franschen slag zich
van het onderzoek en de beraadslagingen
afmaken, dan kan er veel tot stand ko
men 1 Maar of op die manier de belangen
des lands zouden gediend worden, is een
andere vraag.
Aan obstructie wil „D e Standaard"
niet denken „Maar vermorsen van den
nationalcn tijd is het stellig". Yormorsen
van den nationalen tijd, wanneer niet de
Yortegonwoordiging de partij wetten van
dr. Kuyper binnen den door hem gcstel-
den tijd afdoet! Dient men niet al heel te
vreden te zijn, wanneer hij voor de onder-
wijzerspcnsiocnen een heele week, en
voor de wet, dio weer enkele millioenea uit
de staatskas aan de confessionneelo scho
len schenkt, zelfs zonder behoorlijken waar
borg, dat er goed onderwijs zal gegeven
worden, cn die een bedreiging is van liet
openbaar onderwijs, zelfs twee weken tijd
geeft?
En dat vermorsen van den nationalen
tijd zoo laat bet antirevolutionaire
hoofdorgaan volgen „geschiedt nadat be
sloten is, althans nog het Arbeidscontract
te behandelen; en juist daarvoor kaapt men
nu den tijd weg." Bovendien ligt er nog
een stapel ontwerpen gereed, die al uitge
steld zijn. Het blad noemt slechts dc rnid-
delbaar-ondenvijs-novelle, do provinciale
wet, de waterreinigingswet, dio betreffen
de hot technicum, die over do landbouw-
vortegenwoordiging. „En dat alles moet nu
maar weer blijven ruston."
Men mag vragen: Als de Regeering in
dat alles zooveel belang stelt, waarom
mocht liet dan niet vóórgaan? „D e Stan
daard" noemt in do eerste plaats hot
arbeidscontract; maar heeft niet dc opposi
tie juist dit ontwerp in do eerste plaats
aan de orde willen stellen voor den tijd,
die nog restte? Do ministerieele meerder
heid wilde daarvan echter niets weten:
eerst de partijwetten zoo besliste zij
en als er dan nog wat tijd overblijft, kan
do rest volgen.
Wie kaapt dan (om het woord van „D e
Standaard" te gebruiken) voor het
arbeidscontract den tijd weg? Het arbeids
contract, dat nota bene reeds door het vo
richten om het mij gemakkelijker to ma
ken; hot gras, dat Michel op dc wonde
had gelegd, lolde over zijn borst naar be
neden; toen scheen het alsof plotseling
tusschen zijn ribben iets van elkaar ging.
Dc oogen puilden hem uit heb hoofd, bij
greep mot 'do handen naar zijn hart en
zonder kreet viel zijn hoofd achterover;
zijn armen vielen loodzwaar terug op do
ateenen, en plotseling begon het lovenloo-
ze liohaam door zijn zwaarte to glijdon en
vóór ik kon toegrijpen, gleed de doode over
den rotswand heen; een rij^stecQcn volg
de.
„Michel 1" schreeuwde ik als een. waan
zinnige. „MichelI Michel! Michel!"
Na een poosje kwam de jager haastig
aangeloopon. Niet mijn geschieew, maar
het geraas der steen! .vw ine had hem te
ruggeroepen. Toen hij mij zag, slaakte hij
een zuoht van verlichting en keek over den
bergwand heen.
„Is Bart opgea*oepen? Dan heeft hij
geen geestelijke meer noodig I"
Michel nam don hoed af a sloeg een
kruis.
„Dan moet hij zelf maar zien hoe het uit
komt I"
Hij trok zijn buis uit en deed zijn schoe
nen van .de bloote voeten. „Nu komt er nog
zwaar werk!" Kalm klauterde hij over een
rotswand heen naar beneden.
Om niet meer dit blood te zien, ging ik
naar boven en zette mij ergens neer.
Het duurde lang vóórdat Michel terug
kwam; het scheen mij een eeuwigheid; het
waren echter maar drie uren. Plotseling
stond hij weer voor mij, zijn buis over den
Behouder, in de ééne hand het geweer, in
de andere de zware schoenen. Yan de gewon
de voeten druppelde het bloed naar bene
den, rijn eigen bloed.
„Nu liggen ze bij elkaar, Bart en de gems
Het meer helpt ons; nu kan niemand ie
weervinden, het zou kwaad zoeken zijn. Het
had niet mopier kunnen treffen."
Met een hoopje gras veegde hij zioh het
bloed van de voeten en trok de schoenen
aan.
„Zullen wij nu naar huis gaan?"
Nog buiten adem trok hij zijn buis aan,
rige Kabinet onder handen was genomen
en waarvoor prof. Drucker een oompleet
wetsontwerp had gereed gemaakt: een ont
werp, door deze Rogeering grootendeels ge
volgd.
Had niet het Kabinet-Kuyper voor zijn
partijwetten den tijd „weggekaapt", voor
de regeling van het arbeidscontract hadde
ruim baan gemaakt kunnen worden."
De heer A. Duparc, te Leeuwarden, heeft
in het „Tijdsohrift voor Sooiale
Hygiëne" een artikel geschreven over de
verhouding tusschen degomeentebe.
sturen en de gezondheids-oommis-
8 i n, waarin hij beweert dat van de zijdo
der gemeentebesturen de gezondheids-com-
missiën niet veel anders dan tegenwerking
ondervinden.
Yooral ten platteland©, zegt do schrijver,
endervinden do gozondheidsoommissiön te
genwerking, cn do schrijver gelooft, dat het
thans op den weg der Regeering ligt daar
aan een eind te maken. Dat zou z.i. kunnen
geschieden door art. 35 van het Koninklijk
besluit aan te vullen mot een voorschrift,
waarbij behalve do verplichte uitgaven der
commissiën ook do uitgaven, waartoo zo be
voegd zijn, onttrokken worden aan het veto
van een gemeentebestuur, tot tegenkanting
geneigd. Nog andore zaken op dit gebied be
hooren bij dc wot geregeld te worden.
Waar één, commissie voor een vereoniging
van gemeéhten staat, moet hot niet langor
kunnen voorkomen, dat een enkele van dio
gemeenten aanmerkingen op de rokening
en verantwoording der gezondheids-commis
sie kan doordrijven. Yoorts is het reeds
voorgekomen dat Goduputeerde Staten af-
wijkendo beslissingen namen in cenzelfdo
kwestie, en beroep op do Kroon is niet toe
gelaten. De schrijver acht overigens het in
voeren der mogelijkheid van zulk een beroep
niet gewenscht wegens den administratievon
omslag, maar gelooft, dat do meeste twist
appels zullen verdwijnen als do wijzigingen
in het K. B., gelijk hij die aanbeveelt, tot
stand worden gebracht.
Dr. Kuyper esi de Pers.
„Het Centrum" schrijft:
Naar onze meening heeft de overzichtschrij
ver van het „Hbl." primo do door den mi
nister gebezigde uitdrukking te zeer onder
streept.
Maar bovendien verwardo hij op zonder
linge wijze dca heeren Kuyper's kwaliteit
als minister met die van cere-voorzitter van
den Journalisten-kring.
Do m i nister Kuyper is werkelijk door
de pers niet gespaard.
Hij is door haar aangevallen in woord en
beeld, mot praatjes en geruchten, mot ver
telsels en Insinuaties, als wellicht geen ander
vóór hem.
Van eenigo égards voor den eerc-voorzittcr
van den Journalistenkring was daarbij al
zeer weinig te bespeuren.
Mon ooivüeelde blijk' Aar, dat dio kwaliteit
buiten beschouwing kon blijven.
Maar toen de heer Kuyper als mi n 1 sto r
van zich afsloeg, wij laten nu dddr, of do
gebezigde uitdrukking niet achterwege had
dienen le blijven, was de overzicht-schrij
ver van het „Hbld." er onmiddellijk bij
cïn to verklaren, dat althans do eere
voorzitter van don Journalistenkring
zulks niet doen mocht.
Ons dunkt, dat men dis hoedanigheid
van dr. Kuyper ook nu buiten discussio
had moeten houden.
Niet de eore-voorzitter van. den Journalia-
tenkring verweerdo zich tegen do op hem
gerichto aanvallon, maar de minister, hot
partijhoofd, zoo men wil.
Het beroep op den heer Kuyper als eero
voorzitter van den Journalistenkring was
dus inoorrcct.
droogde met zijn mouwen het zweet van zijn
oangemcht, nam dc patronen uit het geweer
en keek mij aan.
„Zeg, je houdt jo mond, nietwaar? Anders
zou ik in do doos komen! Dio heeronzijn
altijd in de meerderheid; dan weet jo, wat je
te wachten staat."
Ik sprak geen woordik voelde mij zoo
ellendig, dat Michel overal, waar hij water
zag mij dat in zijn hoed moest aandragen.
Eindelijk begon hom dat te vervelen en hij
bromde: „Dij verduivelde stadslui! Wat
men daar. altijd mee te stellen heeft!"
Doch toen ging hij voort op gemoedelijker
toon, terwijl hij mij vertrouwelijk bij den
arm greep: „Mijnheer, wees nu toch eens
verstandig I Het is toch beter zoo; wij
tweeën keeren huiswaarts en hij ligt daar
beneden 1 Als de ander ons had kunnen
snappen, denk je, dat hij consideratie zou
gebruikt hebben? Dan was het geweest; één
van ons beiden. En als hij dan getroffen
had? Nu, nu. Wees maar tevreden. Nu
hebben wij rust!"
Deze logica, die ik niet kon tegenspreken,
kalmeerde mij eenigszins. Ik sprak echter
niets meer en Michel liep ook zwijgend
achter mij aan Hij hiold echter nog een
kleine nabetrachting en bromue:
„Hij had een fonkelnieuw geweer met
dubbelen loop. Hij had ons alle twee tc ge
lijk kunnen snappenEen prachtgeweer 1
Dat heeft mij nogal gespeten, dat ik het in
het meer moest werpen."
Toen zweeg hij. Eerst toen wij in de na
bijheid van de hut kwamen, ontwaakte hij
uit zijn peinzende stemming en zeido: „Het
lijk zullen ze niet vinden; dat kan niet.
Weet je, alle Smids staan in een slecht
blaadje. Wie weet gaan ze allemaal dien
zelfden kant uit."
Nog drie dagen lang bleef ik in de hut;
het waren geen prettige dagen. Ik deed het
evenwel, omdat Mich'.l nu reden hae dit
noodzakelijk te vinden. Toen ik echter
Woensdagsavonds naar beneden in het
dorp kwam, moest ik mijn hart uitstorten
bij den jachtopziener. Deze schrok eerst,
krabde zich toen achter de ooren cn begon
te schelden, maar niet op" Michel. Don ge-
heelen avond bleef hij met mij praten, ver
En do schrijver van 't „Hbl.", die ai*
persman zijn eere-voorzitter een felle beetrij.
ding niet spaarde, heeft mot zijn zonderling
beroep een gevaarlijk precedent gesteld on
de politiek in den Journalistenkring go»
bracht, tot nadeel, vreezen w^j, van dioa
kring zelf.
„Land on Volk" schrijft hieiop:
„Het Oenl-um", Jat- dr. Kuypers uitlar
ting over de pers niet in bescherming wij
nemen, verwijt aan sommigen onzer colle
ga's, dat zij, don Minister vereenzelvigend
met den ex-eer e-voorzit', jr van don Jour
nalistenkring, do politiek in dien kring
brachten.
Togen dezo voorstelling viiont geprotes
teerd.
Minister Kuyper heeft, aan dc groent
tafel plaats nemende, heol wat oudo
plunje afgelegd, maar bleef daadwerkelijk
journalist. Een hoedanigheid, dio hem
trouwens veel beter pasto. iionig artikel,
menigo drieotar in „De Standaard" sedert
Juni 1901 draagt onmiskenbaar zijn signa
tuur.
Van do pers spiekend op zoo diuigro
rende wijze als dr. Kuyper deed, bekladd®
hij het a-k, .arin hij zoovele jaren a'j
primus inter pares werkzaam was,
smaadde hij do vakgenooten, die hom hot
gestoelte d-.. oei in hun midden waardig
keurden.
Hij maakte zich do hoogsto ondersch
ding, dio do kri.«g had aan te bieden, on
waardig.
En hij Leeft dit gevoeld on erkend door
zelf het eorevoorzittorschap van den
Journalistenkring neer te leggen.
Eou dankbetuiging aan dr. Leyds*
Do „Z.-A. Post" verneemt uit Pretoria»
dat bij gelegenhoid van de begrafenis van
president Kruger do volgende brief aap
dr. W. J. Loyds gericht is.
Excellentie,
Nu do dag nadert waarop 't stoffelijk over
schot van onzen geliefden landsvador 6taat»
pres. S. J. P. Kruger zal worden ter aards
besteld, hunnen wij niet nalaten do go-
wiohtigo diensten te hordenken, door u in
uw oapaciteit van A.ateprocureur, staats
secretaris cn gezant der Zuidafrikaanscha
Republiek bewezen, in het bijzonder juan
hot volk der Zuidafrikaansoho Republiek.
Dio diensten, welke door don overleden®
zoo hoogeljjk worden gowaardcord, heeft
het volk ook altijd begropen on op prije
gesteld, en daarom is hot, dat wij in dit
gewichtig o gonblik, terwijl door duizendon
hot gehoelo Afrikaner volk in Pretoria ia
vertegenwoordigd, u openlijk daarvoor
willen dank zeggen.
Tot het laatste toe zijt gij den grooten
overledene getrouw gebleven en liet heeft
ons goed. gedaan, dat gij onder degenen
waart die het stoffelijk overschot op een
eervolle wijzo van uit Nederland naar
Afrikaansohen bodem hebt overgebracht.
Uw naam is reeds in veel aan do geschie
denis van land en volk verbondon on dat
gij tot hot laatsto toe uw plichten zoo
nauw betracht hebt, zal 'door ons volk
nimmer worde j vergeten.
Wij hebben do eer to zijn, van Uwe Ex
cellentie do dienstwillig© dienaren,
Het hoofdoomitó: Louis Botha, S. W.
Burger, J. H. de la Roy, 0. L. Beyers, A.
D. W. Wolmairan8, J. 0. Smuts cn P. L.
A. Goldman, secretai i
Do rogelingscommissio: dr. M. S. Ling,
beek, Issaao van Alphon, J. 0. Minnaar,
T. W. Bookott, P. G. van der Bijl, E.
Meintjeo, Jan A. Joubort, P. G. W. Gro-
blor, D. Liebonberg, Ign. Fcrreira, N. J.
de Cook, H. Yiaschor, F. V. Engelenburg
J. B. Wolmarans on L. L. Sten, secre
taris.
telde mij tulloozo geschiedenissen van jagort
die mon dood in de bergen gevonden bad,-
mot een kogel in den rug. Van con wilddief,
die naar hot gerecht was gegaan om zich
als moordenaar aan te gevon, daarvan bad
men echter nooit gehoord. In het wetboek
heet het: „De jager mag zich slechts \er-
dedigen". Maar wat te doen als de ja
ger dan eerst aan het verdedigen toe ia
als hij dood is? Wat dan I
Tot na middernacht bleef ik bij den jacht
opziener en wij praatten nu eens kalm,
dan weer heftig, doch met al zijn praten
zeide hij mij niets anders dan wat Michel
mij in die enkele woorden had toegevoegd:
„Nietwaar, je houdt je woord?"
Na een week begon men Bart tc missen.
Waar moest men hem zoeken? Tien uren
ver in den omtrek hield Bart zich op.
„Geen kat vindt hem meer," sprak mom.
Allo jagers- stonden onder verdenking hom
gedood to hebben. Michel alleen liet men
met vrede. Men wist, dat hij een stadsheer
ter jacht begeleidde, cn zoo'n mijnheer jvil
niet alleen vergezeld zijn, maar ook zijn
schoenen gepootet, rijn kleeren geborsteld
hebben; zoo'n jager heeft dan gcon tijd
voor andere dingen.
Na veertien jaren zag ik Michel weer. Een
vroolijke kerel, gezond cn flink, en zijn
onrustig, loerende blik was uit dc oogen
verdwenen. Met zeker gemoedelijk welgeval
len keek hij do wereld in; nooit sprak hij
met een enkel woord meer over dien roodon
Zondag.
Daarna zag ik hem nimmer weer. Verleden'
jaar las ik, dat hij pensioen had gekregen,
en zijn welverdiende rust genoot.
En als nu gedrukt wat ik heb verteld,
wie weet of het toeval het Michel mot in
handen speelt. Ik kan mij dan voorstellen
welk een gericht hij zou zetten. In do eer
ste plaats zou hij met zijn hand op dc ta
fel slaan cn dan:
„Heeft toch zijn mond niet kunnen hotf-
den 1 Die vervloekte stadslui 1"
En Michel zou verbaasd zijn wanneer
ziet, dat ik nog steeds niet heb begrepen,
dat doodsvijanden met elkaar moeten spro
ken, wanneer do een een kogel van don
ander tusschen de ribben heeft.