Van een Japanner in den oorlog. Jhet. Daar heb ik het weer; uw lachen is altijd een weinig spottend, ik mocht wel zeggen, overmoedig. Dat stond mij tegen. En dat was het ook, waarom ik zooeven zoo biusk tegen u optrad en u zonder ver dere bedenking het masker afrukte. Ik houd niet van die overmoedige vrou wen, of van die vrouwen, die voor over moedig willen doorgaan. Een stille wrevel tegenover u kwam over mij en ik was blij, i u dien met daden te kunnen tooncn, toen u unj de geschiedenis van uw inkomsten opdischte. Die verhalen zijn werkelijk te afgezaagd. Zelfs de goudvinken vliegen daar niet meer op af. U moet wat beters bedenken, mijn waart?!" Wordt u niet al te -vertrouwelijk, waar de heer. Wij naderen Innsbrück en voor wij den coupé verlaten, moet ik u zeggen, dat uw vieee voor de overmoedigheid van de vrouwen niet geheel zonder grond is. Ket was namelijk alles waar, wat ik u vertelde, alles behalve één ding: mijn schulden. Ik heb geen schulden, mijn man is niet in hechtenis cn zendt mjj stipt inijn geld. Bovendien heb ik nog een kapitaaltje in de Bank, dat mij voor mogelijke gevallen ver zekert. Die geschiedenis van de schulden verhaal ik altijd, wanneer de minnaars mij al te vurig naderen. Zij verdwijnen 'dan gewoonlijk. Het is een toetssteen, als meer1 andere, voor mij. Voor u was het een klei ne val. Ik ben zeer verbaasd. Tot nu toe was ik slechts lichtzinnigen, in schulden gestoken, op rijke huwelijken belusten gra ven de baas. Dat ik zelfs valschen graven do baas zou wezen, had ik niet gedacht 1" ,,Hoc, u is werkelijk...?" ,,Ja, ik ben inderdaad barones. En ge lukkig bemerkte ik nog bijtijds dooi" uzelf, dat u geen graaf is, 1 aar een avonturier, wien het niet aan moed ontbreekt, hoog stens aan... hoe zal ik zeggen? Laten wij zeggen, aan scherpen blik. Maar de trein 'is ei. Vaarwel, waarde heer! U hebt weder om eens een schoon uitzicht, waarvan u zooveel houdt. Maar ook dit uitzicht vol deed nieit aan hetgeen het beloofde, vliegt voorbij als de door de zon beschenen berg toppen en als de bloemen in het dal Gedurende de laatste woorden hield de trein stil. De dame gaf haar bagage aan een pakjesdrager over en verliet den cou pé. De elegante heer was niet weinig ont steld. Een oogonbhk scheen hij het besluit te hebben de dame te volgen. Daarna zonk hij op zijn plaats neer- Alles vergeven die vrouwen, maar geen domheid in zekere critieke oogenblikken. En hij gevoelde het, hij was veel te dom geweest. Ia „Mac Millan's Magazine" van Maart veitelt een EngeJ&chman wat ei gebeurde bij het ondermijnen van Port-Arthur. Geleidelijk, voet voor voet, met behulp van theodoliet, waterpas en loodlijn, is een tmijn, geheel volgens het plan van '~en Ja- panschen luitenant-kolonel der genie, ge graven. En indie-i deze instrumenten hun •plicht hebben gedaan, moet het verlangde punt juist onder de hoofdborstwering van het fort thans zijn bereikt. In de kamers onder de borstwering tei zijde van de mijn gang uitgegraven, zijn tonnen dynamiet met zorg opgestapeld. De mannen, dre uren e<n uren aaneen in de 1 \ngang elkaar de pakken toereikten als br andemmers bij een brand, zijn verdwenen. De lont ia aange bracht en bevestigd. En de lading is af gesloten met aarde on rotspuin bijwijze van laadstok, om te beletten, dat de kracht 'der ontploffing rn de mijngang zelve ver lor en gaat. Het rusteloos heen en weer gerij der mijnkarretjes is geëindigd en de mijnwer kers bruin, kleeien, handen, gelaat en haren vol aarde en stof na dagenlang ge wroet zijn weer boven gekomen. Zooals gewoonlijk is met alle kansen rekening ge houden. In alle kamers is zooveel mogelijk ,een dubbele lont aangebracht; do electri- sche draden zijn zorgvuldig, om beschadi ging te voorkomen, in bamboe&kokers langs de gang gelegd. En naast deze dubbele electrisalio lont ligt nog een dubbele ge wone lont, die echter minder betrouwbaar, eerst ra de tweede plaats dienst zal moeten doen. Ver weg, op verschillende afstanden, lig gen do kanonnen reeds gericht op het ten ondergang gedoemde fort. Zoodra de rook van de ontploffing opstijgt, zullen zij hun vuur op de versterking conoentreeren. En onder den regen van spattend staal en gra- naatkogds zullen de aanvalscolonnes de bres bestormen. De bestormers staan gereed, thans nog gedekt in de kwartieren on loopgraven in de nabijheid' van het fort. Zij wachten slechts op het sein om in te rennen op de verschrikte en in verwaï ring gebrachte verdedigers, die de ontploffing en het hol- scho artillerievuur overleefden. Alles is geneed, maar geen minuut to vroeg raag het sein worden gegeven, want hebben niet de luisteraars, uitgestrekt lig gend in de koorgangen in de ingewanden der aarde, de doffe slagen gehoord van do Russen, bezig met het leggen van een te- genmijn? Moeilijk is het te bepalen waar' zij werken, nog moeilijker is het den af stand vast te stellen. En wellicht zijn zij nu reeds bezig de electnsche golci'dingen eu de lonten te vernielen. Ver achter de heuvelhelling is het troe- penkwartier, een hol, uitziende als een uitgedoofde krater. En dat is het ook eigenlijk, ontstaan als het is door de ont ploffing van een kleine mijn, wier kraters, onderling verbonden, een lange gang, een bieede en diepe loopgraaf vormen. Dc 'door de ontploffing opgeworpen aarde vormt een borstwering. Toen de aanvallers be merkten niet dichtoT te kunnen naderen in het open veld, wend deze loopgraaf ge maakt; een tunnel werd aangelegd, de mij nen worden geplaatst en terwijl rotsblok ken en aarde nog neerregenden, sprongen sappeur s en infanteiisten als katten voor uit om deze nieuwe vooruitgeschoven stol ling in bezit te nemen. Met houweel en spade werd zonder verzuim het werk der ontploffing voltooid. En ook als katten, met tanden en nagels verdedigden zij de nieuwe positie tegen eiken tegenaanval. Tevergeefs offerden de vertwijfelde Russen zich op in herhaalde n.achtelijko aanvallen. Do mannen van Nippon hadden eenmaal vasten voet gekregen cn lieten zich door bajonet, bom of kogeJ niet meer verdrijven. Van deze positie uit werd de mij 1 ge legd, die.straks zal worden ontstoken en die den aanvallers een weg zal moeten ba nc n in het fort. Bij den ingang wacht een kleine groep in gespannen aandacht. Op de borstwering te midden der voorbijfluitende en gierende kogels en granaten staat de overste. In zijn nabijheid ligt, onder do hoede van een flink gebouwden sergeant, een onschuldig uitziende 'doos met een krukhet is het uiteinde der helsche machine. Dicht hierbij staan twee mannen, elk de uiteinden van een electrischen draad' in beide handen hou dend. Een soldaat aan 'de veldtelefoon zegt iets; de overste geeft een bevel. En vlug en zwijgend worden de beide draden, dooT een der mannen vastgehouden, aan de dynamo bevestigd. Het is een gewichtig oogenblik en dood lijke stilte heerscht in de kleine groep militairen, wier somber en vuil ge laat nog grooter onrust toont dan gewoon lijk. Weer zegt do man aan de telefoon iets, de overste wendt zich tot deD sergeant: ,,Vuur I" Met forsche, haastige beweging draait de sergeant de kruk om en onwillekeurig bukken allen neer, den adem inhoudend Maar niets gebeurt er I Nog eens woidt de kruk aangedraaid, niets geschiedt. De tweede soldaat nadert en de nieuwe draden worden aan de dynar mo bevestigd. Eén-, twee-, driemaal wordt de kruk gedraaid en met kracht neerge drukt. Maar tevergeefs. „Wie heeft deze leiding gelegd?"- Kapitein Yamatogo v*i de Keizerlijke Japamsche genie treedt naar voren en brengt het militair, saluut: een kleine, norsch-uitzicndo man, zéé bedekt met zweet en vuil, dat men hem voor een koelie zou houden. Hij is verantwoordelijk; hij had den dienst; maai hij heeft hot geluk te zijn uitgekozen onder de vrijwi.iigere om, in dien noodig, de lont te ontsteken. Eon on derzoek naar zijn schuld kan tot later wach ten. Een kort bevel en de officier3 maakt rechtsomkeert. Hij bindt een kleine electri se he lamp voor het voorhoofd, slingert een dikke streng veiligheiuslont over den schouder on na een kort saluut treedt hij de mijngang binnen. Op het oogenblik is er' nog geen gevaar- Geen lont is aangestoken cn een plotselin ge ontploffing is dus onmogelijk. AJ voortgaande'denkt de officier over do mogelijke oorzaken van het gebrek. Hij peinst over een 'dof geluid, dat hij daar stiaks meende to hooren in de richting van den tunnel. Niemand hoorde het to midden van het rumoer. Hij dacht dus, dat zijn ooren hem bedrogenmaar thans, nu hij alleen is, denkt hij weder aan dit geluid. Na eenige minuten vindt hij een hinder paal op zijn weg; de linkerzijde van de gang en wellicht ook de zoldeiing zijn in gevallen. Hier was een zwak punt en hot houtwerk, tot versterking aangebracht, ligt versplinterd in het rond. Haastiglijk zoekt hij naar het merkte eken aan de wanden, den afstand aangevend'van de monding van de mijngang, en hij ont dekt, dat hij slechts enkele meters verwij derd is van de plaats, waar de mijn is dicht gestopt, zoodot do lontverbindrag door' aarde en puin 's bedekt. Nog stilstaande en overleggende, hoort hij stemmen in zijn nabijheid en onwille keurig trekt hij zijn zwaard en wacht. De oorzaak van de fout ia ontdekt. Ziju oor heeft hem niet bedrogen. De vijand heeft een kleine tegen mijn gelegd en do mijngang is door hem vernield. Het plan dei aanvallers schijnt voorloo pig mislukt. Het zal onmogelijk zijn in enkele uren de gang weer vrij te makeD. Maar wat is dat? Hij ziet in een hoek een donkere opening en wroetende met .10 handen, ontdekt hij, dat deze opening juist groot genoeg is om er door te kiui- pen. Op den buik liggend, schuift hij voort en een tiental meters verder ver'- wijdt zich de opening. Hij bevindt zich we der in de gang, die slechts voor een klein deel blijkt vernield te zijn. En hier vindt t hij de lont met het snelbrandend sas, thans niet meei met de veiligheidslont verbon den. Kapitein Yamatogo weet, dat het aan steken van de lont hier den dood beteekent. Maar daar hij niet zijn leven ooodeloos wensoht te offeren, tracht hij een nieuwe veilgheidslont aan het sas te bevestigen, zoodat hij in staat zal zijn terug te gaan eer de ontploffing plaats heeft. Slechts enkele minuten zullen hiervoor noodig zijn. Maar op dit oogenblik hoort hij een zachte stem, nog dichter in de nabijheid dan te voren. Er is geen tijd to vei liezen. Hij hoorde een Russische stem. Spoedig is een besluit genomen en kalm wordt het uit- gevoerd. De officier neemt zijn pijp en vult deze met tabak. En intusschen her- nert hij zich, dat l ij juist boven de pl-J*, waar hij thans zijn gioote weTk zal ver richten, eens werd geslagen door een Rus- sischen officier, toen hij als koelie daar weikte- Hij denkt aan zijn vrouw in het vriendelijk tehuis t© Osaka, en aan ziju beide levenslustige knapen. Dan steekt hij de pijp aan en na een langen haal, den rook uitblazend onder den donderenden kreet Banzai 1" drukt hij het uiteinde van de lont in den gloei- enden pijpekop. Een gesis, een regen van vonken. Voor do wachtenden scheen het alsof de Foejiyama ,de vuurspuwende berg, zelf in het foTt tot uitbarsting was gekomen. En enkele minuten latei stormen en strij den de mannen van zijn compagnie boven de laatste rustplaats van kapitein Yama togo van. de Keizerlijke Japansche genie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 10