LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 15 APRIL. - TWEEDE BLAD. Anno 1905. No. 13850 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Doodsvy ante. De schrijver van „Onder de menschen" de „Nieuwe Rotterdamsche ourant" had het dezer dagen over e Volksconcerten van W outer utaohenrujter te Utrecht. Een van de groote verdiensten, zegt hij, 1 an Wouter Hutschenruyter is het, dat hij, mdanks alle tegenwerking, zijn plan heeft oorgevoerd, om ook het zoogenaamde [volk", do lieden met do kleine beurzen, - laten deelen in wat zijn eigen bestaan oo gelukkig maakt: De Muziek. Men wierp hem voor, dat de mindere an daar nog niet rijp voor was, dat geen kele minimumhjdor er zin in zou hebben ,om te komen luisteren naar serieuze muziek ^an een ernstig strijkorkest. Op zijn vraag m do Tivoli-zaal te huren voor een volks concert, kreeg hij een weigerend antwoord, mdat. dit slag van lieden te veel schade n do tafeltjes en het glaswerk zou aan richten; des te snuggerder gelegenheids- bezwaar, wijl de tafeltjes or natuurlijk uit jouden gaan en geen kellner zou worden .toegelaten. Maar in de Sociëteit was toen "et koffiehuisvermaak stevig met de con certen verbonden, en trouwens, op Zondag middag wordt er nog dapper gerookt, wan neer een voortreffelijk orkest als het Ste delijke daar speelt. Dus was het eigenlijk niets te verwonderen, dat het Sociëteitsbo- Btuur zich het ingetogen samen-zitten voor de muziek alleen van arbeiders, fabrieks meisjes, kantoorklerkjes, dienstboden, epoorwegwerkers, naaistertjes en „dergelijk slag" onmogelijk in kon denken. Maar gelukkig, zegt bij, ligt dit nu al yerscheiden jaren terug en behooren do Hutschenruyters volksconcerten al lang tot de eerbiedwaardigste uitingen van kunstzin onder de minderbedeelden. In de grooto Tivoli-zaal kunnen vijftienhonderd stoolen staan. En tienmaal op een winter is daar geen één van onbezet, wanneer het Utrechtech Stedelijk Orkest de belangrijk ste werken van de groote toondichters uit alle eeuwen naar zijn beste krachten uit voert voor het „volk". Dagen te voren zijn aan de kiosken v-K>r tien cents de program ma's verkrijgbaar; elk muziekstuk, dat ten gchoore gebracht zal worden, wordt hier in kort en eenvoudig verklaard, en bij de namen der componisten staat het tijdperk yan hun leven vermeld. De schrijver bespreekt daarna het publiek en den toon, die er heerscht. Menigo kerk gaat, bij een drukken doopdienst bijvoor beeld, onstichtelijkcr aan, zegt hij. En dan ïtegen halfacht zitten daar vijftienhonderd menschen samen, stil in do verwachting yan het mooie, dat tot hen zal komen. „Maar je ziet er toch géén blauwe kie len." Nee, want al komen de werklui net yan hun fabrieken, dan hebben ze nog gauw even "een jas aangeschoten. „En dienstmeisjes zie je er óók niet." Nee, me vrouw, toch zijn ze er bij massa's, maai* u loopt toch óók niet zóó uit uw huishouden, met uw schortje nog voor, naar een con cert? Ze hebben een manteltje aan en haar hoed op; Zondagsche kleeren, omdat het 'n feestelijke uitgang voor haar is. „En wat een massa heertjes 1" Ja zeker wel, alle maal jongelui van kantoren, jonge beamb ten van de spoorweg-administratie, onder- er niet aan zit om een paar gulden te ge- wijzers en ook wel studenten, bij wie het yen voor 'n deftigen avond van muziek, en 'dio de deftigheid best missen kunnen, als ze de muziek maar mogen genieten. Hij vertelt enkele aardige staaltjes, die bewijzen hoezeer de concerten op prijs ge steld worden. Onlangs was de heer Hutschenruyter 'b morgens aan het station. Toen was er een colli harten en darmen gevallen, en lot). Michel antwoordde niet, maar speurde in de yerte, keek in de diepte. Alles was stil ge worden. Toen sprak hij:,,N 1 moet ik er heen. Ik zal wed goed geraakt hebben, maar hel kan ook zajn, dat hij nog leeft. En men kan een mensch toch niet zoo laten liggcu. Hij sprong naar benedeu, ging langs den bergwand, terwijl hij een andere patroon in !het geweer deed. Ik was bijna niet in staat op mijn beenen te staan, toch dreef mij do angst Michel achterna. Het ging langzaam. Michel was reeds verdwenen. Na een poos hoorde ik hem roepen: „Bartl Hé! Bart! Hé! Zeg, Waai- lig je?" Stilte. Niets dan ..et rollen van kleine eteenen. Toen een kreet vol medelijden: „Daar ligt hij Yan den rotswand, waarover ik was heen- geklauterd, kon ik nu zien op de plaats, waar Bart in zijn val was heengegleden; Wat in de diepte was neergestort, was dus aleoiits de zak geweest met de gems. Hij lag stil op den rug, zijn linkerhand om _;i struik geklemd, zijn buis halverwe ge van den schouder gegleden, het masker ,van het doodsbleeke gelaat gerukt; er wa% nog leven in de waterig-blauwe oogen. En nu kwam het allermerkwaardigste, waarom ik ook deze geschiedenis heb ge schreven. Of mijn lezers het zullen kunnen begrijpen? Mij, dio mijn halve leven onder de bergbewoners heb doorgebracht, mij is het in al die achttien jaren nog niet gelukt. Daar ligt iemand te sterven en zijn moor denaar staat vóór hemtwee men schen, door haat verteerd, dio steeds meer en meer is aangewakkerd, als het vuur on der den invloed van den blaasbalg. Wat zouden 'die beiden elkaar.te zeggen heb ben? Ik z. j, hoe Michel, met zijn beide han den steunende op zijn bloote knieën, zich oved hem heen boog en hoorde hem op vrien tweo spoorwegwerkers waren bezig dat bloederige goed weer met handen vol van de rails op te rapen. „Onsmakelijk werk je" zei de muziekdirigent voor zich uit. „Ja, meneer," antwoordt een van de mannen, „ik zit ook liever bij het Lo- hengrin-voorspel in het volksconcert!" Er zijn er, die komen er van buiten de Btad geregeld drie uur ver voorgeloopen zoodat ze 's nachts pas weer thuis zijn. En een keer, dat de orkest-directeur weer naar Tivoli wandelt, komt hij twee armoedige jonge kerels achterop. „Wat een volk gaat er weer naar 't con cert," zegt er een, met iets van graagte in z'n stem. ,,'k Wou, dat 'k er heen kon... maar 't kost nog tien spie." „Da 's geen kossie voor arme duivels as wij." „Wou jullie waarempel naar 't Yolks- concert?" houdt Hutschenruyter ze staan. ,Dan heb ik nog wel twee pro gramma's te missen." „Nou hoor, ik wel 1" zegt er een. Maar de ander draait af. „Die is te groosch om dankie te zeggen", verontschuldigt zijn maat. En zóó, in z'n havelooze plunje, bedremmeld met 'n pet zonder klep in z'n hand, zag de dirigent hem daar zitten z'n gezicht bleek van ont roering En toen 't uit was, schiet ie' m verlegen op straat even aan, steek z'n hand uit, en zegt enkel maar: „Dankie, me neer." Over den toon, die er op die concerten heerscht, vertelt hij het volgende: Zoodra Wouter Hutschenruyter dan in z'n rok, wit gedast, naar het podium komt. glijdt er een blijde lach langs al die gezich ten, en met een handgeklap, dat flink klet tert, heeten ze 'm allemaal hartelijk wel kom. Maar dan hoor jo geen kik meer; in gehouden stil laten ze de bekoring van melodieën on klanken over zich komen uit hot machtige en toch zoo subtiele orkest. De meeste gezichten, strak van het begrij pende luisteren, schuin naar boven gehou den, de oogen dicht. En zij trappelen niet hinderlijk maat mee, ze knikken niet do hoofden... maar soms 's even, bij 'n mee- sleepend rhytmc, gaat er 'n haast onmerk bare deining door de menschen. Dat storend geklap tusschen verschillen de deelen van 'n werk... ze zijn er hier nooit toe gekomen, omdat het meest alle maal zuiver muzikale mannen on vrouwen zijn. De anderen immers blijven na den eersten keer weg, want ze hoeven er zich niet te vertoonen om zich een houding te geven, om er elkanders mooie kleeren te bekijken... Wie het niet zuiver en alleen te doen is om muziek, die komen cr nooit weer. Daarom ook is er nooit dat rumoer van gekuch en gesnuit, van verholen gebabbel of gelach. Want het is een muzikaal élite publiek, dat zichzelf zoo talrijk uit het volk geformeerd heeft. Met dc pauze bij voorbeeldwie dan dorst heeft on het doen kan, wandelt kalm naar de foyer zaal. Heel ernstig, in de stemming nog van het gehoorde. En daar moest u die zuivere gesprekken dan hooren, die eenvoudige be wondering, en ook de critiek, maar zoo treffend bescheiden. Ze praten er niet over zaken of fondsen, neen, zo zijn er nog gansch van doortrokken cn zeggen hun emoties simpol-weg uit. Maar zoodra is dc dorst weer gelescht, of ze keeren torug naar hun plaatsen, om stilletjes to zitten als het straks weer begint. Daar hoeft geen pauze met langdurig en nog telkens weer dringend alarm tot een eind te wor den gedwongen. Daar komen geen mannen, ter willo van nog een paar haaltjes, bin- nengestommeld met stoelen-geschuif, als het orkest al weer ingezet heeft... Niets van die stoornis; een prachtig-eenvou- delijken, medelijdenden toon vragen: „Wat denk jo, Bart? Is het erg?" En do andere antwoordde met een for- sche stem, als ware hij niet ernstig ge kwetst: „Het is met mij gedaan, dunkt mij; lang duurt het niet meei 1 Jo kunt mij een dienst bewijzen door mij een gees telijke te halen." „Natuurlijk, graag zal ik loopen wat ik loopen kan 1" „God ver gel de het je 1 en terwijl de geestelijke zich gereed maakt, kan je het meteen aan vader gaan zeggen." „Zeker." En Michel wilde heensnellen. Hij bedacht zich echter. „Wacht, ik weet nog wat!" Met zijn gi.oote handen trok hij een graszode tussohen den rotswand uit en legde die met den graskant op Barts bloedende wond. „Weet je, dat stelpt het bloeden?" „Denk je?" „Ja. Dat heeft men mij gezegd. Maar nu uithouden, hoor, denk er aan! Ik hoop, dat ik loopen kan. God behoede jol" En terwijl Michel den rotswand langs snelde, als was het een gemakkelijke, gebaande weg, riep hij mij toe: „Kom eens naai bo neden, mijnheer, en blijf wat bij hem, anders duurt hem het wachten zoo lang. In vier uren, denk ik, kan ik terug zijn 1" Alle ontzetting, die ik zooeven had ge voeld, had plaats gemaakt voor een gren- zenlooze verbazing over die beide men schen, die het gebeurde beschouwden als de natuurlijkste zaak ter wereld, waarover het niet noodig was een woord te reppen. Toen ik echter beneden kwam en den stervende zag liggen, badende in zijn bloed, ging mij weder een huivering door de leden. Hij steunde en greep met zijn rechter hand naar zijn hals. Bevend vroeg ik hem: „Kan ik wat voor u doen?" „Een beetje mos onder mijn nek schui ven. Zoo'n steen is haz.dl" Mot de eene hand raapte ik wat mos op; met de andere klemde ik mij vast aan den rotswand, het was een gevaarlijke plaats, en do plek, waar Bart lag, was zoo smal, dat ik over hem heen moest stappen om bij zijn hoofd te komen. Hij wilde zich op digo wijding ligt er over deze volksconcer ten, en een vertrouwelijke eerbied voor Hutschenruyter en zijn ernstig korps. De „Nieuwe K o 11 or dam 8 c h o Oourant" maakt de volgende opmerkin gen; „Men zou het niet kunnen gelooven, als men het niet gedrukt voor zich zog 1 „D e Standaard" maakt or de Tweede Kamer een grief van, dat zij niet in een zucht en een vloek (zooals de volksterm luidt) de onderwijswetten afgedaan heeft. De pensioenwetten hadden in één vloek behooren af te loopen (verbeeld ul wotiten van zóóveel gewicht en waartegen ook uit den boozem der „christelijke" coaliticpar tijen zeiven ernstige principieedo bedenkin gen waren ingebracht), maar do Kamer vond goed „er weken aan te vermorsen.". En over de onderwijsnovelle, „dio best in veertien dagen kon afloopen", is de Kamer nu reeds drie weken aan het algemeen be raadslagen en men komt or zelfs vóór Par schen niet mee klaar. Ja, zelfs „moest de Kamer haar kostba ren tijd besteden voor een tweede behande ling van de hooger-onderwijs-wet, alleen, omdat do Eerste Kamer goedvond dit voor stel te verwerpen." Dus de meerderheid der Eerste Kamer had haar zeer ernstige bezwaren tegen die wetsvoordracht maar aan een kant moeten zetten,-alleen .om do andere Kamer, do moeite eener tweede behandeling van Kuyper's wet to sparen Inderdaad, als de Staten-Gcnoraal maar alles goedkeuren, wat de Rogeering hun voorlegt, en met den Franschen slag zich van het onderzoek en de beraadslagingen afmaken, dan kan er veel tot stand ko men 1 Maar of op die manier de belangen des lands zouden gediend worden, is een andere vraag. Aan obstructie wil „D e Standaard" niet denken „Maar vermorsen van den nationalcn tijd is het stellig". Yormorsen van den nationalen tijd, wanneer niet de Yortegonwoordiging de partij wetten van dr. Kuyper binnen den door hem gcstel- den tijd afdoet! Dient men niet al heel te vreden te zijn, wanneer hij voor de onder- wijzerspcnsiocnen een heele week, en voor de wet, dio weer enkele millioenea uit de staatskas aan de confessionneelo scho len schenkt, zelfs zonder behoorlijken waar borg, dat er goed onderwijs zal gegeven worden, cn die een bedreiging is van liet openbaar onderwijs, zelfs twee weken tijd geeft? En dat vermorsen van den nationalen tijd zoo laat bet antirevolutionaire hoofdorgaan volgen „geschiedt nadat be sloten is, althans nog het Arbeidscontract te behandelen; en juist daarvoor kaapt men nu den tijd weg." Bovendien ligt er nog een stapel ontwerpen gereed, die al uitge steld zijn. Het blad noemt slechts dc rnid- delbaar-ondenvijs-novelle, do provinciale wet, de waterreinigingswet, dio betreffen de hot technicum, die over do landbouw- vortegenwoordiging. „En dat alles moet nu maar weer blijven ruston." Men mag vragen: Als de Regeering in dat alles zooveel belang stelt, waarom mocht liet dan niet vóórgaan? „D e Stan daard" noemt in do eerste plaats hot arbeidscontract; maar heeft niet dc opposi tie juist dit ontwerp in do eerste plaats aan de orde willen stellen voor den tijd, die nog restte? Do ministerieele meerder heid wilde daarvan echter niets weten: eerst de partijwetten zoo besliste zij en als er dan nog wat tijd overblijft, kan do rest volgen. Wie kaapt dan (om het woord van „D e Standaard" te gebruiken) voor het arbeidscontract den tijd weg? Het arbeids contract, dat nota bene reeds door het vo richten om het mij gemakkelijker to ma ken; hot gras, dat Michel op dc wonde had gelegd, lolde over zijn borst naar be neden; toen scheen het alsof plotseling tusschen zijn ribben iets van elkaar ging. Dc oogen puilden hem uit heb hoofd, bij greep mot 'do handen naar zijn hart en zonder kreet viel zijn hoofd achterover; zijn armen vielen loodzwaar terug op do ateenen, en plotseling begon het lovenloo- ze liohaam door zijn zwaarte to glijdon en vóór ik kon toegrijpen, gleed de doode over den rotswand heen; een rij^stecQcn volg de. „Michel 1" schreeuwde ik als een. waan zinnige. „MichelI Michel! Michel!" Na een poosje kwam de jager haastig aangeloopon. Niet mijn geschieew, maar het geraas der steen! .vw ine had hem te ruggeroepen. Toen hij mij zag, slaakte hij een zuoht van verlichting en keek over den bergwand heen. „Is Bart opgea*oepen? Dan heeft hij geen geestelijke meer noodig I" Michel nam don hoed af a sloeg een kruis. „Dan moet hij zelf maar zien hoe het uit komt I" Hij trok zijn buis uit en deed zijn schoe nen van .de bloote voeten. „Nu komt er nog zwaar werk!" Kalm klauterde hij over een rotswand heen naar beneden. Om niet meer dit blood te zien, ging ik naar boven en zette mij ergens neer. Het duurde lang vóórdat Michel terug kwam; het scheen mij een eeuwigheid; het waren echter maar drie uren. Plotseling stond hij weer voor mij, zijn buis over den Behouder, in de ééne hand het geweer, in de andere de zware schoenen. Yan de gewon de voeten druppelde het bloed naar bene den, rijn eigen bloed. „Nu liggen ze bij elkaar, Bart en de gems Het meer helpt ons; nu kan niemand ie weervinden, het zou kwaad zoeken zijn. Het had niet mopier kunnen treffen." Met een hoopje gras veegde hij zioh het bloed van de voeten en trok de schoenen aan. „Zullen wij nu naar huis gaan?" Nog buiten adem trok hij zijn buis aan, rige Kabinet onder handen was genomen en waarvoor prof. Drucker een oompleet wetsontwerp had gereed gemaakt: een ont werp, door deze Rogeering grootendeels ge volgd. Had niet het Kabinet-Kuyper voor zijn partijwetten den tijd „weggekaapt", voor de regeling van het arbeidscontract hadde ruim baan gemaakt kunnen worden." De heer A. Duparc, te Leeuwarden, heeft in het „Tijdsohrift voor Sooiale Hygiëne" een artikel geschreven over de verhouding tusschen degomeentebe. sturen en de gezondheids-oommis- 8 i n, waarin hij beweert dat van de zijdo der gemeentebesturen de gezondheids-com- missiën niet veel anders dan tegenwerking ondervinden. Yooral ten platteland©, zegt do schrijver, endervinden do gozondheidsoommissiön te genwerking, cn do schrijver gelooft, dat het thans op den weg der Regeering ligt daar aan een eind te maken. Dat zou z.i. kunnen geschieden door art. 35 van het Koninklijk besluit aan te vullen mot een voorschrift, waarbij behalve do verplichte uitgaven der commissiën ook do uitgaven, waartoo zo be voegd zijn, onttrokken worden aan het veto van een gemeentebestuur, tot tegenkanting geneigd. Nog andore zaken op dit gebied be hooren bij dc wot geregeld te worden. Waar één, commissie voor een vereoniging van gemeéhten staat, moet hot niet langor kunnen voorkomen, dat een enkele van dio gemeenten aanmerkingen op de rokening en verantwoording der gezondheids-commis sie kan doordrijven. Yoorts is het reeds voorgekomen dat Goduputeerde Staten af- wijkendo beslissingen namen in cenzelfdo kwestie, en beroep op do Kroon is niet toe gelaten. De schrijver acht overigens het in voeren der mogelijkheid van zulk een beroep niet gewenscht wegens den administratievon omslag, maar gelooft, dat do meeste twist appels zullen verdwijnen als do wijzigingen in het K. B., gelijk hij die aanbeveelt, tot stand worden gebracht. Dr. Kuyper esi de Pers. „Het Centrum" schrijft: Naar onze meening heeft de overzichtschrij ver van het „Hbl." primo do door den mi nister gebezigde uitdrukking te zeer onder streept. Maar bovendien verwardo hij op zonder linge wijze dca heeren Kuyper's kwaliteit als minister met die van cere-voorzitter van den Journalisten-kring. Do m i nister Kuyper is werkelijk door de pers niet gespaard. Hij is door haar aangevallen in woord en beeld, mot praatjes en geruchten, mot ver telsels en Insinuaties, als wellicht geen ander vóór hem. Van eenigo égards voor den eerc-voorzittcr van den Journalistenkring was daarbij al zeer weinig te bespeuren. Mon ooivüeelde blijk' Aar, dat dio kwaliteit buiten beschouwing kon blijven. Maar toen de heer Kuyper als mi n 1 sto r van zich afsloeg, wij laten nu dddr, of do gebezigde uitdrukking niet achterwege had dienen le blijven, was de overzicht-schrij ver van het „Hbld." er onmiddellijk bij cïn to verklaren, dat althans do eere voorzitter van don Journalistenkring zulks niet doen mocht. Ons dunkt, dat men dis hoedanigheid van dr. Kuyper ook nu buiten discussio had moeten houden. Niet de eore-voorzitter van. den Journalia- tenkring verweerdo zich tegen do op hem gerichto aanvallon, maar de minister, hot partijhoofd, zoo men wil. Het beroep op den heer Kuyper als eero voorzitter van den Journalistenkring was dus inoorrcct. droogde met zijn mouwen het zweet van zijn oangemcht, nam dc patronen uit het geweer en keek mij aan. „Zeg, je houdt jo mond, nietwaar? Anders zou ik in do doos komen! Dio heeronzijn altijd in de meerderheid; dan weet jo, wat je te wachten staat." Ik sprak geen woordik voelde mij zoo ellendig, dat Michel overal, waar hij water zag mij dat in zijn hoed moest aandragen. Eindelijk begon hom dat te vervelen en hij bromde: „Dij verduivelde stadslui! Wat men daar. altijd mee te stellen heeft!" Doch toen ging hij voort op gemoedelijker toon, terwijl hij mij vertrouwelijk bij den arm greep: „Mijnheer, wees nu toch eens verstandig I Het is toch beter zoo; wij tweeën keeren huiswaarts en hij ligt daar beneden 1 Als de ander ons had kunnen snappen, denk je, dat hij consideratie zou gebruikt hebben? Dan was het geweest; één van ons beiden. En als hij dan getroffen had? Nu, nu. Wees maar tevreden. Nu hebben wij rust!" Deze logica, die ik niet kon tegenspreken, kalmeerde mij eenigszins. Ik sprak echter niets meer en Michel liep ook zwijgend achter mij aan Hij hiold echter nog een kleine nabetrachting en bromue: „Hij had een fonkelnieuw geweer met dubbelen loop. Hij had ons alle twee tc ge lijk kunnen snappenEen prachtgeweer 1 Dat heeft mij nogal gespeten, dat ik het in het meer moest werpen." Toen zweeg hij. Eerst toen wij in de na bijheid van de hut kwamen, ontwaakte hij uit zijn peinzende stemming en zeido: „Het lijk zullen ze niet vinden; dat kan niet. Weet je, alle Smids staan in een slecht blaadje. Wie weet gaan ze allemaal dien zelfden kant uit." Nog drie dagen lang bleef ik in de hut; het waren geen prettige dagen. Ik deed het evenwel, omdat Mich'.l nu reden hae dit noodzakelijk te vinden. Toen ik echter Woensdagsavonds naar beneden in het dorp kwam, moest ik mijn hart uitstorten bij den jachtopziener. Deze schrok eerst, krabde zich toen achter de ooren cn begon te schelden, maar niet op" Michel. Don ge- heelen avond bleef hij met mij praten, ver En do schrijver van 't „Hbl.", die ai* persman zijn eere-voorzitter een felle beetrij. ding niet spaarde, heeft mot zijn zonderling beroep een gevaarlijk precedent gesteld on de politiek in den Journalistenkring go» bracht, tot nadeel, vreezen w^j, van dioa kring zelf. „Land on Volk" schrijft hieiop: „Het Oenl-um", Jat- dr. Kuypers uitlar ting over de pers niet in bescherming wij nemen, verwijt aan sommigen onzer colle ga's, dat zij, don Minister vereenzelvigend met den ex-eer e-voorzit', jr van don Jour nalistenkring, do politiek in dien kring brachten. Togen dezo voorstelling viiont geprotes teerd. Minister Kuyper heeft, aan dc groent tafel plaats nemende, heol wat oudo plunje afgelegd, maar bleef daadwerkelijk journalist. Een hoedanigheid, dio hem trouwens veel beter pasto. iionig artikel, menigo drieotar in „De Standaard" sedert Juni 1901 draagt onmiskenbaar zijn signa tuur. Van do pers spiekend op zoo diuigro rende wijze als dr. Kuyper deed, bekladd® hij het a-k, .arin hij zoovele jaren a'j primus inter pares werkzaam was, smaadde hij do vakgenooten, die hom hot gestoelte d-.. oei in hun midden waardig keurden. Hij maakte zich do hoogsto ondersch ding, dio do kri.«g had aan te bieden, on waardig. En hij Leeft dit gevoeld on erkend door zelf het eorevoorzittorschap van den Journalistenkring neer te leggen. Eou dankbetuiging aan dr. Leyds* Do „Z.-A. Post" verneemt uit Pretoria» dat bij gelegenhoid van de begrafenis van president Kruger do volgende brief aap dr. W. J. Loyds gericht is. Excellentie, Nu do dag nadert waarop 't stoffelijk over schot van onzen geliefden landsvador 6taat» pres. S. J. P. Kruger zal worden ter aards besteld, hunnen wij niet nalaten do go- wiohtigo diensten te hordenken, door u in uw oapaciteit van A.ateprocureur, staats secretaris cn gezant der Zuidafrikaanscha Republiek bewezen, in het bijzonder juan hot volk der Zuidafrikaansoho Republiek. Dio diensten, welke door don overleden® zoo hoogeljjk worden gowaardcord, heeft het volk ook altijd begropen on op prije gesteld, en daarom is hot, dat wij in dit gewichtig o gonblik, terwijl door duizendon hot gehoelo Afrikaner volk in Pretoria ia vertegenwoordigd, u openlijk daarvoor willen dank zeggen. Tot het laatste toe zijt gij den grooten overledene getrouw gebleven en liet heeft ons goed. gedaan, dat gij onder degenen waart die het stoffelijk overschot op een eervolle wijzo van uit Nederland naar Afrikaansohen bodem hebt overgebracht. Uw naam is reeds in veel aan do geschie denis van land en volk verbondon on dat gij tot hot laatsto toe uw plichten zoo nauw betracht hebt, zal 'door ons volk nimmer worde j vergeten. Wij hebben do eer to zijn, van Uwe Ex cellentie do dienstwillig© dienaren, Het hoofdoomitó: Louis Botha, S. W. Burger, J. H. de la Roy, 0. L. Beyers, A. D. W. Wolmairan8, J. 0. Smuts cn P. L. A. Goldman, secretai i Do rogelingscommissio: dr. M. S. Ling, beek, Issaao van Alphon, J. 0. Minnaar, T. W. Bookott, P. G. van der Bijl, E. Meintjeo, Jan A. Joubort, P. G. W. Gro- blor, D. Liebonberg, Ign. Fcrreira, N. J. de Cook, H. Yiaschor, F. V. Engelenburg J. B. Wolmarans on L. L. Sten, secre taris. telde mij tulloozo geschiedenissen van jagort die mon dood in de bergen gevonden bad,- mot een kogel in den rug. Van con wilddief, die naar hot gerecht was gegaan om zich als moordenaar aan te gevon, daarvan bad men echter nooit gehoord. In het wetboek heet het: „De jager mag zich slechts \er- dedigen". Maar wat te doen als de ja ger dan eerst aan het verdedigen toe ia als hij dood is? Wat dan I Tot na middernacht bleef ik bij den jacht opziener en wij praatten nu eens kalm, dan weer heftig, doch met al zijn praten zeide hij mij niets anders dan wat Michel mij in die enkele woorden had toegevoegd: „Nietwaar, je houdt je woord?" Na een week begon men Bart tc missen. Waar moest men hem zoeken? Tien uren ver in den omtrek hield Bart zich op. „Geen kat vindt hem meer," sprak mom. Allo jagers- stonden onder verdenking hom gedood to hebben. Michel alleen liet men met vrede. Men wist, dat hij een stadsheer ter jacht begeleidde, cn zoo'n mijnheer jvil niet alleen vergezeld zijn, maar ook zijn schoenen gepootet, rijn kleeren geborsteld hebben; zoo'n jager heeft dan gcon tijd voor andere dingen. Na veertien jaren zag ik Michel weer. Een vroolijke kerel, gezond cn flink, en zijn onrustig, loerende blik was uit dc oogen verdwenen. Met zeker gemoedelijk welgeval len keek hij do wereld in; nooit sprak hij met een enkel woord meer over dien roodon Zondag. Daarna zag ik hem nimmer weer. Verleden' jaar las ik, dat hij pensioen had gekregen, en zijn welverdiende rust genoot. En als nu gedrukt wat ik heb verteld, wie weet of het toeval het Michel mot in handen speelt. Ik kan mij dan voorstellen welk een gericht hij zou zetten. In do eer ste plaats zou hij met zijn hand op dc ta fel slaan cn dan: „Heeft toch zijn mond niet kunnen hotf- den 1 Die vervloekte stadslui 1" En Michel zou verbaasd zijn wanneer ziet, dat ik nog steeds niet heb begrepen, dat doodsvijanden met elkaar moeten spro ken, wanneer do een een kogel van don ander tusschen de ribben heeft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5