DE VERDWENEN BRUIDEGOM. is uw weik; u alleen hebt dit tot stand ge bracht, dokter; laat ik u aan mijn hart drukken." Theobald moest het zich laten welgeval len, maar hij trok daarbij een gezicht als iemand, wien men zegt, dat hij uit de lote rij heeft getrokken, terwijl hij geen lot heeft genomen. ,,Hoo hebt u dat toch klaar gespeeld, dokter'? Herailie wil mij het middel niet «eggen," ging mijnheer Yan Herbach voort. Theobald had zijn standpunt ingenomen. „Wel," neide hij, ,,ilf ben grof geworden, dat is mijn geheim." „Ha, ha, ha, ha", lachte mijnheer Her bach; „ha, Ea, ha, ha, kostelijk, eenigl Dok tor, daarvoor moet £k u nogmaals aan het hart drukken." Het was hem echter niet mogelijk door het Lachen en Theobald lachte mede, blijde, dat de tweede omarming hem bespaard bleef. Na eenige maanden was Theobald een beroemd zenuwdokter. Mijnheer Van Her bach had al zijn vrienden, die een zenuw achtige echtgenoote hadden, naar hem toe gezonden. Plotseling kreeg hij een over drukke praktijk. Aan mevrouw Van Herbach had hij het te danken, dat hij voor een origineel door ging. Zijn grofheid was spreekwoordelijk geworden; men prees echter zijn goed hart en zijn zachte hand; men noemde hem een ideaal-dokter. Mevrouw Barenklau, vrouw van een overste, die wel eens novelletjes schreef, drakte het in haar gebloemden stijl zóó uit: „Hij is een ideaal-dokter, met het oog van een valk, het hart van een leeuw, de zachte hand eener vrouw; hij is een geniaal, een groot man, die alleen door den blik zijner schoone, diepblauwe oogen de kunst verstaat, de zenuwziekten te genezen." En wat de Sappho der residentie uitsprak, gold als orakeltaal De bekoorlijke Lili Berg, de dochter van een der aanzienlijksten uit de residentie, brandde van nieuwsgierigheid dat wonder te aanschouwen. Haar gezelschapsjuffrouw, een verre bloedverwante van August Seespeck, die veel tijd doorbracht met ro mannetjes lezen, vertelde haar van zijn „ooeur d'or", van zijn edel, schoon gelaat, waarin zijn ondoorgrondelijke, diepe oogen schitterden als prachtige sterren. Lili Berg, een kerngezond, jong meisje, een tegenstel ling met de mees ten barer vriendinnetjes, ware kastplantjee, kreeg plotseling, tot aller verbazing en niet het minst van haar papa, last van haar zenuwen. Dokter Theobald Brans© werd ontboden. Natuurlijk dokter Branse. Lili wilde hem alleen spreken, geheel alleen. Hij kwam. ToeD hij het frissehe, blozende gezichtje zag, dat alle moeite deed er ellendig uit te zien, was hij één en al verbazing. Opmerken de echter hoe Lilie zich krampachtig op de «frissehe lippen beet, om niet in lachen uit te barsten, waarbij zich een allerliefst kuiltje vormde in de reebter-wang, juist groet genoeg voor den aetherischen Cupido, toen geraakte hij in verlegenheid. Doch toen zij daarop met gemaakte, tragische stem op klagerigen toon begen„Ach, dokter, mijn zenuwen," werd Theobald Branse boos. „Juffrouw Berg, u bent een slecht© ac- trioe, cn ik geen domme jongen. Ik heb de eer u te groeten „Ik groet uherhaalde het ondeugende ding en kon haar lachen niet meer inhou den. Theobald moest tegen zijn wil meelachen het was te aanstekelijk. Zij lachten zóó luide, -dat haai papa het raadzaam achtte eens naar de oorzaak daarvan te komen zien. Hij kwam juist binnen, toen de beide jongelui elkaar vriendschappelijk de hand drukten. Dat was het begin hunner vriend schap en het eind daal van wa3 een vroo- lijke bruiloft. Mevrouw Van Herbach, die door een ge zonde verkoudheid weder in de gunst was gekomen van dokter Branse en daar geheel van was heisteld, behoorde ook tot de bruiloftsgasten. Zelfs de omstandigheid, dat mijnheer Van Herbach steken bleef in zijn, met de grootst© moeit© van buiten geleerden toost, was niet in staat haar ze nuwen in ue war- t© brengen. Eenigen tijd later stond Bianse bij den veertienden spruit van Seespeck en bij de eerste van de Herbachs. Een dokter dat begreep Theobald uu moet het allen standen naar den zin maken. Do Bran sen zelf waren schuld 'daaraan, dat na hun bruiloft de Budikere van No. 4 tot No. 10 zich ontzettend de maag bedier ven ten gevolge van het overgebleven eten, dat na de bruiloft in d© kelderwoning was afgedaald. In het kleine salon, vol met doozen van alle afmetingen en vormen, stond een jong meisje in wit bruidskleed. Twee of drie vrouwen waren bezig de laatste hand aan haar toilet te leggen. Lieftallig met haar kroon van oranje bloesem en onder haar mooien sluier glimlachte het jonge meisje van geluk. In d© deur verscheen madame „Bon- Coquet", zooals men haar in de familie noemt. „Is mijn nicht mooi?" riep zij met haar scherpe stem. „Zijt go niet te zeer ont roerd?" Zij trad nader, bekeek de bruid van onder tot boven en zei „Keurig, lieveIk zal je niet omhel zen, anders neem ik al je poeder mee 1" „Ik heb geen poeder, tante 1" antwoord de liet jonge meisje op den „steek". De „goede" tante verdween en keerde naar het groot© salon terug, naar de me nigte genoodigden, om overal met haar venijnige tong illusies en geluk te ver hoesten. Mevrouw De Vauchelle9 trad op haar dochter toe. „Wees niet bedroefd om haar woorden, arme Suzanna; gij weet, dat zij altijd zoo is... Uw sluier is prachtig, kind." „Nietwaar, mama!" zoi de bruid weer glimlachend. >>Hij is ook van mijn ver loofde ,rUw vorüoofdoGij csoogfc nu wel zeggen uw man, daar gij gisteren op hot stadhuis getrouwd zijt", zei mijnheer De Vauehellos, terwijl hij binnentrad. „Neen, het stadhuis telt niet mee!" zei de bruid. De genoodigden gingen allen naar liet kleine salon, om de bruid te bewonderen. Suzanna glimlachtezij glimlachte, den geest verwijderd van al die menschen, denkend aan haar verloofde, dien zij innig liefhad Jong, verstandig, rijk, uitvinder van een zeer lichten en machtigen motor, was hij op weg om beroemd te worden. Zijn vrisDd en oude mede-leerling, baron Henri de Cloarec, die zijn vrijen tijd en zijn groot fortuin ten nutte maakt om de oplossing te zoeken van de bestuurbaarheid van luchtballons, had geweldige reclame ge maakt door zijn motor te gebruiken, om de schroefas van zijn luchtballon te doen loopeo. Men had het portret van beide ingenieurs in de geïllustreerde bladen gepubliceerd; beiden waren beroemdheden van Parijs, Henri de Cloarec was getrouwd, maar Jcan niet, en hoeveel moeders hadden niet een man als hij voor haar dochter ge droomd... Suzanna, die wist, dat men haar benijd de, voelde zich dubbel gelukkig. Het was middag; het uur, waarop het hu welijk in de kerk van Saint-Philippe- du-Roule vastgesteld was. Jean, steeds zoo nauwgezet, was er nog niet. Suzanna werd ongerust. Madame „Bon-Coquet" trad op haar nicht toe, „Gij ziet het, mijn lieve, of het stadEurs telt! Hij is thans je Iman en komt nu al te laat Gij moet er echter maar niet leelijk om kijken, zoo gaat het in het leven." Een traan parelde in de oogen van Su zanna. „Slang 1" mompelde ze. Een halfuur verliep, maar de bruidegom wae er nog niet. Mijnheer De Vauchelles besloot ten slotte, zijn knecht te sturen, om te hooren waar de jonge man bleef. De knecht kwam na verloop van een kwartier terug, hijgend en blazend, en zei tot zijn meester, die hem op de trap op wachtte: „Mijnheer Clavelier is vanmorgen om acht uren uitgegaan, gekleed in een ge woon pak, en men heeft hem nog niet te ruggezienZijn knecht, Baptist, weet verder niete Mijnheer De Vauchelles was radeloos. Hij verhaalde zijn dochter wat hij gehoord had en zei: „Laat ons wachten". „Wachten? Waartoe?" izei „Bon-Co quet". „Het is duidelijk, dat hij nu niet meer zal komenW© moeten de gasten wegsturen Suzanna slaakte een kreet en wankelde. Men bracht haar bewusteloos weg. Zij lag in haar bed, toen zij uit haar be wusteloosheid ontwaakte. Haar vader en moeder bogen zich over haar heen. Maar zij wilde alleen zijn met haar groot© smart. Het hoofd iu het kussen verborgen, ween de zij Lang als een kind...De mooie krans van oranjebloesem lag op den grond in een hoek, waar men hem had neergewor pen, toen men het arme kind inderhaast ontkleed had. Mijnheer De Vauchelles liep in zijn ka mer roet groote schreden op en neer, het hoofd gebogen, met starenden blik, als om een geheim te doorgronden. „Ik begrijp er niets van... Ik heb alles verondersteld, maar alles is onmogelijk... Ik ken Jean; het is een eerlijke, rechtscha pen jongen, een werkezel, een ernstjg man. Er moet hem een ongeluk zijn overkomen, anders kan ik niets veronderstellen..." Zijn bediende bracht hem verscheidene telegrammen. Hij opendo er haastig eeni ge, maar het waren alle telegrammen van rouwbeklag. Men wist het ongeluk, dat hem getroffen had; men condoleerde hem, men betuigde hom zijn leedwezen, enz. Mijnheer De Vauobelles wierp kwaad die leugenachtige papiertjes weg, en toen in den loop van den avond zijn bediende hem nog verdere telegrammen, brieven en kaartjes overhandigde, wierp hij ze alle ongelezen op zijn bureau. Den volgenden morgen had mijnheer De Vauchelles uit gewoonte zijn krant op«nge- vouwen, toen zijn blik viel op een nieuws bericht met het hoofdje: „Een ballon ont snapt." „Gistermorgen om acht uren deed ba ron Cloarec proeved met zijn bestuurbaren luchtballon, toen plotseling een hevige wiad opstak, die de touweD, waarmee de ballon was vastgemaakt, deed breken. Alio pogingen der mannsD, er bij tegenwoone&g, waren niet in staat den luchtballon te weerhouden, die als een pijl omhoog schoot. Een sterke westenwind sloopte den ballot, mee, waarin gezeten waren baron Cloarec en een zijner vrienden. Men is tot nu toe zonder nieuws van de luchtschippers." „Indien dc verloofde mijner dochter..." Mijnheer De Vauobelles snelde naar de kamer van zijn dochter en riep haar toe: „Luister..." Hij las haar het nieuws voor. Suzanna richtte zich in haar bed op. „Ik wist het wel, dat alleen een onge luk Zij was vreeselijk bleek; zij kon niets meer zeggen. Op dit oogenblik weerklonk eeD bel in de anti-chambre, haastige schreden werden ge hoord... en Jean kwam zich hijgend voor haar bed werpen. ,.Ik was naar het boscb van Boulogne gegaan om alleen te wandelen en alleen aan u te «denken. Cloarec zag mij... hij wil de een proef nemen... O, Suzanna, vergeef mij I" Of zij hem vergaf 1 Zij nam zijn hoofd tusschen haar kleine handen en zag hem liefdevol aan, gelukkig ovqr het weergevon den geluk. Der. volgenden dag werd het huwelijk voltrokken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 12