LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG I APRIL. VIERDE BLAD. Brieven van een Leidenaar. Tweede Kamer. FEUILLETON. Het Geheim van het Apothekershuis. No. 13888. Anno 1905. xci. Daar is in dea laatstca tijd ïu het Lcid8ch Dagblad" al zoo hot oen en ander gezegd over en naar aanleiding van do ook ii'i dezo gem een to opgerichte „Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose'. Do redactie heeft het plan kort en kracb- tig aanbevolen en tot steun opgewekt, prof. Nolen heeft nog eens het doel en hot W ut reven der vereeniging uiteengezet en alt een andere correspondentie is gebleken, 9 dat de jeugdige vereeniging niet in con- I currentie zal treden met andere, in het I bijzonder niet met een dames-vereeniging, E 'die zich voorstelt menschen, die pas uit een sanatorium vandaan zijn gekomen te helpen en te steunen. Juist zal dozo laatste vereeniging die ivoor de bestrijding der Tuberculose kunnen helpen en met ha-ar samenwerken. Zoo zijn langzamerhand de bezwaren uit 'den weg geruimd en wordt de wsg gc- baand, die dc menschenvrienden brengen moet naar den secretaris der vereeniging om zich er als donateur, lid of begunstiger aan te melden. Toch hoorde ik dezër dagen nog een bezwaar er tegen opperen, niet openlijk, want zoo komt men daar niet vooruit, maar in meer dan een ge sprek, dat ik over deze nieuwe zaak voer de, kwam het op don voorgrond. Dat bezwaar wensch ik nu eens even na der to bespreken en als het niet boven j mijn krachten gaat uit den weg te ruimen. Is- het eigenlijk voor do maatschappij wel goed, dat men zijn beet doet de indi- viduen, die door geboorte of door omstan- idigheden voorbeschikt zijn voor de tering I of reeds in een eerste stadium aan de kwaal lijden, nog door. allerlei middelen I Sn het leven te houden? Zullen het wel ooit krachtige mannen I en vrouwen worden, die wezenlijk wat kunnen prestoeren? En bovendien, zullen z<; niet een zwak en slap geslacht voor de I toekomst helpen bevorderen In do planten- en dierenwereld gaan do Zwakken ook ten gronde en «dit strekt tot 1 veredeling 'der soort. In liet b lang voor do toekomst der men- echen-maatschap pij zou het zijn, volgens deze redeneering, dat de krachtige, gezon- ■A de individuen alleen bleven bestaan en jnedewerju..:n tot de instandhouding der menschen soort. En menschen, die zoo redeneeren, zijn er meer dan menigeen oppervlakkig zou den- ken en dezen voelen eigenlijk met veel sympathie voor de jonge vereeniging. Al zullen zo dit niet openlijk zwart op wit uitspreken, het kan best wezen, dat ze liun beurs gesloten houden. En toch, als ik hot wel heb van zelfs hun standpunt nog ten onrechte. Bedrieg ik rnij niet, dan is dc vereeni ging even goed opgericht ter wille van de gezonden als van de zieken. Eën teringlijder kan een heel gezin aan steken en vooral jongeren hebben immers kans de kiemen der kwaal over te nomen, die zich dan wellicht in dezen nieuwen bo dem zullen ontwikkelen en tieren. Dit nu wil men door in het eerste sta dium de ziekte to lee ren onderkennen en door een stelsel van afzondering trachten te vooi komen. Dus ook en vooral voor hot gezond houden en het stuk maken der- soort kan een vereeniging als deze, wezen lijk goede diensten doen. Menschen met zoodanige Spartaanscho opvattingen als ik daar noemde, kuunen met een gerust geweten daarom de pas opgeiic|hüe vereeniging steunen. Doch al 'deed de vereeniging niets anders dan de zwakke, met do kiemen 'dei tering behepte individuen te helpen, dan verdiende ze dien steun nog. Niet alleen, omdat onze tijd vooral op den voorgrond stelt het zwakke, het bulpclooze te redden of steun to bie den, want dat kon nog een ziekelijk stro ven zijn goed bedoeld, doch in 'don giond der zaak verkeerd, maar omdat wij uit gaan van het denkbeeld, dat in een zwak lichaam nog wel ccn maohtige geest kan wonen, die een goede cti zegenende kracht voor 'dc wereld en de mcnschheid kan we zen. Het trof wel tcevallig, dat ik juist voor mij had het verslag van een rede, door onzen stadgenoot prof. Blok dezer dagen over den koning-stadhouder Willem III uitgesproken, toen iemand bovcnaan- geduido stellingten tegojn mij verdedigde. Deze vorst, wiens nagedachtenis men thans dooi do oprichting van een standbeeld wil eeren, omdat hij is geweest de redder van ons land en do verdediger van het hooge ideaal van staatkundig evenwicht en ge wetensvrijheid, zooals de hoogleeraar zeide, was van zijn jeugd af lijder aan een borst kwaal, die hem ten giave zou slepen. Ware het dan beter geweest, dat hij in zijn jeugd was gestorven? Niet *do logge lichaamskracht, maar do ideeën behcerschon de wereld en daar mede is geoordeeld de theorie, die leert: laat maar uitsterven wat uit zijn cigon niet krachtig genoeg is om aan ziektekiemen cn kwalen weerstand to bieden. En als wij eens afdalen tot de bijzondere gevallen, dan springt het nog duidelijker in het oog, dat ook doze theorie... grauw is en groen de practijk, die er niet van we ten wil. Daar is ecD ouderpaar, arm aan geld cn goed, maar rijk in het bezit van een lief meisje of een flinken jongen. Dat kind wordt bleek, begint verrader lijk te kuchen, is... tuberculeus. Zoudt go durven zeggen: laat sterven dat kind, want zij of hij zal een factor wor den tot het vormen van een lichamelijk zwak geslacht?" Immers, neen I Gij zoudt er gaarne toe bijdragen om dien jongen lijdenden mensch te brengen i'n levensomstandigheden, waardoor behoud nog mogelijk was. Welnu, datzelfde wil de jonge vereeni ging tot bestrijding van tuberculose onder veel meer doen. Bestaat zij cn bloeit zij, dan behoeven in ieder bijzonder geval men schenvrienden niet de handen ineen te slaan; zij zorgt er voor op doelmatige en dit is dikwijls op de minst kostbare wijze. Daar wordt een kostwinner of wel een moeder van een talrijk werkmans-, of kleinburgergezin door een borstkwaal aan gegrepen, hoe en waardoor dat weet mis schien de arts alleen, maar het geval ligt er toe. En als daar niet tusschenbeiden wordt gekomen, dan kwijnt die man of vrouw weg en met den eenen mensch gaat waarschijnlijk een gansch gezin ten gronde. Moot hier niet geholpen worden? Zoo vindt de vereeniging tot bestrijding der Tuberculose een uitgestrekt arbeids veld, zoo uitgestrekt, dat aller steun en aller hulp dringend noodig is. Daarom moet elk theoretisch bezwaar zooals ik er een noemde, uit den weg gezet worden, olko andere overweging wijken, voor deze overweging; dab alles moet ge daan worden om de meest verschrikkelijke kwaal, dio de menschheid nog altijd teis tert, to bestrijden en als het mogelijk is te overwinnen, ook in Leiden. Reeds zio ik in mijn gedachten die bui tenplaats Buitonrust", ingericht tot een frisch en stil rustoord voor deze arme lij ders en ik kan er dan vrede mee hebben, dat de gemeente het niet heeft gekocht voor een Volkspark met uitspanniiigs- plaats, omdat het nu nog een veel mooier bestemming heeft gekregen. En al zijn we misschien daarvan nog verre af, op kleiner schaal is ook zoo veel te doen. Zoo zou het mij al zeer gewensohb voor komen, dat er reeds nu een circulaire van de vereeniging uitging aan de Leidsche ingezetenen, om te wijzen op de hooge waarde van frissche lucht voor de gezond heid van den mensch. Het zal den prakti- zeerenden artsen onder het bestuur bekend zijn, hoe er in de meeste gezinnen onder de arbeidende klasse vooral, maar ook wel in den burgerstand met dezen eersten en eenvoudigen eisch gespot wordt. Indien van zoo gezaghebbende zijde er eens een krachtige waarschuwing uitging, zou deze, geloof ik, niet zonder gunstigen invloed blijven en menig raam, dat nu dag cn nacht des zomers zoowel als des winters gesloten blijft, wel eens ontsloten kunnen worden. Een kleine maatregel, maar var: onschatbare waarde. Zou de vereeniging haar aandacht ook niet eens kunnen en willen wijden aan die plaatsen, waar een groot deel van hun jong leven onze jongens en meisjes opge borgen zijn, aan onze bewaar- en volks scholen Uit de orvaring, die ik daarvan heb, worden deze gebouwen eigenlijk maar een- of tweemaal in het jaar behoorlijk van stof immers de vruchtbare kweek- ea bewaarplaats voor tuberkelbacillen, om het eens quasi-wetenschappelijk te zeggen gezuiverd. Ik maak daarvan den menschen, d;e voor een schijntje het schoonhouden der schoollokalen op zich nemen, geen ver wijt; ik verklaar alleen, dat naar mijn meening, in onze scholen de reiniging in derdaad te wenschen overlaat. Als ik hot alleen zeg, zal het niet veel baten, maar als het bestuur der vereeniging het onder zoekt en tot dezelfde conclusie komt, zal er wol verandering in komen. Zoo heb ik groote dingen en kleine din gen genoemd, die liggen op den weg der pasopgerichte vereeniging cn dio ze onge twijfeld zal aangrijpen, als de sympathie der Leidsche burgerij zich op krachtige wijze omzet in fi'nancieelen steun. Laat dat zoo wezen I Vervolg der zitting van Vrijdagmiddag. O n d e rw ij s no v e 11 e. Nu do heer Treub van de Regeering niet heeft mogen vernemen, waar wij heen gaan, heeft hij dit trachten op to maken uit de bronnen, welke de overzijde daartoe biedt. En nu is hem gebleken, dat- het geen hersenschimmige vrees is, dat de overzijde, wanneer eij er de macht too heeft, de moder ne of satanische ideeën tegen te houden. Do heer Lohman veroordeelde hedenoch tend de openbare onderwijzers wegens hun krasse uitdrukkingen in couranten, maar wat te denken van krasse uitdrukkingen, als door den heer Lohman gebruikt als „pest", „satanische idee" en dergelijke. De heer Lohman zeide hedenochtend als een openbaar onderwijzer van zoo iets be schuldigd wordt (van het gebruiken van krasse uitdrukkingen) dan heet hij dit lie gen en als de kinderen dan als getuigen worden geroepen, dan komen mannen als Ketelaar daartegen op. De heer Lohman moest als eerlijk politiek man zoo iets niet zeggen als hij niet bewijzen kan. Nog een aantal citaten van Pesch en Oathrein worden door Spr. aangehaald, om aan te toonen dat de R.-K. kerk de ouders verplichten kan hun kinderen te zenden naar de school, door de kerk aangewezen. Dat bij de Christeliik-Historischen geen sprake is van vrijheid van onderwijs, heb ben wij gisteren van den heer Schokking gehoord. Verder hebben wij ook gehoord dat de openbare school zooveel mogelijk overtollig moet worden gemaakt. Hoe is dat nu te rijmen met het door de Regeering verdedigde stelsel van rechtsgelijkheid Fruin schreef destijds, dat de concurrentie der kerk niet anders was dan het middel cm tot het monopolie te komen. Welnu, tot diezelfde conclusie kan men nu ook ko men. Bij de staaltjes van dwang, welke de heer Ketelaar mededeelde, voegt Spr. nog het uitwerpen van een lid der Gere formeerde gemeente te Wilnis, die een paar maal een ander predikant was gaan hoo- ren. De Voorzitter verzoekt Spr. bij het onderworp te blijven. Deze quaestie heeft niets met het ontwerp-schoolwet te maken. De heer Troub l.edoolde alleen aan te toonen, dat als men voor zulk een licht „vergrijp" een broeder in den Heere uit werpt, wat dan den ouders wel niet te wachten staat, als zij zich verstouten hun kinderen, naar de openbare school te zen den. De heer De Vries: Wat was nu hier de dwang? De heer Treub: Dat dc man nog niet eens vrij was een paar malen een ander predikant te gaan hooien. Vervolgende zegt Spr., dat in 1889 niet betoogd is, dat or r eoh tegel ij khei'd zou zijD tussehen de bijzondere en openbare school, maar dat er reclitsgelijkhoid voor de ouders zou zijn, die vrede hadden met 'de openbare cn met de bijzondere school. Men heeft toen gewild gelijkheid en de eerbie diging van levensbeschouwing, maar geenszins gelijkheid in financiën. De vrij zinnigen willen 'Je conscientieviijheid van het bijzonder onderwijs eerbiedigen, maar van hot oogenblik af, dat de Staat geld geeft, kan hij principieel rekenschap vor deren van de wijze, waarop het geld be steed wordt. Twee wegen zijn voor het pa rallel istische stelsel mogelijk, en wel lo. dat 'do Staat do handen aftrekt van het onderwijs cn alles aan bijzondere krachten overlaat, of: 2o. dat de Staat heel hot onderwijs brengt bij den Staat. Dat laatste stelsel zou Spr. nog vei kie zen, want daarmede zon het drijven naar de bijzondere 6ohool ophouden. Van 'Je vrijzinnigen mag en kan men echter niet eis'chen, dat zij zouden meewerken om aan de bijzondere school de middelen te geven om dc openbare school te doen veidwijnen. Alsnu komt Spr. tot 'de grondwettige quaestie. Hij herinnert er aan, dat in 1889 minister Maokay zeide, dat nu ver kregen was, wat redelijkerwijze binnen de grenzen der Grondwet kon geëischt wor den. Sedert is men echter al heel wat ver der gegaan en nu wil men zelfs zoover ko men, dat men zegt: er mag niet meer aan het openbare onderwijs gegeven worden of hetzelfde moet ook liet bijzonder onder wijs gegeven worden. Dat acht Spr. abso luut in strijd met letter en geest der Grondwet. Hij begrijpt niet hoe een man als dc heer Lohman zoo iets verdedigen kon. Met groot genoegen heeft Spr. intus- schen gehoord, dat de heer Lohman do grenzen de* Grondwet wil uitzetten naar gelang van 'dc tijdsomstandigheden. Te zij ner tijd zal hij hem daaraan herinneren. Nu komt Spr. tot de pacificatie en hij betoogt, dat als daarvan niets is terecht gekomen, dit de schuld is der anti-revolu tionairen. Het is een volkomen onjuiste voorstelling, alsof do overzijde wil blijven binnen d© grenzen 'der pacificatie. Het te gendeel is waar. De schoolstrijd op poli tiek terrein is hervat. Met artikelen uit „De Standaard" van 1895 toont Spr. aan, dat van anti-revolu tionaire zijde de schoolstrijd op politiek gebied niet is losgelaten, en het gaat niet aaD thans op 'de libeialcn den schijn te laden of zij dien weder hebben doen ont branden en daardoor in dit vicijarig tijd perk sociale wetten hebben tegengehouden. Ten slotte de gemeentefinanciën. Na de uitnemende rede van den heer Röell op dit punt zal Spr. kort zijn. Do berekening, welke de heer Lohman hedenochtend maak te, zal Bartjos zaliger hem niet verbete ren. Dc heeT Lohman ging Nan de rede neering uit, dat al het geld, dat de ge meenten meer zouden ontvangen voor on derwijs, zou gebruikt worden let vermin deling van gemeentebelasting. Hoe weet hij dat? De Memorie van Antwoord zegt precies het omgekeerde. Daar staat: wij geven geen geld meer aan de gemeenten, want zij zouden het geld toch maar voor do openbare scholen gebruiken en het viaagstuk der gemeentefinanciën zou dus niet worden opgelost. Resumeerondo zegt Spr., dat ons hier een wetsontwerp wordt overgelegd, dat beoogt de bijzondere school te bevoorrech ten en ons 'de opcnbaie te ontfutselen, dat strijdt tegen de Grondwet, dat indruischt tegen do pacificatie van 1889 en het arge- loozo volk misleidt. Onnoodig te zeggen, dat hij aan zulk ccn ontwerp zijn stem niet geven kan. Dinsdagmorgen te 11 viren voortzetting. Vereeniging lol bevordering der eiden. Yior cn zeventigste vergadering ge} aden in het Nutsgebou— Ktttwyk aan don Ryn. Do principalen voor de groene veiling, gisteravond ver gaderd in het hotel „De Roskam", beslo ten die veiling to houden in de laatste week van April. Ruim 400 nummers zul len alsdan worden geveild. Katwijk. Bedroeg heb aantal kiezers ten vorigen jare voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1113, thans is dit vol gens de vooTloopig vastgestelde kiezerslijst geklommen tot 1250. Aan deze vergadering ging vooraf een kunstbesohouwing van het plaatwerk „In nen Decoration", welwillend afgestaan door den heer D. v. Lith. Dc voorzitter', de lieer G. v. Dn. opende deze vergade ring. Aan de orde was wederom de bespreking van tal van viagcn, die waren ingekomen, en die werden ingeleid door do „Dobat- commissie". Enkele dozer dragon waren van ouden datum, hetgeen dc heer Meyn deed verzoeken, de vragen die urgent zijn, wat spoediger af te doen. Hieitoe zal van-' zelf het bestuur gaarne medewerken. De eerste vraag: „welk verschil er is tiL&- schen Engclsch-aarden en z.g.n. gresbui- zen?" weid aan de hand van een brochure van den heer Laurillard te Deventer, door den heer Planjer ingeleid, waaruit bleek, dat de Hollandsohe buizen minstens even goed zijn als de grèsbuizen. Iedere buis is goed, die bepaald tot giès gebakken is. Do heoren Wernink en De Ridder geven hier in ook hun meening to kennen. De tweede vraag, waar vooral de reuk organen bij te pas komen, was, of het Lier- nur-stelsel te Leiden goed werkt, of het niet to duur is en waarom het niet meer uitgebreid wordt? Do hoeren Planjer en De Ridder, ongetwijfeld beiden specialiteit op het gebied van rioolstelsels, kwamen over deze zaak in het vuur. De conclusie was, dat het Liernur-stelsel wel tamelijk goed werkt, niet te duur is, doah dat voor Leiden het spoclsysteem wenschelijker is. Een lid wensehto te weten wat dextrine is en wat de prijs is. Nu, deze vraag werd eenvoudig opgelost door den heer A. Maass, die meedeelde, dat dextrine is een soort zctmcelgom. bij de spoorwegen in gebruik als plakmiddel. De kosten zijn bij 20,00?- K.G. 15 a 17 cents per K.G. Ook werd gevraagd hoe dc groene aanslag van kalkzandsteen is te verwij deren. Do raad werd gegeven eerst goed schoonmaken met water en vervolgens met een verdunde sublimaatoplossing. Dc vijfde vraag: of er niets gedaan ken. worden door de vereeniging om het vermin ken van typisch oude geveltjes tegen te gaan behoorde, naar m n meende, thuis bij onzen g each ten gemeente-archivaris. Vervolgens worden door den heer O. M. van Sillevoldt verschillende door hem ver, glaasdc voorwerpen geëxposeerd, waarbij hij de noodige technische verklaringen gaf, ten minste voor zoover hij zijn fabrieks geheimen wilde loslaten. Ten slotte gaf do secretaris, in zijn quali- teit van stukadoor, op een nieuwe vraag of eerst in het ruw zetten van plafonds voord eel en biedt boven z. g. n. achter elkaar afwerken het naar zijn meening af doende antwoord, dat het eerste beslist aan te bevelen is, zoo vat betreft koeten als duurzaamheid. Deze vraag werd dus wel heet van den naald beantwoord. Daarna sloot de voorzitter de vergadering, F. A. W. I>c aftiaiting cu drooglegging der Zuiderzee. Het dage lij ksch bestuurder „Zuiderzec- vcreeniging" heeft in den Boekhandel cn drukkerij voorheen E. J. Brill te Leiden la ton verschijnen„Dc afsluiting en droog legging der Zuiderzee in de beide Kamers der Staten-Generaal." Daarin wordt een overzicht gegeven van liet belangrijkste wat van Maart 1902 tot Februari 1905 in de beide Kamers over do Zuiderzeecaak is verhandeld. Het bestuur was van oordeel, dat verschillende bewerin gen en opmerkingen tijdens en naar aanlei ding van het verhandelde dringend een weerlegging van de zijde der Zuiderzee-ver-v eeniging oischten. Daarom heeft het zijn se cretaris mr. G. Vissering de opdracht ge geven aan 't overzicht van deze begrootings- debatten een naschrift toe te voegen met een afzonderlijke nota over het visschcrijbezwaar waarin verschillend? belangrijke punten nog kortelijk worden behandeld. I 8) Dc ramen van Martha's kamer, die ge lijkvloers lag, zagen op don tuin uit, en toen zij heb venster opende, bleven haar oogen met een uitdrukking van groote ver rassing op de takken van een Meidoorn rusten, die vlak bij baar kamer stond en 'die vandaag een zeer ongewonen last droeg. Een bijzonder elegante ridicule van rose zijde, waarop klaverblaadjes van vieren geborduurd waren, hing daar onder een scherm van waterdicht papier, dat over de takken uitgespreid was. „Otto I Otto zeide Martha met bevende lippen en de tranen over een geluk, waar van zij meende voorgoed afstand gedaan te hebben, kwamen haar in dc oogen. Ja, Otto had haar nog lief I Zou hij haar anders dozo verrassing bereid hebben? Van daag was hot haar verjaardag. Hij had daaiaan gedocht. Hij was hierheen geko men, alleen om haar een verrassing te be reiden en om haar te bewijzen, dat een treurig noodlot, niet echter gestorven lief de, hem van haar verwijderd hield. Dat dit zoo eigenaardig aangeboden ge schenk van Otto was, wist Martha zeker. In dien gelukkigen tijd, waarin haar vader Zelf het zoo graag gezien had, dat zij elkaar hof hadden, hadden zij eens voor do grap samen afgesproken, dat ieder geschenk, dat Otto haar ooit zou geven, een klaverblaadje Van vieren dragen moest, en zoo had Otto gedaan. Een aardige kleine kalender, die nu nog op Martha's schrijftafel lag, even als nog meer andere kleine geschenken, droegen alle het afgesproken teeken. Overgelukkig haalt Martha de ridicule met bevende hand naar binnen. Zij is bij zender opgewonden. Zij is er bijna zeker van, dat het taschje een gewichtigen inhoud heeft, dat het een brief bevat. Eindelijk dus zal zij vernemen, wat er tussehen Otto en haar vader gebeurd is en dan.dan zal misschien alles uog goed worden I Dat denkt zij, maar vóór zij er toe komt om do ridicule te openen, hoort zij iemanl naderbij komen; iemand wiens voetstap zij niet kent, want zoo langzaam cn zwaar lcopt niemand in huis. Martha is zeer verwonderd en een on aangenaam gevoel bekruipt haar. Waarom laat men dan een vreemde naar haar toe gaan? Gelukkig, dat zij aangekleed is I De ridicule bergt zij snel in een kast wog en zij gaat dan naar de deur, die zij ongeduldig open doet, want zij wil weten, wie daar zoo langzaam naderbij komt. En nu zij bet weet, uit zij een kreet van schrik, want Babette staat voor haar, be vend, ontdaan, met tranen in dc oogen. „Wat is er gebeurd? vraagt het jonge meisje angstig en grijpt de hand van de keukenmeid, die zwaar op een leuningstoel rust. „Schrik niet, juffrouwbegint de oude en dan slikt zij een paar maal on kan niet verder spreken. Nu begrijpt Martha dadelijk, dat cr een ongeluk gebeurd is. „Wat is or met met mijn vader?" sta melt zij; want alleen aan hem denkt zij nu. Daar omvat Babette haar plotseling en drukt haar aan haar oud, trouw hart. „Hij is dood, zegt zij daarbij zacht cn strijkt Martha ovei het blonde haar; maar nog is zij niet klaar inct haar ongeluksbood schap. Het ergste moet nog gezegd worden. „Hij 13 vrijwillig gestorven," vervolgt Babotte nog zarhter, maar niettegenstaande dat verschrikkelijk duidelijk. Eon diepe zucht ontsnapt aan Martha's bleeke lippen, daarop zinkt zij bewusteloos neer. II. Nadat Frits zijn toilet gemaakt had, ging hij, zijn muzikale oefening voortzettend, naar het laboratorium, dat hij iederen morgen moest schoonmaken. Om dit te be reiken, moest hij eelst door een groote voorkamer gaan, «die verscheiden kasten en een werktafel bevatte, waarop Fr lts gewoon was de verschillende theesoorten in to pak ken. Juist gisteravond was hem door mijn heer Velius dergelijk werk opgedragen en hij had er lichtgroene zakjes voor gebruikt, waarop een takje lindebloesem was afge beeld, want het was Imdebloesembheo ge weest, die hij voor den verkoop moest ver- deelen en in zakjes pakken. Dit was iets nieuws, 'dat Velius pas kort geleden had ingevoerd, om de velschillende theesoorten in zakjes te pakken, die aan den buitenkant een monster van den inhoud vertoonden. Een menigte van die zakjes lag nog op de werktafel. Toen Frits, dio reeds den bezem in de hand had, dit bemerkte, floot hij even zachtjes. Dat was zoo zijn gewoonte, wan neer hij zich over het eon of ander oi-g verwonderde. Nu verbaasde hij er zich over, dat, hoewel hij vergeetachtig was ge weest en het papier' niet in de kast gelegd had; hij niet d or zijn patroon teruggeroe pen was, om zijn vergrijp goed te maken. Velius was namelijk, en hierin moest men hem prijzen, zeer op orde en zindelijkheid gestold, vooral in zijn laboratorium, en zoo had hij eens voor altijd bevolen, dat nooit iets mocht blijven rondslingeren, maar 'dat alles dadelijk na gebruik in daar voor bestemde, goed sluitende kasten moest geborgen woi^en. Ju;st in den laatsten tijd had hij er bijzonder op gelet, dat zijn orders nauwkeurig werden opgevolgd, en nog gis teren had Frits z'.j. een berisping over zijn gebrek aan netheid op den hals gehaald. En toch was hij weer in zijn oude fout teruggevallen; gelukkig, dat zijn meester het niet gezien had, nu kon hij het papier spoedig opbergen. Er was echter nog iets anders, dat niet in ordo was. De deur, die van de voorka- j mcr in het laboratonum voerde, stond half open, wat ook niet gebjuren mocht. Frits liep er heen om haar te sluiten, maar hij voerde zijn voornemen niet uit. Hij* bleef voor de open deur staanmet wijd open gesperde oogen keek hij naar zijn meester, die hem nooit meer een ruw woord zou toevoegen, 'dio stijf en onbeweeglijk diep in zijn stoel leunde, en wiens bleek, vertrok ken gezioht dat van een emede was. Gedurende enkele seconden bleef het jon ge mensch op Velius staren; daarop vloog hij weg en vertelde aan Babette, wat er ge beurd was. Die twee gingen toen met elkaar naar het laboratorium, waarop de oude vrouw den moeilijken gang naar haar geliefde meeste res begon. Nadat Martha weer het bewust zijn teruggekregen had, beval zij, toen de eerste hevige uitbaisting van verdriet voor bij was, dat men om Meisburg cn om de politie moest zenden; daarna eerst ging zij naar haar vader. „Wees verstandig, raak hem niet aan, de politie moet hem zoo vinden, zoo&is wij hem gevonden hebben," vermaande Babette. het jonge meisje, toen zij zag, dat dit zich, door droefheid overmand, op het lijk wilde werpen. Dus viel Martha vooi den stoel van den geliefden doode op 'de knieën cn weende bitterlijk. Er viel niet aan te twijfelen, dat Veliuë zich vrijwillig van het leven beroofd had; een fleschje met een doodshoofd er op lag vlak voor zijn voeten. Na- een kwartiertje verschoen Meisburg. Hij kwam met een rijtuig. „Mijn arme, arme Martha!" riep hij be. droefd uit, en nok voordat hij den dood< aangezien had, sloot hij zijn verloofde in d^ armen. Hij was niet minder verschrikt dan zij; uit zijn gezicht was alle kleur verdwenen toen hij zich eindelijk naar het lijk toe» wendde; hij trilde merkbaar, toen zij, zon; der iets aan den doode of aan zijn omge^ ving te veranderen, zich de treurige zeker) heid verschafte, dat uit Velius reeds lang alle leven geweken was. Hij bleef niet lang bij heb lijk, doch keek^ uitvorschend de kamer rond cn ging tocir in de apotheek waar hij maar* h6el kort bleef en toen weer terug kwam. Hij streek zich met de hand over het gezicht cn kaal-' de diep adem. (Wordt (t. volgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 13